18.09.2013 Views

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Vanaf 1982 zijn er jaarlijks één of meerder geslaagde<br />

broedsels van de Dodaars (AE: 2405, P: 1.09, HPV:<br />

0.52, HPN: 6.38). De meeste vogels telde men gedurende<br />

de najaarstrek (augustus –oktober). Zelden neemt men<br />

overwinteraars waar. De weinig opvallende voorjaarstrek<br />

bereikt begin april een maximum. Op 8-10-<strong>2000</strong> telde<br />

men 55 vogels.<br />

De Draaihals (Z) werd 7 maal waargenomen. Er was<br />

slechts 1 voorjaarswaarneming. De eerste helft van<br />

septe<strong>mb</strong>er is de trefkans het hoogst. Na 1990 zijn er<br />

minstens 9 meldingen.<br />

Op 14-9-1988 werd een Drieteenmeeuw (ZZ)<br />

waargenomen<br />

Van de Drieteenstrandloper (Z) zijn er: 1<br />

aprilwaarneming, 5 meiwaarnemingen en 3<br />

septe<strong>mb</strong>erwaarnemingen. Na 1990 zijn er 2 april-, 4 meien<br />

2 oktoberwaarnemingen.<br />

Een Duinpieper (ZZ) werd waargenomen op 14-5-83 en<br />

24-9-83. Na 1990 werden een 15-tal vogels gesignaleerd.<br />

Zie ook Collaerts P., 1997.<br />

Van de Dwerggors (ZZ) is er één aprilwaarneming. Zie<br />

ook Smets Ph., 1992. Tussen eind april en midden<br />

septe<strong>mb</strong>er ziet men ze zeer sporadisch.<br />

Dwergmeeuwen (AE: 25, P: 0.011). Na 1990 zag men<br />

deze vogel (tot max 10 expl.) regelmatig van midden<br />

april tot midden mei.<br />

Twee Dwergsternen (!) noteerde men op 7-5-1998.<br />

Op 4-11-1980 en 10-3-1985 zag men een vrouwelijke<br />

Eidereend (ZZ). Op 15-10-1997 signaleerde men één<br />

woerd.<br />

De Ekster (AE: 1811, P: 1.43, HP: 3.8, LP: 0.21) is een<br />

standvogel pur sang, waarvan alleen de jonge,<br />

ongepaarde vogels rondzwerven. De laagste presenties<br />

noteren we tijdens het broedseizoen. Vanaf midden<br />

septe<strong>mb</strong>er stijgen de aantallen en ze blijven vrij stabiel<br />

tot eind maart om vervolgens af te nemen.<br />

De Europese Kanarie (AE: 165, P: 0.075, HPV: 0.05,<br />

HPN: 0.46) wordt regelmatig waargenomen gedurende<br />

de najaarstrek (augustus-septe<strong>mb</strong>er). De weinige<br />

voorjaarswaarnemingen situeren zich hoofdzakelijk in de<br />

eerste helft van april. Vanaf 1997 signaleert men deze<br />

soort eveneens van oktober tot dece<strong>mb</strong>er.<br />

De Fazant (AE: 1972, P: 1.56, HP: 7.28, LP: 0.47) is een<br />

standvogel doorintroductie) waarvan men de hoogste<br />

aantallen na de broedtijd noteert. De teruggang in<br />

presentie in de loop van de winter komt waarschijnlijk te<br />

wijten aan sterfte en jachtafschot.<br />

De Fitis arriveert rond midden april. Tot in juni zijn er<br />

regelmatig zingende vogels. Tijdelijke zangposten zijn er<br />

regelmatig in augustus en septe<strong>mb</strong>er.<br />

Van de Fluiter (ZZ) zijn er tot <strong>2000</strong> 2 meiwaarnemingen<br />

en één augustuswaarneming bekend.<br />

Natuurreservaten Oost-Brabant • <strong>Jaarboek</strong> <strong>natuurstudie</strong> <strong>2000</strong><br />

