'Soldaat ende Zeemanschap' - Nederlands-Russisch Archief Centrum
'Soldaat ende Zeemanschap' - Nederlands-Russisch Archief Centrum
'Soldaat ende Zeemanschap' - Nederlands-Russisch Archief Centrum
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
‘Soldaat <strong>ende</strong> Zeemanschap’<br />
Linieschip De Wijburg<br />
Wybrandt Scheltinga, pionier op de <strong>Russisch</strong>e vloot 1704-1718<br />
Doctoraalscriptie, november 2001<br />
Professor: J.S.A.M. van Koningsbrugge<br />
Student: Johan Zielstra<br />
Frans van Mierisstraat 29<br />
9718 SP Groningen<br />
0503137908<br />
jzielstra@hotmail.com
Bron: Jr. Mr. de Haan Hettema, Mr., A. van Halmael, Jr., Stamboom van den Freischen, vroegeren en lateren<br />
adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden<br />
geslachten opgemaakt II (Leeuwarden 1848).<br />
1
Dankwoord<br />
Het schrijven van een scriptie is een eenzame bezigheid, maar tegelijkertijd een enorm<br />
avontuurlijke reis naar het verleden. Het reconstrueren van een geschiedenis op basis van<br />
primaire bronnen was voor mij een unieke ervaring. Dit proces had ik niet kunnen volbrengen<br />
zonder de steun van mijn vriendin, Kim Taminiau. Terwijl ik ver weg in het stoffige archief in<br />
St. Petersburg zat, bleef zij voor mij de drijv<strong>ende</strong> kracht. Toen ik weer terug in Nederland<br />
was, heeft ze me met raad en daad bijgestaan. Haar grootste bijdrage aan deze scriptie is de<br />
vervaardiging van de geografische kaarten. Deze kaarten zijn als illustratie in deze scriptie<br />
opgenomen en helpen de lezer de verschill<strong>ende</strong> situaties te begrijpen. Daarnaast gaat mijn<br />
dank uit naar Vincent Hovinga, hij heeft mijn scriptie deels gecorrigeerd en suggesties<br />
gegeven hoe ik bepaalde analyses beter kon verwoorden. Zijn inzicht in de grote Noordse<br />
Oorlog (1700-1721) heeft vele avonden opgeleverd, zowel in St.Petersburg als in Groningen.<br />
Natuurlijk wil ik mijn begeleider Professor Dr. Hans van Koningsbrugge, directeur<br />
van het <strong>Nederlands</strong> <strong>Russisch</strong> <strong>Archief</strong> <strong>Centrum</strong>, bedanken. Hij heeft me op het idee gebracht<br />
om een scriptie te schrijven over Wybrandt Scheltinga. Daarnaast heeft hij als begeleider, me<br />
op het historische ‘rechte pad’ gehouden. Zijn initiatieven en arbeid ten aanzien van de<br />
ontsluiting van de archieven in Rusland ten bate van de <strong>Nederlands</strong>e geschiedenis vormden<br />
een enorme inspiratie om me met dit onderwerp bezig te houden. Zijn collega, Drs. Carel<br />
Horstmeier wees mij op recente publicaties betreff<strong>ende</strong> mijn scriptieonderwerp en heeft vele<br />
bruikbare suggesties gedaan.<br />
Niet te vergeten valt mevrouw Elena Makarova, coördinator van het <strong>Nederlands</strong><br />
<strong>Russisch</strong> <strong>Archief</strong> <strong>Centrum</strong> te St. Petersburg. Zonder haar had ik nooit op tijd een visum<br />
kunnen bemachtigen om naar St. Petersburg te reizen. Daarnaast heeft zij mijn verblijf aldaar<br />
mogelijk gemaakt en hield een oogje in het zeil. Ook gaat mijn dank uit naar mevrouw<br />
Tamara Mazur, vice-directrice van het vloot-archief te St. Petersburg. Zij wees mij op<br />
belangrijk bronmateriaal en dankzij haar artikel over de familie Scheltinga heb ik mij snel<br />
kunnen oriënteren in het marinearchief. Niet in de laatste plaats wil ik de <strong>Russisch</strong>e familie<br />
Glebovski bedanken. Dankzij hun gastvrijheid is mijn verblijf in St. Petersburg een zeer<br />
aangename periode geworden. Speciaal gaat mijn dank uit naar Marina Glebovskaja, zij heeft<br />
vele <strong>Russisch</strong>e bronnen voor mij vertaald. Tevens wil ik mijn ouders en broers bedanken, hun<br />
onvoorwaardelijke steun en vertrouwen in mij hebben het mogelijk gemaakt om met goed<br />
resultaat mijn studie af te ronden.<br />
De Nederlanders in Rusland ondertek<strong>ende</strong>n in de 17 e eeuw hun brieven doorgaans als<br />
volgt; ’Met de uitvoering van deze taak wens ik u soldaat <strong>ende</strong> zeemanschap’. Dit was<br />
bedoeld als een soort gelukwens voor de missie die komen zou. Dankzij de steun van alle<br />
bovengenoemden heb ik deze afstudeerscriptie kunnen maken met soldaat <strong>ende</strong> zeemanschap.<br />
2
DANKWOORD 2<br />
INLEIDING 4<br />
I: 1703-1712 7<br />
Dynastieke afkomst 7<br />
De stichting van St. Petersburg 8<br />
De rol van kapitein Scheltinga 10<br />
Naar Woronezj 13<br />
II: 1712-1714 16<br />
Terug in St. Petersburg 16<br />
De Finse kust 19<br />
Vijf verbrande schepen 21<br />
Het proces 22<br />
Polarisering 27<br />
De tweede aanklacht 33<br />
De getuigen 36<br />
Bevindingen van de krijgsraad 43<br />
Slotoordeel van de krijgsraad 46<br />
III: 1714-1718 49<br />
Eindelijk de Finse kust 49<br />
Wervingsacties in de Republiek 55<br />
Scheltinga’s ‘geheime’ missie 57<br />
Konvooi om de Noord 62<br />
Operaties in 1717 68<br />
Operaties in 1718 74<br />
De vrede in zicht 75<br />
Nabeschouwing 76<br />
CONCLUSIE 77<br />
GERAADPLEEGDE LITERATUUR 83<br />
PERSONENINDEX 85<br />
GEOGRAFIE 87<br />
Kaart I: Het Balticum 89<br />
Kaart II: De Finse Golf 90<br />
Kaart III: Reval 91<br />
Kaart IV: Gotland 92<br />
BIJLAGEN 93<br />
GALERIJ DER GROTEN 108<br />
3
Inleiding<br />
‘Aan een Moscovische vloot zagen zij niets Moscovisch dan de vlaggen en dat zij vechten<br />
moesten tegen eene Hollandsche vloot, onder Hollandsche bevelhebbers en met Hollandsch<br />
bootsvolk bemand, en bloot stonden aan Hollandsche kogels, door Hollandsch buskruit<br />
gedreven.’ 1<br />
Dit bovenstaande citaat van Karel XII van Zweden geeft aan hoe Tsaar Peter de Grote tijdens<br />
de grote Noordse Oorlog (1700-1721) in staat was om in een periode van 20 jaar een vloot op<br />
te bouwen. Zonder de Hollandse expertise was Peter I niet in staat geweest dit project te<br />
ondernemen want Russen waren van oorsprong geen zeevaarders. Allereerst moest Rusland<br />
een haven aan de Oostzee verkrijgen. Met dit doel voor ogen werd in de maand mei van het<br />
jaar 1703 door Tsaar Peter de Grote de stad St. Petersburg gesticht op voormalig Zweeds<br />
grondgebied. Om de Zweden er van te weerhouden de stad te veroveren, was het noodzakelijk<br />
dat Rusland een sterke vloot zou bouwen. Om deze reden richtte Peter I zijn blik op het<br />
westen. Tijdens de ‘Grote Ambassade’ in 1697 bracht de Tsaar een bezoek aan de Republiek.<br />
Een van zijn doelstellingen was het werven van bekwame zeelui, handwerkslieden en<br />
architecten om in <strong>Russisch</strong>e dienst te treden. Een van de bekendste Nederlanders die overging<br />
in <strong>Russisch</strong>e dienst was Cornelis Cruys. Deze Hollander van Noorse komaf werd door Peter I<br />
gepromoveerd van derde onder- equipage meester tot vice-admiraal van de <strong>Russisch</strong>e vloot.<br />
De meeste historici analyseren de talloze veldslagen die Peter I voerde zonder veel<br />
aandacht te besteden aan de <strong>Russisch</strong>e vloot. Daarnaast ontbreekt een duidelijk beeld van het<br />
functioneren van de <strong>Russisch</strong>e vloot tijdens de grote Noordse Oorlog (1700-1721) omdat de<br />
accenten teveel worden gelegd op de zogezegde ‘grote mannen’. Vooralsnog wordt de<br />
<strong>Nederlands</strong>e bijdrage aan de opbouw van de <strong>Russisch</strong>e marine dan ook bezien door de ogen<br />
van vice-admiraal Cornelis Cruys. Deze zienswijze levert een eenzijdige beeld op en gaat<br />
voorbij aan de talloze Nederlanders die tijdens het bewind van Peter de Grote di<strong>ende</strong>n op de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot. Een studie naar iemand die belast was met de praktische uitvoering van<br />
missies op zee, zal leiden tot meer inzicht in de rol van de <strong>Russisch</strong>e vloot tijdens de grote<br />
Noordse Oorlog.<br />
Tijdens een onderzoek naar het leven van vice-admiraal Cornelis Cruys dook de naam<br />
kapitein-commandeur Wybrandt Scheltinga meerdere malen op, maar een duidelijk beeld van<br />
zijn leven kon hieraan niet ontleend worden. 2 Uit beschrijvingen van de 19 e eeuwse historicus<br />
Jacobus Scheltema blijkt dat Wybrandt Scheltinga in de <strong>Russisch</strong>e marine opklom van<br />
kapitein tot schout-bij-nacht van de witte vlag. 3 Tijdens de grote Noordse Oorlog nam<br />
Scheltinga deel aan verschill<strong>ende</strong> missies op zee. Om deze reden zal een studie naar het leven<br />
van Wybrandt Scheltinga in het kader van de grote Noordse Oorlog een meer objectief beeld<br />
opleveren van de doeltreffendheid van de vloot en leiden tot een groter inzicht over de<br />
maritieme strategie van Tsaar Peter.<br />
In de periode van de ‘Grote Ambassade’ tot het einde van de Noordse oorlog werden<br />
herhaaldelijk missies ondernomen om scheepslui en vaklieden te werven. Zo kwam in 1703<br />
vice-admiraal Cornelis Cruys naar de Republiek om volk te rekruteren voor de <strong>Russisch</strong>e<br />
marine. Tijdens deze missie ging Wybe Tacke Scheltinga over in <strong>Russisch</strong>e dienst. Wybe<br />
Tacke, later Wybrandt genoemd, werd in St. Petersburg gestationeerd bij de <strong>Russisch</strong>e marine<br />
1 Citaat van Karel XII zoals gevonden in; Hosmar, J., ‘Cornelis Cruys bouwde <strong>Russisch</strong>e vloot op.<br />
Amsterdammer in dienst van Tsaar Peter de Grote’, Ons Amsterdam 26/9 (1974) 258-263.<br />
2 Een kapitein-commandeur staat aan het hoofd van een vlooteskader en heeft verscheidene kapiteins onder zich.<br />
Een kapitein staat onder direct commando van een kapitein-commandeur of een admiraal.<br />
3 J. Scheltema, Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver Wederkeerige Betrekkingen VI (’s<br />
Gravenhage 1817) 299, III 180.<br />
4
en door Peter I geadeld. Wybrandt Scheltinga werd in 1703 samen met 64 andere officieren<br />
aangenomen om te dienen op de <strong>Russisch</strong>e vloot. 4 Aangezien de <strong>Russisch</strong>e bronnen niets<br />
vermelden over de afkomst van Wybrandt Scheltinga, is niet veel bekend over zijn leven in de<br />
Republiek.<br />
Na enig onderzoek werd duidelijk dat de Wybrandt uit het Friese plaatsje Engwierum<br />
afkomstig was, maar na een bezoek aan het Rijks <strong>Archief</strong> in Friesland bleek dat de dooptrouw<br />
en begrafenis registers van Engwierum pas vanaf 1700 beginnen en derhalve de<br />
geboortedatum niet meer was te achterhalen. Omdat Scheltinga uit Friesland kwam is het<br />
aannemelijk dat hij werkzaam moet zijn geweest bij de Friese Admiraliteit. Helaas bleek dat<br />
de archieven van de Friese admiraliteit tot twee keer toe zijn afgebrand zodat ook hier niets<br />
gevonden kon worden. Onderzoek in het Algemeen Rijksarchief naar de aanwezigheid van<br />
Scheltinga bij de overige vier admiraliteiten leverde niets op. Het is goed mogelijk dat<br />
Wybrandt Scheltinga voordat hij overging in <strong>Russisch</strong>e dienst geen bijzondere positie<br />
bekleedde. Aangezien Cornelis Cruys door Peter de Grote van derde onder-equipage meester<br />
tot vice-admiraal werd gepromoveerd, kan het zijn dat Scheltinga op de <strong>Nederlands</strong>e vloot<br />
geen rang van betekenis had. Om deze reden zal ik mij grot<strong>ende</strong>els beperken tot Scheltinga’s<br />
carrière op de <strong>Russisch</strong>e vloot.<br />
Deze scriptie valt uiteen in drie hoofdstukken. Deze verdeling is gemaakt op basis van<br />
de concentratie van bronnenmateriaal. In de beginjaren van de <strong>Russisch</strong>e vloot werden er<br />
nauwelijks missies op zee uitgevoerd en was Tsaar Peter bezig om zich een toegang tot de<br />
Oostzee te bevechten met het leger. Om deze reden is het bruikbare bronmateriaal over de<br />
periode dat Scheltinga kapitein was beperkt. Dit materiaal behelst vlootregulaties en algemene<br />
orders van vice-admiraal Cornelis Cruys. Op dat moment lag het accent vooral op de opbouw<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot. Deze periode begint in 1703 toen Scheltinga in <strong>Russisch</strong>e dienst trad<br />
en eindigt in 1712 toen Scheltinga vanuit Woronezj terugkeerde naar St. Petersburg. Het<br />
eerste hoofdstuk begint met een algemene inleiding over vlootoperaties tijdens de eerste jaren.<br />
Daarna zal de rol van kapitein Scheltinga gedur<strong>ende</strong> die periode behandeld worden.<br />
Het tweede hoofdstuk handelt over de periode van 1712 tot en met 1714. In 1712<br />
promoveerde Wybrandt Scheltinga tot kapitein-commandeur vanwege trouwe dienst aan<br />
Rusland. Het bronmateriaal wordt nu specifieker en beslaat orders van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga zelf en correspondenties met zijn superieuren. In 1713 en 1714 vond een proces<br />
plaats waarbij uiteindelijk de vice-admiraal Cornelis Cruys samen met de kapiteinscommandeur<br />
Wybrandt Scheltinga, Abraham Rees en de kapitein Joost Degruijter werden<br />
veroordeeld. Door middel van getuigenverklaringen die tijdens het proces gehoord werden<br />
kon een aantal missies op zee worden gereconstrueerd.<br />
De grootste concentratie aan bronmateriaal beslaat de jaren 1714 tot en met 1718.<br />
Deze periode vormt dan ook het derde hoofdstuk. Gedur<strong>ende</strong> dit tijdvak speelden een aantal<br />
belangrijke zaken een rol in het leven van Wybrandt Scheltinga. In 1714 boekte Rusland een<br />
overwinning op de Zweden tijdens de zeeslag bij Hangö. Daarna werd Scheltinga naar de<br />
Republiek gestuurd om zeelui te werven voor de vloot. De wijze waarop deze missie verliep<br />
is veelzeggend voor de belangen van Rusland en de Republiek die speelden tijdens de Grote<br />
Noordse oorlog. Nadat deze missie volbracht was, kreeg Scheltinga de opdracht het bevel te<br />
voeren over een <strong>Russisch</strong>e eskader dat deel uitmaakte van een gecombineerde handelsvloot.<br />
Deze vloot was opgericht om handelsschepen uit de Republiek en Groot Brittannië<br />
bescherming te bieden tegen Zweedse kapers.<br />
4<br />
J.S.A.M. van Koningsbrugge, The Dutch Republic, Sweden and Russia, 1697-1708, and the secret activities of<br />
Cornelis Cruys and Johannes van den Bugh in; Waegemans, E., Ed., Russia and the Low Countries in the<br />
Eighteenth Century (Groningen 1998) 56. RGADA, Fonds 329, 1703, Ed. Chr. 40, Cruys aan Golovin,<br />
21.06.1703, RGADA, Fond 329, 1704 Ed. Chr. 69, Cruys aan Golovin, 23.05.1704, RGADA 329, 1704, Ed.<br />
Chr. 100, Overzicht van <strong>Nederlands</strong>e zee officieren die in <strong>Russisch</strong>e dienst traden, 01.05.1704. O.S.<br />
5
Na 1716 is er minder bronmateriaal over Scheltinga te vinden. De kapiteincommandeur<br />
kreeg in dat jaar een beroerte. Om deze reden was hij niet in staat om zich actief<br />
met de vloot bezig te houden. Het bronmateriaal beperkt zich dan ook tot vermeldingen van<br />
kapiteins over Scheltinga. Daarnaast werd in 1717 de Engelsman Paddon steeds belangrijker.<br />
Peter I bevorderde hem tot schout-bij-nacht, en het lijkt erop dat hij een groot aantal<br />
werkzaamheden van kapitein-commandeur Scheltinga overnam. In de winter van het jaar<br />
1717 promoveerde Scheltinga tot schout-bij-nacht. De achterligg<strong>ende</strong> reden van deze<br />
promotie was discutabel, aangezien Scheltinga nauwelijks meer tot actieve dienst in staat was.<br />
Uiteindelijk zou Scheltinga in het voorjaar van 1718 dan ook overlijden aan een beroerte.<br />
Een onderzoek naar het leven van Wybrandt Scheltinga op de <strong>Russisch</strong>e vloot was<br />
mogelijk dankzij de grote hoeveelheid bronmateriaal dat te vinden is in het <strong>Russisch</strong><br />
staatsarchief voor de marine (RGAVMF) te St. Petersburg. Aldaar heb ik drie maanden<br />
onderzoek gedaan. Een groot deel van het bronnenmateriaal is opgeschreven in het oud<br />
<strong>Nederlands</strong> en goed leesbaar. Voor het <strong>Russisch</strong>e deel van het onderzoek wilde ik<br />
aanvankelijk kopieën maken en deze laten vertalen. Na een bezoek aan de centrale bibliotheek<br />
van de vloot, bleek echter dat een groot deel van dat materiaal was opgeschreven in een<br />
bronnenpublicatie en eenvoudig te kopieren was. 5 Deze bronnenpublicatie was tot stand<br />
gekomen in de jaren 1865-1866 en bevat materiaal over de vloot voordat de archieven werden<br />
opgesplitst tussen Moskou en St. Petersburg. Dit materiaal heb ik laten vertalen in St.<br />
Petersburg en vormt een wezenlijk deel van de scriptie.<br />
Naast de bronnen uit het marine archief en de bronnenpublicaties is gebruik gemaakt<br />
van tal van andere bronnen. Zo heb ik de brieven van Jacob de Bie, resident der Staten-<br />
Generaal te St. Petersburg 1712-1718 bestudeerd. De resident is in zijn geschriften zeer<br />
expliciet over de gebeurtenissen in St. Petersburg. Deze documenten geven een uniek beeld<br />
van de wereld waarin kapitein-commandeur Scheltinga leefde. Daarnaast heb ik bronnen uit<br />
het <strong>Russisch</strong> Staats <strong>Archief</strong> voor Oude Akten (RGADA) over de <strong>Russisch</strong>e agent in de<br />
Republiek, Johannes van der Burgh, bekeken. Deze bronnen geven inzicht in de politieke<br />
situatie van de Republiek op het moment dat kapitein-commandeur Scheltinga aldaar aan het<br />
rekruteren was. In de universiteitsbibliotheek van Leiden bevindt zich een vertaling van het<br />
dagboek van Peter de Grote. Dit dagboek is voor de plaatsing van historische gebeurtenissen<br />
op de vloot zeer bruikbaar, maar geven een nogal vertekend beeld van de werkelijkheid.<br />
Waarschijnlijk omdat het vanwege propagandadoeleinden was verspreid in West Europa. 6<br />
Verder heb ik gebruik gemaakt van manuscripten die zijn opgetekend door een<br />
Engelsman die in dienst was van Peter de Grote. Deze manuscripten zijn later geordend en<br />
omgezet in modern Engels door de Engelse vice-admiraal Cyprian A.G. Bridge en<br />
verschenen onder de titel ‘The Russian Fleet under Peter the Great, by a contemporary<br />
Englishman (1724)’. Het werk is in 1899 uitgegeven door de ‘Navy Records Society’. De<br />
manuscripten bevatten levendige beschrijvingen van zeelieden in dienst van Peter de Grote,<br />
waaronder Cornelis Cruys en Wybrandt Scheltinga. De auteur van de manuscripten is hoogst<br />
waarschijnlijk de Engelsman, kapitein John Deane. Daarnaast heb ik de beschrijvingen van de<br />
Historicus Jacobus Scheltema bestudeerd. Het probleem van het werk ‘Rusland en de<br />
Nederlanden beschouwd in derzelver wederkeerige betrekkingen’, is dat er nauwelijks<br />
bronverwijzingen in te vinden zijn. Door vergelijking met andere auteurs die wel gebruik<br />
maken van bronverwijzingen zijn sommige passages toch bruikbaar gebleken. Van de<br />
bronnen is niet duidelijk of deze in de oude- of nieuw stijl zijn opgetekend. Derhalve maak ik<br />
alleen gebruik van precieze data als dit voor de context vereist is. De nauwkeurigheid van de<br />
5<br />
Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I-III, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865/1866).<br />
6<br />
G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens (Berlin<br />
1773) 519.<br />
6
data kon voor een deel achterhaald worden door analyse van het bronmateriaal. Vanwege de<br />
grote hoeveelheid geografische namen die in de scriptie worden gebruikt is een geografische<br />
bijlage bijgevoegd.<br />
I: 1703-1712<br />
Dynastieke afkomst<br />
In ‘De Geschiedenis en Genealogie van het Geslacht van Scheltinga’, wordt Wybrandt<br />
Scheltinga genoemd als lid van het geslacht Scheltinga uit Dokkum. Volgens dit werk was<br />
Taecke Wybes Scheltinga te Engwierum getrouwd met Aefcke Luitjens. Uit dit huwelijk<br />
sproten drie kinderen voort; te weten Aucke Scheltinga, Saeck Scheltinga en Griethje<br />
Scheltinga. Helaas is deze tak niet verder uitgezocht, wel wordt vermeldt dat Wybe Tacke<br />
Scheltinga waarschijnlijk tot voornoemde afstamming behoorde. 7 De naam Wybe Taeckes of<br />
Wybrandt Scheltinga werd ontleend aan het werk ‘Rusland en de ‘Nederlanden beschouwd in<br />
derzelver Wederkeerige Betrekkingen’, van de historicus Jacobus Scheltema. Hierin staat dat<br />
Wybrandt Scheltinga in <strong>Russisch</strong>e dienst de functie van schout-bij-nacht bekleedde. De link<br />
met de familie Scheltinga uit Friesland wordt verder niet uitgelegd en behalve de<br />
overeenkomsten in naam wordt geen verdere bewijsvoering aangedragen voor de afstamming<br />
van Wybrandt. 8<br />
De gegevens omtrent het geslacht Scheltinga zijn door Jacobus Scheltema ontleent aan<br />
het boek ‘Stamboom van den Frieschen, vroegeren en lateren adel’. 9 Hierin staat dat Taecke<br />
Wijbes Scheltinga, die volgens. ‘Aantekeningen van de Raadsheer F.J.J. van Scheltinga’ de<br />
vader is geweest van Wijbrant (of Wybe) van Scheltinga, schout-bij-nacht in <strong>Russisch</strong>e<br />
dienst. Waarom de toevoeging ‘van’ hier wel wordt gebruikt is niet duidelijk. Jacobus<br />
Scheltema schrijft in ‘Rusland en de Nederlanden’ dat Wybrandt een neef was van Mr. Eco<br />
Scheltinga († 1746). Eco was de vader van Gerlacus Scheltinga, geboren op 15 april 1708. De<br />
dochter van deze Gerlacus was Johanna Wilhelmina Scheltinga († 1822). Zij was de moeder<br />
van de heer C.A. Munster Jordens, officier van Justitie bij de Arrondissement rechtbank te<br />
Deventer. 10<br />
In ‘De geschiedenis en genealogie van het geslacht van Scheltinga’, staat dat het<br />
wapen van Wybrandt Scheltinga gelijk was aan dat van Burgemeester Eco Scheltinga. De<br />
motivatie van deze bevinding ontbreekt echter. 11 Om het wapen van Wybrandt Scheltinga te<br />
achterhalen hebben de auteurs van het stamboomboek zich gewend tot de heer Jordens.<br />
Volgens hem bestond het wapen uit twee rozen naast elkaar onder een dubbele adelaar. Na<br />
vergelijk met beschikbare Scheltinga wapens bleek dat op de afdruk de adelaar in elke klauw<br />
een roos hield en er zich een derde roos op zijn staart bevond. Dit wapen wordt door de<br />
auteurs van het stamboomboek dan ook aangedragen als het wapen van Wybrandt<br />
Scheltinga. 12<br />
7 W. Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het geslacht Van Scheltinga van 1530-1939<br />
(Arnhem 1939) 137.<br />
8 J. Scheltema, Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver Wederkeerige Betrekkingen VI (’s<br />
Gravenhage 1817)299. dl.III; 180.<br />
9 Jr. Mr. de Haan Hettema, Mr A. van Halmael, Jr., Stamboom van den Frieschen, vroegeren en lateren adel, uit<br />
oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheidenen geslachten<br />
opgemaakt II (Leeuwarden 1848) 217-218.<br />
10 Scheltema, J., Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver Wederkeerige Betrekkingen IV (’s<br />
Gravenhage 1817) 299.<br />
11 W. Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het geslacht Van Scheltinga van 1530-1939<br />
(Arnhem 1939) 137.<br />
12 Wapen van de familie Scheltinga zie pagina voor inleiding.<br />
7
Daarnaast vermelden zij dat de heer Jordens had gezegd dat hij zich nog zeer goed<br />
herinnerde dat zijn moeder hem meermalen had verteld dat haar vader, Professor Gerlacus<br />
Scheltinga, wel eens te kennen had gegeven dat het hem weinig moeite zou kosten om zijn<br />
afstamming van adellijk geslacht te bewijzen. Verder schrijft Jacobus Scheltema dat de heer<br />
Jordens, een brief in zijn bezit had, waarin staat dat Gustaaf Ernst Scheltinga in 1789 op de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot di<strong>ende</strong>. Volgens deze brief zou Wybrandt Scheltinga met Dorethea Frobus<br />
zijn getrouwd. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren. De luitenant kolonel Peter<br />
Scheltinga, die weer twee zoons en vijf dochters naliet, en schout-bij-nacht Alexander<br />
Scheltinga, die deelnam aan de ontdekkingsreis van kapitein Bering en twee dochters naliet.<br />
Wybrandt Scheltinga zou door Peter I in Rusland zijn geadeld. Hoewel hierover in het<br />
marinearchief in Petersburg geen aanwijzingen zijn gevonden, zou het kunnen dat Wybrandt<br />
Scheltinga naast zijn Friese adellijke titel ook nog eens door Peter werd geadeld. Adeldom<br />
verlenen was een politiek machtsmiddel van de Tsaar. 13<br />
Zeker is dat Wybrandt Scheltinga in Rusland de stamvader was van een dynastie die<br />
tot 1962 zou voorbestaan. Joeri Vladimir Scheltinga zou als schout-bij-nacht van de rode vlag,<br />
als laatste van zijn dynastie overlijden. De familie Scheltinga had daarmee gedur<strong>ende</strong> 259 jaar<br />
8 officieren voor de <strong>Russisch</strong>e marine geleverd. 14 Deze scriptie richt zich op de stamvader van<br />
deze familie, Wybrandt Scheltinga, die als eerste van zijn geslacht overging in dienst van de<br />
Tsaar en zo aan de geboorte van de <strong>Russisch</strong>e vloot bijdroeg.<br />
De stichting van St. Petersburg<br />
In 1702 hadden de Russen het Zweedse garnizoensplaatsje Nyenskans, dat<br />
aan de monding van de rivier de Neva lag, veroverd. De gevangen genomen<br />
Zweden werden verbannen naar de verste uithoeken van Rusland. Na de<br />
verovering van Nyenskans verscheen een Zweedse vloot onder commando<br />
van de Zweedse admiraal Von Nummers voor de monding van de rivier de<br />
Neva. De brigantijn Astrild 8 en de galei Gädda 10 werden de rivier<br />
opgestuurd om de kusten te verkennen.<br />
Tsaar Peter I<br />
