Toelichting + Regels - Gemeente Schijndel

meentelijke bestemmingsplannen. De na te streven natuurdoelen in de EHS zijn
vastgelegd in meerdere natuurgebiedsplannen en een beheersgebiedsplan.
Onderhavig plangebied betreft een gedeelte van de bebouwde kom van de kern
Schijndel. Het plangebied valt buiten de invloedssfeer van de voor de Natuurbeschermingswet
aangewezen gebieden en ook buiten de Ecologische Hoofdstructuur.
Binnen het gebied is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage.
Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen
toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de
Natuurbeschermingswet.
5.8 Archeologische en cultuurhistorische waarden
Uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan is instandhouding en bescherming
van het cultuurhistorisch erfgoed. Als cultuurhistorisch erfgoed wordt aangemerkt:
- monumenten (zowel aangewezen door het Rijk als door de gemeente);
- historische stedenbouwkundige elementen en structuren;
- archeologische monumenten (zowel aangewezen door Rijk, provincie als gemeenten;
gebieden met een zeer grote, danwel redelijk tot grote kans op archeologische
sporen);
Monumenten
Er zijn twee monumenten binnen het plangebied aanwezig:
- de molen De Pegstukken aan De Pegstukken 27 is een rijksmonument;
- de woning aan Hoofdstraat 192 is een gemeentelijk monument.
Via de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening wordt bescherming
geboden tot instandhouding van de monumenten. Daarnaast is in onderhavig
bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten opgenomen.
Daartoe zijn de monumenten op de verbeelding aangeduid.
Historische stedenbouwkundige elementen en structuren: Molenbiotoop
Binnen het plangebied is de molen De Pegstukken gesitueerd aan De Pegstukken 27.
De molen heeft een kap met wieken en is maalvaardig. Het is dan ook belangrijk dat
rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen. Een molenbiotoop
kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang
is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is
een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het
middelpunt van de molen. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het
middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting
aanwezig zijn, hoger dan het onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen
de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag
wat betreft bebouwing en beplanting in het stedelijk gebied de maximale hoogte
46
Hoofdstuk 5