Pablo FernandezEnquêtes<strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong> heeft u, ons publiek, recentelijk meer dan eens ‘aan de tand gevoeld’. Niet om ueen bekentenis af te dwingen, maar om u beter te leren kennen, onze service meer op uw wensen af testemmen en pijnpunten op te sporen. Hieronder de meest opvallende resultaten van twee enquêtes.Wij onderzochten wat u vindt van de inleidingendie we voor een aantal van onze voorstellingenorganiseren (I) en bestudeerdenuw mening over onze publicaties (II). Ookandere instanties zijn soms geïnteresseerdin uw beleving van een operaproductie: deUniversiteit van Groningen ging na welkegevoelens en impressies een religieus getinteopera achterlaat bij een publiek waarvanwordt aangenomen dat het voor hetgrootste deel seculier is. Over dit laatsteonderzoek leest u meer op p. 3.2Scènefoto Le Balcon (Foto: E. Carrechio)I. InleidingenSinds jaar en dag organiseert DNO rondbijna elke productie één of meer inleidingen.Bij wijze van experiment werd voor elkevoorstelling van Lear tijdens het seizoen2001-2002 een inleiding verzorgd in een foyervan Het Muziektheater. Het doel van hetexperiment was te onderzoeken of er voldoendebelangstelling was voor dergelijkeinleidingen en wat u dacht over de organisatieervan. In de eerste plaats valt het groteaantal respondenten op: 358 mensen (opongeveer 500 aanwezigen) namen op de vierdagen waarop de formulieren werden uitgedeeldde moeite om deze daadwerkelijk inte vullen. Dit alleen al wijst op een grotebetrokkenheid van het publiek.Meer dan de helft van de respondentenbezocht een inleiding voor de eerste keer.<strong>De</strong> ideale lengte is 45 minuten en er dienteen pauze van 30 minuten te zijn tussen heteinde van de inleiding en het begin van devoorstelling. <strong>De</strong> inleiding moet in elk gevalgratis toegankelijk blijven.<strong>De</strong> ruimte in de foyer van de tweede etagevan Het Muziektheater wordt door de helftvan de respondenten als ‘goed’ omschreven;43 mensen zijn van mening dat deze locatieslecht is en verkiezen de Boekmanzaal vanhet Stadhuis (waar de inleidingen wordengegeven als deze niet voor elke voorstellingworden georganiseerd). Een relatief grootaantal toehoorders (65) klaagt evenwel over‘storende bijgeluiden’ vanuit de foyers. <strong>De</strong>inleiding werd niet te moeilijk bevonden, eris een goede afwisseling tussen gesprokentekst en muziekfragmenten, hooguit wenstmen wat meer informatie over de componist.Al met al dus reden genoeg voor DNO omtijdens het lopende seizoen verder te gaanmet het organiseren van inleidingen voorelke voorstelling. Dit hebben we gedaan met<strong>De</strong> zaak Makropulos en we doen het opnieuwmet Die Soldaten. Vanaf volgend seizoenkomt er bij elke productie minimaal ééninleiding, en over niet al te lange tijd nemenwe ons voor te realiseren dat elke voorstellingvan elke productie een inleiding krijgt.II. <strong>De</strong> publicatiesHet meest recente (publieks)onderzoek behelsdede gedrukte communicatiemiddelenvan DNO: <strong>Odeon</strong>, de seizoensbrochure, hetprogrammaboek, de programmafolder en deaffiches. <strong>De</strong> gebruikte methode was een aanelke abonnementhouder verzonden enquêteformulierin <strong>Odeon</strong>. In totaal gingen 14.000vragenlijsten de deur uit. Voor de verwerking(door bureau Ruigrok) werd een statistischverantwoorde steek<strong>proef</strong> gemaakt.<strong>Odeon</strong> blijkt een veelgelezen blad. Ietsminder dan de helft van de respondenten(44%) leest alle artikelen en iets meer dande helft (55%) leest de artikelen over de productiesdie bezocht zullen worden. <strong>De</strong> meesteartikelen worden als prettig te lezen (71%)of redelijk te lezen (27%) beschouwd. Tweederde(67%) van de respondenten heeft alsvoorbereiding tot een bezoek aan de operagenoeg aan de artikelen in <strong>Odeon</strong>. Eenderdeheeft meer informatie nodig.<strong>De</strong> inhoud van <strong>Odeon</strong> wordt door 85% als‘goed’ ervaren, maar 15% vindt deze voorverbetering vatbaar. <strong>De</strong> artikelen mogen kritischerzijn ten opzichte van de eigen producties,vinden velen. Discussie tussen dedirectie en het publiek wordt gemist. Bij hethoofdstuk ‘praktische informatie’ of bij deillustraties worden zo goed als geen kritischekanttekeningen geplaatst. <strong>De</strong> meestelezers zijn tevreden over de verschijningvan vier keer per jaar (84%), maar een redelijkgrote groep (13%) zou de voorkeur gevenaan een tweemaandelijkse frequentie.