15 Ongeveer twee mijl<br />
stroomopwaarts de rivier de Neva, zagen de Zweden dat het <strong>Russisch</strong>e leger<br />
zich meester had gemaakt van Nyenskans. De Zweden, in de veronderstelling zijnde dat de<br />
Russen geen schepen hadden, zagen geen gevaar en bleven de rivierkusten observeren. 16<br />
Hierop gaf Peter I orders om zo veel mogelijk lotkeys 17 de rivier op te sturen en de<br />
Zweden de pas af te snijden. De 2 Zweedse schepen probeerden nu haastig terug te keren naar<br />
de vloot, maar het was al te laat. Een contraire westerse wind, dwong de Zweedse schepen<br />
met de stroom mee te gaan. De Russen maakten gebruik van deze situatie en vielen de<br />
Zweden aan. De Zweden gaven zich op 17 mei 1702 over na een kranige verdediging. De<br />
buitgemaakte Zweedse schepen waren de eerste die Peter op de Oostzee bezat. 18 Vlak daarna<br />
13<br />
W. Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het geslacht Van Scheltinga van 1530-1939<br />
(Arnhem 1939) 137. Scheltema, Rusland en de Nederlanden VI 299.<br />
14<br />
T.P. Mazur, Maritieme Dynastie Scheltinga in <strong>Russisch</strong>e Dienst (St. Petersburg 2000).<br />
15<br />
In de maritieme historie is het gewoon het aantal stukken geschut achter het schip te vermelden met een<br />
nummer. De scheepstypen worden uitgelegd in bijlage I.<br />
16<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 138.<br />
17<br />
Scheepstypen zie bijlage I.<br />
18<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 138. Zie ook; C.A.G. Bridge, ed., History of the<br />
Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary Englishman (1724) (Londen 1898-9)10. In<br />
dit laatste werk wordt beweerd dat de Zweden met een snauw 12 en een sloep 4 de rivier optrokken, helaas wordt<br />
hier geen datering gehanteerd en geen vermelding gemaakt van de Zweedse commander<strong>ende</strong> officier Von<br />
Nummers. De discrepantie tussen de scheepstypen weet ik alsnog niet te verklaren.<br />
8
nam Peter het besluit om St. Petersburg te bouwen. Het graafwerk begon op 16 mei 1703, de<br />
datum van de stichting van St. Petersburg. 19<br />
Daarnaast wilde Tsaar Peter dat er een vesting bij het eiland Retusari 20 gebouwd zou<br />
worden om de nieuwe stad te beschermen. Fort Kroonslot werd gebouwd op de zandbank aan<br />
de westzijde van het eiland. Alle schepen die naar en van St. Petersburg gingen moesten langs<br />
dit fort. Op het eiland werden drie batterijen geïnstalleerd, daarachter werd een haven<br />
gebouwd met fortificaties aan de westzijde. Deze batterijen werden genoemd naar Prins<br />
Alexander Mensjikov 21 , de Alexander Schans. St. Petersburg werd door deze strategische<br />
positie vanaf de Oostzee beschermd tegen Zweedse aanvallen. 22<br />
De Zweden vielen de nieuwe <strong>Russisch</strong>e posities in 1704 aan, zowel over land als over<br />
zee. Een leger van 8000 man bereikte de noordelijke oevers van de Neva, maar kon niet<br />
oversteken. Half juni werd Kotlin aangevallen door een oorlogsschip, vijf fregatten en zes<br />
kleinere vaartuigen. Deze aanval werd door de Russen afgeslagen. 23 Tegelijkertijd stuurden de<br />
Russen voorraden over zee naar het leger dat voor Narva lag. Toen Narva op 20 augustus<br />
1704 viel, overmeesterden de Russen 10 Zweedse galeien. 24<br />
Toen de fortificatiewerken bij Kotlin klaar waren, werden enkele <strong>Russisch</strong>e fregatten<br />
en snauwen te water gelaten. Deze schepen werden beschermd door de artillerie van het<br />
eiland en het fort. In de zomer van het jaar 1705 werd een Zweedse vloot gestuurd om de<br />
<strong>Russisch</strong>e fortificatiewerkzaamheden te stuiten en de <strong>Russisch</strong>e vloot te vernietigen. Admiraal<br />
Baron Anckerstierna voerde het commando over een vloot van 7 linieschepen, 5 fregatten en<br />
10 kleinere schepen. Op 15 juni arriveerde deze vloot voor Kroonslot. De Russen hadden alle<br />
mogelijke voorbereidingen genomen. Acht fregatten lagen als eerste verdedigingslinie<br />
afgemeerd tussen fort Kroonslot en een batterij op het eiland. Een versperring van<br />
boomstammen lag voor de eerste linie schepen. 25 In twee linies daarachter lagen snauwen en<br />
kleinere vaartuigen. Twee Zweedse aanvallen vonden plaats op 15 juni, eerst door 6 fregatten<br />
en daarna door 4 linieschepen, beide werden door de Russen afgeslagen. Op 16 juni en 21 juni<br />
voerde de Zweedse vloot een bombardement uit, echter zonder veel resultaat. Daarna trok de<br />
Zweedse vloot zich terug. 26<br />
Op 25 juli probeerde Zweedse infanterie onder het commando van kolonel Nieroth een<br />
landing op Kotlin uit te voeren, maar de kolonel koos een verkeerde plaats om te landen. 27 De<br />
Zweedse soldaten stonden tot hun nek toe in het water, waardoor het buskruit van hun<br />
19 R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985)327.<br />
20 Retusari is de Finse benaming voor het eiland Kotlin. Retusari werd door de Hollanders meestal Ritzaard<br />
genoemd.<br />
21 Alexander Danilovitsj Mensjikov was als boerenjongen geboren nabij Moskou op 27 november 1672.<br />
Mensjikov trad in dienst van de Zwitser Lefort als lakei. Door de humor en gevatheid van de lakei raakte Peter<br />
de Grote in bekoring door de jonge man en nam hem in persoonlijke dienst. Vanuit deze positie, een lage rang<br />
maar wel aan de zijde van de autocraat, wist Mensjikov zich op te werken tot een van de rijkste en machtigste<br />
mannen van het achtti<strong>ende</strong>-eeuwse Europa. Mensjikov verkreeg in 1707 de titel prins van Ingermanland en werd<br />
schout-bij-nacht in 1718. Prins Mensjikov overleed in 1729. R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het<br />
moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 337.<br />
22 C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 10.<br />
23 Het eskader van De Zweedse vice-admiraal De Prou bestond uit; Holland 50, Wrede 50, Ösel 50, Götheborg<br />
50, Wachtmeister 48, Revel 36 en de Norrköping 50. In; R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen<br />
1910) 139.<br />
24 Ibidem, 139.<br />
25 De grotere schepen van de <strong>Russisch</strong>e vloot waren op dat moment: Standaart 28, Michael Archangel 28,<br />
Sleutelburg 28, Kroonslot 28, Triomf 30, Derpt/ Dorpat 28, Narva 28, Fligel-Fam 28, Peterburg 28, Munker/<br />
Moncoeur 14, Sant Yakim 14, Legas 14, Kopore 14, Yamburg 14 in; R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic<br />
(Londen 1910) 139.<br />
26 R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 139.<br />
27 C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9)12.<br />
9
geweren nat werd. Terwijl de Zweden zonder dekking het eiland probeerden te bestormen<br />
lagen de Russen onder bevel van vice-admiraal Cruys achter de struiken en bomen te<br />
wachten. De Russen maaiden de belagers genadeloos neer. De Zweden verloren uiteindelijk<br />
560 man, en hadden 114 gewonden. Terwijl onder de Russen slechts 29 doden en 50<br />
gewonden waren gevallen. Na deze actie beperkten de Zweden zich tot het blokkeren van de<br />
Finse golf. 28<br />
De volg<strong>ende</strong> jaren was er weinig actie in de Finse golf te bespeuren. In 1706 lag de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot bij Kotlin. Af en toe werd een schip ter verkenning gestuurd. Rond 1707<br />
bestond de <strong>Russisch</strong>e vloot uit 11 fregatten, 7 snauwen en een aantal kleinere schepen. Negen<br />
buitgemaakte schepen en 40 nieuwe roeiboten bereikten Kotlin vanuit Narva. De Zweden<br />
waren blijkbaar niet in staat de Finse golf afdo<strong>ende</strong> te blokkeren. In 1708 veroorzaakten de<br />
Russen enige schade op de kust van Finland terwijl de Zweden in Reval bleven, vanwege<br />
contraire wind. 29<br />
Eind augustus 1708 verschenen 22 Zweedse schepen voor Kroonslot. 30 Tegelijkertijd<br />
stelde zich een leger van 14.000 man, onder leiding van de generaal Lybecker, voor St.<br />
Petersburg op. Deze strategie was door Karel XII bedoeld als manoeuvre om de aandacht van<br />
de Tsaar en zijn leger af te leiden terwijl een grootscheepse Zweedse aanval op Moskou werd<br />
ondernomen. Generaal Lybecker vernam via door de <strong>Russisch</strong>e generaal Apraksin verspreide<br />
valse inlichtingen, dat de stad zwaar versterkt zou zijn. Hierop trok de Zweedse troepenmacht<br />
met een boog naar het zuiden en westen door Ingermanland om St. Petersburg heen. Al snel<br />
was het Zweedse leger door hun voorraden heen. Toen het land niets meer opleverde slachtten<br />
ze hun eigen paarden. Lybecker en zijn troepenmacht zwierven doelloos door Ingermanland<br />
totdat ze de kust bij Narva bereikten. Aldaar beval generaal Lybecker de rest van de paarden<br />
te slachten, om niet in vijandelijke handen te vallen. Daarna ging de troepenmacht aan boord<br />
van de Zweedse vloot om koers te zetten naar Viborg. 31 Dankzij dit geluk was de Tsaar in<br />
staat zijn vloot ongehinderd uit te breiden. In 1708 werden nieuwe galeien en 2 linieschepen<br />
met elk 52 stukken geschut aan boord te water gelaten. Deze schepen werden ingezet op het<br />
Ladoga meer. 32<br />
De rol van kapitein Scheltinga<br />
In 1702 werd vice-admiraal Cornelis Cruys naar Nederland gestuurd om marineofficieren en<br />
zeelui voor de <strong>Russisch</strong>e marine te rekruteren. Al in juli 1703 kon Cruys 202 Nederlanders<br />
naar Rusland sturen. Onder deze groep bevonden zich 64 zeeofficieren. In 1704 werden nog<br />
eens 177 Nederlanders, waarvan 32 zeeofficieren, naar Archangel verscheept. In de maand<br />
juni van 1704 vertrok Cornelis Cruys weer naar Rusland. 33 Het is niet zeker met welke groep<br />
Scheltinga naar Rusland ging, maar vanaf 1704 was Scheltinga in ieder geval in St.<br />
Petersburg gestationeerd. In Rusland verkreeg Wybrandt de rang van kapitein. 34<br />
28<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 139.<br />
29<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 140.<br />
30<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 140.<br />
31<br />
C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9)13. Zie ook: R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne<br />
Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 414.<br />
32<br />
C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9)14.<br />
33<br />
J.S.A.M. van Koningsbrugge, The Dutch Republic, Sweden and Russia, 1697-1708, and the secret activities of<br />
Cornelis Cruys and Johannes van den Bugh in; Waegemans, E., Ed., Russia and the Low Countries in the<br />
eighteenth Century (Groningen 1998) 56. RGADA, Fonds 329, 1703, Ed. Chr. 40, Cruys to Golovin,<br />
21.06.1703, RGADA, Fond 329, 1704 Ed. Chr. 69, Cruys to Golovin, 23.05.1704, RGADA 329, 1704, Ed. Chr.<br />
100, Overzicht van <strong>Nederlands</strong>e zee officieren die in <strong>Russisch</strong>e dienst traden, 01.05.1704. Oude Stijl<br />
34<br />
Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 420, 421.<br />
10
Waarschijnlijk heeft Scheltinga vanaf dat jaar dan ook gevochten tegen Zweden vanaf Kotlin.<br />
Over zijn specifieke rol daarbij blijkt echter niets.<br />
Op een lijst van getrouwde en ongetrouwde officieren die getekend was op 19<br />
september 1705 in St. Petersburg, staat kapitein Wybrandt Scheltinga vermeldt als zijnde niet<br />
getrouwd. De vlagofficieren op dat moment waren vice-admiraal Cornelis Cruys en de twee<br />
schout-bij-nachts, Jan van Reez en Ivan de Bozzis. 35 Uit deze lijst valt af te leiden dat<br />
Scheltinga toen werkzaam was op de vloot bij St. Petersburg. Waarschijnlijk had Scheltinga<br />
een functie bij de verdedigingslinie voor Kroonslot onder bevel van Cornelis Cruys. Zeker is<br />
dat kapitein Scheltinga in 1706 het commando voerde over een aantal schepen in het eskader<br />
van vice-admiraal Cruys, dat zich bevond bij Kroonslot. Van een echte vloot kan men op dat<br />
moment nog niet spreken, maar waarschijnlijk had kapitein Scheltinga het bevel over een<br />
schip dat de <strong>Russisch</strong>e troepen bij Narva bevoorrade. Vanaf 1707 tot 1709 was Scheltinga<br />
bevelhebber op het schip De Narva, dat onderdeel uitmaakte van het Kotlin-eskader van viceadmiraal<br />
Cruys 36<br />
Vanaf 1707 zijn er geschreven orders van kapitein Scheltinga in het marine-archief te<br />
vinden. Op dat moment had de kapitein het bevel over een klein eskader. Zijn bevelen<br />
handelden over seinen die in zijn eskader gedaan moesten worden. Deze seinen waren<br />
noodzakelijk voor de onderlinge communicatie tussen schepen. Dit werd doorgaans gedaan<br />
door middel van vlaggen die op bepaalde punten in het tuig van het schip werden<br />
opgehangen. Zo had elke kapitein een eigen kleur vlag. De signalen die vanuit het schip van<br />
de eerste kapitein van een eskader werden gegeven, hadden betrekking op verschill<strong>ende</strong><br />
zaken. Zo kon het signaal gegeven worden om in gevechtsformatie te gaan varen in geval de<br />
vijand in de buurt was. De grootste schepen van het eskader moesten dan achter elkaar in<br />
linie 37 varen om vervolgens de vijand zo efficiënt mogelijk te kunnen beschieten.<br />
Ook kon er een signaal gegeven worden om de vijand te enteren. Dit gebeurde meestal<br />
na het bombarderen van de vijandelijke schepen. De snelste schepen kregen dan het signaal<br />
om de vijand in te halen en langszij te gaan liggen. Vervolgens werd met een van man tot man<br />
gevecht geprobeerd om het vijandelijke schip te overmeesteren. Daarnaast werden in geval<br />
van weinig wind, signalen gegeven om voor anker te gaan. Deze orders werden door<br />
Scheltinga zelf ondertekend en hadden betrekking op negen kapiteins. Hieruit valt af te leiden<br />
dat Scheltinga op dat moment een zekere mate van invloed had op de vloot, hoewel hij net als<br />
degenen die onder zijn bevel stonden zelf ook nog kapitein was. 38<br />
De jaren 1706 en 1707 verliepen relatief rustig, en de vlootwerkzaamheden bij St.<br />
Petersburg beperkten zich tot het bouwen van schepen en het op verkenning sturen van<br />
eskaders. In mei van het jaar 1707 kreeg kapitein Scheltinga orders van admiraal Feodor<br />
Apraksin om met zijn eskader dat bestond uit een aantal schepen, snauwen en een brander 39 te<br />
gaan kruisen aan de westzijde van het eiland Ritzaard, anderhalf mijl ten zuiden van<br />
Kroonslot. Scheltinga voerde op dat moment het bevel over de kapiteins Hay, Sivers, Bagh,<br />
de kapitein-luitenant Harbo en luitenants Helma, Smiths, Bredaal, Flaming en Traan. 40 Indien<br />
de vijand waargenomen werd moest kapitein Scheltinga seinen met de vlag van de achterste<br />
vlaggenstok en met zijn eskader terugkeren naar de vloot bij Kroonslot. Scheltinga moest<br />
35<br />
No.; 8 Rospis van getrouwde en ongetrouwde officieren en matrozen welke in St. Petersburg zijn. (19<br />
september 1705 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme<br />
zaken (St. Petersburg 1866) 7.<br />
36<br />
Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 420.<br />
37<br />
Vandaar ook de naam linieschip.<br />
38<br />
RGAVMF (Kantselarij van de Admiraliteit 1697-1728), Fond 176, inv. 1, zaak 130; Particuliere zeijnen die<br />
gedaan zullen worden door den heer capt W. Scheltinga (op ’t schip de Narva 11 mei 1707 O.S.) 28-30.<br />
39<br />
Een brander is een oud schip dat volgeladen werd met explosieven en brandbaar materiaal, dat recht op de<br />
vijand werd afgestuurd om haar zoveel mogelijk schade toe te brengen.<br />
40<br />
RGAVMF (Kanselarij van de Admiraliteit 1697-1728) Fond 176, inv. 1, zaak 130; Particuliere zeijnen die<br />
gedaan zullen worden door den heer capt W. Scheltinga (op ’t schip de Narva 11 mei 1707 O.S.) 28.<br />
11
kanonsalvo’s afvuren om kenbaar te maken met hoeveel schepen de vijand aanwezig was. 41<br />
Over het verloop van deze missie blijkt verder niets. Vlootoperaties tijdens de eerste jaren<br />
werden op zeer beperkte schaal uitgevoerd. Verkenningmissies voeren niet verder dan net<br />
voorbij de veilige bescherming van fort Kroonslot.<br />
In augustus kreeg luitenant Theunis Traan 42 orders van admiraal Apraksin om zich met<br />
zijn brander onder het bevel van kapitein Scheltinga te plaatsen. 43 Scheltinga gaf hem het<br />
bevel om met zijn brander de vijand op te zoeken en aan te vallen. Indien Traan het lukte een<br />
vijandelijk schip schade toe te brengen zou de kapitein een groene vlag van de stuurboordnok<br />
van de grote ra laten waaien met een kanonsschoot. 44 Dit sein was bedoeld voor de rest van<br />
het eskader om zich bij het gevecht te vervoegen. Mijns inziens was het de bedoeling van<br />
Scheltinga de vijand door middel van een brander zo veel mogelijk schade toe te brengen en<br />
daarna de verzwakte vijand gezamenlijk te verslaan.<br />
Op bevel van de Tsaar kreeg kapitein Scheltinga op 18 mei 1708 de opdracht om met<br />
zijn eskader van drie schepen, twee snauwen en een brander, de Oostzee op te gaan tot de<br />
kaap Krasna Gorka. 45 Indien er vijandelijke schepen werden waargenomen moest kapitein<br />
Scheltinga zijn best doen om deze te overmeesteren. Indien de overmacht te groot was, zou hij<br />
de vloot daarvan op de hoogte stellen en zich daarbij vervoegen. 46 Het is opvallend dat<br />
kapitein Scheltinga dit soort gevaarlijke missies moest ondernemen, want zeker in de<br />
beginjaren van de <strong>Russisch</strong>e vloot was het niet ongewoon dat er zich grote Zweedse eskaders<br />
op de Finse Golf vertoonden.<br />
Dat Scheltinga niet slechts een kapitein was en vaak verdergaande bevoegdheden<br />
verkreeg, blijkt uit een reeks ordonnanties van vice-admiraal Cornelis Cruys. Cruys gaf<br />
kapitein Scheltinga het bevel een inventaris te maken van alle schepen en hun manschappen,<br />
onderverdeeld in buitenlandse en <strong>Russisch</strong>e manschappen. Daarnaast was de kapitein<br />
verantwoordelijk voor de controle van het proviand op de schepen en de training van de<br />
scheepsgardisten. 47 De kapiteins op het eskader van kapitein Scheltinga in 1708 waren<br />
Bezemacker, Rees, Sivers, Schoonwijk; kapitein-luitenants Harbo en luitenants Smiths en<br />
Traan. 48 Dit eskader had een andere samenstelling dan die van 1707. Waarschijnlijk omdat in<br />
de beginjaren van de <strong>Russisch</strong>e vloot de doorstroming van marineofficieren erg groot was en<br />
buitenlandse officieren met enige ervaring vaak snel een eigen commando verkregen.<br />
Na de slag bij Poltava in 1709, waar het Zweedse leger een vernietig<strong>ende</strong> nederlaag<br />
had geleden, lag het Baltische land voor de Russen open. Terwijl graaf Sjeremetev 49 in het<br />
zuiden met 30.000 man de stad Riga belegerde, werd generaal-admiraal Feodor Apraksin met<br />
41 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; Orders van admiraal Apraksin voor kapitein Wybrandt Scheltinga (op<br />
het schip de Olifant ten anker voor Kroonslot 7 mei 1707) 30-32.<br />
42 Theunis Traan was in 1704 door Cornelis Cruys in Nederland aangenomen als onderofficier. In 1707 werd hij<br />
luitenant en kreeg het commando over een brander. In: Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I<br />
(St. Petersburg 1885) 376.<br />
43 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; 38 orders van Apraksin voor luitenant T. Traan, (11 augustus 1707<br />
1707 O.S.) 38.<br />
44 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; Particuliere seinen die bij kapitein Scheltinga gedaan zullen worden<br />
(Aktum in het schip de Narva zeil<strong>ende</strong> voor de punt van Ritzaard 11 augustus 1707 O.S.) 38.<br />
45 Zie geografische kaart.<br />
46 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; Orders van de Tsaar voor kapitein Scheltinga (getekend op het schip<br />
de Domme kracht, ondertekend door admiraal Apraksin op 18 mei 1708 O.S.) 49.<br />
47 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; Orders van vice-admiraal Cruys voor kapitein Scheltinga (getekend op<br />
het schip de Olifant ten anker voor Kroonslot 19 juli 1708) 52-53<br />
48 RGAVMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; Particuliere seinen die gedaan zullen worden bij kapitein W.<br />
Scheltinga (11 juli 1708) 51.<br />
49 Graaf Boris Sjeremetev was veldmaarschalk van het <strong>Russisch</strong>e leger. Sjeremetev had tegen de Polen, Krim-<br />
Tartaren en de Turken gevochten. Hij was er de man naar om zich te houden aan Peters algemene orders dat het<br />
leger nooit risico mocht nemen, tenzij de situatie sterk in zijn voordeel was. Uit; R. Massie, Peter de Grote en<br />
het ontstaan van het moderne Rusland (Amsterdam 1985) 315.<br />
12
18.000 man naar Viborg gestuurd om de stad te veroveren. Viborg was een belangrijke<br />
Zweedse vestingstad en vormde een bedreiging voor St. Petersburg. In 1706 was een aanval<br />
over land mislukt, maar nu kon Tsaar Peter zijn nieuwe vloot inzetten. Deze vloot bestond op<br />
dat moment uit fregatten en tal van galeien. Deze schepen waren zeer geschikt om<br />
landingsaanvallen en bevoorradingsmissies op de Finse kust uit te voeren.<br />
Toen in April 1710 de zee grot<strong>ende</strong>els ijsvrij was voer het Kotlin-eskader uit onder<br />
aanvoering van vice-admiraal Cruys en Tsaar Peter I als schout-bij-nacht, met als doel het<br />
leger bij Viborg te bevoorraden. Kapitein Scheltinga voerde toen het commando over het<br />
schip De Narva. 50 Het leger van Apraksin werd over zee met voedsel en manschappen<br />
voorzien, tot het uiteindelijk 23.000 man telde. Op 13 juni 1710 viel Viborg in handen van de<br />
Russen. In de loop van de zomer van 1710 veroverden de Russen achtereenvolgens de steden<br />
Riga en Reval. Geheel Lijfland en Estland waren nu in handen van de Tsaar. 51 In de roes van<br />
overwinning verkreeg kapitein Scheltinga op 30 oktober 1710 vanwege zijn goede diensten<br />
aan Rusland een promotie tot eersteklas kapitein. Deze promotie werd door Tsaar Peter<br />
persoonlijk verleend. Kapitein Scheltinga was op dat moment de oudste kapitein op de vloot.<br />
Helaas wordt verder niets vermeld over de leeftijd van de kapitein. 52<br />
Naar Woronezj<br />
In de herfst van het jaar 1710 werden vice-admiraal Cornelis<br />
Cruys en kapitein Scheltinga samen met een groot aantal andere<br />
officieren op bevel van de Tsaar in Woronezj ontboden in<br />
verband met de hervatting van de oorlog tegen de Turken.<br />
Woronezj<br />
53 De<br />
Tsaar had al eerder tegen de Turken gevochten om een haven<br />
aan de Zwarte zee te bezetten. Dit liep echter op niets uit.<br />
Uiteindelijk maakte het vredesverdrag van Constantinopel op 3<br />
juli 1700 een voorlopig einde aan deze oorlog. Peter I had toen<br />
zijn handen vrij om een oorlog tegen Zweden te beginnen maar<br />
was de mogelijkheid om de Turken te verslaan en een <strong>Russisch</strong>e<br />
haven aan de Zwarte Zee te creëren nooit vergeten. 54 Na de slag<br />
bij Poltava was de Zweedse koning Karel XII naar het Ottomaanse rijk gevlucht, waar hij de<br />
Turken probeerde te bewegen tot een nieuwe oorlog tegen de Russen. Vanwege de glansrijke<br />
overwinning van de Russen bij Poltava voelden de Turken hier echter weinig voor. Toen de<br />
Tsaar expliciet van de sultan verlangde dat Karel uiterlijk op 10 oktober 1710 zou worden<br />
uitgeleverd, werd dit door de Turken als oorlogsverklaring opgevat. Natuurlijk hadden pro-<br />
Zweedse facties aan het hof van de Turkse Sultan een grote invloed gehad op zijn bereidheid<br />
een nieuwe oorlog te beginnen. Waarschijnlijk was dit net genoeg want op 21 november 1710<br />
verklaarde het Ottomaanse rijk Rusland de oorlog. 55<br />
50<br />
No. 287; Rospis van de schepen van de Tsaar voor de campagne in 1710, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, Ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 197. No. 305; Lijst van schepen<br />
en hun commander<strong>ende</strong> officieren die op 1 mei 1710 van Kroonslot naar Viborg zullen zeilen O.S., Bronnen<br />
behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 212.<br />
Zie bijlage II&III. Zie ook; Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 420.<br />
51<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland (Amsterdam 1985) 486.<br />
52<br />
No. 43; Promotie van Wybrandt Scheltinga tot eersteklas kapitein (30 oktober 1710 te St. Petersburg O.S.),<br />
Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg<br />
1866) 29.<br />
53<br />
Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885)421.<br />
54<br />
E.J. Phillips, The founding of Russia’s navy. Peter the Great and the Azov Fleet 1688-1714 (Londen 1995)<br />
102.<br />
55<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland (Amsterdam 1985) 497.<br />
13
Volgens de manuscripten van Bridge waren Cruys en Scheltinga in het voorjaar van<br />
1711 nog in St. Petersburg. 56 Dit lijkt hoogst onwaarschijnlijk omdat volgens bronnen uit het<br />
marinearchief de vice-admiraal tijdens de eerste maanden van het jaar 1711 bezig was met het<br />
op orde brengen van de Zwarte Zeevloot. 57 ‘Soo haast god wil en ik gezond blijve, sal op mijn<br />
komst in Waronitz nader inspectie van de scheepbouw nemen, soo ook in Asof van schepen<br />
magazijnen en haven en na vermoogen op alle verbeteringen mijn sentiment aan uwe<br />
majesteit adviseren.’ 58 Dat de Zwarte Zee vloot op dat moment al sterk verwaarloosd was<br />
