BIAXiaal 185 163.6.4 Huifakker 2000 waterput (contextnr. 2-3)De waterput dateerde uit de midden-Romeinse tijd (derde eeuw). De put, met eendiameter van ruim één meter, was voorzien van een vlechtwerkwand. Twee monsters vanhet vlechtwerk zijn onderzocht. Het eerste monster was 80 cm breed en 15 cm hoog. Depassieve elementen kwamen gepaard of gedrieën voor. De afstand tussen het enestaanderpaar en het volgende bedroeg gemiddeld 14 cm. De vlechtende elementen warenvolgens de basis weefmethode om en om gevlochten. Voor de hoogte van 15 cm waren11 horizontale elementen gebruikt. In het tweede stuk vlechtwerk was plaats voor tweebundels staanders, eenmaal ging het om een bundel van vier staanders en eenmaal om eenbundel van tenminste twee staanders. Voor de hoogte van 17 cm zijn 12 horizontaleelementen gebruikt.De gebruikte takken en twijgen waren tussen de 0,7 en 1,7 cm in diameter. Er zijn vanhet totaal aanwezige hout 31 stukken gedetermineerd. In de meeste gevallen betrof hethazelaar, eenmaal is wilg vastgesteld. Het meeste hout is in de zomer of winterverzameld. De hazelaar was twee tot drie jaar, de wilg zeven jaar (1,1 cm).3.6.5 Huifakker 1998 waterput (contextnr. 1-13)De waterput heeft aardewerk dat uit de IJzertijd of Romeinse tijd dateerde. Op grond vanlocatie en context wordt de put aan de midden-Romeinse tijd (derde eeuw) toegeschreven.De beschoeiing van de waterput was niet meer intact, zodat tijdens het veldwerk slechts isvastgesteld dat het hier om een zogenoemde “ronde” beschoeiing ging.Van de beschoeiing zijn twee stukken hout onderzocht, die over een lengte van ca. 60cm bewaard gebleven waren. Het gaat hier om segmenten van één of meerdere uitgeholdeeiken boomstammen. De onderzijden waren recht en het spinthout was niet verwijderd.Op basis van het houtonderzoek wordt aangenomen dat de waterput van het typeboomstamput was.3.6.6 Huifakker 1998 waterput (contextnr. 24-57)Deze boomstamwaterput is niet op grond van het aardewerk maar op locatie en structuurin de midden-Romeinse tijd (derde eeuw) gedateerd.Van de beschoeiing zijn zes stukken verzameld en beschreven. Het gaat hier om delenvan één of meer uitgeholde boomstammen die over een lengte van 48 tot 77 cm bewaardgebleven waren. Er zijn geen bijzonderheden aan de segmentdelen vastgesteld enaanwijzingen voor verbindingsstukken ontbraken. In de vulling van deze waterput is eenelzenhouten paalfragment aangetroffen.Naast de genoemde beschoeiingselementen zijn nog acht stukken eikenhoutonderzocht, waarvan niet zeker is of ze tot de beschoeiing van deze waterput behoorden. 14Zes van de acht stukken maken deel uit van één of meerdere uitgeholde boomstammen.Twee stukken zijn gemaakt uit gekloofde segmenten van een dikke eikenstam. Deze“planken” waren 10 en 11 cm breed en respectievelijk 2,5 en 2 cm dik.3.6.7 Steenakker 1998 waterput (contextnr. 5-1)Het hout van de beschoeiing van de waterput, die in de midden-Romeinse tijd (derdeeeuw) is gedateerd, was grotendeels vergaan. Op basis van de veldwaarnemingen konworden vastgesteld dat de waterput beschoeid was met verticaal in de grond geplaatsteplanken en palen (het zogenoemde beschoeiingstype “bekisting verticaal”).Het hout was zo fragmentarisch bewaard gebleven, dat van de meeste stukken houtgeen maten zijn genomen. Van de 39 onderzochte stukken hout waren er 22 zo vergaan,dat ze niet meer op houtsoort waren te determineren. Van de overige zeventien stukkenwaren er veertien van elzenhout en drie van eikenhout.14 Oorspronkelijk stond dit hout geboekt onder waterkuil 1 van Huifakker 1998 (contextnr. 25-4).Volgens de veldtekeningen kan het hout echter niet uit deze waterkuil afkomstig zijn.