<strong>De</strong> zwart-witte programmafolder is bekendbij 75% van de respondenten. <strong>De</strong> prijs(€ 1,20) wordt door de meesten als redelijkbeschouwd, maar een relatief groot aantalondervraagden vindt het te duur. <strong>De</strong> biografieënblijven voor het grootste deel van deoperagangers heel erg belangrijk (92%),gevolgd door de synopsis (die overigensvoor iets meer dan 10% van de lezers langerzou mogen zijn). Als losse opmerking overde programmafolder komt regelmatig terugdat de vormgeving ervan verfrist zou mogenworden.Het programmaboek is iets minderbekend. Slechts de helft van de mensen diede vragenlijst hebben beantwoord, heeft devragen over het programmaboek ingevuld.Van deze mensen zegt 45% het programmaboekook te lezen, 43% zegt dat ‘soms’ tedoen; 93% waardeert de leesbaarheid positief(‘prettig’ tot ‘redelijk’). Driekwart vindt deprijs (€ 8,-) aanvaardbaar, een kwart echtervindt die te hoog. <strong>De</strong> vormgeving wordt doorde meerderheid (66%) als ‘mooi’ bevonden.Een relatief groot deel (19%) vindt de kwaliteitechter wisselend. Dit laatste geldt ookvoor de kwaliteit van de illustraties in hetprogrammaboek: deze worden door 26% als‘wisselend’ bestempeld.Ook de seizoensbrochure wordt doorhet grootste deel van de respondenten gekoesterd:71% vindt deze goed, 21% redelijk.<strong>De</strong> castlijsten zijn duidelijk en de tekstenzijn goed (65%) tot redelijk (29%) duidelijk.<strong>De</strong> praktische informatie wordt door 85%van de lezers gewaardeerd.Het affiche tenslotte vindt men niet altijdbij de producties passen (35%), maar 63%vindt het mooi en sluit zich aan bij de meningvan de jury voor het beste theateraffiche,die al jaren achtereen ontwerpen van DNO’svaste graficus Lex Reitsma selecteert ennomineert. <strong>De</strong> affiches worden alleen in destad Amsterdam en in Het Muziektheatergehangen. Een kleine helft van de respondenten(45%) merkt ze ook daadwerkelijk op.ConclusiesDoor de bank genomen vindt u onze communicatiemiddelenhet lezen waard: u vraagt onsalleen om er in de marge wat aan te sleutelen.Dit geldt eveneens voor de inleidingen: u zoudaar hoogstens meer van willen. Voor ons isdit een uitdaging.Er is al een begin gemaakt met de aanpassingvan de vormgeving van het programmaboek,in de hoop nog meer bezoekers vanDNO voor deze fijnzinnige boekwerkjes teinteresseren. <strong>De</strong> prijs van de operaboeken isnu dankzij deze aanpassing – bij gelijkblijvendeverkoop – kostendekkend, zonder datdaarbij op vorm of inhoud werd beknibbeld.<strong>De</strong> seizoensbrochure, die in 2000 reeds eenfacelift kreeg, zal in 2003 opnieuw aangepastworden. Diverse mogelijkheden om de programmafolderin zijn huidige vorm overbodigte maken – en zo tegemoet te komen aan deopmerkingen over de prijs – liggen ter discussie.Ik hoop dat u ons niet alleen door middelvan vragenlijsten op de hoogte zult blijvenstellen van uw mening, maar dat u ons opwat voor manier dan ook deelgenoot zult(blijven) maken van uw steeds opbouwendekritiek.Met dank aan Ellen Huijsmansen bureau Ruigrok
Hans Alma en Hetty Zock<strong>De</strong> uitwerking van een religieuzeopera op een seculier publiekEen interessante vraag: hoe reageert een naar verwachting overwegend seculier publiek op een opera meteen sterke religieuze lading? <strong>De</strong> Theologische Faculteit van de Universiteit van Groningen deed hiernaareen empirisch onderzoek aan de hand van een vragenlijst, uitgedeeld bij vier voorstellingen van Dialoguesdes Carmélites (maart 2002). Ook spraken de auteurs met een aantal uitvoerenden.3Zoals u wellicht heeft gemerkt, hebben wijin maart 2002 bij de reprise van Dialoguesdes Carmélites door <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Opera</strong>onderzoek gedaan onder het publiek. Alsgodsdienstpsychologen zijn wij geïnteresseerdin wat deze opera met zijn explicietreligieuze thematiek oproept bij een naarverwachting tamelijk seculier publiek. Vervreemdingof herkenning, gevoelens vanhoop of van somberheid, religieuze of existentiëleassociaties? Voorafgaand aan viervan de negen uitvoeringen is een korte vragenlijstuitgedeeld. Per voorstelling hebbenwe ± 800 vragenlijsten uitgedeeld, en gemiddeld200 à 250 vragenlijsten teruggekregen,in totaal 900. Verder hebben we zeven vande uitvoerenden geïnterviewd: regisseurRobert Carsen (per telefoon), dirigent