Ik wist niet hoe slecht mijn zicht was Jan Laan laat zich niet beperken 56 Jan, gebruind met een prachtige bos zilvergrijs haar en energieke uitstraling, schudt me enthousiast de hand. Ik weet dat hij slechts 10% zicht heeft, maar daar is niets van te merken. Met een aanstekelijk enthousiasme steekt hij van wal. ; TEKST YVONNE ANDRÉE WILTENS BEELD BURO BINNEN ;
Interview Ik rommelde maar gewoon mee ‘Mijn zicht was altijd al slecht, maar ik wist niet beter.’ Jan (1951) heeft een aangeboren netvliesaandoening. Retinitis pigmentosa; een ernstige oogziekte. Op school zat Jan vooraan in de klas en rommelde maar gewoon mee. ‘Ik had geen vergelijk. Ik zag zes letters in een oogopslag, andere kinderen een hele zin. Dat wist ik niet. Zij én ik wisten gewoon niet hoe slecht mijn zicht was. Het was dan ook nooit een excuus. Ik voetbalde bij van Nispen. Uiteraard, want in De Zilk was er niks anders te doen. Ik moest het hebben van m’n gehoor en vage beelden. Waar een groepje spelers was, daar was vast ook de bal. Ik kon wel heel hard rennen, ik sprintte iedereen eruit.’ Hij had talent, maar gym op school bestond in zijn tijd helaas nog niet. ‘Had ik in Lisse gewoond, dan was ik vast op atletiek bij de Spartaan gegaan. Maar niet vanuit De Zilk. Hardrennen op straat? Dat deed niemand. Dan was je niet goed bij je hoofd.’ Top 12 van Nederland Rond zijn 29e ging Jan, hij woonde inmiddels in Noordwijkerhout, fanatiek hardlopen. ‘Toen ik een jaar of 35 was, behoorde ik tot de beste atleten van de streek. Ik heb de halve marathon van Katwijk gewonnen en verschillende wedstrijden op de baan. Rond mijn 36e liep ik bij het NK de 5 en 10 kilometer. Hoorde ik bij de top 12 van Nederland. En het meest bijzondere was dat ik het hele jaar op dat niveau ben gebleven. Voor de kenners; 14.20 op de 5 en 29.53 op de 10 kilometer. Die tijden, daar ben ik trots op. Het doet me goed, de wetenschap dat ik zo’n motor in me heb.’ Jan straalt. ‘Ik heb ook gefietst, zelfs triatlons gedaan. Hard fietsen was best riskant, maar daar gaf ik toen niet veel om. Later ben ik met een fietsmaatje de weg opgegaan, dat was veiliger. Dan riep ze van achteren ‘Tegenligger!’ Fiets je met beperkt zicht, dan moet je verdedigend rijden. Dus goed rechts rijden en niet passeren als je niet zeker weet dat het veilig is. Maar ik schatte het steeds vaker slecht in. Het ging een paar keer mis en de spanning werd groter dan het plezier. Zo’n 2 jaar geleden ben ik van de racefiets gestapt.’ Schaatsen en zwemmen 20 jaar geleden is Jan met tien man schaatsles gaan nemen in Haarlem. Van de harde kern zijn er nog vier over, de rest is ‘vers’ aangevuld. ‘Het is gewoon een vriendengroep geworden. We schaatsen geen wedstrijden, maar werken aan onze techniek; met zo min mogelijke inspanning zo goed mogelijk resultaat behalen. Vier jaar geleden had ik nog wat zicht met links. Maar dat oog ziet niks meer. Als ze me binnendoor passeren…dat zie ik niet. Als ik naar links wil, dan moet ik eigenlijk over rechts omkijken. Hopelijk gaat het komend seizoen nog goed.’ Ook met zeewater heeft Jan wel wat. Veertien jaar geleden heeft hij met Nelly -zijn vrouw- bij Langevelderslag een jaar lang dagelijks in zee gezwommen. ‘We hadden zin in een uitdaging. Meestal zwommen we aan het begin van de dag. Was het heel slecht weer, dan had je ’t de rest van de dag enorm naar je zin. Want dan had je ’t ergste van de dag al gehad!’ Hij zwemt niet meer dagelijks, maar ’s zomers wel vaak. ‘Ik denk dat ik straks nog even lekker ga.’ Ik ontkende mijn beperking Jan ging met vrienden mee naar de LTS. ‘Maar ik was natuurlijk totaal ongeschikt als hout- of metaalbewerker. In de puberteit vond ik het moeilijk. Toen werd steeds duidelijker dat er iets heel erg mis was. En dat ik heel veel beroepen niet kon uitoefenen. Geen vrachtwagenchauffeur. Geen postbode…Geen…’ Het is even stil. ‘In deze tijd zou ik met een rugzakje naar de havo zijn gegaan, maar dat bestond toen niet.’ En dus deed Jan het op zijn manier. Hij volgde de leao, deed op zijn 21e via de LOI mavo-4 in drie jaar en volgde mbo sociale dienstverlening. Jan kreeg een uitkering en werkte daarnaast. Bijvoorbeeld bij vormingscentrum De Mast in Noordwijkerhout en in de thuiszorg. Rond zijn 30e liep hij vast, hij kreeg een burn-out. ‘Ik had te lang boven mijn macht gewerkt en mijn beperking bijna volledig ontkend. In ben in 1981 een jaar intern gaan revalideren in Apeldoorn bij Visio het Loo Erf. Daar heb ik geleerd dat ik een beperking mág hebben. Dat ík belangrijk ben en moet vertrouwen op mijn eigenwaarde. Mijn aandoening is niet mij vijand, daar moest ik anders naar leren kijken. Sindsdien voelt het leven wel lichter.’ Van maatje naar mantelzorger In Apeldoorn nam Jan de beslissing om sportmasseur te worden. ‘In dat werk was ik niet heel sterk van mijn zicht afhankelijk, het is sociaal werk én ik bleef in contact met andere sporters. Ik heb hier aan huis gemasseerd, bij verenigingen -zoals de Spartaan- en heb ook veel stoelmassages gegeven. Dat deed ik bij bedrijven, ook via de organisatie Chairman at Work. Heel leuk om te doen. Inmiddels ben ik gepensioneerd en gestopt met masseren. Maar voor vrienden maak ik nog wel een uitzondering.’ Jaren geleden stond Jan op de ZieZo-beurs in Utrecht met stoelmassages. Even voor sluitingstijd wilde een vrouw snel nog even op de stoel; dat was de start van een goede vriendschap. ‘Antje heeft ook een oogaandoening. Samen hebben we veel ondernomen; dagjes weg, reisjes, museumbezoek; veel via de sociëteit voor blinden en slechtzienden.’ Helaas kreeg Antje dementie. ‘Toen ben ik van maatje naar mantelzorger gepromoveerd.’ Hij lacht. ‘Hoe dat werkt? Ze woont nog zelfstandig en wil eigenlijk geen hulp. Dus hebben we een telefooncirkel met z’n tweetjes (grijns), we bellen iedere dag. Krijg ik geen contact, dan kan haar buurman even gaan kijken. Maar is het nodig, dan ga ik er direct naartoe. Ik ga sowieso twee keer per week bij haar langs in Zoetermeer.’ Hoe gaat dit aflopen? Zo’n twee jaar geleden werd Nelly ernstig ziek, het bleek longkanker. ‘Een verschrikkelijk beangstigende tijd. Chemo, bestraling, operatie…Ze heeft meerdere keren op de IC gelegen. Dat kon me echt aanvliegen. Je weet niet hoe het afloopt... Ze kan geen 50 meter zonder rollator lopen en in huis kan ze nog niet veel. Dus dat doe ik. Koken, wassen, boodschappen…In en rond het huis weet ik prima mijn weg te vinden. Als ik vrienden op straat tegenkom, dan roepen ze vaak even hun naam. Dan weet ik wie het is, al hoor ik dat meestal wel.’ Met Nelly gaat hij er zo veel mogelijk op uit. ‘We gaan lopen buiten, dan zit zij in de rolstoel. Of we gaan er met een duofiets op uit, van Munnekeweij. Rondje Noordwijk, of naar het Panneland. Of samen een biefstukje eten in de Ruigenhoek.’ Bij het fietsen kijkt Nelly met hem mee. ‘Kunnen we nu?’ vraag ik dan. Ja, dat ze meekijkt is voor ons zo vanzelfsprekend.’ Hij is even stil. ‘Hoe het verder gaat, dat moeten we afwachten. Maar ze is herstellende. Daar houden we ons aan vast.’ 57