• 42 •<br />

Fraters (AE: 47, P: 0.021) worden zeer zelden<br />

waargenomen. (31-12-1978: 10 expl., 1-1-1979: 10expl.,<br />

8-12-1980: 23 expl, 5-11-1981: 3 expl. en 23-10-1987: 1<br />

expl.).<br />

Tijdens de voorjaars- en najaarstrek verblijft er soms één<br />

(uitzonderlijk 2) Fuut (ZZ) gedurende één of meerdere<br />

dagen. In 1998 en 1999 verbleven er 4 vogels. In 1999<br />

was tevens een broedgeval.<br />

De presentiegegevens van de Geelgors (AE: 1282, P:<br />

0.58, HPV: 1.36, HPN: 1.31) veronderstellen een geringe<br />

najaarstrek van midden septe<strong>mb</strong>er tot eind nove<strong>mb</strong>er en<br />

een geringe voorjaarstrek met een optimum in begin<br />

maart. Stand- en zwerfvogels worden het ganse jaar<br />

waargenomen.<br />

Op 16-12-1997 en 16-12-1998 zag men een<br />

Geelpootmeeuw (!).<br />

De Gekraagde Roodstaart (AE: 73, P: 0.033, HPV:<br />

0.044, HPN: 0.47) is een zeldzame verschijning.<br />

Gedurende de voorjaarstrek werden 7 vogels<br />

waargenomen tijdens de eerste helft van mei. De<br />

najaarstrek, met een optimum in de twee helft van<br />

septe<strong>mb</strong>er, is opvallender. Na 1984 wordt deze soort<br />

beduidend minder waargenomen.<br />

Van april tot septe<strong>mb</strong>er verblijven er voortdurend Gele<br />

Kwikstaarten (AE: 4066, P: 3.22, HPV: 6.87, HPN:<br />

13.61). De voorjaartrek is het grootst van april tot<br />

midden mei, de najaarstrek in augustus. Van eind oktober<br />

tot midden maart worden geen vogels waargenomen.<br />

Sporadisch worden er Noordse Gele en Engelse Gele<br />

Kwikstaarten genoteerd. Het betreft hoofdzakelijk<br />

meiwaarnemingen.<br />

Een 5-tal Geoorde Futen (ZZ) bezochten tussen midden<br />

mei en eind juli het gebied. De verblijfsduur varieerde<br />

van 1 tot 6 dagen. Na 1990 werd deze soort tussen begin<br />

april en half oktober regelmatig waargenomen.<br />

Gierzwaluwen (AE: 4514, P: 3.57, HP: 14) worden<br />

waargenomen van eind april tot begin septe<strong>mb</strong>er. De<br />

aantallen stijgen tot midden juli en nemen vervolgens<br />

sterk af.<br />

Glanskopmezen (ZZ) verblijven er uitzonderlijk. Van 15-<br />

8-86 tot 17-8-1986 noteerde men 2 vogels. Op 4-11-1988<br />

werd 1 exemplaar waargenomen.<br />

Goudhaantjes (ZZ) werden genoteerd op 9 (1 expl.) en<br />

11-4-1984 (2 expl.)<br />

De Goudvink (ZZ) werd slechts 1 maal waargenomen. In<br />

juni 1985 noteerde men 1 koppeltje.<br />

Het jaarlijks aantal waargenomen Goudplevieren (AE:<br />

296, P: 0.13, HPV: 0.31, HPN: 1.12) schommelt tussen 0<br />

en 129. Ongeveer 30 % van de waarnemingen hebben<br />

betrekking op voorjaarstrekkers die van begin maart tot<br />

in de eerste helft van april worden waargenomen.<br />

Najaarstrekkers ziet men hoofdzakelijk van midden<br />

oktober tot midden nove<strong>mb</strong>er. Op 9-12-1981 noteerde<br />

men 115 vogels. De vogels houden zich meestal op<br />

tussen de Kieviten.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!