Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene
Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene
Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
april 1990 noteerde men gemiddeld 20 vogels.<br />
De bastaard Kuif x Witoogeend (!) werd sinds 1996 een<br />
6-tal keer waargenomen.<br />
De Kwak (!) werd waargenomen op: 17-5-1998, 20-5-<br />
1998 en op 15-7-<strong>2000</strong>.<br />
In 1997 signaleerde men tweemaal een roepende Kwartel<br />
(!).<br />
Een Kwartelkoning (ZZ) verbleef er op 21 en 22-9-1981.<br />
Een Lepelaar (!) observeerde men op 28-8-1998.<br />
Een koppeltje Mandarijneend (!) werd enkele maal<br />
waargenomen in dece<strong>mb</strong>er 1996.<br />
De Matkopmees (AE: 398, P: 0.31, HPV: 0.7, HPN: 0.5)<br />
is een jaarvogel die tijdens de zomerperiode slechts<br />
zelden worden waargenomen. Relatieve maxima noteren<br />
we in de tweede helft van maart en de tweede helft van<br />
septe<strong>mb</strong>er.<br />
Jaarlijks broeden er een 5-tal koppels Meerkoet (AE:<br />
11485, P: 9.1, HPV: 19.6, HPN: 3.5, HPW: 7.3). De<br />
septe<strong>mb</strong>eraantallen zijn zeer laag. Enkele vogels<br />
overwinteren er bijna jaarlijks. In 1982, 1983 en sinds<br />
1996 zijn de jaaraantallen beduidend hoger.<br />
Merels werden niet genoteerd. Opmerkelijk zijn 60<br />
exemplaren op 11-10-87.<br />
De Morinelplevier (!) werd op 6-9-1991 waargenomen<br />
Tijdens de voorjaars- en najaarstrek kan men de<br />
Nachtegaal (Z, AE: 11) zeer sporadisch waarnemen<br />
Op 15-5-78 werd een Nachtzwaluw (ZZ) waargenomen.<br />
Een expl. vloog over op 5-10-1996.<br />
De Nijlgans (AE: 151) is een verwilderde vogel die sinds<br />
1983 met stijgende frequentie wordt waargenomen. Op<br />
12-10-1998 noteerde men 15 vogels.<br />
Een 4-tal Nonnetjes (!) werden sinds 1996<br />
waargenomen.<br />
De Noordse Boszanger (ZZ) is een dwaalgast die op 12-<br />
9-87 en 11-9-1998 werd waargenomen.<br />
Op 4-5-1998 signaleerde men 1 expl. Noordse Stern (!).<br />
Minstens 2 Notenkrakers (!) werden na 1991<br />
gesignaleerd<br />
Oeverlopers (AE: 6480, P: 2.94, HPV: 4.2, HPN: 17.9)<br />
kunnen aanwezig zijn van midden april tot eind oktober.<br />
De voorjaarstrek, met zijn maximum gedurende de eerste<br />
helft van mei, verloopt veel minder opvallend (20%) dan<br />
de najaarstrek (80%) die begin juli op gang komt. De<br />
hoogste aantallen (tot 50 expl.) worden eind juli bereikt.<br />
Op 15-3-1996 pleisterde er kortstondig een<br />
Oeverpieper (!)<br />
Oeverzwaluwen (AE: 696, P: 0.55, HPV: 0.6, HPN: 4.2)<br />
worden waargenomen tussen eind maart en eind<br />
Natuurreservaten Oost-Brabant • <strong>Jaarboek</strong> <strong>natuurstudie</strong> <strong>2000</strong><br />
• 46 •<br />
septe<strong>mb</strong>er. Gedurende de najaartrek (augustus en<br />
septe<strong>mb</strong>er) noteert men de hoogste aantallen.<br />
Tussen eind maart en eind juli werden 6 Ooievaars (Z)<br />
waargenomen. Na 1990 noteerde men een 16-tal vogels.<br />
Enkele doortrekkende Ortolanen (AE: 9) werden tijdens<br />
de voorjaartrek opgemerkt. Een 10-tal vogels werden na<br />
1990 waargenomen. In 1996 werd er zelfs een zingend<br />
gepaard mannetje waargenomen.<br />
De voorjaartrek van het Paapje (AE:308, P: 0.14, HPV:<br />
0.3, HPN: 1.1) manifesteert zich hoofdzakelijk van<br />
midden april tot midden mei. De najaarstrek is<br />
opvallender en situeert zich tussen begin augustus en<br />
midden oktober. De eerste helft van septe<strong>mb</strong>er laat een<br />
duidelijk maximum zien.<br />
Slechts twee maal (21-10-1979 en 23-4-1989) werd een<br />
Parelduiker (ZZ) waargenomen.<br />
Maximaal 6 Pestvogels (!) verbleven er van 9 tot 11-2-<br />
1996. Zie ook Collaerts P., 1996.<br />
Pimpelmezen (AE: 1884, P: 1.5, HPV, HPW: 3,5) ziet<br />
men het vaakst tijdens de winter.<br />
Een Poelsnip (!) werd gemeld op 10-10-1998. Zie ook<br />
Collaerts P., 1998.<br />
Poelruiters (ZZ) krijgt men zeer uitzonderlijk te zien:<br />
van 10-5 tot 13-5-1981: 1 expl., 4-5-1984: 1 expl en 22-<br />
6-1987: 3 expl. Na 1990 werden 2 vogels gesignaleerd.<br />
Het Porseleinhoen (Z) wordt zeer sporadisch<br />
waargenomen. Een 15-tal verschillende individuen<br />
werden waargenomen. Van 16-8 tot 23-8-1981 verbleven<br />
er maximaal 6 vogels. Er is slechts 1<br />
voorjaarswaarneming. Zie ook Herroelen P., 1994.<br />
Op 24-8-1981 zag men een Purperreiger (ZZ). Na 1990<br />
signaleerde men een 30-tal vogels. Op 15-9- 1995<br />
verbleven er 10 vogels en op 12-9-1998 14 vogels. Zie<br />
ook Collaerts P., 1995.<br />
De najaartrek van de Putter (AE: 2537, P: 1.15, HPV:<br />
0.65, HPN: 5.5) komt midden oktober op gang en duurt<br />
tot ver in nove<strong>mb</strong>er. We noteerden begin juli eveneens<br />
een zomermaximum (P: 3). Adulte vogels en uitgevlogen<br />
jongen pleisteren dan vaak op de distelvelden. De<br />
voorjaarstrek verloopt heel wat minder opvallend. Op 9-<br />
1-<strong>2000</strong> telde men 60 expl.<br />
De Pijlstaart (AE: 673, P: 0.30, HPV: 4.3) verschijnt er<br />
hoofdzakelijk tijdens de voorjaartrek. Deze duurt van<br />
eind februari tot ver in april waarbij de meeste<br />
exemplaren in maart doortrekken. Het maximale aantal is<br />
17 exemplaren.<br />
De Ransuil (AE: 55) wordt sporadisch opgemerkt van<br />
eind maart tot in dece<strong>mb</strong>er.<br />
Doortrekkende Regenwulpen (AE: 37) worden slechts<br />
zelden waargenomen. De voorjaarstrekkers passeren<br />
hoofdzakelijk in de eerste maandhelft van april,<br />
najaarstrekkers hoofdzakelijk tijdens de eerste helft van