BIAXiaal 185 17a.c.b.Figuur 7Breda-West: reconstructietekeningen van een: a. kruisvormig object (Huifakker AK1999, contextnr. 6-2, eik), b. fragment van een rekje (Steenakker 1999, contextnr. 38-21, houder: berk, spijl: els), c. balkje als hoekprofiel (Steenakker 2000, contextnr. 3-20(M103, nr. 3), eik). Schaal 1:4. Tekening: L.I. Kooistra (BIAX <strong>Consult</strong>).3.6.8 Steenakker 2000 waterput (contextnr. 3-20)Op Steenakker is een waterput aangetroffen, waarvan het hout voor de beschoeiing in hetvoorjaar van 77 na Chr. is gekapt. Deze waterput, die voor een deel uit palen en plankenbestond en voor een deel uit verschillende typen vlechtwerk, dateert daarmee uit vrijweldezelfde tijd als één van de waterputten van Huifakker 2000 (contextnr. 3-2; zie paragraaf3.6.1). Gezien de verschillende constructies lijkt het erop dat de waterput enige malen ishersteld en dus gedurende een langere periode in gebruik is geweest.Van het buitenste vlechtwerk is een monster van 30 cm breedte en 18 cm hoogteonderzocht (M94). De passieve elementen kwamen gepaard of in bundels van drie voor.De afstand tussen de gepaarde of gebundelde passieve elementen bedroeg gemiddeld 11cm. De passieve elementen waren van eenzelfde diameter als de actieve elementen, dieom en gevlochten waren. De diameters van de gebruikte twijgen varieerden tussen de 0,5en 1,4 cm. Er zijn twintig twijgen (vijf passieve en vijftien actieve elementen)gedetermineerd. In alle gevallen ging het om wilgenhouten takken of twijgen van twee tottien jaar. Het bepalen van het kapseizoen van wilgenhout is heel moeilijk, omdat dehoutstructuur binnen één groeiring in de dwarsdoorsnede een vrij homogene indrukmaakt. Desondanks lijkt het erop dat de takken en twijgen niet in het voorjaar zijngesneden maar ergens in de nazomer, herfst of winter.Lijkt het bij het hiervoor besproken vlechtwerk nog om een mand te gaan die eentweede leven als waterputbeschoeiing heeft gekregen, het tweede stuk vlechtwerk van debuitenste beschoeiing lijkt ter plaatse te zijn gemaakt (M101). Van dit vlechtwerk is eenmonster van 35 bij 25 cm in detail onderzocht. Daaruit wordt geconcludeerd dat destaanders in principe enkelvoudig voorkwamen en ca. 10 cm uit elkaar stonden. Voor destaanders zijn dikke takken van els, es en hazelaar met diameters van 2 tot 5 cm gebruikt.Voor de vlechtende elementen, die tussen de 0,6 en 1,5 cm in diameter waren, is naast degenoemde soorten ook wilg toegepast. De takken en twijgen varieerden ongeacht dehoutsoort in leeftijd tussen twee en negen jaar (N = 21). Het meeste hout is in het najaarof de winter geoogst, met uitzondering van twee essen, één wilg en mogelijk éénhazelaar, die in het (vroege) voorjaar zijn verzameld. Het lijkt er daarmee op dat het hout
- Page 1 and 2: BIAXiaal185Van waterkuil naar water
- Page 3 and 4: BIAXiaal 185 11. InleidingVoorafgaa
- Page 5 and 6: BIAXiaal 185 3en veldata gegeven. D
- Page 7 and 8: BIAXiaal 185 53. Resultaten3.1 CONS
- Page 9 and 10: BIAXiaal 185 7a. b.Figuur 2Breda-We
- Page 11 and 12: BIAXiaal 185 9met daarop verschille
- Page 13: BIAXiaal 185 1112108aantal takken64
- Page 16 and 17: BIAXiaal 185 14a.b.c.Figuur 5 Breda
- Page 20 and 21: BIAXiaal 185 18voor het vlechtwerk
- Page 22 and 23: BIAXiaal 185 20a. b.Figuur 9 Breda-
- Page 24 and 25: BIAXiaal 185 22en kleine fragmenten
- Page 26 and 27: BIAXiaal 185 243.8.7 Steenakker 200
- Page 28 and 29: BIAXiaal 185 263.10 NIEUWE TIJDIn 1
- Page 30 and 31: BIAXiaal 185 28
- Page 32 and 33: BIAXiaal 185 30Tabel 2Breda-West: o
- Page 34 and 35: BIAXiaal 185 32Tabel 4Breda-West: d
- Page 36 and 37: BIAXiaal 185 34wand van de stamdele
- Page 38 and 39: BIAXiaal 185 3616141210aantal86420B
- Page 40 and 41: BIAXiaal 185 38
- Page 42 and 43: BIAXiaal 185 40
- Page 44 and 45: Bijlage 1Breda-West: overzicht in a
- Page 46 and 47: BIAXiaal 185: Bijlage 1, 2 van 2opg
- Page 48 and 49: stamcodesI hele stam XI tangentiale
- Page 50 and 51: opgraving contextnr. vondstnr. volg
- Page 52 and 53: opgraving contextnr. vondstnr. volg
- Page 54 and 55: BIAXiaal 185: Bijlage 3, 1 van10opg
- Page 56 and 57: BIAXiaal 185: Bijlage 3, 3 van10opg
- Page 58 and 59: BIAXiaal 185: Bijlage 3, 5 van10opg
- Page 60 and 61: BIAXiaal 185: Bijlage 3, 7 van10opg
- Page 62 and 63: BIAXiaal 185: Bijlage 3, 9 van10opg
- Page 64 and 65: BIAXiaal 185 bijschrift bijlage 4Bi
- Page 66 and 67: BIAXiaal 185: Bijlage 4, 2 van 2opg
- Page 68 and 69:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 1 van 14op
- Page 70 and 71:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 3 van 14op
- Page 72 and 73:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 5 van 14op
- Page 74 and 75:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 7 van 14op
- Page 76 and 77:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 9 van 14op
- Page 78 and 79:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 11 van 14o
- Page 80 and 81:
BIAXiaal 185: Bijlage 5, 13 van 14o
- Page 82 and 83:
BIAXiaal 185 bijschrift bijlage 6Bi
- Page 84:
BIAXiaal 185: Bijlage 6, 2 van 2con