ŠKODA Citigo Instructieboekje - Media Portal - Škoda Auto
ŠKODA Citigo Instructieboekje - Media Portal - Škoda Auto
ŠKODA Citigo Instructieboekje - Media Portal - Škoda Auto
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Wegrijden en rijden<br />
Motor starten en afzetten<br />
ä Inleiding voor het onderwerp<br />
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de volgende onderwerpen:<br />
Stand van het stuurwiel instellen 59<br />
Elektromechanische stuurbekrachtiging 59<br />
Elektronische wegrijblokkering 59<br />
Contactslot 60<br />
Motor starten 60<br />
Motor afzetten 60<br />
ATTENTIE<br />
■ Het stuurwiel nooit tijdens het rijden verstellen, maar alleen als de wagen<br />
stilstaat!<br />
■ Een afstand tot het stuurwiel van ten minste 25 cm 1 aanhouden » pagina<br />
59, Stand van het stuurwiel instellen. Als de minimumafstand niet wordt<br />
aangehouden, kan het airbagsysteem u niet beschermen - levensgevaar!<br />
■ De hendel voor de stuurwielverstelling moet tijdens het rijden vergrendeld<br />
zijn, zodat de stand van het stuurwiel tijdens het rijden niet onbedoeld verandert<br />
- gevaar voor ongevallen!<br />
■ Als het stuurwiel verder in de richting van het hoofd wordt versteld, neemt<br />
bij een ongeval de beschermende werking van de bestuurdersairbag af. Controleren<br />
dat het stuurwiel naar de borst is gericht.<br />
■ Het stuurwiel tijdens het rijden met beide handen vasthouden aan de buitenzijde<br />
van het stuur op kwart over negen. Nooit het stuurwiel op '12-uur'<br />
vasthouden of in een andere stand (bijvoorbeeld in het midden of aan de binnenzijde<br />
van het stuurwiel). In dergelijke gevallen zou bij activering van de bestuurdersvoorairbag<br />
letsel aan uw armen, handen en hoofd kunnen worden<br />
toegebracht.<br />
■ Als de wagen rolt en de motor niet draait, moet de contactsleutel altijd in<br />
stand 2 » pagina 60 (contact ingeschakeld) staan. Deze stand wordt aangegeven<br />
door het branden van de controlelampjes. Als dat niet het geval is, zou<br />
het stuurwiel onverwacht kunnen vergrendelen - gevaar voor ongevallen!<br />
58 Bediening<br />
ATTENTIE (vervolg)<br />
■ De sleutel pas uit het contactslot trekken als de wagen tot stilstand is gekomen<br />
(handrem aantrekken). Anders zou het stuur kunnen blokkeren - gevaar<br />
voor ongevallen!<br />
■ Bij het verlaten van de wagen altijd de sleutel uit het contactslot verwijderen.<br />
Dat geldt vooral als er kinderen in de wagen achterblijven. De kinderen<br />
zouden anders bijvoorbeeld de motor kunnen starten - gevaar voor ongevallen<br />
resp. verwondingen!<br />
■ De motor nooit laten draaien in ongeventileerde of afgesloten ruimtes. De<br />
uitlaatgassen van de motor bevatten onder andere het geur- en kleurloze<br />
koolmonoxide, een giftig gas - levensgevaar! Koolmonoxide kan tot bewusteloosheid<br />
leiden en dodelijk zijn.<br />
■ De wagen nooit met draaiende motor onbeheerd achterlaten.<br />
■ Nooit de motor afzetten voordat de wagen stilstaat - gevaar voor ongevallen!<br />
VOORZICHTIG<br />
■ De startmotor mag alleen worden ingeschakeld (contactslotstand 3 » pagina<br />
60) als de motor niet draait. Als de startmotor bij draaiende motor wordt ingeschakeld,<br />
kan de startmotor resp. de motor worden beschadigd.<br />
■ De contactsleutel direct loslaten als de motor aanslaat - anders zou de startmotor<br />
beschadigd kunnen raken.<br />
■ Hoge motortoerentallen, volgas en hoge motorbelasting vermijden zolang de<br />
motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - gevaar voor motorschade!<br />
■ De motor niet starten door de wagen aan te slepen - gevaar voor schade aan de<br />
motor! Bij wagens met katalysator kan onverbrande brandstof in de katalysator<br />
terechtkomen en daar ontsteken. Dat zou tot beschadiging van de katalysator leiden.<br />
Als starthulp kunt u de accu van een andere wagen gebruiken » pagina 135,<br />
Starthulp.<br />
■ Na langdurige hoge motorbelasting de motor niet direct afzetten als de wagen<br />
stilstaat, maar nog circa 1 minuut stationair laten draaien. Daarmee wordt warmteophoping<br />
in de afgezette motor voorkomen.<br />
Milieu-aanwijzing<br />
De motor niet bij stilstand laten warmdraaien. Zo mogelijk direct na het starten<br />
van de motor wegrijden. Hierdoor komt de motor sneller op bedrijfstemperatuur<br />
en is de uitstoot aan schadelijke stoffen geringer. £