YvesAbel en vijf van de solisten: Judith Forst(‘Madame de Croissy’, de eerste priores),Gwynne Geyer (‘Madame Lidoine’, de tweedepriores), Kathryn Harries (‘Mère Marie’),Claron McFadden (‘Soeur Constance’) enMarcel Reijans (‘Le Chevalier’, de broer vanBlanche).OnderzoeksresultatenHet publiek van Het Muziektheater bleek,volgens verwachting, overwegend seculierte zijn. Van de door ons onderzochte steek<strong>proef</strong>voelt een minderheid (37%) zich religieusbetrokken; 31% rekent zich tot een religieuzegemeenschap. Uit de enquête blijkt datde opera vooral ontroerend wordt gevonden:788 mensen geven aan door de opera enigszinstot sterk ontroerd te zijn. Dit sluit aanbij de inschatting die de uitvoerenden van dereactie van het publiek maken. Het valt hunbijvoorbeeld op dat mensen aarzelen om aanhet slot te gaan klappen. Claron McFaddenmerkt op: ‘Je hoort de kwaliteit van de stiltetijdens de voorstelling. In het begin hoor jehoesten, maar aan het begin van de derdeakte hoor je niets meer, helemaal niets. Jevoelt dat mensen vol zijn van emotie.’<strong>De</strong> kracht van de muziek en de regie, diedoor de uitvoerenden wordt benadrukt, komtin de enquête tot uitdrukking in het groteaantal mensen (46%) dat zich in de eersteplaats door muziek en regie voelt aangesproken.<strong>De</strong> dirigent, Yves Abel, zegt over demuziek van de Franse componist FrancisPoulenc: ‘Ik hou van Poulenc en van dit stuk.Ik hou van de gevoeligheid ervan, het openhart.’ Robert Carsen heeft er in zijn regiebewust voor gekozen om de innerlijke ontwikkelingvan Blanche en de andere nonnente benadrukken. <strong>De</strong>ze focus is overgekomenbij het publiek. Veel antwoorden op de openvraag naar wat mensen het meest aanspreektin de opera, verwijzen naar de innerlijkedynamiek. Een voorbeeld hiervan is:‘Het menselijk proces: hoe te leven (en testerven) met doods-/levensangst’.Opvallend is het grote aantal mensen datde opera invoelbaar vindt (74%). Dit sluit aanbij wat de uitvoerenden als de kracht van deopera noemen: haar herkenbaarheid. Allenstellen zij dat opera’s altijd, maar deze in hetbijzonder, gaan over algemeen menselijkezaken en emoties. Yves Abel noemt in ditverband expliciet existentiële vragen als:Wat is de zin van het leven, wat is er na dedood? Die thematiek komt ook naar voren inantwoorden op de open enquêtevraag naarwat mensen het meest heeft aangesproken,bijvoorbeeld: ‘<strong>De</strong> wanhoop en ontreddering;de eenzaamheid in een wereld die geen zinof betekenis kan bieden’.Bevrijding<strong>De</strong> antwoorden op de vraag wat in de operahet meeste aanspreekt, hangen samen metde religieuze betrokkenheid van de toeschouwer.Mensen die niet religieus betrokkenzijn, noemen vaker de muziek en/of deregie; religieus betrokkenen noemen vakerinhoudelijke thema’s (al dan niet godsdienstig).Ook vinden laatstgenoemden de operain sterkere mate betekenisvol, hoopvol entroostend.<strong>De</strong> invloed van de levensbeschouwelijkeachtergrond van de uitvoerenden is terugte vinden in de verschillende interpretatiesvan de guillotinescène aan het slot. RobertCarsen ziet hierin een bevrijding: ‘Het iseen stap op weg naar, een reis naar genade.Daarom maakte ik er een soort dans van.’Marcel Reijans, die een katholieke achtergrondheeft, spreekt van ‘ultieme opoffering’.Gwynne Geyer, die zichzelf ‘a born againChristian’ noemt, ziet de laatste scène alsopstanding: het in genade opgenomen wordenin de hemel. Yves Abel, met zijn aandachtvoor algemene existentiële vragen,benadrukt juist de openheid van het einde.Claron McFadden, die als (religieus-) humanistischgetypeerd kan worden, doet datook: ‘Het [stuk] eindigt zoals het begint, metprecies hetzelfde akkoord, heel open... AlsBlanche doodgaat, gaat ze weer in beweging...Het is geen einde voor haar... wat ikheel mooi vind.’ConclusiesWe kunnen zonder meer concluderen dat deopera Dialogues des Carmélites een sterkeuitwerking heeft op het publiek: men is inhoge mate ontroerd. Yves Abel wijst opPoulencs vermogen om in zijn opera algemene,existentiële vragen aan de orde testellen zonder deze van een sluitend antwoordte voorzien. Uit de antwoorden vanzowel publiek als uitvoerenden blijkt dewaardering hiervoor, en voor de indrukwekkendewijze waarop dit vermogen in de productievan <strong>De</strong> <strong>Nederlandse</strong> opera tot uitdrukkingwerd gebracht.Scènefoto Dialogues des Carmélites (Foto: Hans van den Bogaard)