Inhoud 65-78 HW Singor Africa Romana: een overzicht 79 ... - Tresoar
Inhoud 65-78 HW Singor Africa Romana: een overzicht 79 ... - Tresoar
Inhoud 65-78 HW Singor Africa Romana: een overzicht 79 ... - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
etreft de vorm lijkt Augustinus hier beïnvloed door Parmenianus, die in de decennia<br />
ervoor als bisschop ook psalmen dichtte voor de donatistengem<strong>een</strong>schap in Carthago. In<br />
de psalm gebruikt Augustinus <strong>een</strong> verzorgde literaire vorm, maar deinst er niet voor<br />
terug om volkse stijlmiddelen in te zetten. Stijl en inhoud van het conciliebesluit in<br />
Hippo enerzijds en de psalm van Augustinus anderzijds kleuren de katholieke middelen<br />
die werden aangewend om de spanningen met de naaste buren te helpen oplossen.<br />
Mag het opmerkelijk heten dat Augustinus vervolgens jarenlang niets meer<br />
publiceerde dat direct met de donatisten te maken had? In 395 werd hij tot bisschop<br />
gewijd en in het jaar erna volgde hij Valerius op.<br />
Pas vier jaar later publiceerde hij drie boeken waarin hij inging op <strong>een</strong> brief van<br />
Parmenianus aan Tyconius (Contra epistulam Parmeniani libri III). In het eerste boek<br />
zette Augustinus de in zijn ogen grote onrechtvaardigheden uit<strong>een</strong> van Parmenianus'<br />
aanhangers jegens katholieke gelovigen en liet hij zien hoe christelijke vorsten krach-<br />
tens hun ambt en recht pressie mogen uitoefenen op ketters en scheurmakers. In het<br />
tweede en derde boek werden de bijbelse argumenten van de donatisten respectievelijk<br />
beschreven en weerlegd. In hetzelfde jaar kwamen ook zeven boeken over de doop tot<br />
stand (De baptismo libri VII). In het eerste boek werkte Augustinus het inzicht uit dat<br />
voor de katholieke kerk het doopsel, door ketters en scheurmakers toegediend, geldig<br />
blijft. De overige boeken zijn allemaal gewijd aan verschillende doopkwesties die<br />
samenhangen met het gezag van Cyprianus.<br />
In de vijf jaren erna werkte Augustinus aan <strong>een</strong> repliek op <strong>een</strong> lange brief van<br />
Petilianus (Contra litteras Petiliani libri tres). Petilianus was <strong>een</strong> donatistische bisschop<br />
van Cirta en richtte zich in zijn brief tot de geestelijken van zijn eigen bisdom.<br />
Augustinus kreeg de brief in twee delen toegespeeld. Zijn reactie bleef onder andere<br />
van belang, omdat hij daar in dialoogvorm punt voor punt inging op de brief en aldus<br />
ook inzicht gaf in Petilianus' eigen betoog.<br />
Tussen overleg en dwang<br />
Tijdens de werkzaamheden aan deze repliek nam ook voor Augustinus zelf de per-<br />
soonlijke dreiging toe. In 403 ontkwam hij ternauwernood aan overvallen door cir-<br />
cumcelliones. Op 1 januari 404 verzuchtte hij tijdens zijn waarschijnlijk langste preek<br />
in Carthago: ‘De donatisten haten ons, en als zij de kans krijgen laten zij ons ver-<br />
moorden door de circumcelliones. Maar dankzij de hulp van de barmhartige Heer<br />
zijn wij daaraan ontkomen’ (Sermo 198,45). Zijn vriend Possidius raakte echter door <strong>een</strong><br />
hinderlaag op <strong>een</strong> van zijn tochten naar Calama wel in grote problemen (vergelijk<br />
Augustinus, Epistula 105,2-3 en Possidius, Vita Sancti Augustini 12).<br />
Zulke incidenten vormden voor enkele andere slachtoffers aanleiding rechtstreeks<br />
verhaal te gaan halen bij keizer Honorius (395-423). Deze vaardigde daarom in 405<br />
tegen de donatisten nieuwe edicten uit. Ambtenaren in Noord-Afrika kregen opdracht<br />
streng op de naleving ervan toe te zien.<br />
Een jaar later waren het weer de donatisten die verhaal gingen halen. In 406<br />
togen enkele donatistische vertegenwoordigers naar Ravenna om beroep aan te tekenen<br />
en verzachtende maatregelen afgekondigd te krijgen. In afwachting daarvan schreef<br />
Augustinus <strong>een</strong> brief aan de donatistische bisschop Januarius. Daarin verwoordde hij<br />
de hachelijke situatie waarin donatisten en katholieken terecht waren gekomen:<br />
‘Jullie beweren wel vervolging te lijden, maar wonen intussen wel rustig onder de<br />
zogenaamde vreselijke wetten van katholieke keizers op jullie eigen bezittingen en<br />
die van anderen, terwijl wij van jullie ongehoorde rampen hebben te verduren. Jullie<br />
beweren wel vervolging te lijden, maar wij worden door jullie gewapende manschappen<br />
neergeknuppeld en afgeslacht. Jullie beweren wel vervolging te lijden, maat onze hui-