blijkt uit tal van berichten van vice-admiraal Cruys aan generaal-admiraal Apraksin. Cruys<br />
vroeg dan ook meerdere malen om een goede timmermeester die schepen kon bouwen en<br />
herstellen.<br />
Zo maakte Cruys melding dat het schip waar Scheltinga het bevel over kreeg, de<br />
Schorpioen 59 , samen met een aantal andere schepen; De Slap<strong>ende</strong> Leeuw, Bloem des Oorlogs<br />
en De Schildpad te sterk verwaarloosd waren om te repareren. ‘Want die zullen nooit van<br />
eenige goede dienst zijn, de heeren Engelsen hebben daar wel sorg voor gedragen’. 60<br />
Waarom Cruys hier de Engelsen beschuldigde voor de slechte staat van de vloot is niet<br />
duidelijk, maar duidt op onderlinge concurrentie tussen de buitenlanders op de vloot. In een<br />
brief aan Apraksin meldde Cruys later dat het beter zou zijn om schepen te bouwen tot 36<br />
stukken geschut, omdat de grotere schepen een te grote diepgang hadden waardoor ze vast<br />
kwamen te zitten in het ondiepe vaarwater. 61<br />
Vice-admiraal Cruys was belast met de centrale verantwoordelijkheid over de<br />
uitrusting van de Zwarte Zee vloot. Scheltinga moest toezien op de uitrusting van een aantal<br />
schepen bij Taganrog. Dat blijkt uit een brief met specificaties over welke goederen in<br />
Taganrog noodzakelijk waren. 62 Daarnaast had kapitein Scheltinga de verantwoording over<br />
de reparatie en uitrusting van zijn eigen schip evenals de andere kapiteins. 63<br />
De Tsaar voerde tegen de Turken voornamelijk een landoorlog, maar uit een lijst van<br />
oorlogsschepen die in de campagne tegen de Turken ingezet zou worden, blijkt dat hij het niet<br />
louter bij een landoorlog wilde laten. Hiervoor werden zelfs schepen, die Cruys ongeschikt<br />
achtte, ingezet. 64 Orders kwamen om een missie naar Constantinopel te ondernemen, maar<br />
gezien de slechte staat van de vloot deserteerde er een aantal matrozen. Cruys stelde daarom<br />
voor om een paar deserteurs op te hangen of voor de kop te schieten, anders zou het<br />
onmogelijk zijn deze missie te ondernemen. 65<br />
De inspanningen van Cornelis Cruys om de vloot in Azov op orde te brengen waren<br />
echter vergeefs, want de nederlaag van de troepen van de Tsaar tegen de Turken bij de rivier<br />
de Pruth, betek<strong>ende</strong> het einde voor de vloot. Met het vredesverdrag dat in 1711 gesloten werd,<br />
bereikten de Turken eindelijk hun doel. De zee van Azov viel weer in Turkse handen en de<br />
<strong>Russisch</strong>e scheepswerven in Taganrog en Woronezj moesten worden gesloopt. De<br />
56 56 C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 17.<br />
57 Voor een overzicht van de schepen van de Zwarte Zeevloot en hun bemanningen, zie: RGAVMF Fond 233,<br />
inv. 1, zaak 11; (blz 252-268) Zie bijlage IV.<br />
58 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Cruys aan Peter de Grote (3 februari 1711) 249.<br />
59 Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 421.<br />
60 RGAVMF Fond 233 (Kanselarij van generaal-admiraal Apraksin), inv. 1, zaak 11. Cornelis Cruys aan<br />
Apraksin (getekend te Trooitze 5 mei 1711) 44-46.<br />
61 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11. Cornelis Cruys aan Apraksin (getekend te Trojetsko 11 juni 1711) 70-<br />
71.<br />
62 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 31; Waarschijnlijk: Wybrandt Scheltinga aan Apraksin (Taganrog 9 maart<br />
1711) 736.<br />
63 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 31; Wybrandt Scheltinga aan Apraksin (Taganrog 9 maart 1711) 735.<br />
64 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Lijste der oorlogs vloot soo deese campanje op de … van weegen sijner<br />
Czaarsen Majesteit teegen den Turk staat te aggeren (Geen jaar en datum) 208. Zie bijlage V.<br />
65 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11. Cornelis Cruys aan Apraksin (getekend te Trojetsk 15 augustus 1711)<br />
94-95.<br />
14
oorlogsschepen van de Tsaar werden deels aan de Turken verkocht en deels vernietigd. Het<br />
geschut van de schepen en ander bruikbaar materieel werd naar St. Petersburg en Archangelsk<br />
getransporteerd. De admiraliteit in Woronezj werd in augustus 1711 opgegeven. 66<br />
In augustus maakte Cruys zich gereed om samen met de voornaamste zeeofficieren<br />
naar St. Petersburg af te reizen. 67 Vanuit de admiraliteiten bij Trojetsko, Zerkaskie, Taganrog<br />
en Woronezj werden grote groepen marinepersoneel naar St. Petersburg gestuurd, om daar de<br />
strijd tegen Zweden voort te zetten. Zo ook kapitein Scheltinga die op dat moment nog in<br />
Taganrog zat. 68 In september werden de kapiteins Scheltinga, Edwards en Degruijter naar<br />
Moskou gestuurd. De rest van de zeelieden moest achter blijven om te besparen op de kas van<br />
de admiraliteit. 69 Liever hield de Tsaar geld over dan dat iedereen veilig in St. Petersburg<br />
aankwam. In Moskou kreeg kapitein Scheltinga van vice-admiraal Cruys de opdracht om toe<br />
te zien op de manschappen die vanuit Azov via Moskou naar St. Petersburg op weg waren.<br />
Cruys vroeg daarbij aan Apraksin om de officieren en het gemene volk dat van Woronezj naar<br />
Moskou kwam, enigszins te helpen gezien de tijd van het jaar en het feit dat zij vrijwillig<br />
hadden aangeboden de reis te maken zonder betaling van de admiraliteit. 70 Waarschijnlijk was<br />
de situatie in Woronezj zo erbarmelijk dat de officieren de reis nog liever zonder betaling<br />
maakten dan daar te blijven. Over het verloop van de reis van Azov naar St. Petersburg blijkt<br />
verder niets. Wel zijn er vanaf 1712 veel zeeofficieren die eerst een functie hadden op de<br />
vloot bij Azov, weer in St. Petersburg te vinden.<br />
Wat het nut nu was van de zuidelijke vloot in deze tweede campagne tegen de Turken<br />
is onderhevig aan discussie. Volgens vele historici was deze vloot slecht uitgerust waardoor<br />
ze geen successen behaalde. De historicus Edward Phillips is echter een andere mening<br />
toegedaan. Volgens hem heeft deze vloot zich nooit echt kunnen bewijzen omdat Tsaar Peter<br />
er voor koos om de Turken te land te verslaan, hetgeen echter jammerlijk mislukte bij de<br />
rivier de Pruth. Voor zover bekend heeft de Zwarte Zeevloot geen ondersteun<strong>ende</strong> functie<br />
gehad bij de bevoorrading van het landleger en op zowel de Zee van Azov als de Zwarte Zee<br />
is het nooit tot een echte zeeslag gekomen. Was dit wel zo geweest dan had de uitkomst wel<br />
eens in het nadeel van de Turken beslist kunnen zijn. 71 Blijkbaar was volgens Phillips de<br />
Zwarte Zeevloot, hoewel slecht uitgerust, toch superieur aan de Turkse vloot. Tsaar Peter had<br />
nu in ieder geval zijn handen vrij om zich te wijden aan de oorlog tegen de Zweden in en rond<br />
de Oostzee.<br />
66<br />
E.J. Phillips, The founding of Russia’s navy. Peter the Great and the Azov Fleet 1688-1714 (Londen 1995)<br />
110.<br />
67<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Cruys aan Apraksin (Trojetsko 23 augustus 1711) 102, 103.<br />
68<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Cruys aan Apraksin , bijgevoegde lijst van officieren en mindere<br />
manschap die nodig zijn in St. Petersburg (Trojetsko 23 augustus 1711) 107-108. Zie bijlage VI.<br />
69<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Cruys aan Apraksin (Trojetsko 20 7bris 1711) 104.<br />
70<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Cruys aan Apraksin (Moskou 19 8bris 1711) 158-160.<br />
71<br />
E.J. Phillips, The founding of Russia’s Navy. Peter the great and the Azov Fleet, 1688-1714 (Londen 1995)<br />
112.<br />
15
II: 1712-1714<br />
Terug in St. Petersburg<br />
In een brief van de <strong>Nederlands</strong>e gezant Jacob de Bie, resident<br />
van de Staten-Generaal te St. Petersburg, staat dat op 23 mei<br />
1712 kapitein Scheltinga samen met de Tsaar<br />
bevoorradingsmissies op Viborg ondernam. ‘Dhr. Scheltinga<br />
die in qualiteit van capitein ter zee van Sijne Czaarse<br />
Majesteit de beijde boven gemelde transporten na Wijborg<br />
heeft gecommandeerd verzeekert mij dat in die twee togten 37<br />
zacken meel, en een goede quantiteijt andrie vivres beneffens<br />
eenige artillerie is getransporteerd.’<br />
Rede bij St. Petersburg<br />
72 Verder vermeldt De<br />
Bie dat de Tsaar Scheltinga tot kapitein-commandeur had<br />
bevorderd vanwege zijn goede diensten. 73 Bijna elk jaar<br />
promoveerde Peter een grote groep zeeofficieren.<br />
Waarschijnlijk was er vooral in de beginjaren van de <strong>Russisch</strong>e vloot een tekort aan<br />
commander<strong>ende</strong> officieren. De promotie van kapitein Scheltinga was op zich een logische<br />
volg<strong>ende</strong> stap, want de kapitein was inmiddels al 9 jaar in <strong>Russisch</strong>e dienst en had steeds een<br />
commander<strong>ende</strong> functie gehad.<br />
In 1712 was de vloot voornamelijk bezig met bevoorradingsmissies op het veroverde<br />
kustplaatsje Viborg. Scheltinga voerde op dat moment het commando over de brigantijnen, en<br />
had 17 schepen onder zijn commando. 74 De vloot verkeerde echter nog in slechte staat, er<br />
heerste een groot gebrek aan zeelui en vaklieden. Dat blijkt uit een notitie van de viceadmiraal<br />
Cruys waarin hij aan Apraksin schreef het probleem op te kunnen lossen door de<br />
tekorten aan te vullen met zeelui uit Woronezj. 75 Vlootexpedities in het jaar 1712 werden dan<br />
ook voorzichtig uitgevoerd en bestonden vooral uit verkenningsmissies en<br />
bevoorradingsmissies. Vice-admiraal Cruys gaf expliciet het bevel geen Zweedse schepen aan<br />
te vallen.<br />
In juli schreef de vice-admiraal dat hij samen met kapitein-commandeur Scheltinga<br />
twee vijandelijke schepen en een snauw nabij de kaap Krasna Gorka ontdekt had. 76 De<br />
ochtend van de 24 e juli gaf Cruys het bevel om jacht op het Zweedse eskader te maken.<br />
Hierop ging het Zweedse eskader strak onder zeil en stev<strong>ende</strong> de volle zee op. Of Cruys van<br />
plan was om de Zweedse schepen te overmeesteren is niet duidelijk. Uit het volg<strong>ende</strong> citaat<br />
blijkt eerder voorzichtigheid dan strijdlustigheid; ‘ik meen so god wil nog deesen avond wat<br />
verder naar buyten te zeijlen om indien ’t te doen is, den vijand so te observeren dat niet so<br />
na komt als voor deesen.’ 77 Volgens de manuscripten van Bridge, verord<strong>ende</strong> vice-admiraal<br />
Cruys de schepen Pernau (52), Samson (40) en de Lesela (14) met een aantal brigantijnen en<br />
kleine galeien de achtervolging in te zetten. Het Zweedse eskader, waarschijnlijk niet onder<br />
de indruk, bleef liggen afwachten. Hierop stuurde Cruys het schip De Riga (52) om te helpen.<br />
De manuscripten vermelden dat het <strong>Russisch</strong>e eskader tot een mijl afstand van de vijand was<br />
toen Cruys het signaal gaf om de achtervolging te staken. Toen de Zweden daarna recht op de<br />
72<br />
De Bie, 23 mei 1712 ordinaris, ARA 195 toegang 1.01.04 inv. nr 7367I. 317.<br />
73<br />
Ibidem, 318.<br />
74<br />
No. 425; Rospis van schepen van de Tsaar voor een missie naar Viborg in 1712, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 282. Zie bijlage VII.<br />
75<br />
RGAVMF Fond 233 (kanselarij van admiraal generaal Apraksin), inv. 1, zaak 38; brief van Cruys aan<br />
Apraksin (voor Kroonslot 21 juni 1712 O.S.) 83.<br />
76<br />
C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 19. Voor een overzicht van het eskader van Cruys was zie bijlage VIII.<br />
77<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; brief van Cruys aan Apraksin (in het schip de Riga ten anker voor de<br />
Schaarse eilanden 24 juli 1712 O.S.) 83.<br />
16
<strong>Russisch</strong>e schepen afstev<strong>ende</strong> gaf de vice-admiraal het signaal om aan te vallen. Vervolgens<br />
naderden de Russen tot op schootafstand, maar kort daarop werd de order gegeven om voor<br />
anker te gaan. De volg<strong>ende</strong> ochtend was de windrichting voor de Russen gunstig om de<br />
Zweden de pas af te snijden. De vice-admiraal maakte echter geen gebruik van deze<br />
mogelijkheid en het Zweedse eskader vluchtte de volle zee op. 78 De voorzichtige houding<br />
van de vice-admiraal duidt erop dat hij liever de vloot intact wilde houden dan de Zweedse<br />
schepen te veroveren. Aan de andere kant was het <strong>Russisch</strong>e vlooteskader volgens de<br />
manuscripten veel sterker dan het Zweedse en had deze makkelijk genomen kunnen worden.<br />
De voorzichtigheid van de vice-admiraal was echter niet geheel ongegrond. Het was in<br />
die periode niet ongewoon dat een grote Zweedse vloot zich in de buurt ophield. Het zou<br />
goed mogelijk kunnen zijn dat de drie Zweedse schepen een voorhoede van een veel groter<br />
eskader vormden. In een brief aan Apraksin schreef Cruys dat de vijand tot aan Reval toe de<br />
wateren observeerde. 79 In juli verscheen voor de bocht van Harriwalda een Zweeds Eskader<br />
dat uit 5 schepen en 4 galjoten bestond. Vice-admiraal Cruys dacht dat het voornaamste doel<br />
van de vijand was om de communicatie van St. Petersburg met Viborg te verstoren. Om deze<br />
reden zou het Zweedse eskader zijn schepen bijeenhouden om zo mogelijk de Russen direct<br />
aan te kunnen vallen. Waarschijnlijk behoorden de drie bovengenoemde schepen dan ook tot<br />
dit grotere Zweedse eskader. 80<br />
In augustus lukte het de Griekse schout-bij-nacht graaf De Bozzis en kapiteincommandeur<br />
Scheltinga, om met een eskader, de zee op te trekken. Het op de loer ligg<strong>ende</strong><br />
Zweedse eskader zou misleid zijn door een afleidingsmanoeuvre. <strong>Russisch</strong>e schepen die<br />
onder de noordwal bij Scornaleka 81 lagen deden alsof ze een landing zouden ondernemen. 82<br />
Tegelijkertijd liep het eskader van Scheltinga en De Bozzis uit. De 18 e verkreeg Cruys bericht<br />
uit Narva, dat twee mijlen uit de kust op 16 en 17 augustus schoten waren gehoord. Cruys<br />
dacht dat het alarmschoten geweest waren omdat de vijand gesignaleerd was. 83<br />
In het dagboek van Peter de Grote vernemen we dat het eskader onder het bevel van<br />
schout-bij-nacht De Bozzis en kapitein-commandeur Scheltinga, op 16 augustus, een Zweeds<br />
bevoorradingsschip met vier kanonnen had veroverd. De 20 e veroverde dit eskader de<br />
Zweedse snauw ‘Kracht’, dat een verkenningsmissie uitvoerde. Dit schip had 27 stukken<br />
geschut en werd gecommandeerd door een luitenant met 58 man onder zich. Ook werden twee<br />
galjoten veroverd. Een daarvan was afkomstig van een admiraalsschip en de andere van een<br />
commander<strong>ende</strong> officier. Deze schepen waren uitgerust met 4 kannonen en hadden 42<br />
onderofficieren en matrozen en een luitenant aan boord. Daarnaast werden nog twee kleinere<br />
schepen vernietigd. 84<br />
Of de op de Zweden behaalde successen die het dagboek van Peter de Grote<br />
vermelden geheel voor waar moeten worden aangenomen, valt te betwijfelen. Het dagboek<br />
had immers tot doel om West Europeanen van de grootsheid van de Tsaar te overtuigen.<br />
Daarbij was geen ruimte voor het falen van Tsaar Peter’s nieuwe vloot. Zeker is in ieder geval<br />
78<br />
C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 18, 19.<br />
79<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Cruys aan Apraksin (in het schip De Riga ten anker nabij Krasna Gorka<br />
op 28 juli 1712 O.S.) 86, 87.<br />
80<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Cruys aan Apraksin (in het schip De Riga ten anker bij Krasna Gorka op<br />
5 augustus 1712 O.S.) 94-95.<br />
81 Waar ligt Scornelaka.<br />
82 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Cruys aan Apraksin (in het schip De Riga ten anker bij Krasna Gorka op<br />
O.S.) 11 augustus 1712, 97.<br />
83 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Cruys aan Apraksin (in het schip De Riga ten anker bij Krasna Gorka op<br />
O.S.)19 augustus 1712, 98.<br />
84 G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens (Berlin<br />
1773) 519.<br />
17
dat er in de latere bronnen geen melding wordt gemaakt van een Zweedse snauw die de naam<br />
‘Kracht’ droeg.<br />
Aan de andere kant werden er wel degelijk successen door de <strong>Russisch</strong>e vloot geboekt.<br />
In een brief van Cruys aan Apraksin wordt duidelijk dat de brigantijnen op 17 augustus een<br />
vijandelijk schip met 8 stukken geschut hadden veroverd. Verder was een commandopost aan<br />
de kust overrompeld en een kapitein gevangen genomen. Dat dit het eskader is waarover<br />
Scheltinga het commando voerde blijkt uit voornoemde brief van Cruys waarin hij stelde dat<br />
de brigantijnen tot aan Waggeloe 85 waren. Behalve de commandeur Schoon omdat zijn schip<br />
averij had opgelopen. 86 Deze commandeur Schoon maakte onderdeel uit van het eskader van<br />
de kapitein-commandeur Scheltinga. 87 Over andere missies in het najaar van 1712 blijkt niets.<br />
In Oktober verkreeg kapitein-commandeur Scheltinga instructies van de vice-admiraal<br />
Cruys. Deze instructies bevatten richtlijnen voor de winterwacht op Kotlin. Toen de Finse<br />
golf helemaal bevroren was overwinterden de schepen in de haven van Kotlin. ‘Alle half<br />
uuren sullen eerst de klokken in de schepen, een voor een geluid worden, vervolgens rondom<br />
de haven, de een na den ander in ’t ronde; en bij welke sentinel of schildwagt geen geluid<br />
werd sal den officier van den wacht strak visiteren en examineren.’ 88 Uit deze instructie blijkt<br />
dat men nog steeds erg bang was voor een Zweedse aanval. Daarnaast kregen de officieren<br />
van de schepen het bevel het ijs rond hun schepen weg te hakken, en de schepen ijsvrij te<br />
houden. Van alle zaken moest de kapitein-commandeur een ordelijk dagregister bijhouden. 89<br />
Op 20 oktober schreef Scheltinga aan admiraal Apraksin, dat er een begin was<br />
gemaakt met het uitdelen van proviand aan de matrozen voor de maand november. 90 In<br />
november was admiraal Apraksin ziek. Scheltinga wenste hem daarom een goede gezondheid<br />
toe. Ook wilde hij graag weten of een kanonschot mocht worden gelost ter ere van de dag van<br />
St. Andreas. Tegelijkertijd was Scheltinga belast met de taak om de matrozen van voedsel te<br />
voorzien. 91 Daarnaast was men gedur<strong>ende</strong> de wintermaanden bezig om de schepen te<br />
repareren. Om deze reden vroeg Scheltinga generaal-admiraal Apraksin om een botenmaker<br />
en sloepmeester naar Kotlin te sturen. 92 Uit de brieven van Scheltinga valt naast een grote<br />
eerbied voor de generaal-admiraal Apraksin de goede zorg voor het vlooteskader bij Kotlin af<br />
te leiden. Nu de wintermaanden aanbraken zaten de hoge heren admiraals in ieder geval<br />
lekker warm bij de haard in St. Petersburg, terwijl de kapitein-commandeur de directe<br />
verantwoordelijkheid had over de vloot die bij Kotlin overwinterde.<br />
Tot in april 1713 was Scheltinga bezig het vlootpersoneel op Kotlin te onderhouden.<br />
In april vroeg Scheltinga admiraal Apraksin om meel te sturen, omdat veel van het meel op<br />
Kotlin bedorven was. Daarnaast had Scheltinga nieuw hout nodig om de kleine vaartuigen die<br />
het meel moesten transporteren op te knappen. 93 De admiraal zette niet echt haast achter het<br />
verzoek van Scheltinga want zes dagen later herhaalde Scheltinga zijn bede om meel. In de<br />
pakhuizen in St. Petersburg waren slechts 388 zakken goed meel. Deze voorraad was bij lange<br />
85 Waggeloe is waarschijnlijk het plaatsje Wekelax. Veel plaatsen werden door de Nederlander vernederlandst.<br />
86 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; brief van Cruys aan Apraksin (In het schip De Riga ten anker bij Krasna<br />
Gorka 22 augustus 1712 O.S.) 106.<br />
87 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; lijste der commandeer<strong>ende</strong> officieren present op ’t esquader en<br />
brigantijnen(..) 134. Zie bijlage IX. Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885)<br />
421. Kapitein-commandeur Wybrandt Scheltinga commando over de voorhoede van brigantijnen dat deel<br />
uitmaakt van het eskader van schout-bij-nacht De Bozzis.<br />
88 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Instructie voor den kapitein-commandeur Wijbrand Scheltinga (gegeven<br />
voor St. Petersburg oktober 1712 O.S.)127.<br />
89 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Instructie voor den kapitein-commandeur Wijbrand Scheltinga (gegeven<br />
voor St. Petersburg oktober 1712 O.S.)127-130.<br />
90 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard de 28/29 oktober 1712 O.S.) 200.<br />
91 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard de 25 november 1712 O.S.) 203.<br />
92 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard de 28/30 november 1712 O.S.) 201.<br />
93 RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 64; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 4 april 1713 O.S.) 29-30.<br />
18
na niet genoeg. Daarom vroeg Scheltinga om overste Tollboechin, die nog 1500 zakken goed<br />
meel in zijn vesting had, de orders te geven dit in te laden en naar Kotlin te sturen. 94<br />
Waarschijnlijk gaf overste Tollboechin geen gehoor aan het verzoek van kapiteincommandeur<br />
Scheltinga. Want op 14 april vroeg Scheltinga admiraal Apraksin nogmaals om<br />
goed meel te sturen. 95 Het leven op de marine was in die tijd waarschijnlijk geen pretje en er<br />
zal dan ook veel honger geleden zijn. Vooral gedur<strong>ende</strong> de koude wintermaanden. Tot in april<br />
kon er wegens bevriezing niet uitgevaren worden. ‘tot dato deses legdt de zee maght vast soo<br />
ver als wij sien connen.’ 96<br />
De Finse kust<br />
Na het veiligstellen van een groot deel van de Baltische kust,<br />
zette Peter zijn zinnen op de Finse kust. Volgens het dagboek<br />
van Peter de Grote vertrok in april 1713 een vloot van 93<br />
galeien en 110 andere grote schepen met samen meer dan<br />
16.000 soldaten aan boord van St. Petersburg naar Finland. De<br />
Tsaar voerde als schout-bij-nacht het bevel over de voorhoede,<br />
generaal-admiraal Apraksin over de landingstroepen en schoutbij-nacht<br />
graaf de Bozzis commandeerde de achterhoede. Deze<br />
vloot arriveerde op 8 mei om 19:00 uur bij Helsingfors waar de<br />
Zweden zich onder bevel van generaal Lybecker achter<br />
batterijen hadden verschanst. Op 10 mei arriveerde een <strong>Russisch</strong> eskader bombardeerschepen.<br />
Tsaar Peter lag met de voorhoede tegenover de stad aan de noordzijde. Graaf De Bozzis nam<br />
met de achterhoede positie aan de zuidzijde van de stad. Apraksin gaf, waarschijnlijk na een<br />
uitvoerig bombardement, het bevel een landing te ondernemen hetgeen met grote moeite<br />
lukte. De 11 e mei vluchtte de vijand met achterlating van kanonnen en ammunitie. De<br />
vlucht<strong>ende</strong> Zweden werden voor een groot deel gevangen genomen door de troepen van de<br />
generaal-admiraal. Eind mei werd graaf De Bozzis met dertig galeien afgezonden om naar<br />
vijandelijke schepen te speuren. 97<br />
Volgens de historicus Anderson vertrokken op 13 mei twee vloten vanuit Kotlin. Een<br />
vloot van 200 galeien en een aantal kleinere schepen onder het bevel van Apraksin en de<br />
tweede vloot van 4 linieschepen, onder bevel van de vice-admiraal Cruys en kapiteincommandeur<br />
Scheltinga. 98 De galeienvloot van Apraksin was na de verovering van<br />
Helsingfors waarschijnlijk teruggekeerd naar Kotlin om voorraden in te slaan. Vanuit de<br />
haven van Kotlin zette de vloot van Apraksin koers naar de stad Borgå waar een troepenmacht<br />
aan land werd gezet. Zonder veel moeite werd de stad veroverd. De vloot van de viceadmiraal<br />
nam positie bij Björkö Sund, ten zuiden van Viborg. 99<br />
De vloot van de vice-admiraal Cruys werd bij Björkö Sund uitgebreid met het eskader<br />
van kapitein-commandeur Abraham Rees. In een brief van Rees aan Apraksin schreef hij dat<br />
zijn eskader van zes schepen en een galjoot, bij Zeeskar gekomen was en onder het<br />
commando van de vice-admiraal en zelfs onder kapitein-commandeur Scheltinga geplaatst<br />
94<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 64; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 10 april 1713 O.S.) 26-27.<br />
95<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 64; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 14 april 1713 O.S.) 31.<br />
96<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 64; Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 10 april 1713 O.S.) 26-27.<br />
97<br />
G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens (Berlin<br />
1773)540-545.<br />
98<br />
Dit waren de schepen, De Riga 50 onder bevel van vice-admiraal Cruys, De Wijburgh 52 onder bevel van de<br />
kapitein-commandeur Scheltinga, De Pernau 50, en twee fregatten; De Samson 32 en De Standaard 28 ,<br />
vergezeld door bomschip en twee snauwen en De Poltava 54 onder bevel van kapitein-commandeur Rees.<br />
Kapitein-commandeur Rees zou zich pas later bij de vloot voegen. C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian<br />
Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary Englishman (1724) (Londen 1898-9) 22.<br />
99<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 155.<br />
19
