18.09.2013 Views

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

Jaarboek natuurstudie 2000 (1.41 mb, .pdf) - Natuurpunt Velpe-Mene

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ereikt in de eerste helft van maart een optimum. De<br />

hoge aantallen in de eerste helft van januari zijn een<br />

gevolg van twee uitzonderlijke waarnemigen in 1980 en<br />

1985.<br />

Doortrekkende Velduilen (AE: 9) worden zeer zelden<br />

waargenomen. Bijna de helft van de waarnemingen<br />

situeren zich in de tweede maandhelft van maart. Na<br />

1990 werden nog 4 vogels waargenomen.<br />

De Vink (AE: 15218, P: 12, HPW: 23, HPV: 19, HPN:<br />

68) is er een algemene verschijning gedurende het ganse<br />

jaar. Vanaf midden septe<strong>mb</strong>er constateert men trek van<br />

Vinken. Gedurende de tweede helft van oktober valt de<br />

doortrekpiek. De voorjaarstrek is minder uitgesproken en<br />

heeft een maximum tijdens de eerste helft van maart.<br />

Jaarlijks is er minstens één broedkoppel.<br />

Visarenden (AE: 15) worden in het voor- en najaar<br />

steeds in zeer gering aantal waargenomen. De meeste<br />

vogels observeert men tussen begin april en midden mei.<br />

Het betrof meestal solitaire vogels. Na 1990 werd deze<br />

vogel regelmatig waargenomen. Er zijn eveneens<br />

meerdere najaarswaarnemingen. Een meerdaags verblijf<br />

is, gezien het lage voedselaanbod, eerder uitzonderlijk.<br />

Zie ook Collaerts P., 1999.<br />

Van de Visdief (ZZ) zijn er slechts 2 waarnemingen (4-5-<br />

1979 en 23-6-1983). Na 1990 werden nog 7 vogels<br />

gesignaleerd.<br />

De Vlaamse Gaai (AE: 665, P: 0.52, HPV: 0.9, HPN:<br />

1.24) is een jaarvogel die gedurende de zomermaanden<br />

het minst wordt waargenomen. Tijdens de najaarstrek<br />

verdrievoudigen de aantallen tussen midden septe<strong>mb</strong>er<br />

en midden oktober. In het najaar van 1996 was er een<br />

invasie.<br />

Gedurende de najaarstrek worden zeer uitzonderlijk<br />

Vuurgoudhaantjes (AE: 7) waargenomen en geringd.<br />

Van het Waterhoen (AE: 18300, P: 14.5, HP: 30, LP:<br />

9.5) noteert men 10 tot 30 vogels per waarnemingsronde.<br />

In augustus en septe<strong>mb</strong>er verhogen de aantallen en ze<br />

bereiken in oktober terug een minimum. Van midden<br />

nove<strong>mb</strong>er tot eind februari zijn er terug verhoogde<br />

concentraties.<br />

Tussen begin oktober en midden april kan men<br />

regelmatig Waterpiepers (AE: 892, P: 0.70, HPW: 3.3,<br />

HPN: 6.4) waarnemen. De najaarstrek heeft<br />

voornamelijk plaats vanaf midden oktober tot ver in<br />

nove<strong>mb</strong>er. Als bij invallende vorst het voedselaanbod<br />

kleiner wordt trekt het grootste deel van de<br />

winterpopulatie weg.<br />

Waterrallen (AE: 64) observeert men sporadisch tijdens<br />

de najaarstrek en in veel mindere mate tijdens de<br />

voorjaarstrek. Een verblijf van meerdere dagen werd<br />

meermaals opgetekend.<br />

Een Waterrietzanger (!) ringde men op 3 en 6-9-1994.<br />

Watersnippen (AE: 8459, P: 3.84, HPV: 1.9, HPN: 21.2)<br />

ziet men jaarlijks in vrij grote aantallen. De voorjaarstrek<br />

Natuurreservaten Oost-Brabant • <strong>Jaarboek</strong> <strong>natuurstudie</strong> <strong>2000</strong><br />

