Jaarverslag 2006 - De Oever

34
Toelichting bij de tabellen op pag. 33 en 35:
evoluties 2006
EVOLUTIE 1:
Er is binnen thuisbegeleiding een duidelijke evolutie merkbaar
naar een hogere bezettingsgraad, alsook naar minder langdurige
begeleidingen.
Dit heeft te maken met verschillende elementen.
Een eerste element is ons engagement als dienst samen met
de verwijzers, de andere thuisbegeleidingsdiensten in
Limburg en de Centrale Wachtlijst (CWL) om de beschikbare
capaciteit zo maximaal mogelijk te benutten. In deze context
wordt er gepoogd om afronding en opstart van thuisbegeleidingen
zo vlot mogelijk op elkaar af te stemmen. Dit lukt
behoorlijk dankzij de goede samenwerking met de CWL.
Hierdoor wordt er heel wat tijd bespaard tijdens de voorbereiding
van de opstart van een begeleiding.
Een tweede element is het verkorten van onze opstartprocedure.
Op vraag van de CWL hebben we in februari 2006 onze
opstartprocedure ingekort en is het kennismakingsgesprek
voor de opstart van een thuisbegeleiding weggevallen.
In de nieuwe opstartprocedure wordt er meteen gestart met
een intakegesprek. Het eerste contact is ook het opstartmoment.
Dit maakt een snellere start van thuisbegeleiding
mogelijk. Het wegvallen van het kennismakingsgesprek heeft
als nadeel dat mede hierdoor het aantal zeer kortdurende
begeleidingen (0-6 maanden) stijgt. We stellen in deze situaties
vast dat de indicatiestelling nog niet altijd optimaal is,
soms is er meer hulp nodig dan thuisbegeleiding kan bieden,
soms is de weerstand te groot, soms is de vraag niet meer
actueel door de lange wachttijd, … In het verleden merkten
we dat dergelijke elementen tijdens een kennismakingsgesprek
reeds aan bod kwamen en dat deze in een situaties
leidde tot de keuze van niet opstarten. Wij hopen in
de toekomst op een steeds betere afstemming tussen
de hulpvraag van de cliënt, de indicatiestelling van de verwijzer
en ons aanbod van thuisbegeleiding, waardoor
het aantal zeer korte begeleidingen opnieuw kunnen dalen.
EVOLUTIE 2:
Een tweede evolutie die zich verder zet is de tendens naar
minder langdurige begeleidingen. Reeds de voorbije jaren
was er de keuze van de dienst om de zinvolheid van begeleidingen
systematisch te evalueren in overleg met de verwijzer.
Wanneer er blijvende ondersteuning nodig is in sommige
gezinnen zal er sneller gezocht worden naar alternatieve vormen
van hulpverlening die deze ondersteuning verder kunnen
bieden. We stellen vast dat ook de verwijzers steeds meer
deze visie delen en mee waken over het niet laten dichtslibben
van de voorziene capaciteit door zeer langdurige
begeleidingen.
Beide evoluties hebben als resultaat dat een groter aantal
cliënten geholpen kunnen worden. Daarnaast betekent een
groter begeleidingsverloop echter ook een hogere werkdruk
voor de dienst (veel intensieve opstartfases, meer verslagen
zoals handelingsplan, evolutieverslag, eindverslag, meer
overnames van begeleidingen tijdens verlofperiodes,…).
We willen in de toekomst zeker bewaken dat onze kwaliteit
naar de cliënten toe gegarandeerd kan blijven!
Jaarverslag vzw De Oever 2006