werd; ’ick bidde sijn majesteit in gedachte gelieve te neemen dat soo meenige jaaren trouw en<br />
een eerlijck gedient hebbe en die ongenaade niet zal mooge verwaghte om onder commando<br />
van een ander capitein commandeur te moeten staan, wij sijn nu met den anderen<br />
geconjungeert en mij beneede Scheltinga de rang gegeeven, versoeke sijne majesteit sijn wille<br />
hierover toe gesonden werden aan de heer vice-admiraal.’ 100 Waarschijnlijk moest de vloot<br />
van Cruys de galeienvloot van Apraksin en het eskader van Rees bescherming bieden tegen<br />
een eventuele aanval van Zweedse linieschepen.<br />
Nadat de vloot van de vice-admiraal was uitgebreid met het eskader van Rees zette<br />
Cruys koers naar Kotlin om de vloot opnieuw uit te rusten. Er waren drie nieuwe<br />
linieschepen en twee fregatten in Reval aangekomen. Deze nieuwe schepen waren door de<br />
Tsaar in het buitenland gekocht. 101 Cruys en Scheltinga kregen de opdracht om deze schepen<br />
in Reval op te halen. Op 2 juli had graaf De Bozzis bericht verzonden uit Finland, dat een<br />
Zweedse vloot bestaande uit 9 linieschepen, 2 fregatten en 4 transportschepen onder bevel van<br />
vice-admiraal Lillie bij Helsingfors aangekomen was. Waarschijnlijk om de stad te heroveren.<br />
Op 7 juli gaf de Tsaar bevel aan Cruys om bij de eerste gunstige wind in zee te gaan. 102 Of dit<br />
bevel nu gegeven werd om de Zweedse vloot aan te vallen, of om de aangekochte schepen te<br />
halen wordt niet precies duidelijk. Het kan zijn dat de vice-admiraal een tweeledige opdracht<br />
van de Tsaar had gekregen. Zowel het werk van Anderson als de manuscripten van Bridge<br />
vermelden dat deze vloot tot opdracht had de aangekochte schepen uit Reval op te halen. 103<br />
In ieder geval maakt het dagboek van Peter I melding van het gegeven dat begin juli<br />
vice-admiraal Cruys met zijn eskader nabij Reval zeil<strong>ende</strong>, drie vijandelijke schepen<br />
waargenomen had. Volgens de manuscripten van Bridge zou een Zweedse vloot onder bevel<br />
van vice-admiraal Lillie naar Helsingfors zijn gegaan. Van deze vloot was een eskader<br />
bestaande uit drie schepen van 56, 54 en 48 stukken geschut op verkenning gestuurd onder<br />
commando van commandeur Karl Raab. Nadat dit eskader de <strong>Russisch</strong>e vloot had gezien,<br />
ging zij op 10 juli voor anker bij Hoogland. 104 Vice-admiraal Cruys zette volgens het dagboek<br />
de achtervolging in. Niet lang daarna liep het schip De Wijburg onder commando van<br />
kapitein-commandeur Scheltinga op de bodem vast. Kort daarop onderging het schip De Riga<br />
van de vice-admiraal Cruys hetzelfde lot. De Riga kwam snel weer los, maar het schip de<br />
Wijburg moest in brand gestoken worden om haar niet in vijandelijke handen te laten<br />
vallen. 105<br />
Volgens het Zweedse verslag van de loop der gebeurtenissen, was in juli een<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot van 14 linieschepen en fregatten ontdekt. Tegen zo’n grote overmacht kon<br />
commandeur Raab niet op en hij gaf het bevel om terug te trekken en elkaar dekking te geven<br />
tijdens de terugtocht. De Russen hadden om half twee ‘s nachts de achtervolging in gezet. De<br />
drie Zweedse schepen kanonneerden hun belagers hevig en spoedig daarna werden twee<br />
<strong>Russisch</strong>e schepen ontmast. Een derde schip moest voor anker gaan vanwege een lek. De<br />
Wijburg, volgens de Zweden het schip van de vice-admiraal, maar in werkelijkheid het schip<br />
100<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 64; Abraham Rees aan Apraksin (op het schip Antonio d’padres ten anker<br />
bij zeeskar de 9 e mei 1713 O.S.)47-48.<br />
101<br />
Victoria 50 (Engeland), Strafford 50 (Engeland), Oksford 50 (Eng), de St. Nicolai 42 (Holland), Landsdown<br />
32 (Engeland) uit; R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 155. In G.J. Deder ed., Tagebuch<br />
Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens (Berlin 1773)557, staat bij deze<br />
lijst het schip Bretagne genoemd.<br />
102<br />
G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens<br />
(Berlin 1773)558.<br />
103<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 155. Zie ook; C.A.G. Bridge, ed., History of the<br />
Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary Englishman (1724) (Londen 1898-9) 23.<br />
104<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 23 noot 3.<br />
105<br />
G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens<br />
(Berlin 1773) 560.<br />
20
van kapitein-commandeur Wybrandt Scheltinga, en het schip De Moskou, kwamen dicht in de<br />
buurt van de drie Zweedse schepen. De rest van de <strong>Russisch</strong>e vloot was ver achter, volgens de<br />
Zweden te wijten aan slecht zeemanschap.<br />
De achtervolging duurde tot 8 uur ‘s ochtends, toen het Zweedse schip Ösel, waar<br />
Raab het commando over voerde, aan de grond liep. Spoedig daarna liep het schip de Wijburg<br />
ook aan de grond. Het lukte Raab om weer los te komen. Terwijl de Wijburg in brand werd<br />
gestoken waren de drie Zweedse schepen ontkomen en hadden zich weer bij de vloot van<br />
vice-admiraal Lillie bij Helsingfors gevoegd. 106<br />
Vijf verbrande schepen<br />
Terwijl het Cruys niet lukte de 3 Zweedse schepen te overmeesteren deed zich een ander<br />
incident voor. Vanwege de alarmer<strong>ende</strong> berichten dat een Zweedse vloot zich bij Helsingfors<br />
zou ophouden, begaf graaf De Bozzis zich met zijn galeien en bombardeerschepen naar<br />
Helsingfors. De Bozzis stelde zijn schepen op langs de oever bij de andere <strong>Russisch</strong>e troepen<br />
en vormde een batterij om de vijandelijke schepen te kunnen verjagen. Volgens het dagboek<br />
ging de Tsaar na het bericht van de vijandelijke vloot in een snauw naar Helsingfors. 107<br />
In een brief aan de Staten-Generaal schreef de <strong>Nederlands</strong>e resident te St. Petersburg<br />
De Bie dat de <strong>Russisch</strong>e troepen bij het verrassen van Helsingfors vijf <strong>Nederlands</strong>e schepen<br />
hadden verbrand. Daarbij was een schipper gewond geraakt en 21 bootslui vermoord door het<br />
<strong>Russisch</strong>e leger. De Tsaar had hierop gereageerd door De Bie te overtuigen dat de schippers<br />
zelf aan hun ongeluk schuldig waren. Ze zouden geen zeebrieven en andere documenten<br />
hebben vertoond aan de <strong>Russisch</strong>e commandanten, en onder het kanonvuur van de Zweedse<br />
oorlogschepen hebben gelegen. De Griekse schout-bij-nacht De Bozzis had deze schepen<br />
daarom voor Zweedse proviandschepen aangezien. Generaal-admiraal Apraksin zou orders<br />
hebben gegeven om de schepen te overmeesteren. 108<br />
Volgens het rapport van De Bie hadden de <strong>Nederlands</strong>e schepen toen zij de <strong>Russisch</strong>e<br />
vloot in het gezicht kregen zich teruggetrokken in een bocht zeer ver van de stad. Ze zouden<br />
een vlag van wel tien kleden groot hebben laten waaien. Dit was bedoeld als signaal dat ze<br />
ongewapend en geen vijanden waren. Toen de schepen geënterd werden door de Russen<br />
hadden de Nederlanders vergeefs hun zeebrieven laten zien, waarop ze door de Russen<br />
werden mishandeld. Vooral de Griekse schout-bij-nacht zou een uitzonderlijke lust tot<br />
plunderen hebben gehad. ‘dat niet tegenstaande sij genoegsaam de hollantsche vleugels en<br />
vlaggen hadden konnen kennen, hij dogh de scheepen voor sweedsche proviant schepen<br />
hadde gelieven aan te sien, waar uijt klaarlijk af te neemen was dat sijn oogmerckt niet<br />
anders was geweest als sijne beurs bij dit voorval te vullen.’ Nadat de vijf schepen waren<br />
geplunderd werden ze in brand gestoken. Graaf De Bozzis hield een arme schipper nog 24 uur<br />
zonder water of brood als gevangene. 109 De Bie probeerde voor de gekwetste <strong>Nederlands</strong>e<br />
zeelui schadevergoeding te verkrijgen. De Tsaar bleef van mening dat het een ongeluk was<br />
geweest, te wijten aan de zeelui zelf. Wel beloofde de Tsaar dat er een inquisitie zou komen<br />
vanwege het doodslaan van de zeelui. 110 De Bie zou nog vele jaren proberen om een<br />
schadevergoeding voor de zeelui te verkrijgen tot grote ergernis van de Tsaar.<br />
Nadat De Bie de Tsaar om schadevergoeding had gevraagd vanwege de vijf verbrande<br />
schepen vertrok Peter I naar Peterhof. Vanuit Peterhof wilde de Tsaar zich met 13<br />
106<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 24 noot 3.<br />
107<br />
G.J. Deder ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1698 bis zum schlusse des Neustadter friedens<br />
(Berlin 1773) 562.<br />
108<br />
De Bie, 15 juli/11 augustus 1713 ordinaris, ARA 263 toegangsnr. 1.01.04, inv. nr. 7367I. 430-434.<br />
109<br />
De Bie, 15 juli/11 augustus 1713 ordinaris, ARA 263 toegangsnr. 1.01.04, inv. nr. 7367I. 430-434.<br />
110<br />
De Bie, ? juli/ ? augustus 1713 ordinaris, ARA 263 toegangsnr. 1.01.04, inv. nr. 7367I. 439.<br />
21
linieschepen en fregatten naar de Finse kust begeven om 8 Zweedse oorlogschepen tot<br />
gevecht uit te lokken. De zeeofficieren hadden hem dit ten strengste afgeraden. De Tsaar nam<br />
uiteindelijk het besluit niet mee te gaan. Terwijl de Tsaar in Peterhof zat kreeg hij bericht van<br />
het lot van het schip De Wijburg dat op de klippen was gelopen en daarna in brand was<br />
gestoken. Na dit gebeuren was de vloot volgens een brief van De Bie doorgezeild naar Reval<br />
om vijf schepen van 44 tot 54 stukken geschut op te halen. 111<br />
Tijdens de wintermaanden klaagde de Griekse schout-bij-nacht De Bozzis viceadmiraal<br />
Cruys aan, vanwege het laten ontsnappen van de drie Zweedse schepen in 1712. 112<br />
Mijns inziens houdt het incident van de vijf verbrande <strong>Nederlands</strong>e schepen verband met het<br />
aanklagen van de vice-admiraal en zijn commander<strong>ende</strong> officieren. Wat zou de motivatie van<br />
De Bozzis zijn geweest om Cruys pas een jaar nadat hij de schepen liet ontsnappen aan te<br />
klagen. Het is waarschijnlijk dat het De Bozzis heet onder de voeten werd omdat hij de<br />
Hollandse schippers zo bruut had afgeslacht. Door Cruys aan te klagen kon De Bozzis de<br />
aandacht die op hem werd gevestigd af leiden en aan eventuele vervolging ontkomen.<br />
Uit de aanklacht van De Bozzis kwam een proces voort. Hierin speelde de gezant<br />
Jacob de Bie ook een rol. Dat blijkt uit een brief aan raadspensionaris Heinsius waarin viceadmiraal<br />
Cruys zijn ongenoegen uitsprak over het proces dat hem ten laste werd gelegd. ‘De<br />
allermoylijckste en verdrietelijckste pasaagie in mijn 16-jaarige dienst is mij onverwagt en<br />
buyte verdienste een ongehoordt prosesz aangedaan van Haar H.° moog<strong>ende</strong> ressident den<br />
heer Jacobus de Bie.’ 113 Of De Bie samen spande met De Bozzis is niet duidelijk. Wel is het<br />
denkbaar dat de Tsaar hierin een rol heeft gespeeld, want volgens het dagboek was de Tsaar<br />
terwijl de 5 schepen werden verbrand ook in Helsingfors.<br />
Als de Tsaar medeplichtig was aan de verbranding van de vijf schepen zou hij<br />
misschien in een kwaad daglicht bij de Heren Hoog Mog<strong>ende</strong>n in de Republiek komen. Om<br />
deze reden zou het kunnen dat hij de gezant De Bie ertoe had gedwongen de vice-admiraal<br />
aan te klagen, zodat het incident overschaduwd zou worden door een proces. In ieder geval<br />
was de Tsaar bevreesd voor de reactie van de Republiek. Dat blijkt uit een brief van De Bie<br />
‘Voorts zo versoght mij S: Mt dat ik voorgevallen ongeluk bij Helsingfors op de beste en<br />
sagste wijse aan mijne hoge heeren principaten mogte bij brengen.’ 114<br />
Het proces<br />
‘Den vice-admiraal Cruys is ordre gegeven benevens aan alle zee officieren sijn gehouden<br />
journaal van de vorige zee campagne in te geven, en sigh te verantwoorden over de volg<strong>ende</strong><br />
pointen: waarom die drie Sweedsche scheepen, daar hij dogh dertien onder sigh hadde, heeft<br />
laten eschapperen; waarom t’ schip de Wijborgh in brandt is gestooken, en waarom hij den<br />
schout bij nacht namentlijk Sijne Czaarsche Majesteijt zelf heeft verhindert die togt bij te<br />
woonen.’ 115 In de wintermaanden van het jaar 1713/1714 vond een proces plaats, alle<br />
commander<strong>ende</strong> officieren werden ter verantwoording geroepen. Het nu volg<strong>ende</strong> verslag was<br />
de loop der gebeurtenissen volgens de vice-admiraal Cornelis Cruys.<br />
De Tsaar had niet deelgenomen aan de missie in 1713 omdat de vice-admiraal en de<br />
commander<strong>ende</strong> officieren hem dat hadden afgeraden. Het zou onverstandig zijn geweest om<br />
de Tsaar bloot te stellen aan het vijandelijke vuur. Gezien de gevolgen van het verkeerd<br />
111<br />
De Bie, 2 augustus 1713 ordinaris, ARA 345 toegangsnr 1.01.04, inv. nr. 7367I. 443.<br />
112<br />
RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38, Cruys aan Apraksin (St. Petersburg 14 januari 1714 O.S.)19-23. Zie<br />
ook C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 25<br />
113<br />
Brief van Cruys aan Heinsius, 7 januari 1714, in; De briefwisselingen van Anthonie Heinsius 1702-1720 Deel<br />
XV: 1 mei 1713-30 april 1714 bewerkt door dr. A.J. Veenendaal tot RGP deel 227 (Den Haag 1996) 397, 398.<br />
114<br />
De Bie, 15 juli/11 augustus 1713 ordinaris, ARA 263 toegangsnr. 1.01.04, inv. nr. 7367I. 430-434.<br />
115<br />
De Bie, 12 december 1713 ordinaris, ARA 2 toegangsnr. 1.01.04, inv.nr. 7367II. 3.<br />
22
aflopen van de missie in 1713 stelde vice-admiraal Cruys dat het voor hem veel beter was<br />
geweest als de Tsaar getuige was geweest van de gebeurtenissen. 116<br />
Volgens het dagregister van het schip De Riga waar de vice-admiraal het bevel over<br />
voerde, was op 10 juli 1713 de wind zuidoost. De vloot verkeerde op dat moment bij<br />
Hoogland in de buurt. Na de middag werd door de kruisers sein gedaan van 3 vreemde<br />
schepen. 117 Hierop werd een vergadering gehouden op het schip van de vice-admiraal met de<br />
kapiteins-commandeur Scheltinga, Rees en kapitein Van Gent. De bevelen van de Tsaar en<br />
admiraal Apraksin werden besproken. Wat deze bevelen precies waren is niet duidelijk. Cruys<br />
besloot de drie schepen te achtervolgen alleen als er voordeel op de vijand behaald kon<br />
worden. ‘s Nachts zou de vloot naar Reval zeilen om de aangekochte schepen op te halen. 118<br />
Opvallend is dat in dit raadsbesluit niet werd gesproken over wat te doen als de vijand binnen<br />
schootsafstand zou komen, of dan ook geënterd moest worden.<br />
De achtervolging werd ingezet en om 5 uur in de morgen kon de vijand van het halve<br />
dek gezien worden. Om 6 uur liep De Wijburg van kapitein-commandeur Scheltinga het schip<br />
De Riga voorbij. Om 8 uur ‘s avonds voer de vloot voorbij Hoogland en werd aanzienlijke<br />
winst op de vijand behaald. Omstreeks 11 uur ging de wind liggen, en werd bevel gegeven om<br />
de sloepen voor de schepen te plaatsen en naar de vijand te roeien. De volg<strong>ende</strong> ochtend nam<br />
de wind weer iets toe en begonnen de kruisers de schepen van de vijand in te halen. Hierop<br />
begonnen de Zweden naar achteren te kanonneren. 119<br />
Om drie uur werd van het schip De Riga de rode vlag gehesen en een kanonschot<br />
gelost. Dit signaal betek<strong>ende</strong> dat ‘ijder sijn best zoude doen, die konde den vijand<br />
t’abordeeren.’ Waarop de achterste schepen van de vloot avanceerden. Om 5 uur draaide de<br />
vijand bij de wind om de zuid. De vice-admiraal dacht dat de vijand op dat moment het<br />
gevecht wilde aangaan. Later bleek dat de schepen slechts aan het bijdraaien waren omdat ze<br />
in de buurt kwamen van klippen. Op dat moment bevond kapitein-commandeur Scheltinga<br />
zich zeer dicht bij de vijand. Om deze reden had hij al zijn grote zeilen en kleine zeilen<br />
ingenomen, om bij de vijand te blijven drijven. Om half 6 kwamen de achterste schepen ook<br />
dichterbij, tot ze de vijand op een musketschot genaderd was. Scheltinga riep daarop naar de<br />
vice-admiraal dat zijn schip aan de grond vast zat. Vervolgens loefde de vice-admiraal sterk<br />
op, maar liep ook aan de grond. Tegelijkertijd kwam kapitein Larsenius berichtten dat er een<br />
kanonskogel in de kruitkamer was gekomen van het schip van kapitein-commandeur Rees,<br />
bewer<strong>ende</strong> dat het schip in de brand stond. 120<br />
Kapitein-commandeur Rees had volgens het verslag van Cruys bemerkt dat het schip<br />
van de vice-admiraal en die van kapitein-commandeur Scheltinga aan de grond waren<br />
gelopen. Daarna begon Rees de vijand te kanonneren. Cruys merkte op dat het hem leek dat<br />
Rees wat ver van de vijand af was en buiten schootsafstand verkeerde. Wel was Rees de<br />
vijand volkomen meester in het zeilen. Terwijl de vice-admiraal druk bezig was om zijn schip<br />
los te krijgen, draaide kapitein-commandeur Rees bij de wind van de vijand af, samen met de<br />
rest van de schepen die op dat moment een goede 4 ½ a 5 mijl van Helsingfors af waren. 121<br />
Cruys schreef verder niets over de reden waarom Rees met zijn eskader bijdraaide.<br />
116 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Cruys aan Apraksin (1714 St. Petersburg O.S.) 9.<br />
117 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Extract uijt het dagregister gehouden op ’t schip de Riga van Cornelis<br />
Cruys (.. O.S.) 12-22<br />
118<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18: copia raadsbesluit; C. Cruys, W. Scheltinga, A. Rees, W. van Gent<br />
(schip De Riga 10 juli 1713 O.S.)38.<br />
119<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Extract uijt het dagregister gehouden op ’t schip de Riga van Cornelis<br />
Cruys (..O.S.) 12-22<br />
120 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Extract uijt het dagregister gehouden op ’t schip de Riga van Cornelis<br />
Cruys (..O.S.) 12-22<br />
121 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Extract uijt het dagregister gehouden op ’t schip de Riga van Cornelis<br />
Cruys (..O.S.) 12-22<br />
23
De vijand vervolgde toen haar koers al schiet<strong>ende</strong> om de vloot van de vice-admiraal<br />
Lillie te kunnen alarmeren. Op dat moment kwam de kapitein-commandeur Scheltinga aan<br />
boord bij de vice-admiraal om te vragen wat hij moest doen. De vice-admiraal Cruys<br />
ordonneerde de schepen Samson, St. Jacob en Diana om hem te helpen. Het schip De Natalia<br />
bleef bij de vice-admiraal. Om 8 uur raakte het schip De Riga weer vlot. Daarna begaf de<br />
vice-admiraal zich naar het schip De Wijburg om de situatie te bekijken. 122<br />
Op 11 juli werd op het schip De Riga een krijgsraad gehouden over het vastzitten van<br />
het schip De Wijburg. Wybrandt Scheltinga nam zelf niet deel aan deze krijgsraad. Er werd<br />
besloten alle mogelijke vlijt aan te w<strong>ende</strong>n om het schip met de ankertouwen vlot te krijgen.<br />
Omdat het schip kapot was gestoten en vol water liep moest al het volk en de waardevolle<br />
spullen geborgen worden in de fregatten. Indien geen hoop meer was om het schip alsnog te<br />
bergen, zou zij in brand worden gestoken, om niet in vijandelijke handen te vallen. 123<br />
Zondag 12 juli was de wind noordwest. Nadat de Wijburg in brand was gestoken zette<br />
de vloot koers naar de Lijflandse kust. Het Zweedse eskader sloot zich weer aan bij hun vloot.<br />
Donderdag de 16 e arriveerde de <strong>Russisch</strong>e vloot voor de stad Reval. Gedur<strong>ende</strong> de namiddag<br />
vertoonde zich een vijandelijke vloot van 22 zeilen voor de haven en koerste vervolgens om<br />
de west. 124 De voorzichtigheid van de vice-admiraal om de drie Zweedse schepen aan te<br />
vallen kan verklaard worden uit het feit dat zich toch een aanzienlijke Zweedse vloot nabij<br />
Helsingfors ophield. Hoewel de <strong>Russisch</strong>e vloot op dat moment 13 linie schepen telde, zonder<br />
de aanvulling uit Reval, gaf Cruys de voorkeur aan het behoud van de vloot.<br />
Op 22 juli 1713 werd aan boord van De Riga een krijgsraad gehouden over de<br />
beweging van de vijandelijke vloot die de 16 e was gesignaleerd. Volgens het rapport van een<br />
Engelse schipper die bij Helsingfors had gelegen en een aantal malen aan boord bij de<br />
Zweedse vice-admiraal was geweest, bestond de vijandelijke vloot uit 9 schepen van 50 tot 52<br />
stukken geschut, 3 fregatten met elk 30 kanonnen en een snauw van 10 tot 12 stukken<br />
geschut. Toen de Zweedse vloot zich bij Helsingfors in de buurt bevond waren waarschijnlijk<br />
een aantal schepen ter verkenning uitgestuurd. Daarom maakte de schipper waarschijnlijk<br />
melding van een kleiner aantal schepen dan voor Reval was gesignaleerd.<br />
Vanwege het rapport van de Engelse schipper en het feit dat zich een Zweedse vloot<br />
voor Reval had vertoond, werd door de raad besloten om direct koers te stellen naar Kotlin.<br />
Indien de vijand zich tussen Kotlin en Reval zou vertonen dan zou de <strong>Russisch</strong>e vloot<br />
proberen om zich daar doorheen te slaan. De vijand mocht in geen geval tijd krijgen de<br />
Russen de pas af te snijden en ze bij Reval aan vallen. 125<br />
Nadat Cruys zijn rapport had ingegeven moest kapitein-commandeur Rees zijn<br />
zienswijze op het gebeuren duidelijk maken aan de krijgsraad. Volgens Rees was er op 10 juli<br />
inderdaad krijgsraad gehouden op het schip van de vice-admiraal. Er was toen besloten om<br />
de vijand te achtervolgen. Opvallend is dat Rees melding maakte dat op 11 juli om één uur ‘s<br />
ochtends weer koers volgens de resolutie werd gesteld naar Reval in plaats van de vijand<br />
verder te achtervolgen. Van deze bewering maakte de vice-admiraal in zijn verslag verder<br />
geen melding. Dit zou op een miscommunicatie tussen Rees en Cruys kunnen duiden.<br />
122<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Extract uijt het dagregister gehouden op ’t schip de Riga van Cornelis<br />
Cruys (..O.S.) 12-22<br />
123<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Copia krijgsraad op het schip de Riga, C. Cruys, A. Rees, J. de<br />
Gruijter, P. Bezemaker,B. Edwards, H. Wessel, K. Eekholt, M. Gosselaar, N. Sinavin (op het schip de Riga 11<br />
juli 1713 O.S.) 38.<br />
124<br />
RGAVMF Fond 223 (documenten van de admiraliteitsraad), inv. 1, zaak 18; Extract uit het dagregister van<br />
het schip de Riga, ondertekend C. Cruys (1714 St. Petersburg O.S.) 12-22.<br />
125<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18: Copia krijgsraad op het schip de Riga, C. Cruys, W. Scheltinga, A.<br />
Rees, P. Sivers, B. Edwards, H. Wessel, W. van Gent, M. Gosselaar, I. Sinavin, N. Sinavin, S. Schoon (op het<br />
schip de Riga 20 juli 1713 O.S.) 38<br />
24
Daarnaast wordt duidelijk dat het bevel van de Tsaar en Apraksin een resolutie behelsde,<br />
waarin de orders werden gegeven om de nieuwe schepen bij Reval op te halen. 126<br />
Op 11 juli verscheen tegen de dag de vijand aan zij, waarop de achtervolging alsnog<br />
werd ingezet. De kapiteins Wessel, Degruijter en Edwards maakten daarop hun aanvalsvlag<br />
bij en begonnen de vijand te kanonneren. Hierop zou de vice-admiraal evenals de beide<br />
kapiteins-commandeur de noodvlag hebben bijgemaakt om de vijand te achtervolgen. Vlak<br />
daarna was ook Scheltinga het gevecht aangegaan. Het schip van Scheltinga, De Wijburg liep<br />
echter aan de grond. Kort daarna raakte de vice-admiraal ook aan de grond. Ondertussen<br />
waren ook Rees en Gosselaar het gevecht met de voorste Zweedse schepen aangegaan. De<br />
rest van de vloot was toen een kanonsschot van hen verwijderd.<br />
Omdat de kapitein-commandeur Rees een kanonskogel in de kruitkamer kreeg zou hij<br />
zijn afgewend van de vijand. Rees maakte in zijn brief bezwaar tegen het handelen van de<br />
vice-admiraal. Volgens het 25 e artikel moest de vlagge-officier op een ander schip van zijn<br />
divisie overgaan als het vlaggenschip zoveel schade had opgelopen dat zij geen dienst meer<br />
kon doen. Daarna moest de vlagge-officier door middel van seinen de rest van de vloot op de<br />
hoogte brengen. De kapitein-commandeur Rees was de eerste die formeel een klacht uitte<br />
over het handelen van de vice-admiraal. 127 Toen de krijgsraad hem vroeg waarom hij toen De<br />
Riga en De Wijburg aan de grond waren gelopen, hij de vijand niet had geënterd antwoordde<br />
hij dat daartoe geen bevel was gedaan. 128<br />
Volgens de uitleg van kapitein-commandeur Scheltinga aan de krijgsraad, verkeerde<br />
hij op het moment dat de kapiteins Wessel Degruijter en Edwards op de vijand begonnen te<br />
schieten een halve mijl achter de vijand. De rest van de vloot bevond zich ongeveer 1,5 mijl<br />
achter Scheltinga. Nadat sein van het schip van de vice-admiraal was gedaan om aan te vallen,<br />
werd ook sein gedaan van het schip van Rees en kwam Scheltinga voor de wind op de vijand<br />
af. Hierop begon de vijand het schip van Scheltinga zwaar te kanonneren. De kapiteincommandeur<br />
voer lijwaarts van de vijand en stond op het punt haar te enteren. Nadat<br />
Scheltinga enige kanonschoten had gelost, liep zijn schip De Wijburg aan de grond. Volgens<br />
een aantal getuigenverklaringen van officieren had Scheltinga voordat hij aan de grond raakte<br />
de officieren bijeengeroepen en ze bevelen gegeven zich klaar te maken om de vijand te<br />