• 49 •<br />

is veel minder opvallend (4% van de totale trek) dan de<br />

najaarstrek. Gedurende de voorjaarstrek, met een piek in<br />

de eerste helft van april, verblijven er gemiddeld 1 tot 2<br />

vogels. Van midden augustus tot midden septe<strong>mb</strong>er is de<br />

sterk uitgesproken najaarstrek het meest duidelijk<br />

zichtbaar. Overwinteraars worden soms waargenomen.<br />

Jaarlijks noteert men 0 tot 43 Wespendieven. De<br />

Wespendief is in het voorjaar de laatst en in het najaar de<br />

vroegst doortrekkende roofvogel. De voorjaarspiek ligt<br />

in de eerste helft van mei; de najaarspiek, weliswaar<br />

minder uitgesproken, tussen midden augustus en midden<br />

septe<strong>mb</strong>er.<br />

De Wielewaal (AE: 89, P: 0.037, HP: 0.12) kan men<br />

waarnemen vanaf begin mei tot eind augustus. De<br />

waarnemingen hebben hoofdzakelijk betrekking op 1 tot<br />

2 zangposten van broedende vogels in de populieren<br />

langs de Grote Gete.<br />

Wilde eenden (AE: 20067, P: 15.9, HPV: 36, HPN: 18,<br />

HPW: 21) kan men het ganse jaar waarnemen. Tijdens de<br />

voorjaarstrek bereiken de aantallen een piek gedurende<br />

de eerste maandhelft van maart. Groepen van meer dan<br />

100 vogels zijn geen uitzondering. Een zomermaximum<br />

wordt eind juli bereikt. Jaarlijks zijn er enkele geslaagde<br />

broedgevallen.<br />

Op 2-11-1992 signaleerde men een Wilde Zwaan (!).<br />

De Winterkoning (AE: 2143, P: 1.7, HPW: 2.6, HPN:<br />

2.5) verblijft er het ganse jaar als broedvogel,<br />

doortrekker of wintergast. Gedurende de wintermaanden<br />

zijn de aantallen iets hoger dan in het voor- en najaar. In<br />

het volle broedseizoen (eind mei) wordt deze vogel het<br />

minst waargenomen.<br />

Wintertalingen (AE: 5331, P: 4.2, HPV: 12, HPN: 8.8,<br />

HPW: 8.5) verblijven er het ganse jaar. Van midden<br />

februari tot eind maart passeren de meeste<br />

voorjaarstrekkers. Vanaf augustus komt de najaarstrek op<br />

gang. De meeste overwinteraars telt men in nove<strong>mb</strong>er.<br />

Op 22-11-1998 telde men maar liefst 443 expl.<br />

Het Witgatje (AE: 6461, P: 2.91, HPV: 1.84, HPN: 9.5)<br />

pleistert er gedurende het ganse jaar. De weinig<br />

uitgesproken voorjaarstrek (9% van de totale trek) tekent<br />

zich in maart en april af. In mei worden zeer weinig<br />

vogels waargenomen. Vanaf midden juni stijgen de<br />

aantallen fors en ze dalen vervolgens geleidelijk vanaf<br />

midden juli. Gedurende de wintermaanden signaleert<br />

men regelmatig overwinterende exemplaren. Op 7-8-<br />

1998 telde men 50 vogel.<br />

Op 1 en 2-11-1986 verbleven er 3 (1m. + 2 v.)<br />

Witoogeenden (ZZ).<br />

De Witte Kwikstaart (AE: 14737, P 11,7, HPV: 12.5,<br />

HPN: 30, HPW 3.9) is een jaarvogel met een kleine<br />

voorjaarspiek in april en vrij hoge aantallen in augustus<br />

en septe<strong>mb</strong>er.<br />

Op 2-6-1985 noteerde men 2 Witvleugelsternen (ZZ). Na<br />

1991 werden nog een 6-tal vogels gezien.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!