19.02.2024 Views

COLLECT België Maart 2024

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vernieuwend en eigenzinnig, graag<br />

een tikje rebels, is des kunstenaars,<br />

zou je denken. Maar is dat altijd<br />

zo geweest? Die eigenzinnigheid<br />

betekende niet dat ze zich niet<br />

verenigden, dat doen kunstenaars<br />

al sinds de Middeleeuwen. Samen<br />

stonden ze juist sterker in hun<br />

vernieuwingsdrang. Eind 19e eeuw<br />

zetten zij zich af tegen de kunst die<br />

op de academie werd onderwezen.<br />

In deze eeuw signaleert men een<br />

ommekeer: diverse musea tonen<br />

academisch werk uit vroeger<br />

eeuwen en ook de markt voor deze<br />

kunst laat zich gelden.<br />

TEKST: TIM DE DONCKER<br />

Eeuwenlang golden binnen de<br />

kunstacademische traditie regels<br />

waaraan kunst diende te voldoen.<br />

Echter, dat strenge keurslijf zorgde<br />

voor een groeiende onvrede, met als culminatiepunt<br />

de oprichting van de Société<br />

anonyme des artistes peintres, sculpteurs<br />

et graveurs in december 1873 door onder<br />

meer Claude Monet, Auguste Renoir,<br />

Alfred Sisley, Camille Pissarro en Edgar<br />

Degas. Deze kunstenaars zetten zich uitdrukkelijk<br />

af tegen de bestaande normen<br />

in hun vak en door deze verzetsdaad kreeg<br />

het impressionisme de plaats die het verdiende.<br />

Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de<br />

Wiener Secession niet begrepen worden<br />

zonder een groeiende weerstand tegen de<br />

heersende opvattingen over kunst zoals<br />

deze werd onderwezen aan de academie.<br />

Om die reden werd academische kunst<br />

jarenlang stiefmoederlijk behandeld.<br />

Een ommekeer lijkt echter ingezet. Zo<br />

nam Musea Brugge met het project<br />

Leerling-Meester de collectie figuurtekeningen<br />

uit de jaren 1757-1892 onder de<br />

loep, met als resultaat de intieme tentoonstelling<br />

Oefening baart kunst in het Groeningemuseum<br />

(nog tot 12 maart <strong>2024</strong>) en<br />

een volledige digitale ontsluiting van de<br />

verzameling. Ook het Bonnefanten ging op<br />

de academische toer met Tussen kunst en<br />

kopie (eind februari afgelopen), waarin de<br />

academische collectie gipsen beelden voor<br />

het publiek toegankelijk werd gemaakt.<br />

DE OPKOMST VAN ACADEMIES<br />

Traditioneel verenigden kunstenaars zich<br />

sinds de Middeleeuwen in samengestelde<br />

Sint-Lucasgilden. Binnen deze corporaties<br />

onderscheidden zij zich geleidelijk aan<br />

van de beoefenaars van de mechanische<br />

kunsten. Zo ontstonden nieuwe artistieke<br />

associaties of academies, het eerst in het<br />

16e-eeuwse Florence. Deze academies boden<br />

naast tekenonderwijs ook theoretisch<br />

onderricht aan. Via deze intellectuele vorming<br />

streefden de kunstenaars een plaats<br />

voor hun activiteiten tussen de liberale<br />

kunsten na. In de 17e eeuw verspreidden<br />

dergelijke instituties zich ook ten noorden<br />

van de Alpen, met de Académie royale de<br />

peinture et de sculpture in Parijs (1648) en<br />

In de 16e eeuw<br />

wilde een nieuwe<br />

generatie de kunst<br />

moderniseren.<br />

Academies werden<br />

aangespoord om<br />

ook het artistieke<br />

ideaal van de<br />

gedistingeerde<br />

en gecultiveerde<br />

kunstenaar vorm<br />

te geven en uit te<br />

dragen.<br />

de Antwerpse Academie als belangrijkste<br />