enteren. 129 Naar de mening van Scheltinga hadden Rees en Degruijter de vijand kunnen<br />
enteren. Kort daarna kwam de vice-admiraal met de rest van schepen opzetten en zeilde naar<br />
het schip van Scheltinga. Cruys deed dit nadat vanaf het schip De Wijburg geroepen was naar<br />
De Riga dat ze vastgelopen was. Vervolgens liep het schip De Riga aan bakboord van de<br />
Wijburg vast. 130 In het verslag van Cruys wordt bevestigd dat Scheltinga hem toeroep dat hij<br />
vast was komen te zitten. Waarom de vice-admiraal ook koers zette naar het ondiepe water is<br />
niet duidelijk, en getuigt niet van zeemanschap. 131<br />
De krijgsraad vroeg Scheltinga waarom dat hij de vijand niet had geënterd. Zowel uit<br />
het verslag van de vice-admiraal als dat van de kapitein-commandeur zelf bleek dat hij<br />
voordat zijn schip aan de grond liep, lange tijd gevochten had met de vijand. Scheltinga<br />
antwoordde hierop dat; ‘toen ick preparatie maakte [om te enteren], raakte ick aan den<br />
grondt.’ Ook vroeg de krijgsraad of de vice-admiraal seinen had gegeven toen het schip De<br />
Riga aan de grond was gelopen. Scheltinga beweerde dit niet te weten. In ieder geval waren<br />
op dat moment kapitein-commandeur Rees en kapiteins Wessel, Edwards en Degruijter het<br />
126 Fond 223, inv. 1, zaak 18; kapitein-commandeur Rees aan Apraksin (Ritzaard 7 december 1713) 51.<br />
127 Fond 223, inv. 1, zaak 18; kapitein-commandeur Rees aan Apraksin (Ritzaard 7 december 1713) 51.<br />
128 Fond 223, inv. 1, zaak 18; vraegpointen van capt commandeur Rees (.. O.S.) 65.<br />
129 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van zee officieren (16 december 1716 O.S.) 119-124.<br />
130 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van zee officieren (16 december 1716 O.S.) 119-124.<br />
131 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Scheltinga aan Apraksin (Eijland Ritzaard 7 december 1713<br />
O.S.) 55-57.<br />
25
dichtst bij de vijand. 132 Deze kapiteins gingen waarschijnlijk niet direct tot actie over, omdat<br />
zowel de kapitein Degruijter als Edwards en Wessel niet waren uitgenodigd op het<br />
admiraalsschip voor de krijgsraad en daarom niet op de hoogte waren van de signalen en het<br />
raadsbesluit om de vijand aan te vallen. 133<br />
Dit gegeven zou in het proces een grote rol gaan vervullen. De vice-admiraal werd dan<br />
ook ter verantwoording geroepen of dat hij de orders via de commandeurs ook aan de andere<br />
officieren had laten communiceren. Opvallend is dat de besluiten op De Riga mondeling<br />
genomen waren want zo schreef Cruys; ‘dat ik de capitein commandeurs vertrouw als braave<br />
soldaten op haar woord en eer en dat order tot abordeeren nimmer schriftelijk resoluties<br />
genoomen werden [..]. Dat ijder captein die de eer heeft Uwe Majesteit te dienen sijn pligt<br />
behoort te weten dat die resoluties principaal genoomen wierd om cours te stellen naar Reval<br />
volgens Uwe Majestijts ordre.’ 134 Nadat krijgsraad was gehouden met de kapiteinscommandeur<br />
en kapitein Van Gent, was er geen tijd meer om de andere officieren op de<br />
hoogte te stellen van de krijgsraad. Volgens Cruys waren de andere officieren op dat moment<br />
te druk bezig om de vijand te achtervolgen.<br />
In een raadsvergadering op 8 mei, waar alle officieren volgens Cruys van op de hoogte<br />
waren, was besloten schietgevecht met de vijand te mijden. Indien voordeel in het zeilen<br />
behaald kon worden moest tot enteren overgegaan worden. 135 Volgens een verklaring van<br />
Scheltinga, Ram, Rigo en Schoon had de vice-admiraal op 8 mei krachtig bevolen dat als de<br />
vijand in de buurt kwam ieder zijn best zou doen om te enteren. 136 Toen de <strong>Russisch</strong>e<br />
officieren de vijand konden enteren hadden zij gewacht op de vice-admiraal die hen dan voor<br />
zou gaan in de strijd. Uit een klaagbrief van de vice-admiraal blijkt dat het niet vaststaat dat<br />
deze orders aan de kapiteins-commandeur mondeling waren gegeven. Zo beweerde Cruys dat<br />
Scheltinga een ongetekend schrift had ingediend waarop de orders van de vice-admiraal<br />
stonden. 137 In ieder geval blijkt uit deze verklaring dat de vijand wel aangevallen moest<br />
worden. De vice-admiraal Cruys zou dan voorgaan in de strijd, maar omdat zijn schip vastliep<br />
lukte dat niet.<br />
Verder wilde de krijgsraad weten waarom op het moment dat De Riga op de bodem<br />
liep, de rode vlag ingehaald werd. Cruys antwoordde hierop dat vanaf dat moment Rees het<br />
commando voer, en dat het onmogelijk was om in die korte tijd op een ander schip over te<br />
gaan. Cruys had wel overwogen om in het schip van kapitein Rigo over te gaan. Eer Cruys bij<br />
het eskader van Rees was gekomen, had de vijand al weer bij Helsingfors kunnen zijn en zich<br />
kunnen aansluiten bij de Zweedse vloot. Volgens kapitein Ram had de vice-admiraal<br />
gemakkelijk op een ander schip over kunnen gaan. Omdat Ram vlak langs het schip van<br />
Cruys voer op het moment dat hij vast zat. 138 Kapitein-commandeur Scheltinga bevestigde dit.<br />
Naar zijn mening had de vice-admiraal makkelijk over kunnen gaan op het fregat van<br />
kapitein Ram of dat van Rigo. De vijand bevond zich op dat moment volgens Scheltinga en<br />
kapitein Rigo meer dan een halve mijl van de vlag en had dus ingehaald kunnen worden. 139<br />
132 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van de kapitein-commandeur W. Scheltinga (..O.S.) 61-64<br />
133 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van de kapitein DeGruijter(..O.S.) 75-76. RGAVMF<br />
Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van de kapitein Edwards (..O.S.) 86. RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak<br />
18; ondervraging van de kapitein Wessel (..O.S.) 88.<br />
134 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van de heer vice-admiraal (..O.S.) 107-109.<br />
135 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van de heer vice-admiraal (..O.S.) 107-109.<br />
136 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, verklaring van den capt commandeur Scheltinga, Ram, Rigo en<br />
commandeur Schoon (16 december 1713 O.S.) 142-142: aanwezig waren bij het raadsbesluit kapiteincommandeurs<br />
Scheltinga en Rees, kapiteins Van Gent, Brandt, Eekhoff, kapiteins luitenant N. Sinavin en Bredal<br />
en luitenants Berg en Sweertman.<br />
137 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad (..O.S.) 109-110.<br />
138 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van den kapitein Ram (..O.S.) 133-135.<br />
139 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van kapitein-commandeur Scheltinga en kapitein Rigo<br />
(..O.S.) 136-139.<br />
26
Toen kapitein Rigo bij de vice-admiraal aan boord kwam was Cruys van mening dat<br />
het te laat was om de vijand nog in te halen omdat kapitein-commandeur Rees op dat moment<br />
al terug kwam. 140 In ieder geval had Cruys nooit signaal gegeven voor kapitein-commandeur<br />
Rees om van de vijand af te w<strong>ende</strong>n. 141 Uit de getuigenverklaringen van een aantal<br />
onderofficieren bleek dat nadat de vice-admiraal de rode vlag liet zakken, de kapiteincommandeur<br />
Rees van de vijand afweek. Volgens de luitenant Feodrov Glasoff die op schip<br />
van Rees di<strong>ende</strong> had Rees alle officieren van zijn schip bijeengeroepen en gezegd; ‘wij<br />
kunnen niet langer vegten naer de maal de vice admiral de roode vlag heeft neer laaten<br />
haelen.’ 142 Dit signaal werd door Rees dus geïnterpreteerd om zich terug te trekken.<br />
Polarisering<br />
Na de eerste verhoren bleek als belangrijkste probleem van de missie in 1713 dat viceadmiraal<br />
Cruys zijn vlag op een ander schip had moeten zetten op het moment dat De Riga op<br />
de bodem vastliep. Deze kritiek werd door de vice-admiraal afgewimpeld op zijn twee<br />
kapiteins-commandeur. Zij zouden zich niet hebben gedragen als waardige zeelui. Ten eerste<br />
waren Rees en Scheltinga schuldig aan het gegeven dat de vijand niet geënterd was. Cruys<br />
had daartoe op 8 mei duidelijk bevel gegeven. Op 11 juli werd het signaal gegeven dat ieder<br />
zijn best moest doen om de vijand aan te vallen en te enteren. Vooral kapitein-commandeur<br />
Scheltinga en de vier voorste kruisers hadden toen meer hun best moeten doen.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga had geen zeil moeten minderen zodat de vijandelijke<br />
commandeur geënterd had kunnen worden. Daarnaast had hij zijn post niet waargenomen.<br />
Toen de vice-admiraal dicht in de buurt kwam had Scheltinga de noordelijkste Zweed moeten<br />
aantasten. Dit alles had Scheltinga volgens Cruys verzuimd. De vice-admiraal vond het<br />
onbegrijpelijk dat de kapiteins-commandeur beweerden dat ze geen signaal tot enteren hadden<br />
gekregen. Volgens Cruys waren die duidelijk gegeven op 8 mei en 11 juli. ‘hieruit blijkt<br />
klaarlijk dat de beide capt commandeurs en de vier cruijsers geen schriftelijke ordres nog<br />
zeijnen geobserveerd hadden maar deselve veragt hebben en op die wijs den vice-admiraal<br />
alleen aan den vijand op t’offeren gesind zijn geweest.’ Cruys schreef daarnaast aan de<br />
krijgsraad dat zij in acht moesten nemen dat twee schepen op een klip vast zaten, een schip<br />
een kanonskogel in de kruitkamer had gekregen en een machtig Zweeds eskader in de buurt<br />
was. Uit dit laatste blijkt dat Cruys vreesde slaags te raken met dit Zweedse eskader. 143<br />
Over de kapitein-commandeur Rees schreef Cruys, dat hij geen artikelen had<br />
gevonden waaruit bleek dat als het eerste schip beschadigd raakt en de rode vlag neergehaald<br />
werd, de derde officier van de vloot zich terug di<strong>ende</strong> te trekken. Cruys had daartoe geen sein<br />
gegeven. De bewijsvoering voor het verkeerde handelen van Rees bleek volgens Cruys uit het<br />
6 e en 8 e artikel. Volgens het 6 e artikel mag niemand van de vijand afwijken, pas als er<br />
aantoonbare schade aan een schip zou zijn. Volgens het 8 e artikel moet de schout-bij-nacht het<br />
commando overnemen als de vice-admiraal daartoe niet meer in staat is. De punten die de<br />
vice-admiraal aandroeg tegen de handelswijze van kapitein-commandeur Rees lijken gegrond.<br />
Er werd alleen niet gesproken over de omvang van de schade dat het schip van Rees had<br />
opgelopen. 144<br />
De wandaden van kapitein-commandeur Scheltinga motiveerde Cruys met het 11 e<br />
artikel. Hieruit blijkt dat indien een schip voordeel van wind mocht hebben, de kapitein zijn<br />
140<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van kapitein Rigo (..O.S.) 138-139.<br />
141<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, bericht van d’heer vice-admiraal (..O.S.) 103-105.<br />
142<br />
Fond 223, inv. 1, zaak 18, ondervraging van zee officieren op 16 december 1716 119-124.<br />
143<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, Memoriaal van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad (17<br />
december 1713 O.S.) 145-152.<br />
144<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad tot nader<br />
deductie op het geen dat de 17 e deser was ingegeven (..O.S.) 156-162<br />
27
est moet doen de vijand te attaqueren. Als de kapitein dit nalaat, moet hij de doodstraf<br />
krijgen. Als Cruys de toepassing van het 11 e artikel overtuigend wilde maken, dan moest hij<br />
kunnen aantonen dat Scheltinga al lange tijd voordat zijn schip aan de grond liep, de vijand<br />
had kunnen enteren. Aangezien de vijand Scheltinga hevig aan het kanoneren was, lijkt het<br />
mij niet waarschijnlijk dat hij verzuimde de vijand aan boord te leggen. 145<br />
Dat de vice-admiraal volgens kapitein Ram op een ander schip had kunnen overgaan<br />
berust volgens Cruys op onkunde van de kapitein. ‘Den hoogedelen krijgsraad gelieve te<br />
weten dat den capitein Ram een veel beter ruijter als matroos of zeeman is en dat mogelijk<br />
zijn gissing in het w<strong>ende</strong>n en draijen van een schip met te paard zitt<strong>ende</strong> op sijn ruijters<br />
gemaakt heeft.’ Wanhopig probeerde Cruys de krijgsraad van zijn gelijk te overtuigen.<br />
Uiteindelijk beriep Cruys zich op de wijze waarop Michiel de Ruijter zijn vloot organiseerde.<br />
De Ruijter zou toen hij de Engelsen in 1665 uit de zee joeg wel 4 weken nodig hebben gehad<br />
om de vloot op orde te brengen. Dit gebeuren hield totaal geen verband met de missie in 1713.<br />
De logica van deze redenatie is hier ver te zoeken. Hieruit blijkt dan ook de zwakte van de<br />
redenatie van de vice-admiraal. 146 Volgens Cruys had De Zweedse admiraal Anckerstierna in<br />
1705 toen hij een aanval op Kotlin uitvoerde zijn rode vlag ingehaald terwijl het<br />
bombardement op de Russen gewoon doorging. Hiervan zouden nog vele officieren<br />
getuigenis kunnen doen. 147<br />
De kapiteins-commandeur lieten het niet zitten bij de beschuldigingen van Cruys.<br />
Scheltinga schreef dat hij bewijs had dat hij zijn uiterste best had gedaan de vijand te<br />
overmeesteren. Wat er precies op 8 mei rond de tafel was besproken was volgens Scheltinga<br />
niet schriftelijk overgedragen en daarom niet te onderscheiden van ‘algemene discours’. Een<br />
officier di<strong>ende</strong> volgens Scheltinga altijd schriftelijke orders uit te vaardigen, vooral tijdens het<br />
gevecht. De orders voor de kapiteins Degruijter, Edwards, Wessel en Schoon waren op<br />
Scheltinga’s verzoek achteraf bij Reval opgetekend. Pas toen was Scheltinga op de hoogte<br />
van de orders van de kruisers.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga kon de vijand niet enteren omdat hij was<br />
vastgelopen. Volgens Scheltinga heerste aan boord bij de vice-admiraal een grote wanorde.<br />
Toen De Riga werd gewaarschuwd dat de Wijburg aan de grond was gelopen, had de viceadmiraal<br />
nog voldo<strong>ende</strong> tijd om op te loeven. Bijgevolg was de vice-admiraal dan niet aan de<br />
grond gelopen. Scheltinga vond de klacht dat hij zeil geminderd zou hebben voordat hij bij de<br />
vijand was onterecht. Volgens zeemansgebruik had Scheltinga het grootzeil ingenomen om<br />
een goed voorzicht te kunnen hebben op de vijand om te kunnen enteren.<br />
Scheltinga was van mening dat de vice-admiraal beter de hele nacht had kunnen<br />
opblijven en zich niet op zijn minderen had moeten verlaten. Cruys had dan de sloepen voor<br />
de boeg kunnen plaatsen om te boegseren 148 toen de wind wegviel. Dankzij de nalatigheid van<br />
de vice-admiraal, was zijn schip de volg<strong>ende</strong> dag ver achter geraakt. ‘Met lasteren en quade<br />
gisingen door drift tegen mij opgenomen, om sijn fouten daar meede te verschoonen, te weten<br />
dat ik niet gedaan zoude hebben als een eerlijk officier, dat kan niet beweese worden.’<br />
Volgens Scheltinga kon de vice-admiraal niet bewijzen dat toen hij zeil had ingenomen, er<br />
ook maar een minuut was verzuimd om de vijand aan te vallen. Toen De Riga vastliep was er<br />
145<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad tot nader<br />
deductie op het geen dat de 17 e deser was ingegeven (..O.S.) 156-162<br />
146<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad tot nader<br />
deductie op het geen dat de 17 e deser was ingegeven (..O.S.) 156-162<br />
147<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, brief van Cornelis Cruys aan de hoog edele krijgsraad over het subject<br />
van de rode vlag (..O.S.) 163.<br />
148<br />
Boegseren is een scheepsterm. In geval van windstilte wordt een aantal roeischepen voor een zeilschip<br />
geplaatst om vooruit te komen.<br />
28
genoeg tijd voor Cruys om zijn eed en plicht na te komen. De vijandelijke schepen hadden<br />
dan eenvoudig overmeesterd kunnen worden. 149<br />
Dat de seinen van de vice-admiraal genegeerd zouden zijn, kan volgens Scheltinga niet<br />
bewezen worden. De vice-admiraal was meer geïnteresseerd in zijn eigen leven en het behoud<br />
van zijn schip dan de vijand te overmeesteren. Anders was de vice-admiraal nadat De Riga<br />
vastliep, wel overgegaan op een ander schip. Scheltinga motiveerde dit met het 24 e artikel.<br />
Daarin staat dat als het admiraalsschip door averij geen dienst meer kan doen, de admiraal alle<br />
vlijt moet aanw<strong>ende</strong>n om over te gaan op een ander schip. Scheltinga vond het onbegrijpelijk<br />
dat toen De Riga weer vlot kwam, de vice-admiraal het bevel had gegeven om te ankeren<br />
terwijl er nog genoeg tijd was geweest om de vijand in te halen. 150<br />
Nadat de vloot bij Reval was aangekomen had de vice-admiraal volgens Scheltinga<br />
wederom bezwaarlijk gehandeld. Cruys zou een met zout beladen galjoot hebben laten<br />
bezorgen bij zijn huis. Waarschijnlijk om zichzelf te verrijken. 151 De vice-admiraal had veel<br />
meer aandacht gehad voor de veilige overtocht van het galjoot dan voor de vloot. De<br />
bemanning van het vernietigde schip De Wijburg was op bevel van de vice-admiraal<br />
overgegaan op het schip De Pernau. Dit schip stond onder het commando van de oudste<br />
kapitein Bezemacker. Uit respect had Scheltinga zich toen onder het bevel van deze kapitein<br />
geplaatst. In zijn verweer stelde Scheltinga dat Cruys tot 17 december vol lof was geweest<br />
over het gedrag van Scheltinga.<br />
Op het halve dek van het schip van de vice-admiraal had een ontmoeting<br />
plaatsgevonden tussen de kapiteins Eeckhof, Van Gent, commandeur Gosselaar, de viceadmiraal<br />
en kapitein-commandeur Scheltinga. De commandeur Gosselaar zou woorden<br />
hebben gehad met de vice-admiraal. Cruys had Gosselaar gezegd dat hij met zijn schip de<br />
vijand had moeten enteren. Gosselaar antwoordde dat hij dat ook wel van plan was indien de<br />
vice-admiraal het behoorlijke sein had gegeven. 152 Tijdens deze ontmoeting zou Cruys de<br />
aanwezigen hebben gevraagd te zwijgen over het gepasseerde. 153<br />
Scheltinga was van mening dat de vice-admiraal zich er niet op kon beroepen dat de<br />
vlagsignalen die hij gaf dezelfde waren als die in Engeland en Holland. In alle landen was het<br />
gebruikelijk dat de seinen bij de vlag getekend aan de officieren uitgedeeld werden. Dit had<br />
de vice-admiraal niet gedaan. 154<br />
Volgens kapitein-commandeur Rees liet een Engelse en Hollandse vloot als deze<br />
gerangeerd lag, een rode vlag van boven waaien als signaal om het gevecht aan te gaan. De<br />
vice-admiraal zou in een geschrift zelfs vermeld hebben dat in geval van enteren, eerst in een<br />
linie gevaren moest worden. Lukte dat niet dan zouden 2 schoten gelost worden om toch te<br />
gaan enteren. De vice-admiraal had wel een rode vlag gehesen, maar dit was volgens Rees<br />
geen signaal om te enteren. Rees had geen kennis van het mondeling bevel van Cruys van 8<br />
mei. Cruys had toen bevolen geen schietgevecht te houden, maar zo mogelijk de vijand te<br />
enteren. Volgens Rees was Scheltinga niet in staat geweest om de vijand te enteren. Het schip<br />
149<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, antwoord op de artikelen door de heer vice-admiraal azijn memorie<br />
aan des hoog edle en gestrenge krijgsraad tegen mij ondergetek<strong>ende</strong> opgegeven, brief van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga (St. Petersburg 21 december 1713 O.S.)169-174.<br />
150<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18, antwoord op de artikelen door de heer vice-admiraal azijn memorie<br />
aan des hoog edle en gestrenge krijgsraad tegen mij ondergetek<strong>ende</strong> opgegeven, brief van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga (St. Petersburg 21 december 1713)169-174.<br />
151<br />
Zout was in die tijd erg kostbaar.<br />
152<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; toelichting op de memorij van 22 december, kapitein-commandeur W.<br />
Scheltinga (St. Petersburg december O.S.)181-182.<br />
153<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; memorij door den ondergeschreven tot speculatie van den hoogh edele<br />
gestrenge crijgsraad, capitein commandeur W. Scheltinga (St. Petersburg 22 december 1713 O.S.) 175-176.<br />
154<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; toelichting op de memorij van 22 december, kapitein-commandeur W.<br />
Scheltinga (St. Petersburg december O.S.) 181-182.<br />
29
van Rees was op dat moment vlabij Scheltinga. Om deze reden is het waarschijnlijk dat Rees<br />
daar een goede kijk op moet hebben gehad. 155<br />
Rees kon de vijand niet enteren omdat er een kanonskogel in de kruitkamer van zijn<br />
schip was gekomen en het schip lek geslagen was. Het is verdacht dat Rees later bek<strong>ende</strong> dat<br />
hij niet wist dat De Riga vastgelopen was. Toen de rode vlag werd ingehaald week hij van de<br />
vijand af. Hieruit valt te concluderen dat Rees dacht dat dit signaal bedoeld was om op te<br />
houden de vijand te na te jagen. 156<br />
Kapitein Joost Degruijter had op 9 mei instructies ontvangen om de vijand te enteren.<br />
Degruijter voerde het bevel over een klein schip. Tactisch gezien was dit een onverstandig<br />
bevel omdat de vijandelijke schepen veel groter waren. Toen er een kanonier over boord sloeg<br />
draaide Degruijter van de vijand af om de drenkeling te redden. Volgens het 25 e artikel van<br />
oorlog, moest Degruijter zodra er een linie van schepen was gevormd de vijand enteren. Er<br />
was echter geen linie gevormd. Om deze reden leidde het signaal van de vice-admiraal tot<br />
verwarring. Degruijter was van mening dat de vice-admiraal had moeten overgaan op een<br />
ander schip toen De Riga vastliep. 157<br />
Kapitein Benjamin Edwards schreef dat de rode vlag niet het signaal tot enteren was,<br />
maar om het gevecht met de vijand aan te gaan. Indien de rode vlag werd gestreken moest het<br />
gevecht gestaakt worden en de linie verbroken worden. Edwards was nooit in een vergadering<br />
geroepen en wist daarom niet wat voor orders daar gegeven waren. Net als de kapiteins<br />
Degruijter, Wessel en de commandeur Schoon wist hij niet beter dan de orders als<br />
bevelhebbers van kruisers uit te voeren. Kruisers waren kleine schepen die tijdens het enteren<br />
de grote linieschepen moesten assisteren. Dit was precies wat Edwards in gedachten had. De<br />
vice-admiraal had echter nooit sein gegeven om de vijand te enteren. Edwards voer met zijn<br />
schip vlak bij De Wijburg. Hij was van mening dat er zeer weinig tijd zat tussen het moment<br />
dat Scheltinga de vijand attaqueerde en zijn schip vastliep. Om deze reden zou Scheltinga niet<br />
de tijd hebben gehad om de vijand te enteren. 158<br />
Commandeur Schoon die het bevel voerde over de snauw Natalia schreef in zijn<br />
dagregister dat hij op 9 juli orders van de vice-admiraal had gekregen om voor de vloot uit te<br />
zeilen met de kruisers. Toen kapitein Wessel signaleerde dat de vijand was gezien, werd de<br />
achtervolging ingezet. Op dat moment hees de vice-admiraal de rode vlag evenals de beide<br />
kapiteins-commandeur, waarop het vuur werd geopend. Scheltinga kwam als eerste met zijn<br />
linieschip bij de kruisers maar liep vast. Daarna kwam commandeur Schoon bij Scheltinga<br />
aan boord en vroeg hem of hij van dienst kon zijn. Schoon probeerde vervolgens De Wijburg<br />
vlot te trekken. Tegen de avond begon Schoon met het overladen van goederen. 159 Hieruit<br />
blijkt dat Schoon de kruisers achterliet om met de Zweden te vechten. Schoon was van<br />
mening dat zijn snauw te klein was om de vijand te enteren. Als een linieschip dit had gedaan,<br />
155 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; brief van de kapitein-commandeur Rees aan de krijgsraad (St.<br />
Petersburg 17 december 1713) 183-186. Vraag aan de kapitein-commandeur Rees (21 december 1713 O.S.) 187-<br />
188.<br />
156 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; brief van de kapitein-commandeur Rees aan de krijgsraad (St.<br />
Petersburg 17 december 1713 O.S.)183-186. RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Vraag aan de kapiteincommandeur<br />
Rees (21 december 1713 O.S.) 187-188.<br />
157 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; memorial van Joost Degruijter aan de krijgsraad (21 december 1713<br />
O.S.) 191-192.<br />
158 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; brief van kapitein Benjamin Edwards aan de krijgsraad (19 december<br />
1713 O.S.) 193-194.<br />
159 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; dagregister van de commandeur Schoon (in de snauw Natalia 12 julij<br />
1713 O.S.) 207-208.<br />
30
dan had hij deze zeker geassisteerd. Daarbij rek<strong>ende</strong> Schoon op een signaal van de viceadmiraal<br />
om een linie te vormen conform het 25 e artikel. Om deze reden was de commandeur<br />
verbaasd over de beschuldiging van de vice-admiraal dat zijn officieren de seinen hadden<br />
genegeerd. 160<br />
Het 25 e artikel van het Hollandse seinboek van het jaar 1705 luidt; so den vijand,<br />
d’vlugt neemt en den admiraal oordeeld geraaden te zijn dat de geheele vloot hem zal volgen,<br />
zo sal hij so veel zeijl maaken, als hij kan den vijand agterna, en haalen het sein van<br />
rangeeren neer en schieten 2 schooten vooruijt, en alle vlagge officieren zullen het selfde<br />
doen, dan sal ieder schip sijn best doen, om den vijand t’vervolgen en aan boord te leggen. 161<br />
