Ten geleide - Katholieke Hogeschool Brugge - Oostende
Ten geleide - Katholieke Hogeschool Brugge - Oostende
Ten geleide - Katholieke Hogeschool Brugge - Oostende
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
15.5 Reflectieopdracht derde opleidingsfase<br />
15.5.1 POP & PAP<br />
Via een reflectieopdracht in het begin van het academiejaar formuleert de student zijn<br />
kwaliteiten/werkpunten. Door in die oefening de stageleerlijn als uitgangspunt te nemen,<br />
krijgt hij ook zicht op de typische aandachtspunten voor derdejaarsstudenten: nl.<br />
gerichtheid op (begeleiding van) leerlingen en op de organisatie. Op basis van de<br />
stageleerlijn ontwikkelt de student een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP): dit is een<br />
persoonlijk document waarop de student aanduidt in welke mate de gedragsindicatoren<br />
uit de stageleerlijn verworven zijn. Dit resulteert in een aantal kwaliteiten/vorderingen en<br />
werkpunten/aandachtspunten.<br />
Nadien wordt de student begeleid om vanuit zijn POP een persoonlijk actieplan (PAP) te<br />
maken (zie bijlage 22). Daarin worden de volgende stappen gezet:<br />
• Selecteren<br />
De student maakt een realistisch prioriteitenlijstje: hij weerhoudt daarbij zeker alle<br />
indicatoren van de tweede opleidingsfase met een lage score en de indicatoren van de<br />
derde opleidingsfase met de minste score.<br />
• Concretiseren<br />
De student concretiseert de aangeduide indicatoren. Wat is precies het knelpunt?<br />
• Actiepunten formuleren<br />
De student formuleert gerichte maar realistische acties om de werkpunten aan te<br />
pakken. Dat betekent voor studenten een hele wijziging in redeneren. In plaats van de<br />
situatie (de stage) te ondergaan, wordt hen hier duidelijk gemaakt dat ze vaak erg<br />
doelgericht werk kunnen maken van eigen geformuleerde actiepunten.<br />
• Criteria bepalen<br />
De student formuleert criteria, zodanig dat hij vooraf helder zicht krijgt wanneer de<br />
acties succesvol zijn. Die criteria moeten meetbaar en haalbaar zijn.<br />
Een verschil met de opdracht tijdens de stage: secundair onderwijs 2 is dat de student<br />
nu een vaste stagebe<strong>geleide</strong>r heeft die hem los van het vak begeleidt. In gesprekken<br />
voor en na de stage (en in het halfweggesprek tijdens de ingroeistage) neemt de<br />
confrontatie tussen de beoogde stagedoelen en subjectieve onderwijstheorie van de<br />
student een belangrijke plaats in de reflectie. De student bezorgt zijn persoonlijk<br />
actieplan voor ieder gesprek aan de vaste stagebe<strong>geleide</strong>r.<br />
Deze cirkel van actieplannen maken, uitvoeren, meten, reflecteren en bijsturen wordt<br />
telkens naar aanleiding van de stage rondgemaakt.<br />
15.5.2 Lesreflectie<br />
De student maakt een korte praktijkgerichte zelfreflectie na een les (één of twee lesuren)<br />
of na een bijkomende activiteit. Van deze reflectie schrijft hij enkel de conclusies neer,<br />
geordend rond de vragen:<br />
• Wat moet ik een volgende keer vermijden?<br />
• Wat kan ik een volgende keer weer doen?<br />
• Welke suggesties, aanpassingen kan ik noteren voor het geval ik de les nog eens<br />
moet geven?<br />
Dit kan kort op de achterzijde van het voorblad van de lesvoorbereiding genoteerd<br />
worden. Deze concrete terugblik is een belangrijk middel om zijn eigen leerproces te<br />
50<br />
<strong>Katholieke</strong> <strong>Hogeschool</strong> <strong>Brugge</strong> – <strong>Oostende</strong>