Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Deel I De dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.3 Agnosticisme, inductivisme en de werkzaamheid <strong>van</strong> het verstand<br />
<strong>Dietzgen</strong>s betoog laat zich lezen als één lange polemiek tegen religieuze relicten in wetenschap en<br />
<strong>filosofie</strong>. <strong>De</strong>ze bestaan naar zijn idee op subtiele wijze voort in vormen <strong>van</strong> agnosticisme, zoals in<br />
de denkbeelden <strong>van</strong> wetenschappers als E. du Bois-Reymond en zelfs in Haeckels monisme. Maar<br />
sommige <strong>van</strong> zijn eigen uitspraken laten een agnosticistische interpretatie toe. Een voorbeeld<br />
hier<strong>van</strong> is de formulering dat alle dingen ‘aus Wirkungen zusammengesetzt sind’, die verbonden is<br />
met de bewering dat ook het denken een ervaren ding is zoals andere dingen: ‘Die Menschenseele<br />
ist ein Erfahrungsgegenstand wie jeder andere.’[8] In hoeverre wordt de werkelijkheid hier tot een<br />
ervaring gereduceerd, waarachter toch nog een onkenbare realiteit schuil gaat? Gezien vele<br />
uitspraken elders, zou <strong>Dietzgen</strong> zich onmiddellijk tegen deze interpretatie verzetten: een ding heeft<br />
een eigen realiteit, is kenbaar, en het menselijk verstand heeft bovendien een eigen werkzaamheid.<br />
<strong>De</strong> nadruk op de dingen als ‘werking’ is vooral gericht tegen het benoemen <strong>van</strong> metafysische,<br />
absolute oorzaken verborgen achter de verschijnselen, die <strong>Dietzgen</strong> als niet-<strong>dialectisch</strong> en als in<br />
wezen religieus beschouwt. <strong>Dietzgen</strong> is de filosoof <strong>van</strong> de ene wereld, die alle twee-werelden- of<br />
meer-werelden-opvattingen bestrijdt.<br />
Dit monisme is een empiristische noch inductivistische reactie op het agnosticisme. <strong>De</strong><br />
werkzaamheid <strong>van</strong> het verstand reconstrueert de eenheid <strong>van</strong> de wereld. Dit is echter niet geheel<br />
onproblematisch. Aan de ene kant is <strong>Dietzgen</strong> sterk onder de indruk <strong>van</strong> filosoferende<br />
wetenschappers als J. von Liebig, die het inductivisme hoog in hun vaandel voeren.[9] Een<br />
hoofdpunt blijft voor hem het kenproces te zien als een proces <strong>van</strong> het veralgemenen <strong>van</strong> bijzondere<br />
gegevens. Hoe uit de bijzondere gegevens de algemene begrippen tot stand worden gebracht wordt<br />
evenwel niet kritisch uitgewerkt. Inductie, het ontwikkelen <strong>van</strong> algemene of abstracte begrippen op<br />
basis <strong>van</strong> bijzondere ervaringsgegevens, is dé methode <strong>van</strong> de moderne wetenschap, meent<br />
<strong>Dietzgen</strong>. Daartegenover wijst hij echter nadrukkelijk een wetenschapsopvatting af, waarin men<br />
meent onbevooroordeeld feiten bijeen te kunnen sprokkelen en zo kennis te kunnen vergaren. In een<br />
<strong>van</strong> zijn eerste brieven aan Marx schrijft hij ironisch over Büchner. Büchner stelt: ‘Now what I want<br />
is, – facts.’ <strong>Dietzgen</strong> reageert: ‘..., but he does not know what he wants’.[10] Het gaat de<br />
wetenschap niet zozeer om feiten als wel om verklaringen <strong>van</strong> de feiten. In dezelfde trant verwijst<br />
<strong>Dietzgen</strong> naar het voorwoord <strong>van</strong> de eerste druk <strong>van</strong> Marx’ ‘Das Kapital’: ‘Mit Seziermesser,<br />
Mikroskop und Experiment mag noch viel zu entdecken sein; aber das macht die logische Tätigkeit<br />
nicht überflüssig.’[11]<br />
2.4 <strong>De</strong> begrippen kwantiteit en kwaliteit<br />
In <strong>Dietzgen</strong>s kentheorie worden sommige formuleringen onvoldoende uitgelegd. <strong>De</strong> lezer moet dan<br />
naar betekenis en draagwijdte er<strong>van</strong> raden. Zeker de arbeiders, voor wie <strong>Dietzgen</strong> toch begrijpelijk<br />
wil zijn, zullen hem moeilijk hebben kunnen begrijpen wanneer hij schrijft dat de zintuiglijkheid<br />
absoluut kwalitatief is en geen kwantiteit bezit, terwijl de functie <strong>van</strong> het denkvermogen er in<br />
bestaat absoluut kwantitatief te zijn: ‘Die Praxis, die Erscheinung, die Sinnlichkeit ist absolut<br />
qualitativ, d.h., sie hat keine Quantität, keine Grenzen im Raume und in der Zeit, dagegen aber ist<br />
ihre Qualität absolut mannigfaltig. So unzählig wie die Teile einer Sache, so unzählig sind ihre<br />
Eigenschaften. Die Funktion des <strong>De</strong>nkvermögens, der Theorie besteht umgekehrt darin, absolut<br />
quantitativ zu sein, Quantitäten nach Willkür, in unbegrenzter Zahl zu schaffen, jede Qualität der<br />
sinnlichen Erscheinung als Quantität, als Wesen, als Wahrheit, zu begreifen. Jeder Begriff hat ein<br />
Quantum sinnlicher Erscheinung zum Gegenstand. Jeder Gegenstand kann vom <strong>De</strong>nkvermögen nur<br />
als Quantum, als Einheit, als Wesen oder Wahrheit er- oder begriffen werden. Das<br />
Begriffsvermögen produziert im Kontakt mit der sinnlichen Erscheinung das, was erscheint, was<br />
wesenhaft, was wahrhaft, was gemeinschaftlich oder allgemein ist.’[12] <strong>De</strong> gekozen formulering is