Uit dit artikel blijkt duidelijk dat de vice-admiraal het verkeerde sein gaf. Hij had nagelaten 2<br />
kanonschoten af te vuren nadat de rode vlag was neergehaald. Om deze reden ontstond er<br />
verwarring op de vloot. Uit een aantal getuigenverklaringen van officieren bleek dat op De<br />
Riga alle voorbereidingen getroffen waren om tot enteren over te gaan. Het was de pech van<br />
de vice-admiraal dat hij aan de grond liep. Waarschijnlijk raakte Cruys in paniek en gaf<br />
onduidelijke seinen waardoor de drie vijandelijke schepen ontkwamen. 162<br />
De tweede aanklacht<br />
Het proces handelde tot dusver over de mislukte missie in het jaar 1713. Daar bleef het echter<br />
niet bij. Terwijl de partijen tegenover elkaar stonden vaardigde De Griekse schout-bij-nacht<br />
graaf De Bozzis in januari 1714 een klacht uit over het handelen van de vice-admiraal tijdens<br />
een missie in 1712. Tijdens het eerste gedeelte van het proces was naar voren gekomen dat de<br />
vice-admiraal schuldig was aan de verkeerde afloop van de missie in 1713. Door de toch al<br />
wankele posities van Cruys verder aan te tasten kon De Bozzis afrekenen met zijn oude<br />
concurrent.<br />
Op 24 juli 1712 had de vice-admiraal samen met kapitein-commandeur Scheltinga<br />
twee vijandelijke schepen en een snauw nabij de kaap Krasna Gorka ontdekt. Deze schepen<br />
werden enige tijd achtervolgd. De Bozzis maakte bezwaar dat de vice-admiraal de witte vlag<br />
had gehesen om de achtervolging te staken. De Bozzis was volgens Cruys in zijn journaal<br />
vergeten te vermelden dat nadat de witte vlag weer was ingenomen de vijand de <strong>Russisch</strong>e<br />
schepen tot een halve mijl was genaderd. Vervolgens had de vice-admiraal de rode vlag<br />
gehesen en een kanon afgevuurd als signaal om de vijand weer te achtervolgen. Toen de<br />
vijand eenmaal buiten het rif was kreeg zij de wind vol in haar zeilen. De drie Zweedse<br />
schepen konden toen met geen mogelijkheid meer worden ingehaald. Dat De Bozzis hier geen<br />
melding van maakte was volgens Cruys te wijten aan het gegeven dat de schout-bij-nacht met<br />
zijn brigantijnen wel in de buurt was, maar van ‘al wat gepasseerd is naden middag hij sullen<br />
hadde van hooren en zeggen, en dat hij s’agtermiddags gerustelijk in sijn bedde hadde leggen<br />
slaapen.’ Daarnaast had De Bozzis een vijandelijke Zweedse luitenant en bootsman<br />
uitgenodigd om beschuldigingen over de vice-admiraal te verzamelen. 163<br />
De beschuldiging van De Bozzis bleef niet bij het laten ontsnappen van de drie<br />
Zweedse schepen. Cruys zou officieren hebben aangemaand om hun paspoort op te eisen en<br />
ontslag te nemen uit <strong>Russisch</strong>e dienst. Daarnaast was Cruys op de hoogte geweest van<br />
correspondentie van Finse boeren met de vijand om Zweedse gevangenen te helpen<br />
160<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; brief van commandeur Schoon aan de krijgsraad (St. Petersburg 21<br />
december 1713 O.S.)204.<br />
161 e<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; 25 artikel uijt het Hollandse zeijn boek van ’t jaar 1705 ondertekend<br />
Anthoni Pietersson (..O.S.) 209.<br />
162<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; vragen en antwoorden van de krijgsraad aan de kapitein Van Gent, P.<br />
Larsenius, H. Toorsen, S. Schurlovsky, B. Lebednikov, T. Bok (23 december O.S.) 210-220.<br />
163<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Memoriaal voor den Hoog edelen en gestrengen krijgsraad getekend<br />
door Cornelis Cruys (St. Petersburg 9 januari 1714 O.S.)79-80.<br />
33
ontsnappen. 164 Cruys bracht hier tegenin dat hij in plaats van officieren aan te manen tot<br />
ontslag, hij juist een lijst van 33 personen had ingegeven bij de generaal-admiraal om te<br />
promoveren. Over de Finse Boeren schreef Cruys dat hij zijn best had gedaan om het recht te<br />
laten zegevieren. De boeren zouden zijn ondervraagd en gemarteld. 165 Omdat Cruys op dat<br />
moment in Asof was liet hij deze taak over aan andere officieren 166<br />
De hoofdklacht zou zich beperken tot het laten ontsnappen van de drie Zweedse<br />
schepen. Uit het dagregister van de vice-admiraal kan gezien worden wat er precies was<br />
voorgevallen. Op 23 juli 1712 vertrok de vloot onder bevel van vice-admiraal Cruys van St.<br />
Petersburg. De wind kwam toen uit het zuidwesten. Omstreeks 4 uur na de middag werd sein<br />
gegeven van drie zeilen die omstreeks half 5 van het halve dek gezien konden worden. Deze<br />
drie schepen voeren voor de wind langs Harriwalda. Omstreeks deze tijd kwamen de<br />
<strong>Russisch</strong>e brigantijnen onder bevel van kapitein-commandeur Scheltinga en de Griekse<br />
brigantijnen naar buiten. Deze vloot ging ten anker aan de westzijde van Kroonslot. Tegen<br />
zonsondergang gingen de drie vijandelijke schepen ongeveer 3 mijl van de <strong>Russisch</strong>e vloot<br />
voor anker. Omstreeks 9 uur ging de vice-admiraal voor anker 3 werst van de rest van de<br />
vloot. Gedur<strong>ende</strong> de nachts was het slecht weer. Om 1 uur ‘s nachts kreeg Cruys bericht van<br />
de gouverneur dat er 10 vijandelijke schepen in de buurt van Suijkena 167 gezien waren die 40<br />
man aan land hadden gezet. 168<br />
De 24 e was de wind zuid-west. De vijand kwam toen voor de wind op de <strong>Russisch</strong>e<br />
vloot af. Om deze reden gaf de vice-admiraal orders aan de kapiteins Edwards, Blarij,<br />
Bezemacker en luitenant Sinavin om de vijand aan te vallen. Daarna kwamen kapiteincommandeur<br />
Scheltinga en schout-bij-nacht De Bozzis bij Cruys aan boord en werden 4<br />
<strong>Russisch</strong>e brigantijnen geordonneerd om uit jagen te gaan. Omstreeks 10 uur ging de wind<br />
liggen. Luitenant Hauk werd hierop naar de schout-bij-nacht gestuurd om 7 brigantijnen voor<br />
de schepen te plaatsen om te kunnen boegseren. 169<br />
Een dag eerder had schout-bij-nacht De Bozzis het bevel gekregen om vijf<br />
brigantijnen naar het schip van Cruys te sturen. Omdat de schepen niet kwamen, gaf de viceadmiraal<br />
nogmaals sein, waarop De Bozzis zich met zijn vijf brigantijnen bij De Riga<br />
vervoegde. Op het moment dat de vijand vernam dat de Russen aan het boegseren waren nam<br />
zij alle zeilen in en begon ook te boegseren om op volle zee te komen. Toen de brigantijnen<br />
voor het vice-admiraals schip waren geplaatst was de vijand ongeveer 2½ mijl van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot. 170<br />
De vice-admiraal nuttigde het middagmaal met de schout-bij-nacht, de kapiteincommandeur<br />
en de kapiteins. Er werd een glas wijn gedronken op het goede succes. Na een<br />
uur geboegseerd te hebben stak een sterke westenwind op en werden de brigantijnen los<br />
gemaakt. Alle officieren werden teruggestuurd naar de schepen om hun best te doen om de<br />
vijand te veroveren. Het was al te laat, de 3 vijandelijke schepen waren al buiten het rif en<br />
voeren recht tegen de wind ten opzichte van de <strong>Russisch</strong>e vloot die daarom grote moeite had<br />
de Zweden te bereiken. Hierop liet de vice-admiraal een witte vlag waaien en werd een schot<br />
gelost om de achtervolging te staken. De vier voorste kruisers onder bevel van kapiteins<br />
Blarij, Edwards, Bezemacker en luitenant Sinavin minderden daarop zeil en bleven drijven<br />
164<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Memorie van Cruys aan Apraksin (27? 1713 O.S.) 309-313.<br />
165<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Memoriaal voor den Hoog edelen en gestrengen krijgsraad getekend<br />
door Cornelis Cruys (St. Petersburg 9 januari 1714 O.S.) 79-80.<br />
166<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Memorie van Cruys aan Apraksin (27? 1713) 309-313.<br />
167<br />
Waarschijnlijk wordt met Suijkena het plaatsje Sakiervi bedoeld.<br />
168<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 october 1712) 248-261.<br />
169<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
170<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
34
met slechts het marszeil opgetuigd. De rest van de vloot probeerde op dat moment naar buiten<br />
te laveren om zich bij de vier voorste kruisers aan te sluiten. 171<br />
Toen de vijand vernam dat de Russen de achtervolging staakten, koersten zij met volle<br />
zeilen recht op de Russen af. De vice-admiraal seinde daarop met de rode vlag van de<br />
voorsteng en een kanonschot. ‘Dat ieder die konde sijn best zoude doen om den vijand te<br />
vervolgen en aan te tasten.’ Na dit signaal stak de vijand alle zeilen bij en koerste snel om de<br />
noord de volle zee op. Omdat de wind sterk was komen opzetten, werden de kanonnen<br />
vastgezet en de onderste rij luiken gesloten. Daarna zetten de Russen de achtervolging in.<br />
Volgens Cruys was kapitein Blarij op dat moment een ½ mijl van de vijand verwijderd. Daar<br />
vlak in de buurt bevonden zich kapitein Edwards en luitenant Sinavin. Kapitein Bezemacker<br />
verkeerde een werst beneden luitenant Sinavin. De vice-admiraal weer een werst onder<br />
Bezemacker en de kapiteins Walrond en Wessel voeren ongeveer 1 ½ werst bij de viceadmiraal<br />
vandaan in de buurt bij Kroonslot. 172<br />
Tegen de nacht streek de vice-admiraal de rode vlag en liet de ankervlag waaien,<br />
waarop de vloot in de buurt bij de St. Alexander schans ten anker kwam. De vice-admiraal<br />
staakte de achtervolging, omdat naar zijn mening de schepen in wanorde de vijand najoegen<br />
en het te lang zou duren om met laveren voorbij het rif te komen. De voorste kruisers konden<br />
volgens Cruys net boven het rif zeilen terwijl hij nog zeker drie slagen moest maken om daar<br />
te komen. Daarnaast had de vijandelijke commandeur zijn fok dichtgegeid. Volgens Cruys<br />
was dit een sein om de Zweedse vloot te waarschuwen. Een half uur nadat de <strong>Russisch</strong>e vloot<br />
ten anker kwam draaide het vijandelijke eskader om de zuid. Behalve het bericht van de<br />
gouverneur waren geen andere vijandelijke schepen waargenomen. Nadat de vijand was<br />
ontsnapt ankerden zij ongeveer 4 mijl van de voorste <strong>Russisch</strong>e schepen. 173<br />
De 25 e juli werd luitenant Bok op verkenning uitgestuurd. Volgens zijn rapport kon<br />
met geen vaartuig voorbij de vijand gekomen worden. De 27 e maakte deze luitenant melding<br />
dat de vijandelijke vloot van 8 schepen bij Suijkna was geweest en een dorp had<br />
geplunderd. 174<br />
Naast de aanvoering van het dagregister reageerde Cruys op de beschuldiging van De<br />
Bozzis door de krijgsraad van zijn onbekwaamheid te overtuigen. De Griekse schout-bij-nacht<br />
had volgens Cruys elk jaar wel wat tegen hem of zijn officieren ingebracht. ‘Dog contrarie<br />
sijn gedagten geemploijeert om altijd twist, krakeel aan te rigten en jaloezij tussen de Russe<br />
natie en de zeeluiden voor te brengen.’ Cruys vervolgde zijn klaagzang door de carrière van<br />
de schout-bij-nacht vanaf het jaar 1705 te beschrijven en riep andere officieren op om te<br />
getuigen over de negatieve rol van De Bozzis. Allereerst riep Cruys de kapitein-commandeur<br />
Wybrandt Scheltinga op. Scheltinga had een aantal jaren op het eskader van De Bozzis<br />
gediend en kon derhalve getuigen over de incompetentie van de Griek. 175 Over de reactie van<br />
Scheltinga blijkt verder niets.<br />
Om de krijgsraad van zijn goede zeemanskunsten te overtuigen beschreef Cruys zijn<br />
eigen carrière vanaf 1672. ‘Ik hebbe d’eere gehad onder vier grote admiraals te dienen,<br />
namentlijk Bankart, De Ruyter, Tromp en Kalenburg, maar die deeden ’t op een andere wijs<br />
als den Grieksen schout-bij-nacht gedaan heeft en nog doet.’ Hoewel Cruys volgens eigen<br />
zeggen een goed zeeman was kwam hij niet met overtuig<strong>ende</strong> redenen waarom dat de drie<br />
171 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
172 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
173 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
174 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
175 RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract uit het dag register gehouden in des ondergeschreven viceadmiraals<br />
schip Riga (ingegeven op 18 oktober 1712 O.S.) 248-261.<br />
35
Zweedse schepen niet overmeesterd konden worden. De zwakte van zijn redenering blijkt<br />
vooral uit de volg<strong>ende</strong> uitspraak; ‘als een commandant over een vloot of esquader op ’t<br />
aangeven van botte en onweet<strong>ende</strong> menschen, altijd reeden zoude moeten geven van zijne<br />
orders en zeijen, dan waar ‘t voor soo een commandant ongelukkig en niet te hoopen dat<br />
ooijt iets goeds zoude doen.’ 176 De vice-admiraal wilde geen dienst meer doen eer dat de zaak<br />
was opgelost. 177<br />
De getuigen<br />
Nadat de vice-admiraal de krijgsraad duidelijk had gemaakt wat er volgens hem precies was<br />
gebeurd tijdens de missie van 1712, beriep Cruys zich op reeds ingegeven geschriften van de<br />
commander<strong>ende</strong> officieren over de loop der gebeurtenissen. 178 Uit de datering van deze<br />
geschriften blijkt dat er begin 1713 al onderzoek was gedaan naar de slechte afloop van de<br />
missie in 1712. Waarom dit onderzoek pas in 1714 tijdens het proces een rol ging spelen is<br />
niet duidelijk.<br />
In januari 1714 behandelde de krijgsraad de geschriften van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga. Scheltinga vermeldde dat hij op 24 juli 1712 tussen 5 en 6 uur ‘s morgens aan<br />
boord bij de vice-admiraal was geweest. Op dat moment laveerden kapitein Edwards,<br />
commandeur Blarij en luitenant Ivan Sinavin naar buiten om de west. Scheltinga kreeg daarop<br />
orders om 4 <strong>Russisch</strong>e brigantijnen naar kapitein Edwards te sturen. Deze brigantijnen<br />
moesten kapitein Edwards assisteren in geval de aanval werd ingezet of als de wind ging<br />
liggen. Scheltinga gaf orders aan kapitein luitenant Bredaal, luitenants Schelling, Meijer en<br />
Gries om met hun brigantijnen naar kapitein Edwards te varen. Toen Scheltinga op het halve<br />
dek van het schip van de vice-admiraals stond, zag hij twee Zweedse schepen en een snauw<br />
die zich om de zuid 179 bevonden. Er waaide toen een westenwind.<br />
Vervolgens kreeg Scheltinga de opdracht om nog een brigantijn naar het schip van de<br />
vice-admiraal te sturen. Daarop kwamen twee brigantijnen gecommandeerd door de kapiteins<br />
Van Gent en Turnhoudt. Toen de wind ging liggen gingen zij met hun schepen 180 het<br />
admiraalsschip boegseren. Omstreeks 10 uur begon het te waaien uit het westen en gingen de<br />
vice-admiraal in De Riga en kapitein Bezemacker in De Wijburg onder zeil. Hierop begaf<br />
Scheltinga zich weer naar zijn brigantijn. Volgens zijn gissing waren de vijandelijke schepen<br />
ongeveer 3 mijl verwijderd van de Russen. De kapiteins Edwards, commandeur Blarij en de<br />
luitenant Sinavin waren een flink stuk opgeschoten. De vice-admiraal deed toen zijn best om<br />
bij hen in de buurt te komen. 181<br />
Commandeur Jan Blarij voer het commando over het schip De Samson en gaf<br />
woensdag 23 e juli sein van twee Zweedse schepen en een snauw. Op dat moment bevonden de<br />
snauw Lizette en de Samson zich in een windstilte. Er werd sein gegeven dat de vijand gezien<br />
was. Tegen de avond ging de Samson voor anker terwijl de vijand bleef zeilen tot het donker<br />
werd. De wind was op dat moment zuid-west en het onweerde. De vijand bevond zich toen 3<br />
mijlen van commandeur Blarij. Op donderdag 24 juli kreeg commandeur Blarij samen met<br />
kapitein Edwards en luitenant Sinavin bevel om de vijand na te jagen. Om 10 uur viel de wind<br />
weg. Kort daarna kwam luitenant Gries met zijn brigantijn bij commandeur Blarij om te<br />
176<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Littra B, Demonstratie van vice-admiraal Cruys tegen de<br />
verraderlijken Griekse Schout bij Nacht (20 oktober .. O.S.) 262-283.<br />
177<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Memorie van Cruys aan Apraksin (27 oktober 1713 O.S.) 309-313.<br />
178<br />
RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; lijst van schepen en officieren (ingegeven door C. Cruys 2 februari<br />
1713 O.S.) 342-346. Zie bijlage X.<br />
179<br />
‘Om de zuid’ betekent hier aan de zuidkant van de Finse golf net voorbij de ronding.<br />
180<br />
De scheepstypen schampavien, brigantijn en berkentijn worden nogal eens door elkaar gehaald.<br />
Waarschijnlijk omdat ze nogal veel op elkaar lijken.<br />
181<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Artikelen ingegeven door W. Scheltinga (St. Petersburg 7 februari 1713<br />
O.S.) 347-348.<br />
36
oegseren. Blarij had met Gries afgesproken dat als de vijand geënterd zou worden hij bij<br />
Blarij zou komen om te assisteren. De vice-admiraal had in eerste instantie de Griekse<br />
brigantijnen de order gegeven om de drie voorste schepen te boegseren, maar die kwamen<br />
volgens Blarij allen te laat zodat ze geen dienst konden doen. Omdat het erg koud was hadden<br />
de mannen grote moeite met boegseren van de schepen. Volgens kapitein luitenant Fokke<br />
Kramer, die op de Samson voer, konden zowel de Griekse als de <strong>Russisch</strong>e brigantijnen niet<br />
vastmaken vanwege de kou. 182<br />
Op het moment dat bevel werd gegeven om te boegseren was de vijand 2½ mijl van<br />
Blarij, Edwards en Sinavin verwijderd. Omstreeks drie uur gaf de vice-admiraal sein om de<br />
jacht te staken. De voorste drie <strong>Russisch</strong>e schepen bleven toen met hun marszeilen drijven.<br />
Kort daarop voer de vijand recht op hen af en naderde tot ongeveer ¾ mijl. Daarna draaide de<br />
vijand bij om de noord en gaf de vice-admiraal sein om de vijand na te jagen. Blarij schreef<br />
dat ze er niet in slaagden om bij de vijand te komen. Toen de vice-admiraal zijn ankervlag liet<br />
waaien was de vijand twee mijl windwaarts west-noord-west van de <strong>Russisch</strong>e schepen buiten<br />
het rif. Omdat de Zweden op volle zee verkeerden en de Russen onder de kust in de Finse golf<br />
lagen kon de vijand met geen mogelijkheid worden ingehaald. 183<br />
Kapitein Benjamin Edwards voer met zijn schip De Pernau vlak bij het schip De<br />
Samson van commandeur Blarij. De 24 e juli kreeg Edwards schriftelijke orders van de viceadmiraal<br />
dat indien hij bij de vijand kwam, hij de andere schepen moest assisteren. Toen het<br />
om 10 uur windstil werd verschenen kapitein luitenant Bredaal en kort daarna 7 Griekse<br />
schampavien. 184 Edwards verdeelde de schepen om te kunnen boegseren, echter zonder effect<br />
vanwege de kou. De getuigenis van Edwards is vervolgens hetzelfde als die van Blarij met het<br />
verschil dat volgens Blarij de Griekse brigantijnen te laat kwamen. 185<br />
Toen commandeur Blarij sein gaf van de drie vijandelijke schepen kwam het eskader<br />
van de vice-admiraal naar buiten. Kapitein Pieter Bezemacker kreeg mondelinge orders van<br />
de vice-admiraal om met zijn schip De Wijburg de voorste schepen te assisteren in geval de<br />
vijand werd aangevallen. De brigantijnen hadden kapitein Bezemacker tijdens de windstilte<br />
korte tijd geboegseerd, maar vanwege de kou werd dit gestaakt. Daarna was het onmogelijk<br />
om de vijand nog te kunnen inhalen, omdat de Zweden al op de volle zee voeren. 186<br />
Volgens kapitein Joost Degruijter die op het vice-admiraalsschip voer, kregen Blarij<br />
en Edwards als eerste het bevel om de vijand na te jagen. Kort daarna kreeg ook kapitein<br />
Bezemacker dit bevel. Kapitein luitenant Bredaal en de luitenants Gries, Meijer en Schelling<br />
kregen vervolgens het bevel om zich bij de voorste schepen te voegen. Vanaf tien uur werd er<br />
geboegseerd. De Riga door de brigantijnen van kapiteins Van Gent en Turnhoudt. Luitenant<br />
Hauk werd naar de Griekse schout-bij-nacht gestuurd om haast te maken met de Griekse<br />
schampavien die ook moesten assisteren in het boegseren. Degruijter vermeldde dat hij samen<br />
met de vice-admiraal de vijand vervolgd had tot ¾ mijl buiten de Alexander schans.<br />
Opvallend is dat kapitein Degruijter de enige was die het verhaal van de vice-admiraal<br />
bevestigde dat hij 23 juli tijding had gekregen van 8 vijandelijke schepen en een snauw bij<br />
Suijkena. 187<br />
182 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein luitenant Fokke Kramer (13<br />
februari 1713 St. Petersburg O.S.) 409-410.<br />
183 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Jan Blarij (8 februari 1713) 351-<br />
354.<br />
184<br />
Volgens het verslag van Cruys ging het hier om brigantijnen.<br />
185<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Benjamin Edwards (8 februari<br />
1713 O.S.) 355-358.<br />
186<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Pieter Bezemacker (10 februari<br />
1713 O.S.) 359-360.<br />
187 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Joost Degruijter (.. O.S.) 379-<br />
380.<br />
37
Kapitein Van Gent schreef dat hij met zijn brigantijn op 23 juli 1712 een mijl buiten<br />
Kroonslot voor anker ging. Op dat moment was hij in de buurt van het schip van de viceadmiraal.<br />
Nadat op 24 juli de vier brigantijnen naar commandeur Blarij, kapitein Edwards en<br />
luitenant Sinavin waren gestuurd, begonnen Van Gent en Turnhoudt het schip van de viceadmiraal<br />
te boegseren. Vervolgens stuurde de vice-admiraal 7 schampavien naar de voorste<br />
kruisers om te boegseren. De vice-admiraal had de Griekse schout-bij-nacht geordonneerd 5<br />
schampavien te sturen, maar die kwamen te laat. Toen het om twaalf uur begon te waaien<br />
werden de schampavien los gemaakt en de zeilen gehesen om de vijand te vervolgen. De viceadmiraal<br />
deed sein voor de kapiteins Walrond, Wessel en de luitenant Jermolij om hem te<br />
volgen. In de namiddag streek de vice-admiraal de rode vlag. Volgens Van Gent was er toen<br />
geen mogelijkheid meer om de vijand te achterhalen. 188 Kapitein Wessel vermeldde dat de<br />
vice-admiraal omstreeks 18:00 uur sein deed om voor anker te gaan. De vijandelijke schepen<br />
waren toen ver buiten het rif. 189<br />
Het verhaal van kapitein Edwards kwam niet overeen met dat van kapitein-luitenant<br />
Bredaal. Op 24 e juli om 7 uur in de morgen gaf Scheltinga het bevel aan kapitein-luitenant<br />
Pieter Bredaal, en de kapiteins van de drie andere brigantijnen om naar de voorste 4 schepen<br />
te gaan, om hen te assisteren. Toen Bredaal zijn schip vast maakte aan de Pernau waren er<br />
volgens hem nog geen schampavien aanwezig. Dat in tegenstelling tot het verhaal van<br />
kapitein Edwards. Volgens Bredaal kwamen de schampavien pas rond het middaguur bij het<br />
vlooteskader. Bredaal had orders gekregen om bij het schip van kapitein Edwards te laveren<br />
en te assisteren. 190<br />
Kapitein-luitenant Theunis Traan voer op het schip De Riga onder bevel van de viceadmiraal.<br />
Hij schreef in zijn verslag dat ‘s ochtends tussen 6 en 7 uur 4 <strong>Russisch</strong>e brigantijnen<br />
naar de voorste 3 schepen koersten. Dat was dus ver voor 10 uur, toen de wind ging liggen.<br />
Op dat moment werd volgens Traan kapitein-luitenant Hauk naar De Bozzis gezonden met het<br />
bevel 7 schampavien naar de voorste kruisers te sturen. Daarnaast moest De Bozzis nog eens<br />
5 brigantijnen naar De Riga sturen om te boegseren. Kort daarna verschenen 2 <strong>Russisch</strong>e<br />
brigantijnen die waren afgezonden door kapitein-commandeur Scheltinga. Deze brigantijnen<br />
werden omstreeks 10 uur voor De Riga gespannen. Traan beschreef dat hij toen zag dat 7<br />
schampavien naar buiten roeiden. De 5 overige schampavien bleven echter stil liggen. Om<br />
half elf deed de vice-admiraal sein voor de Griekse schout-bij-nacht om direct met de schepen<br />
te komen. Kort daarop kwamen 5 schampavien. Vier werden voor De Riga gespannen om te<br />
boegseren. Tussen 11 en 12 uur nam de wind toe. De brigantijnen en schampavien werden<br />
van de schepen losgemaakt en de zeilen werden bijgezet. Voor de kapiteins Walrond, Wessel<br />
en luitenant Jermolij werd sein gedaan om de vice-admiraal te volgen. 191<br />
Kapitein-luitenant Christoffel Hauk schreef dat hij tussen 6 en 7 uur in de morgen vier<br />
<strong>Russisch</strong>e brigantijnen naar de jag<strong>ende</strong> schepen zag koersen. Vervolgens werden de vier<br />
brigantijnen verdeeld, één bij ieder schip. Toen tussen 9 en 10 de wind ging liggen werd Hauk<br />
naar de heer schout-bij-nacht De Bozzis en de kapitein-commandeur Scheltinga gestuurd om<br />
orders te geven. De Bozzis moest 7 schampavien naar de 4 jag<strong>ende</strong> schepen sturen en 5 naar<br />
het schip van de vice-admiraal, om te helpen boegseren. Toen roeide de kapitein-luitenant<br />
naar Scheltinga om orders te geven. De kapitein-commandeur gaf bevel aan Van Gent en<br />
Turnhoudt om met hun brigantijnen naar het schip van de vice-admiraal te gaan. Zij kwamen<br />
om 10 uur aan en begonnen met 6 chaloupen het schip De Riga te boegseren. Tegelijkertijd<br />
188<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein W. Van Gent (20 februari 1713<br />
O.S.) 383-384.<br />
189<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Hendrik Wessel (..O.S.) 395-398.<br />
190<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein luitenant Pieter Bredaal (St.<br />
