32 A&W rapport 1576 <strong>Revitalisatie</strong> <strong>van</strong> <strong>rietoevers</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>Zuidlaardermeer</strong> Oeverzone westzijde <strong>Zuidlaardermeer</strong>. Geërodeerde waterrietzone, steilrand en ruigte (april 2010). Oeverzone oostzijde <strong>Zuidlaardermeer</strong>. Geërodeerde waterrietzone, zone opgestuwde afgebroken stengels (april 2010).
4 Terre<strong>in</strong>evaluatie <strong>Zuidlaardermeer</strong> 4.1 Inleid<strong>in</strong>g A&W rapport 1576 <strong>Revitalisatie</strong> <strong>van</strong> <strong>rietoevers</strong> <strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>Zuidlaardermeer</strong> 33 De huidige kwaliteit <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Zuidlaardermeer</strong> als leefgebied voor de Roerdomp is geëvalueerd op basis <strong>van</strong> een vegetatiestructuurkarter<strong>in</strong>g. Uit onderzoek is gebleken dat Roerdompen gebruik kunnen maken <strong>van</strong> vegetaties met uiteenlopende soortensamenstell<strong>in</strong>g (zie hoofdstuk 2). Een karter<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de structuur <strong>van</strong> de vegetatie geeft daarom een beter beeld <strong>van</strong> de kwaliteit voor Roerdompen dan een vegetatiekarter<strong>in</strong>g die gericht is op de soortensamenstell<strong>in</strong>g c.q. vegetatiekundige eenheden. Rele<strong>van</strong>te structuurkenmerken zijn vooral hoogte, dichtheid en leeftijd <strong>van</strong> moerasvegetaties, de schaal of breedte <strong>van</strong> overjarige percelen of stroken en <strong>het</strong> waterpeil <strong>in</strong> deze vegetaties. In verschillende gebieden is een evaluatie op basis <strong>van</strong> onderzoek naar vegetatiestructuur een succesvolle aanpak gebleken, die op een brede groep <strong>van</strong> moerasvogelsoorten toegepast kan worden. Voorbeelden daar<strong>van</strong> zijn landelijk onderzoek naar de terre<strong>in</strong>keus <strong>van</strong> Roerdomp, Snor, Porsele<strong>in</strong>hoen en Baardman (<strong>van</strong> der Hut 2001, 2003) en gebiedsgericht onderzoek aan deze soortengroep, uitgebreid met Purperreiger en Grote karekiet, <strong>in</strong> de Veluwerandmeren, Noordelijke randmeren, Rijnstrangen en De Weerribben (<strong>van</strong> der Hut et al 2005, 2008, 2009, 2010). 4.2 Methodiek In <strong>het</strong> voorjaar en de zomer <strong>van</strong> 2010 is een karter<strong>in</strong>g uitgevoerd <strong>in</strong> de oeverlanden <strong>van</strong> <strong>het</strong> <strong>Zuidlaardermeer</strong>. Luchtfoto’s uit 2006 (bron: B<strong>in</strong>g Maps) vormden de basis voor deze karter<strong>in</strong>g. De foto’s laten goed de verdel<strong>in</strong>g zien tussen waterriet, droog riet, gemaaid riet, houtopslag, grasland en ruigte. In <strong>het</strong> veld zijn de op foto’s zichtbare vlakken nader geïnterpreteerd. Een ronde <strong>in</strong> <strong>het</strong> voorjaar (uitgevoerd 23 en 28 april) gaf een goed beeld <strong>van</strong> de terre<strong>in</strong>gesteldheid tijdens de periode, waar<strong>in</strong> Roerdompen een territorium vestigen. De oeverlanden zijn onderzocht door steekproefsgewijs de vegetatie <strong>in</strong> te lopen en de structuur <strong>van</strong> vegetatievlakken te beschrijven. Gemaaid riet en verschillen <strong>in</strong> waterstand b<strong>in</strong>nen vegetatieopstanden bleken bijvoorbeeld goed te onderscheiden. Op 2 juni is de kwaliteit <strong>van</strong> de <strong>rietoevers</strong> per boot verkend. Een tweede ronde is uitgevoerd <strong>in</strong> de nazomer (20 augustus en 3 september). In deze periode was de vegetatie volgroeid, zodat <strong>het</strong> jonge riet, de ruigtevegetaties en <strong>het</strong> waterpeil b<strong>in</strong>nen vegetatieopstanden <strong>in</strong> de zomer goed beschreven konden worden. De karter<strong>in</strong>g was – overeenkomstig de karter<strong>in</strong>gsmethodiek <strong>in</strong> andere gebieden - gericht op een <strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de helofytenvegetaties op basis <strong>van</strong> zeven kenmerken: aspectsoort, waterdiepte, hoogte, gelaagdheid, dichtheid (alleen <strong>in</strong> rietvegetaties), leeftijd en begraz<strong>in</strong>g. Daarnaast is de betekenis voor Roerdompen als nest- of foerageerhabitat geïnterpreteerd op basis <strong>van</strong> veldervar<strong>in</strong>g. Het voorkomen <strong>van</strong> andere vegetaties dan helofyten is <strong>in</strong> kaart gebracht op basis <strong>van</strong> een hoofd<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g <strong>van</strong> begroei<strong>in</strong>gstypen. De kenmerken zijn gekwantificeerd volgens een klassen<strong>in</strong>del<strong>in</strong>g (zie bijlage 1). Vegetatietype: <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> de hoofdtypen open water, drijvende waterplanten, kaal/pioniervegetatie, riet, (overige) helofyten, grasland, ruigte, houtopslag/bos, overig (o.m. akkers). In <strong>het</strong> geval <strong>van</strong> helofyten is ook de aspectsoort of structuurvormende soort genoteerd. Waterpeil: <strong>in</strong>gedeeld <strong>in</strong> drie categorieën, namelijk vegetatie permanent <strong>in</strong> water, periodiek droogvallend en permanent droog; rietvegetaties worden respectievelijk benoemd als waterriet, <strong>in</strong>undatieriet en droog riet. Hierbij moet aangetekend worden dat met “waterriet” doorgaans niet al <strong>het</strong>