voorbeelden. Gelijkaardige fricties als in<br />

Italië lagen aan de basis van deze oprichtingen:<br />

een groeiende bewustwording van<br />

het statuut van de kunstenaar onder de<br />

kunstenaars, waardoor zij zich wensten te<br />

onderscheiden van de mechanische handwerkslieden.<br />

Toen in de 18e eeuw de vraag naar een extra<br />

opleiding voor ambachtslieden zich deed<br />

voelen, kwam de overheid ook bij deze academies<br />

terecht. Onder invloed van de Verlichting,<br />

het mercantilisme en veranderende<br />

smaakpatronen ontstond het idee dat deze<br />

academies konden bijdragen aan de vorming<br />

van ambachtslieden. Hieraan gekoppeld<br />

breidde het aantal academische instellingen<br />

fors uit, zo ook in de Zuidelijke Nederlanden.<br />

Niet minder dan elf kunstacademies en tekenscholen<br />

kwamen tot stand in de tweede<br />

helft van de 18e eeuw: Gent (1751), Doornik<br />

(1757), Kortrijk (1760), Mechelen (1771),<br />

Ath (1773), Oudenaarde (1773), Luik (1775),<br />

Temse (1776), Ieper (1778), Bergen (1781) en<br />

Diest (1796). In het begin van de 19e eeuw,<br />

ten tijde van de Franse overheersing, breidde<br />

het aantal instellingen verder uit met zes<br />

nieuwe oprichtingen: Dendermonde (1800),<br />

Leuven (1800), Turnhout (1802), Aalst (1805),<br />

Lier (1807) en Sint-Niklaas (1813). Deze<br />

trend zette zich gedurende deze eeuw door<br />

op het volledige Europese vasteland.<br />

NIEUWE DYNAMIEK<br />

Deze gestage groei van het academisch<br />

apparaat ging gepaard met een nieuwe<br />

dynamiek die zich meester maakte van de<br />

artistieke wereld. Zo stelden verschillende<br />

spelers binnen het artistieke veld in de<br />

Oostenrijkse Nederlanden de achteruitgang<br />

van de contemporaine kunst vast. De eigentijdse<br />

kunst was nog maar een schim van<br />

de oude Vlaamse schilderschool, waarvan<br />

Rubens als uithangbord fungeerde. Mensen<br />

zoals de Brusselse graveur en schilder Guillaume<br />

Pierre Mensaert (1711-1777), auteur<br />

van Le peintre amateur et curieux, riepen, in<br />

een periode waarin ook het nationalisme<br />

zijn opwachting maakte, de verschillende<br />

krachten op om zich te scharen achter een<br />

gemeenschappelijk project. Ze hoopten het<br />

vuur opnieuw aan te wakkeren en de glorie<br />

van het artistieke verleden terug tot leven<br />

te wekken. Deze culturele politiek werd fors<br />

geruggensteund door de centrale overheid.<br />

Door deze overheidspolitiek kreeg het publiek<br />

in de verschillende Zuid-Nederlandse<br />

steden een hernieuwde interesse in en sterke<br />

waardering voor de praktijken van de kunstenaar.<br />

Zo begonnen amateurs te tekenen en<br />

kwamen verschillende leerboeken, technische<br />

traktaten en receptenboeken op de<br />

markt. In 1777 verscheen bij de gebroeders<br />

Gimblet in Gent bijvoorbeeld een tweedelig<br />

overzicht van technieken en gebruiken uit de<br />

schilderkunst. Naast een inleiding op de praktijk<br />

van het schilderen bood het werk onder<br />

meer een overzicht van de belangrijkste kunstenaars<br />

uit de geschiedenis van de Zuidelijke<br />

Nederlanden, een lijst van kunstcollecties en<br />

-kabinetten die de moeite waard waren om te<br />

bezichtigen en per stad een opsomming van<br />

de aanwezige kunsthandelaars. Daarnaast<br />

ging de uitgave dieper in op de verschil-<br />

53

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!