Petersburg 13 februari 1713 O.S.) 399-400<br />
191<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein luitenant Theunis Traan (..O.S.)<br />
417-420.<br />
38
voeren de 7 schampavien naar buiten om de drie jag<strong>ende</strong> schepen te assisteren. De overige 5<br />
bleven stil liggen. Om half elf signaleerde de vice-admiraal Cruys De Bozzis om direct met de<br />
overige 5 schampavien te komen. Uiteindelijk kwamen 4 schampavien boegseren. Om 11 uur<br />
nam de wind toe en om 12 uur werden de zeilen bijgezet en maakten de brigantijnen en<br />
schampavien los. Op dat moment bevond de vijand zich 3 mijlen bovenwinds van Hauk.<br />
Korte tijd daarna kregen kapiteins Walrondt, Wessel en luitenant Jermolij orders om onder<br />
zeil te gaan en hun best te doen om de vice-admiraal te volgen. 192<br />
Luitenant Court Jensen die op het schip De Samson di<strong>ende</strong>, maakte in zijn verslag<br />
melding dat de <strong>Russisch</strong>e brigantijnen bij hen kwamen toen de wind ging liggen. Daarnaast<br />
kwamen 2 Griekse brigantijnen om te helpen met boegseren. Vanwege de kou konden de<br />
manschappen op deze schepen geen dienst doen. Wat voor bevel de Griekse officieren hadden<br />
wist de luitenant niet. 193 Luitenant Gries die samen met kapitein luitenant Bredaal en de<br />
luitenants Meijer en Schelling met de 4 brigantijnen bij de kruisers kwam, schreef dat hij de<br />
schampavien wel had gezien, maar niet wist wat ze gedaan hadden. 194 Luitenant Hans Jurgen<br />
Schelling die bij de snauw Lizette van luitenant Sinavin voer, wist ook niet wat de<br />
schampavien hadden gedaan. 195<br />
Luitenants Peter Harbo en Pieter Flaming die met de kapiteins Turnhoudt en Van Gent<br />
op de brigantijnen di<strong>ende</strong>n, schreven dat zij op bevel van kapitein-commandeur Scheltinga het<br />
schip van de vice-admiraal hadden geboegseerd. Peter Harbo wist niet hoeveel schampavien<br />
zich bij de kruisers hadden vervoegd en wat ze hadden gedaan. 196 Waarschijnlijk kwamen de<br />
schampavien te laat omdat de wind alweer begon op te zetten.<br />
Na de verhoren van de zeelieden over het verloop van de missie in 1712, raakte de<br />
vice-admiraal opnieuw in een schriftelijk conflict met de Griekse schout-bij-nacht De Bozzis.<br />
De Griek wilde 4000 matrozen oproepen om tegen de vice-admiraal te getuigen. Hierop<br />
antwoordde Cruys dat geen matroos noch soldaat over bevelen of signalen tegen een vlagman<br />
kon getuigen omdat ze niet wisten wat de bevelen waren. Daarnaast zou het grootste gedeelte<br />
van de matrozen en soldaten zeeziek zijn geweest. Cruys ontk<strong>ende</strong> wederom correspondentie<br />
met de Finse boeren te hebben gehad omdat hij toen in Taganrog was en prins Mensjikov de<br />
vloot had gecommandeerd. De Bozzis stelde voor om de Finse boeren nog eens te pijnigen,<br />
zodat ze zouden bekennen. De Bozzis maakte bezwaar tegen het handelen van de viceadmiraal,<br />
die volgens hem de vijand had moeten aanvallen. Cruys bleef bij zijn standpunt dat<br />
de vijand te ver weg was en met geen mogelijkheid ingehaald kon worden. De bovenstaande<br />
getuigenverklaringen lijken deze veronderstelling te bevestigen.<br />
De vier jag<strong>ende</strong> kruisers waren volgens De Bozzis nadat Cruys de witte vlag hees en<br />
een kanonschot loste omgedraaid. Cruys was van mening dat de kapiteins Bezemacker,<br />
Edwards, Blarij en Sinavin op dat moment bleven drijven met kleine zeilen. De kapiteins<br />
bevestigden dit in hun geschriften. Het lijkt er op dat De Bozzis Cruys inderdaad valselijk<br />
had beschuldigd. Over de beschuldiging van De Bozzis dat Cruys officieren had aangemaand<br />
om zijn Majesteits dienst te verlaten blijkt niets. De vice-admiraal had in een brief om uitleg<br />
gevraagd van deze beschuldiging, maar De Bozzis zweeg hier verder over. 197<br />
192 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein luitenant Christoffel Hauk<br />
(Ritzaard 19 februari 1713 O.S.) 427-434.<br />
193<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenant Court Jensen (Ritzaard 20<br />
februari 1713 O.S.) 451-454.<br />
194<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenant Marcus Gries (St. Petersburg 13<br />
februari 1713 O.S.) 447-448.<br />
195 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenant Hans Jurgen Schelling (18<br />
februari 1713 O.S.) 455-456.<br />
196 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenant Pieter Flaming (St. Petersburg<br />
24 februari 1713 O.S.) 469. Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenant Peter Harbo (St.<br />
Petersburg 15 februari 1713 O.S.) 473-474.<br />
197 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; brief van Cruys aan Apraksin (..O.S.) 489-497.<br />
39
Nadat De Bozzis nogmaals dezelfde beschuldigingen had geuit volgde een reeks<br />
verhoren. Opvallend daarbij was dat kapitein Edwards schreef dat op 25 juli de vijandelijke<br />
schepen langzaam werden ingehaald. De wind was toen zuid-west en het was helder weer. De<br />
vijand lag toen onder de noord en voer noord-west ten opzichte van het schip van Edwards. 198<br />
Volgens kapitein Turnhoudt zouden kapiteins Edwards en commandeur Blarij de vijand<br />
ingehaald kunnen hebben zou de vice-admiraal niet de witte vlag hebben gehesen. Of<br />
Turnhoudt dit goed kon beoordelen valt te betwijfelen aangezien hij met zijn brigantijn bij het<br />
schip van de vice-admiraal voer. 199 Later bleek dat kapitein Turnhoudt had gezegd dat hij van<br />
kapitein Edwards en commandeur Blarij gehoord had, dat als de witte vlag niet gehesen was<br />
de vijand overmeesterd had kunnen worden. Kapitein Edwards ontk<strong>ende</strong> dit ooit gezegd te<br />
hebben. Naar zijn mening had de vijand de 25 e juli wel ingehaald kunnen worden. 200 Uit een<br />
aantal getuigenverklaringen bleek dat de <strong>Russisch</strong>e schepen onmogelijk de vijand hadden<br />
kunnen inhalen omdat deze al buiten het rif waren. 201 Jan Blarij schreef dat op 25 juli de<br />
vijand aan de noordwal lag, 3 mijl van hem verwijderd. 202<br />
Vervolgens werd de vice-admiraal Cruys gevraagd waarom dat hij zo vroeg de witte<br />
vlag had gehesen en waarom dat hij de vijand die de 25 e en 26 e nog gesignaleerd was, niet had<br />
opgezocht. De krijgsraad vroeg zich af waarom op 24 juli luitenant Hauk werd afgezonden<br />
naar de schout-bij-nacht, terwijl er kostbare tijd verloren ging. Tijd die gebruikt had kunnen<br />
worden om bij de vijand te komen. 203<br />
De reden dat Cruys het bevel gaf om de achtervolging te staken, was omdat de vijand<br />
toen 1½ mijl recht in de wind ten opzichte van de <strong>Russisch</strong>e vloot voer, die nog binnen het rif<br />
lag. Om de vijand in te halen zou met korte rakken gelaveerd moeten worden. Omdat de wind<br />
gedur<strong>ende</strong> 2½ uur sterk kwam opzetten moesten de kanonnen op het onderste dek worden<br />
binnengehaald. De vijand was toen reeds op volle zee zodat zij buiten bereik was. Het<br />
belangrijkste argument dat Cruys aandroeg was dat de vijand naar alle waarschijnlijkheid zijn<br />
eskader in het gezicht had. De vice-admiraal kwam tot deze conclusie toen hij zag dat de<br />
vijand met sein fok geide. Dit zou een signaal zijn geweest voor de rest van de Zweedse vloot.<br />
Indien de achtervolging werd voortgezet zou volgens Cruys met geen mogelijkheid voordeel<br />
in het zeilen behaald kunnen worden omdat het zeker drie uur zou duren voordat het<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot buiten het rif zou komen. 204<br />
De vice-admiraal was van mening dat het onmogelijk was om de vijand in te halen op<br />
de 25 e en 26 e , omdat daarvoor gelaveerd moest worden. De drie vijandelijke schepen zouden<br />
dan tijd hebben gehad om bij haar eskader te komen. Daarbij kwam dat het van de 30 e tot de<br />
11 e augustus stormachtig weer was zodat de brigantijnen de zee moesten verlaten. Cruys had<br />
luitenant Hauk afgezonden om een gedeelte van de brigantijnen naar de jagers te sturen. Er<br />
198 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Edwards (..O.S.) 505-506.<br />
199 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door kapitein Turnhoudt (..O.S.) 513.<br />
200 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract van het verhoor over de affaires van het jaar 1712 in de maand<br />
juli (..O.S.) 644-650.<br />
201 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Antwoord op de pointen door luitenants Court Jensen en D. Sweertman<br />
(..O.S.) 529-531.<br />
202 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; antwoord op de pointen door kapitein Jan Blarij (11 januari 1714 O.S.)<br />
515-516.<br />
203 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Vraagpunten van de krijgsraad (..O.S.)581-582.<br />
204 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; antwoord op de pointen door vice-admiraal Cornelis Cruys (14 januari<br />
1714 O.S.) 585-586.<br />
40
zou volgens Cruys veel tijd verloren zijn gegaan indien de brigantijnen eerst naar zijn schip<br />
waren gekomen. 205 Blijkbaar waren er geen seinen voor handen om de brigantijnen direct naar<br />
de jagers te sturen. De vice-admiraal beriep zich op het bevel dat hij gekregen zou hebben<br />
zonder voordeel geen risico te nemen. Omdat de vijand zich met 10 schepen bij Suijkena<br />
ophield zou Cruys teveel risico nemen door de 3 schepen te achtervolgen. 206<br />
Naast de getuigenissen van de <strong>Nederlands</strong>e officieren gaven een aantal <strong>Russisch</strong>e<br />
luitenants een uiteenzetting over het handelen van de vice-admiraal. Opvallend is dat zij over<br />
de missie van 1712 schreven dat de vice-admiraal te lang gewacht had de schout-bij-nacht te<br />
bevelen schepen te sturen om te boegseren. Het is dan ook waarschijnlijk dat deze Russen op<br />
het eskader van schout-bij-nacht De Bozzis di<strong>ende</strong>n. De vice-admiraal had de vijand de 25 e<br />
juli moeten vervolgen. Omdat hij dat niet had gedaan was Cruys een verrader en moest ter<br />
dood worden gebracht. 207 De <strong>Russisch</strong>e luitenants waren waarschijnlijk door De Bozzis<br />
opgeroepen om te getuigen van het verkeerde handelen van de vice-admiraal.<br />
Bevindingen van de krijgsraad<br />
Nadat de luitenants hun zienswijze op het gebeuren hadden gegeven, volgden de oordelen van<br />
de leden van de krijgsraad. Allereerst werd de missie van 1713 besproken. De heren<br />
Croonenburg en Bering waren niet zo mild over het handelen van de vice-admiraal. In de<br />
eerste plaats had de vice-admiraal behoren alle orders schriftelijk over te gegeven aan zijn<br />
officieren. Een mondeling overleg kon niet als bevel worden beschouwd. Volgens<br />
Croonenburg en Bering was het sein om in linie te varen 2 schoten en een rode vlag. Toen het<br />
vice-admiraals schip aan de grond was gelopen, had Cruys op een ander schip moeten<br />
overgaan. De vice-admiraal was als officier van de vloot zijn plicht niet nagekomen. Indien<br />
hij zijn officieren van verkeerd handelen beschuldigde dan had hij een krijgsraad bijeen<br />
moeten roepen. 208 Opvallend is dat Croonenburg en Bering het over lieten aan de Tsaar om<br />
een pass<strong>ende</strong> straf voor Cruys te bedenken.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga had aan de krijgsraad gemeld dat hij aanstalten had<br />
gemaakt om te enteren. Croonenburg en Bering waren van mening dat het niet duidelijk was<br />
of hij daartoe volledig was geïnclineerd. Scheltinga had volgens zijn rapport 1½ uur met<br />
schoverzeil ingenomen gezeild, terwijl de vijand voortvluchtig was. De kapitein-commandeur<br />
had geen sein tot enteren ontvangen, maar wel om de vijand te beschieten. Om deze reden had<br />
hij lange tijd de vijand beschoten zonder deze te enteren. Volgens de krijgsraad had<br />
Scheltinga zijn schoverzeil opgetuigd moeten laten zodat de noordelijkste vijand had<br />
ingehaald kunnen worden. Hierin zou de kapitein-commandeur zijn plicht hebben verzaakt. 209<br />
Kapitein-commandeur Rees had toen het schip van de vice-admiraal vastliep en de<br />
rode vlag werd gestreken, het commando op zich moeten nemen. Het signaal van de viceadmiraal<br />
betek<strong>ende</strong> volgens Croonenburg en Bering duidelijk dat het admiraalsschip schade<br />
had opgelopen. Rees had toen hij niet kon zien of de vice-admiraal sein deed om te enteren,<br />
de vijand van voren moeten attaqueren. De vijandelijke schepen zouden dan noodgedwongen<br />
moeten gijpen en Rees had dan de mogelijkheid gehad om te zien wat de vice-admiraal voor<br />
sein deed. Indien geen sein werd gedaan om de vijand te enteren had de kapitein-commandeur<br />
205<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; antwoord op de pointen door vice-admiraal Cornelis Cruys (11 januari<br />
1714 O.S.) 583-584.<br />
206 e<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Extract van ’t voornaamste voorgevallen op den 24 juli 1712 (..O.S.)<br />
640-642.<br />
207<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Sentiment den ondergeschrevene luitenenants ter zee over de affaire<br />
van het jaar 1712 en 1713, Lotov, Sagbar, Sivekof (..O.S.) 678-679.<br />
208<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Sententie op ’t gepasseerde in ’t jaar 1713 op den 11 juli. Ondertekend<br />
door J. Croonenburg en W. Bering (18 januari 1714 O.S.) 689-690.<br />
209<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Sententie tot laste van d’heer kapitein-commandeur Wijbrandt<br />
Scheltinga, ondertekend door J. Croonenburg en W. Bering (18 januari 1714 O.S.)691.<br />
43
dit zelf moeten doen. Het kanonschot in de kruitkamer was voor de krijgsraad geen geldig<br />
excuus. 210<br />
Beyton Nelson, lid van de krijgsraad, was van mening dat de vice-admiraal schuldig<br />
was aan verzaking van zijn plicht en had daarom het vertrouwen dat in hem was gesteld in de<br />
hoogste graad geschonden. Om deze reden moest hij als verrader de doodstraf krijgen. 211<br />
Beyton pleitte Scheltinga over het gebeuren in 1713 vrij, bewer<strong>ende</strong> dat Scheltinga de vijand<br />
wel aan zij had gelegd mits de vice-admiraal de behoorlijke signalen had gedaan. De<br />
beschuldigingen van de vice-admiraal tegen de kapiteins Edwards, Degruijter, Wessel en<br />
commandeur Schoon deed Nelson af als ongegrond omdat zij te kleine schepen voeren om<br />
een linieschip aan te vallen. Voor kapitein-commandeur Rees was geen redding; hij werd door<br />
Nelson schuldig bevonden. 212<br />
Toen op 10 juli de beide kapiteins-commandeur bij de vice-admiraal aan boord waren,<br />
had Cruys duidelijke schriftelijke orders moeten geven. Volgens de raadsleden Naom Sinavin<br />
en Peter Sivers was de rode vlag met een kanonschot een goed sein, mits er overleg was<br />
gepleegd met de andere officiers. Door dit signaal raakte de vloot in verwarring. Cruys had<br />
volgens het 25 e artikel van het seinboek moeten seinen om het gevecht aan te gaan. Tijdens<br />
het mondeling overleg was besloten dat ‘s nachts koers gezet zou worden naar Reval. Hieruit<br />
blijkt dat de vice-admiraal misschien helemaal geen intentie had om de vijandelijke schepen<br />
te overmeesteren, maar ze alleen te verjagen. Dit zou een aannemelijke reden kunnen zijn<br />
waarom er geen schriftelijke orders uitgevaardigd waren. Toen De Riga vastliep had Cruys<br />
volgens kapiteins Ram, Rigo en de commandeur Schoon op een ander schip kunnen overgaan.<br />
Dat Cruys aan de krijgsraad meldde dat zijn officieren hem aan de vijand wilden opofferen<br />
kon hij niet bewijzen. Indien de officieren grote fouten hadden gemaakt dan zou daartoe<br />
volgens het 15 e artikel van het Hollandse artikelboek krijgsraad op zee over zijn moeten<br />
gehouden. Cruys had zijn officieren aangeklaagd om zijn eigen hachje te redden. 213<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga werd door Sivers en Sinavin vrijgepleit van de<br />
beschuldiging dat hij niet had geprobeerd de vijand te enteren omdat zijn schip was<br />
vastgelopen. Toen hij de vijand begon te beschieten terwijl het schoverzeil was ingenomen,<br />
was hij voorbarig en stond zijn eigen intentie in de weg. Scheltinga bevestigde immers dat hij<br />
nooit een signaal had ontvangen om te enteren. Om deze reden moest hij gedegradeerd<br />
worden tot jongste kapitein. Kapitein-commandeur Rees was een minder goed lot beschoren.<br />
Hij moest volgens Sivers en Sinavin vanwege zijn handelen ter dood gebracht worden.<br />
Degruijter moest vanwege zijn onnozele actie gecasseerd worden. 214<br />
Volgens het oordeel van A.G.G.A., 215 had Cruys krijgsrecht moeten houden op zee<br />
toen hij zijn officieren beschuldigde van het niet nakomen van hun plicht. Daarnaast kon de<br />
vice-admiraal niet bewijzen dat zijn officieren hem aan de vijand wilden opofferen. Cruys zat<br />
fout toen hij op 10 juli slechts mondeling overleg pleegde met de kapiteins-commandeur en<br />
de kapitein Van Gent. Dit had schriftelijk moeten gebeuren. Toen de schepen aan de grond<br />
liepen had Cruys moeten overgaan op een ander schip. De vice-admiraal had de rode vlag niet<br />
mogen strijken. Door dit signaal raakte de vloot in verwarring.<br />
210<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Sententie tot laste van d’heer kapitein-commandeur Abraham Rees,<br />
ondertekend door J. Croonenburg en W. Bering (18 januari 1714 O.S.) 692.<br />
211<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Article 4th, signed by Beyton Nelson (19 januari 1714 O.S.) 723.<br />
212<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Article 31th, signed by Beyton Nelson (19 januari 1714 O.S.) 724-727.<br />
213<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Vota der ondergeschrevene assessoren in de sacken voor t’ hoog edele<br />
en gestrenge krijgsrecht. Ondertekend door P. Sivers en N. Sinavin (St. Petersburg 18 januari 1714 O.S.) 730-<br />
733.<br />
214<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Vota der ondergeschrevene assessoren in de sacken voor t’ hoog edele<br />
en gestrenge krijgsrecht. Ondertekend door P. Sivers en N. Sinavin (St. Petersburg 18 januari 1714 O.S.) 730-<br />
733.<br />
215<br />
Waarschijnlijk groot admiraal Apraksin en schout-bij-nacht Tsaar Peter Alexeivitsj<br />
44
Over kapitein-commandeur Scheltinga schreef A.G.G.A dat hij verkeerd handelde<br />
toen hij zijn zeilen minderde terwijl hij de vijand wilde enteren. De officieren van zijn schip<br />
getuigden dat toen ze de vijand naderden het schoverzeil samen met andere kleine zeilen<br />
innamen, om te kunnen kanonneren. Daarna zou Scheltinga een uur lang met de vijand in<br />
gevecht zijn geweest voordat zijn schip aan de grond liep. Scheltinga had beter zeilen bij<br />
kunnen zetten om de vijand in te halen en te enteren. Het oordeel van A.G.G.A. over Rees en<br />
Degruijter zijn hetzelfde als de vorige oordelen. 216<br />
De beschuldigingen van de Griekse schout-bij-nacht over het gebeuren in 1712, waren<br />
volgens Croonenburg en Bering ongefundeerd. Alleen kapitein Edwards schreef dat het<br />
mogelijk was de vijand op de 25 e juli in te halen. De meeste officieren waren van mening dat<br />
het niet doenlijk was om de vijand te achterhalen omdat zij drie mijl windwaarts van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot voeren. Wel had de vice-admiraal de schampavien om te boegseren eerder<br />
kunnen sturen. Croonenburg en Bering schreven dat als de heer schout-bij-nacht De Bozzis<br />
iemand van verkeerd handelen beschuldigde, hij zijn zaak wat beter hoorde voor te<br />
bereiden. 217<br />
Beyton Nelson was in zijn oordeel over Cruys tijdens de missie van 1712 onduidelijk.<br />
In zijn verklaring komt naar voren dat het moeilijk te bepalen was waar het schip van de viceadmiraal<br />
precies lag. Wel was Nelson van mening dat de vice-admiraal op 24 juli de witte<br />
vlag om de achtervolging te staken te vroeg uitstak. Gedur<strong>ende</strong> de nacht had de vloot de<br />
achtervolging kunnen voortzetten. Vanwege verzaking van zijn plicht achtte Nelson de viceadmiraal<br />
op dat punt schuldig. Op 25 juli had het vijandelijke eskader nog wel ingehaald<br />
kunnen worden. 218<br />
Volgens Peter Sivers en Naom Sinavin had de vice-admiraal in 1712 toen hij Edwards,<br />
Blarij, Sinavin 219 en daarna Bezemacker achter de drie Zweedse schepen aanstuurde, zelf met<br />
de rest van de vloot onder zeil moeten gaan. Dit vanwege de vele getuigenverklaringen dat er<br />
op 24 juli tot 10 uur wind was geweest. Daarnaast had Cruys te vroeg het signaal gegeven om<br />
voor anker te gaan zodat hij verzuimde om de vijand in te halen. Dat Cruys zich beriep op het<br />
bevel dat hij zonder voordeel geen risico moest nemen, berustte volgens Sivers en Sinavin op<br />
een verzinsel. 220<br />
Cornelis Cruys was volgens het oordeel van A.G.G.A. niet vrij te pleitten van het<br />
gebeuren in 1712. Toen op 24 juli de kapitein-commandeur Scheltinga en de schout-bij-nacht<br />
De Bozzis bij de vice-admiraal aan boord waren, kreeg de kapitein-commandeur orders om 4<br />
brigantijnen naar de jag<strong>ende</strong> schepen te sturen. De schout-bij-nacht kreeg pas orders nadat hij<br />
op zijn schip was teruggekeerd. De kapitein luitenant Hauk werd hem toen nagezonden met<br />
het bevel schampavien te sturen om de schepen te boegseren. Hieruit blijkt dat het niet zozeer<br />
De Bozzis was die te laat kwam, als wel de bevelen van Cruys. Het werd de vice-admiraal<br />
kwalijk genomen dat hij op 24 juli sein gaf om voor anker te gaan terwijl hij zelf bevestigd<br />
had met 3 slagen buiten het rif te kunnen komen. Cruys had gedur<strong>ende</strong> de nacht de<br />
achtervolging moeten voortzetten. De 25 e en 26 e had de vijand achtervolgd kunnen worden tot<br />
216<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Over de affaire geïnformeerd tegen de vice-admiraal Cornelis Cruys,<br />
de kapiteins-commandeur Scheltinga en Rees en de kapitein De Gruijter. Ondertekend door A.G.G.A. (..O.S.)<br />
755-759.<br />
217<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Oordeel op ’t geen voorgevallen is op den 23, 24, 25 juli des jaars<br />
1712. Ondertekend door J. Croonenburg en W. Bering (18 januari 1714 O.S.) 684.<br />
218<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Article 31th, signed by Beyton Nelson (19 januari 1714 O.S.) 704-723.<br />
219<br />
Ivan was de jongere broer van Naom.<br />
220<br />
RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Vota der ondergeschrevene assessoren in de sacken voor t’ hoog edele<br />
en gestrenge krijgsrecht. Ondertekend door P. Sivers en N. Sinavin (St. Petersburg 18 januari 1714 O.S.) 730-<br />
733.<br />
45
Harriwalda. De vesting van Harriwalda had de <strong>Russisch</strong>e vloot afdo<strong>ende</strong> bescherming kunnen<br />
bieden tegen een eventuele Zweedse vloot. 221<br />
Slotoordeel van de krijgsraad<br />
Uit een brief van De Bie aan de Staten-Generaal bleek dat het proces de vice-admiraal niet<br />
populair had gemaakt bij de <strong>Nederlands</strong>e officieren. ‘Ondertuschen is het zeker dat meest alle<br />
officieren en wel speciaal de Nederlanders voorgenomen hebben desen dienst te quiteren<br />
indien de vice-admiraal Cruys het commando over de vloot komt te behouden.’ De officieren<br />
drongen aan op een vervanger, omdat ze bang waren dat de vloot niet in zee zou kunnen gaan<br />
zonder aanvoerder. 222<br />
Volgens de krijgsraad had De vice-admiraal op 24 juli 1712 zijn plicht zeer slecht<br />
waargenomen. Toen De Bozzis en Scheltinga ‘s morgensvroeg bij Cruys aan boord waren,<br />
had hij direct het bevel moeten geven schepen te sturen om te boegseren. Door de brigantijnen<br />
naar de vier jag<strong>ende</strong> kruisers te sturen werd onnodig veel tijd verspild. De voorste kruisers<br />
waren toen al een stuk afgedreven omdat ze moesten wachten op de brigantijnen. De 3<br />
vijandelijke schepen kregen daarom de tijd om te ontkomen.<br />
De vice-admiraal had op de 25 e en 26 e de jacht op de vijandelijke schepen moeten<br />
voortzetten. Dat de vice-admiraal beweerde dat hij bevel had gekregen zonder voordeel geen<br />
risico te nemen berustte op een verzinsel. De <strong>Russisch</strong>e vloot bestond uit 3 linieschepen, 3<br />
fregatten en 2 snauwen terwijl het Zweedse eskader slechts uit 3 schepen bestond. De viceadmiraal<br />
had de vijand zonder vrees tot Harriwalda kunnen vervolgen. Aldaar is de doorvaart<br />
zeer nauw en vanwege de westenwind had de vice-admiraal zich eenvoudig kunnen<br />
terugtrekken naar Kroonslot.<br />
Op 8 mei 1713 had Cruys geen bevel moeten geven bij een glas wijn. Daarnaast had<br />
hij alle commander<strong>ende</strong> officieren volgens het 24 e artikel uit het Hollandse artikelboek, bijeen<br />
moeten roepen. Daarbij was op die vergadering besloten dat de vijand tot ‘s nachts vervolgd<br />
zou worden, om daarna naar Reval te zeilen. Aan het belangrijkste -de vijand enteren of<br />
attaqueren- was hier niet gedacht. Waarschijnlijk omdat Cruys dit vanaf het begin al niet<br />
beoogde.<br />
Terwijl het <strong>Russisch</strong>e eskader lange tijd de vijand aan het beschieten was, wist Cruys<br />
niet het juiste sein te maken om te enteren. De officieren waren niet op de hoogte wat het<br />
juiste signaal was omdat dat niet was besproken bij de vergadering. Volgens het 31 e artikel<br />
had de vice-admiraal over moeten gaan op een ander schip toen De Riga vast liep. Aangezien<br />
de fregatten Natalia, Diana en de St. Jacob in de buurt waren kon hij zich niet bevrijden door<br />
te beweren dat daartoe geen mogelijkheid was. Dat Cruys beweerde dat hij niet overging op<br />
een ander schip omdat kapitein-commandeur Rees al bijgedraaid was, maakte hem nog meer<br />
verdacht. Kapitein-commandeur Rees beweerde dat hij wendde nadat Cruys de vlag had<br />
gestreken. Indien Cruys was overgegaan op een ander schip en de rode vlag had gehesen was<br />
Rees waarschijnlijk niet van de vijand gewend.<br />
De vice-admiraal had drie dagen na aanvang van het krijgsgerecht schriftelijke<br />
klachten ingediend over de handelswijze van de officieren in 1713. Cruys had vooral kritiek<br />
op kapitein-commandeur Scheltinga. De officieren waren hun plicht niet nagekomen en<br />
wilden hun vice-admiraal opofferen aan de vijand. Indien dit op waarheid berustte, had Cruys<br />
volgens het 15 e artikel krijgsgerecht moeten houden en generaal-admiraal Apraksin daarvan<br />
221 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; Over de affaire geïnformeerd tegen de vice-admiraal Cornelis Cruys,<br />
de kapiteins-commandeur Scheltinga en Rees en de kapitein De Gruijter. Ondertekend door A.G.G.A. (..O.S.)<br />
755-759.<br />
222 De Bie, 19 januari 1714 ordinaris, ARA 13 toegang 1.01.04 inv. nr. 7367II. 19.<br />
46
op de hoogte brengen. Cruys probeerde op deze wijze de beschuldigingen op zijn officieren af<br />
te schuiven.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga had verklaard dat hij geen bevel had gekregen om te<br />
enteren. De intentie van Scheltinga was eerst de vijand te beschieten en daarna te enteren.<br />
Omdat De Wijburg aan de grond liep, zou hij dat niet hebben kunnen doen. Volgens de<br />
getuigenissen van zijn officieren bleek dat de kapitein-commandeur had bevolen klaar te staan<br />
om te enteren, maar daarna lang bleef kanonneren. Volgens de krijgsraad had Scheltinga de<br />
vijand eerder moeten enteren.<br />
Toen de schepen van Cruys en Scheltinga aan de grond liepen en de zeilen op De Riga<br />
vast werden gemaakt en de rode vlag werd ingehaald, had kapitein-commandeur Rees het<br />
commando behoren over te nemen volgens het 8 ste artikel. Daarnaast had hij de vijand moeten<br />
proberen te enteren en te attaqueren. Het mag dan zo zijn dat de vice-admiraal de rode vlag<br />
streek. Indien Cruys bedoelde dat Rees terug moest keren dan zou de witte vlag moeten<br />
worden gehesen volgens het 27 e artikel van het seinboek. Daarnaast was Rees schuldig<br />
volgens het 29 e artikel, omdat hij al van verre op de vijand begon te schieten terwijl hij buiten<br />
schootsafstand verkeerde. Rees zat verkeerd toen hij volgens eigen zeggen de vijand tot op<br />
een musketschut genaderd was en daarna omdraaide. Kapitein Joost Degruijter maakte een<br />
fout door van de vijand af te draaien toen een man overboord sloeg. De kapitein had beter een<br />
sloep kunnen sturen om de drenkeling te redden.<br />
Vice-admiraal Cornelis Cruys had volgens het eerste artikel zijn plicht niet volbracht<br />
en di<strong>ende</strong> daarom de doodstraf te krijgen. Kapitein-commandeur Scheltinga verdi<strong>ende</strong> een<br />
zware straf, maar omdat hij geen duidelijke order had gekregen werd hij gedegradeerd tot<br />
jongste kapitein. Kapitein-commandeur Abraham Rees werd veroordeeld op basis van het 8 e<br />
en 29 e artikel omdat hij zijn plicht niet gedaan had. Om deze reden di<strong>ende</strong> hij gekielhaald te<br />
worden. Joost Degruijter moest omdat hij zijn plicht niet had begrepen verbannen worden<br />
zonder pas. De kosten van het krijgsgerecht moesten betaald worden uit de bezittingen van de<br />
ter dood veroordeelden. Zij werden gearresteerd in St. Petersburg op 22 januari 1714. Het<br />
traktaat werd ondertekend door schout-bij-nacht Peter Alexej, generaal-admiraal graaf<br />
Apraksin, kapitein-commandeur Alexander Mensjikov; kapiteins Peter Sivers, Croonenburg,<br />
Nelson; kapitein luitenant Bering; luitenants Conon Zotov en Zacharia Mishecoft. 223<br />
Na het proces schreef de <strong>Nederlands</strong>e gezant De Bie dat kapitein-commandeur Rees<br />
voor de paal was gezet om te worden geëxecuteerd. Zijn leven werd op het laatste moment<br />
gespaard door de Tsaar. De doodstraf werd omgezet in een ballingschap naar de uiterste<br />
grenzen van Siberië. Op dat moment was het volgens De Bie ook al zeker dat Cruys genade<br />
zou krijgen en ook verbannen zou worden naar Tobolsk, hoofdstad van Siberië. De vrouw van<br />
de vice-admiraal Cruys deed op zondag 4 februari een voetval voor de Tsaar. Tsaar Peter<br />
besloot toen dat Cruys naar Kazan gestuurd zou worden. Op dat moment zou Rees vertrekken<br />
naar Tobolsk, maar door een zware koortsaanval werd zijn vertrek uitgesteld. De Bie schreef<br />
dat iedereen bijzonder veel medelijden met Rees had, in het bijzonder de vorst Mensjikov en<br />
generaal-admiraal graaf Apraksin. Er kwam geen genade meer voor de kapitein-commandeur.<br />
Op 12 februari werd de vice-admiraal Cruys via Moskou naar Kazan gebracht en de kapitein-<br />
223 RGVAMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; In de zaken van Cornelis Cruys vice-admiraal van zijn groot machtigste<br />
Czaarse majesteit alsmede van de kapiteins-commandeur Scheltinga en Rees en de kapitein Degruijter, wegens<br />
haar begane verzieninge in de jaren 1712 en 1713. Ondertekend door; schout-bij-nacht Peter Alexeievitz, Hoog<br />
admiraal graaf Apraksin, kapitein-commandeur Alexander Mensjikov; kapiteins Peter Sivers, Croonenburg,<br />
Nelson; kapitein luitenant Bering; luitenants Conon Zotov en Zacharia Mishecof (St. Petersburg 22 januari 1714<br />
O.S.) 777-784.<br />
47
commandeur vertrok de 14 e . 224 De schout-bij-nacht De Bozzis zou op 15 mei 1714<br />
onverwacht overlijden. 225<br />
224 De Bie, 2 februari 1714 ordinaris, ARA 15 toegang 1.01.04 inv. nr. 7367II. 22-23. Zie ook; De Bie, 9<br />
februari 1714 ordinaris, ARA 16 toegang 1.01.04 inv. nr. 7367II. 25. en; De Bie, 16 februari 1714 ordinaris,<br />
ARA 17 toegang 1.01.04 inv. nr. 7367II. 26.<br />
225 P.A. Krotov, De slag bij Hangö in 1714 (St. Petersburg 1996)49.<br />
48
III: 1714-1718<br />
Eindelijk de Finse kust<br />
Na het proces werd weer met man en macht aan het onderhoud<br />
en de opbouw van de vloot gewerkt. Het wegsturen van de viceadmiraal<br />
Cruys en de kapitein-commandeur Rees zal een<br />
merkbare invloed hebben gehad. De Tsaar had al gauw een<br />
tekort aan ervaren commander<strong>ende</strong> officieren op de vloot. In een<br />
brief aan de Staten-Generaal schreef De Bie; ‘Op Croonslot<br />
zijnde heeft Zijne Czaarse Majesteit de genade gehad voor de<br />
onlangs door het gehouden crijgsrecht gedegradeerde kapiteincommandeur<br />
Scheltinga in sijn vorige rang en bedieninge te<br />
herstellen.’ 226 De kapitein-commandeur was blijkbaar te<br />
waardevol om zijn talenten te verspillen. Iemand met verstand van zaken moest de<br />
verantwoordelijkheid dragen voor de opbouw van de vloot.<br />
In maart werden 60 nieuwe galeien te water gelaten. Drie nieuwe linieschepen die in<br />
Engeland waren gekocht kwamen aan in Riga. Een vierde dat in St. Petersburg was gebouwd<br />
ging voor anker bij Kroonslot. In mei waren 20 <strong>Russisch</strong>e linieschepen en bijna 200 galeien<br />
gereed voor de strijd. Daarnaast was De Tsaar in onderhandeling met Frederik IV van<br />
Denemarken om een eskader schepen te leveren voor de strijd tegen Zweden. 227<br />
Terwijl vice-admiraal Cruys vanuit Kazan smeekbrieven schreef om weer in actieve<br />
dienst te worden hersteld, voerde kapitein-commandeur Scheltinga het bevel over de vloot bij<br />
Kotlin. 228 De Tsaar had bevel gegeven om alle vaartuigen en officieren nabij Kotlin onder<br />
bevel te plaatsen van Scheltinga. 229 Er heerste op dat moment grote wanorde op de vloot. Het<br />
toewijzen van bemanningen aan schepen verliep erg langzaam. Om deze reden vroeg<br />
Scheltinga aan Apraksin alle onder- en opperofficieren van de scheepsgardisten 230 , onder zijn<br />
bevel te plaatsen zodat hij deze persoonlijk kon verdelen over de schepen. Veel schepen<br />
waren op dat moment vastgevroren in het ijs, waardoor er veel onderhoudswerk was. Helaas<br />
was er eveneens een tekort aan materiaal en scheepsbouwers. 231<br />
Vanwege het tekort aan vaklui om de schepen te onderhouden stuurde Apraksin<br />
majoor Fumkov met een aantal scheepsgardisten naar Kotlin. Scheltinga was<br />
verantwoordelijk voor de behuizing van deze soldaten. 232 Daarnaast rek<strong>ende</strong> de kapiteincommandeur<br />
op een lichting van 19.000 matrozen die eventueel tot bootsmansmaat<br />
gepromoveerd konden worden. Scheltinga uitte zijn bezorgdheid door te vermeldden dat hij<br />
de vloot wegens het tekort aan manschap niet op orde zou kunnen brengen. Naast<br />
manschappen vroeg hij de generaal-admiraal om masten, boegsprieten en stengen naar<br />
Kroonslot te sturen. 233<br />
Galei Prinzip<br />
In maart was er een schampavie vastgevroren in het ijs. Deze schepen vielen niet<br />
onder het bevel van Scheltinga en hij ondernam dan ook niets om het schip los te krijgen.<br />
226<br />
De Bie, 20 maart/ 9april 1714 ordinaris, ARA 21 toegang 1.01.04 inv. nr. 7367II. 34.<br />
227<br />
P.A. Krotov, De slag bij Hangö in 1714 (St. Petersburg 1996)237.<br />
228<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brieven van Cruys aan Apraksin (Kazan 2 juli, 3 juli, eind oktober O.S.)<br />
2-4.<br />
229<br />
No. 744; Brief van Apraksin aan Scheltinga (11 maart 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van<br />
de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 467.<br />
230<br />
Soldaten die dienst deden op de schepen.<br />
231<br />
No. 746; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Kotlin 13 maart 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 467.<br />
232<br />
No. 749; Brief van Apraksin aan Scheltinga (14 maart 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van<br />
de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 469.<br />
233<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 15 maart 1714 O.S.)10-11.<br />
49
Apraksin gaf Scheltinga een reprimande omdat hij ontevreden was dat de kapiteincommandeur<br />
de schampavie niet uit het ijs had laten hakken. Apraksin was van mening dat<br />
het ieders verantwoordelijkheid was toe te zien op alle zaken die Rusland aangingen. 234<br />
Over de verhouding van Scheltinga met zijn officieren wordt niet veel duidelijk. In<br />
ieder geval was kapitein Bredaal niet erg gecharmeerd van Scheltinga. ’Wijl mij den kapiteincommandeur<br />
Scheltinga geen vrind is, heeft hij mij versien met een duijts bootsmansmaet.’<br />
Volgens kapitein Bredaal kon deze bootsmansmaat op de hele vloot geen dienst doen. Of dit<br />
vanwege de taal was of omdat de Duitser zijn vak niet verstond wordt niet duidelijk. Bredaal<br />
klaagde dat hij te weinig onderofficieren op zijn schip had. Scheltinga reageerde hierop door<br />
te zeggen dat het niet passend was hier kritiek op te hebben. Waarschijnlijk had de kapiteincommandeur<br />
zijn handen vol met de verdeling van scheepsvolk. Hij kon daarom geen gezeur<br />
aan zijn hoofd gebruiken. 235<br />
Toch had de klacht van Bredaal effect. Een dag later stuurde Scheltinga een brief aan<br />
generaal-admiraal Apraksin om manschappen voor de schepen naar Kotlin te sturen. In<br />
dezelfde brief vroeg hij Apraksin het algemene seinboek te sturen. Dit boek wilde Scheltinga<br />
uitdelen onder de officieren, zodat geen misverstanden zouden ontstaan over seinen die<br />
tijdens een missie op zee gedaan zouden worden. Verder wilde Scheltinga weten wat voor<br />
seinen hij moest doen wanneer de Deense snauwen zouden aankomen bij Kroonslot. Het is<br />
opvallend dat de Denen slechts snauwen stuurden en geen linieschepen. De Denen konden<br />
waarschijnlijk niet veel schepen missen omdat ze zelf maar over een kleine vloot<br />
beschikten. 236<br />
Majoor Fumkov was teleurgesteld over de handelswijze van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga. Scheltinga had de troepen van Fumkov gehuisvest in barakken voor kanonniers en<br />
soldaten, waar de regimenten van het Belozersky regiment reeds gehuisvest waren. De grotere<br />
barakken van de bootsmannen en het buitenlands personeel stonden op dat moment leeg.<br />
Daarnaast was in maart een lichting van 24.500 zeelui naar Kotlin gekomen. Scheltinga had<br />
toen het bevel gegeven aan de manschappen van Fumkov om de helft van de barakken<br />
beschikbaar te maken voor deze zeelui. De scheepsgardisten moesten maar op de koude<br />
schepen overnachten. 237<br />
Eind maart stuurde Scheltinga een lijst met de verdeling van officieren en<br />
manschappen over de schepen naar Apraksin. Uit deze tabel wordt duidelijk dat er nog<br />
behoorlijke tekorten op de schepen bestonden. 238 Scheltinga vroeg daarnaast om een goede<br />
<strong>Russisch</strong>e schrijver; ‘Want sonder deese, moet ik wel twee uuren lang [..] om iemand bij de<br />
arbeid te z<strong>ende</strong>n om uwe hoge graaflijke Excellenties brieven en andere affairen te<br />
verstaan.’ 239<br />
In april inspecteerde Scheltinga samen met een aantal kapiteins het schip De Strafford.<br />
Volgens hun bevindingen was het schip te nauw en laag tussen de dekken en daarnaast zeer<br />
rank en lang. Het schip kon niet veel zeilen en kanonnen aan boord voeren, omdat het gevaar<br />
van kapseizen dan te groot zou worden. Om deze reden wisten de officieren niet precies met<br />
234 No. 751; Brief van Apraksin aan Scheltinga (18 maart 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van<br />
de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 470.<br />
235 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brief van kapitein Bredaal aan Apraksin (Ritzaard 23 maart 1714 O.S.)<br />
64-65.<br />
236 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 24 maart 1714 O.S.) 124-<br />
125.<br />
237 No. 758; Brief van Fumkov aan Apraksin (Kotlin 25 maart 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 472.<br />
238 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin. Tabel van hoedanig de Russe onder<br />
officieren, matroozen en soldaten tot dato deser op de schepen bij kroonslot ligg<strong>ende</strong> verdeeld zijn, idem de<br />
presente, als nog vannooden zijnde manschap (30 maart 1714)40. Zie bijlage XI.<br />
239 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin (31 maart 1714 O.S.) 138.<br />
50
wat voor soort kanonnen het schip te voorzien. 240 Het schip bleek uiteindelijk het best<br />
uitgerust te kunnen worden met 13 achtponders en 20 zesponders. Helaas bleek later dat er in<br />
St. Petersburg helemaal geen achtponders te krijgen waren. 241<br />
Dat het leven op de vloot alles behalve rooskleurig was blijkt uit de regelmatige<br />
desertie van zeelui. In april werd krijgsraad gehouden in het huis van kapitein-commandeur<br />
Scheltinga. Er werd besloten de deserteurs op te hangen. Een aantal matrozen dat zich deels<br />
had vrijgepleit werd naar de galeien verbannen om als roeislaaf te dienen. 242 Dit type schepen<br />
werd vaak met zoveel mogelijk tegelijk recht op de vijand afgestuurd. Vaak ten koste van vele<br />
mensenlevens.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga was de hele maand april bezig met het uitrusten van<br />
schepen. Er was op dat moment een tekort aan stengen en bramstengen. 243 Deze palen<br />
werden gebruikt om zeilen te kunnen bijzetten of af te tuigen. Wederom vroeg Scheltinga aan<br />
Apraksin een vertaler te sturen die <strong>Russisch</strong> kon omzetten in Duits en andersom. Hieruit blijkt<br />
dat Scheltinga de Duitse taal beheerste. 244<br />
Eind april was Scheltinga bezig met de verdeling van het proviand over de schepen.<br />
Ieder schip moest een bemanningslijst naar de plaatselijke commissaris Tormosoff sturen.<br />
Tormosoff was verantwoordelijk voor de proviandering. Door middel van de lijsten bepaalde<br />
hij hoeveel proviand ieder schip voor de aanstaande campagne nodig had. Er waren op dat<br />
moment veel zieken op de vloot. Scheltinga gaf orders om zieken apart te vermelden op de<br />
lijsten zodat zij door gezonde matrozen vervangen konden worden. 245 Op 14 mei schreef<br />
Scheltinga dat de vloot klaar was om uit te varen. De zee was echter tot voorbij Krasna Gorka<br />
bevroren. Daarbij kwam dat veel zeelui nog ziek waren. 246 Dat was niet zo verwonderlijk,<br />
aangezien een aantal officieren een petitie indi<strong>ende</strong> bij generaal-admiraal Apraksin om loon te<br />
krijgen; ’Wij ondergeschrevene verzoeken Uwe Excellentie genadig dient te bevelen wij<br />
volgens ons gemaakt contract moge betaald werden, wij buijten gelt niet in staat zijn om zijn<br />
mayesteit bequam zijn, ons proviand te voorsien.’ 247<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga was ook belast met het opstellen van seinen voor de<br />
vloot. Door middel van seinen werden kapiteins bevolen aan boord te komen bij de kapiteincommandeur<br />
en bevel gegeven om te kanonneren of te enteren. Opvallend is dat Scheltinga<br />
zelfs voorschreef hoe vaak de kapiteins mochten schieten. 248 Dit zal een maatregel geweest<br />
zijn om kanonskogels te besparen. Daarnaast maakte Scheltinga plannen voor de formatie van<br />
een gevechtslinie indien de vijand werd waargenomen. 249<br />
240<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin, ondertekend door J. Croonenburg,<br />
J. Blarij, C. Hauck, M. Griese, B. Edwards, W. van Gent, P. Bredaal, C. Eekhof (31 maart 1714 O.S.)139.<br />
241<br />
No. 763; Brief van Apraksin aan Scheltinga (Kotlin 18 april 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 476.<br />
242<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brief van Scheltinga aan Apraksin met een kopij der sententie.<br />
Ondertekend door Van Gent, J. Croonenburg, M. Falkenburg, W. Bering. S. Valk, P. Bens, C. van Werden, W.<br />
Scheltinga, C. Boot, P. Bezemacker, B. Edwards, P. Wessel (Ritzaard 2 april 1714 O.S.) 15-16.<br />
243<br />
Een bramsteng is het tweede verlengstuk van een mast. Een bramzeil is een vierkant zeil, bevestigd aan de<br />
bramsteng.<br />
244<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 8 april 1714 O.S.) 18-19.<br />
245<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 14 april 1714 O.S.)120.<br />
246<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 3 mei 1714 O.S.)119.<br />
247<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; petitie van officieren aan Apraksin, (3 mei 1714 O.S.)121.<br />
248<br />
RGVAMF Fond 176, inv. 1, zaak 130; particuliere sein dat gedaan wordt uit het schip de Riga<br />
gecommandeerd door kapitein-commandeur W. Scheltinga (Ritzaard 9 mei 1714 O.S.)91. Fond 176, inv. 1, zaak<br />
130; De generaalsvlag van boven op het schip De Riga (Aktum op het schip De Riga ten anker bij Kroonslot 9<br />
mei 1714 O.S.) 91. Fond 176, inv. 1, zaak 130; particuliere seinen voor de volg<strong>ende</strong> respectieve officieren om bij<br />
den kapitein-commandeur Scheltinga aan boord te komen, getekend door W. Scheltinga in het schip de<br />
Katherina (20 mei 1714 O.S.) 92.<br />
249<br />
RGVAMF Fond 176, inv.1, zaak 130; Copia van de rangier brief, getekend door W. Scheltinga in ’t schip<br />
Katherina (20 mei 1714 O.S.) 93.<br />
51
In juni vertrok generaal-admiraal Apraksin met zijn galeienvloot naar de Finse kust.<br />
Een vloot onder commando van de kapiteins-commandeur Scheltinga en Sivers en de schoutbij-nacht<br />
Tsaar Peter Alexeiewitz voer eind mei vanuit Kroonslot naar Reval. Bij Reval moest<br />
een aantal nieuwe schepen worden opgehaald. Deze vloot di<strong>ende</strong> daarnaast als konvooi voor<br />
de 15.000 man die in galeien verscheept werden naar de Biorkische Eilanden om te vechten<br />
tegen de Zweden. 250 Op 22 juni kwam de vloot aan bij de haven van Reval en werd versterkt<br />
door 7 schepen die waren gekocht in Engeland en de Republiek. 251<br />
Deze vloot verbleef enige tijd bij Reval. De Tsaar had Scheltinga bevolen om het<br />
gevecht met vijandelijke schepen alleen aan te gaan als de <strong>Russisch</strong>e vloot het voordeel<br />
had. 252 De kapiteins Bredaal en Brant werden met De Samson en De St. Paul op verkenning<br />
uitgestuurd om nabij het eiland Nargen te kruisen. Op 28 juli ontdekte kapitein Bredaal 6<br />
grote schepen die richting Reval koersten. Deze vloot voerde Engelse kleuren. Omdat er geen<br />
berichten waren van een Engelse vloot in de Oostzee, werd door de Tsaar alarm geslagen. De<br />
hele nacht waren de Russen bezig om de vloot gevechtsklaar te maken. De vreemde vloot<br />
bleef op dat moment tussen het eiland Nargen en de toegang tot de baai van St. Petersburg<br />
liggen. In de ochtend voer een eskader de baai van Reval binnen. Plotseling werd de Zweedse<br />
vlag werd gehesen. Het bleek een Zweedse vloot onder bevel van de Zweedse vice-admiraal<br />
Lillie te zijn. De <strong>Russisch</strong>e vloot ging snel onder zeil en zette koers richting de Zweedse<br />
voorhoede. 253<br />
Op 29 juli kwam een aantal <strong>Russisch</strong>e schepen naar buiten. De Zweedse vice-admiraal<br />
gaf om 7 uur ‘s morgens het sein om in linie te gaan varen en aan te vallen. Kort daarna gaf<br />
kapitein-commandeur Scheltinga hetzelfde signaal aan <strong>Russisch</strong>e zijde. Rond 12 uur ‘s<br />
middags was een aantal <strong>Russisch</strong>e schepen de Zweden tot op een mijl genaderd. Er blies toen<br />
een matige westenwind. Om 1 uur werd vanuit de snauw De Prinses en het schip van kapiteincommandeur<br />
Scheltinga signaal gegeven om meer zeil bij te maken om de vijand beter te<br />
kunnen achtervolgen. In de middag nam de wind sterk af en kwamen galeien en brigantijnen<br />
de oorlogsschepen boegseren. Hierop probeerden de Zweden de volle zee te bereiken. In<br />
geval van een windstilte zouden de Zweden een tactisch nadeel hebben. De Russen zouden de<br />
schepen dan eenvoudig kunnen inhalen omdat ze veel meer schepen hadden die tijdens<br />
windstilte de oorlogsschepen konden boegseren. 254<br />
Omstreeks 5 uur waren ongeveer 7 <strong>Russisch</strong>e linieschepen en 2 fregatten zo dicht<br />
genaderd dat ze het achterste Zweedse schip hadden kunnen aanvallen. Op dat moment<br />
draaide vice-admiraal Lillie samen met een aantal andere schepen om en kwam het achterste<br />
schip te hulp. De Russen kregen nu te maken met 6 Zweedse linieschepen in plaats van 1.<br />
Door aarzeling en onvakkundigheid ondernamen de Russen geen aanval. Kort daarna werd<br />
signaal van de snauw De Prinses gegeven om terug te trekken naar de haven van Reval.<br />
Volgens de manuscripten van Bridge werd dit signaal door de Tsaar zelf gegeven, die het<br />
250<br />
De Bie, 2 juni 1714 secreet, ARA toegang 1.01.04 inv. nr 7397I.<br />
251<br />
De Michael en Raphael uit Archangelsk, De Le Firme, Ormond, Fortuna en Arondel uit Engeland en De<br />
l’Esperence en De Perel uit de Republiek. Zoals gevonden in; C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet<br />
under the Reign of Peter The Great by a contemporary Englishman (1724)(Londen 1898-9) 29.<br />
252<br />
No. 838; Edict van de Tsaar aan Scheltinga (18 juni 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 513.<br />
253<br />
Volgens R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910)158, was dit op 28 juli, maar in; C.A.G.<br />
Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary Englishman<br />
(1724)(Londen 1898-9) 30, was het 19 juli. Dit onderscheid is te wijten aan oude en nieuwe stijl.<br />
254<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724)(Londen 1898-9) 31-33. No. 839; Gevechtslinie voor het eskader bij Reval op 20 juni 1714<br />
O.S., Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 514. Zie bijlage XII.<br />
52
linieschip Katherina had verruild voor de snauw. In ieder geval herhaalde kapiteincommandeur<br />
Scheltinga het signaal en de vloot trok zich terug naar Reval. 255<br />
Op 11 juli had de Tsaar bericht gekregen van generaal-admiraal Apraksin dat hij met<br />
zijn galeienvloot vast zat bij Hangö. De pas was hem afgesneden door 16 Zweedse<br />
oorlogsbodems. De Tsaar gaf kapitein Bredaal orders De St. Paul klaar te maken en de Tsaar<br />
over te brengen naar Apraksin. Op 30 juli vertrok de Tsaar, vergezeld door kapiteincommandeur<br />
Sivers en kapitein Bredaal, met 6 linieschepen en een snauw. Toen de Tsaar de<br />
Finse kust bereikte stuurde hij de linieschepen terug naar Reval. 256 Blijkbaar wilde de Tsaar<br />
zijn kostbare oorlogsschepen niet in de waagschaal stellen.<br />
Toen de Tsaar vertrok kreeg Scheltinga het commando over de vloot bij Reval.<br />
Scheltinga had het bevel gekregen om voorzichtig te zijn. Over elke actie moest uitvoerig<br />
overleg plaatsvinden met de andere officieren van vloot en leger. 257 Indien er een vijandelijke<br />
aanval zou plaatsvinden en de Russen in de meerderheid waren, zoals was gebeurd in juli, dan<br />
moest de aanval worden ingezet. 258 De Tsaar liet een groot gedeelte van de vloot achter bij<br />
Reval omdat hij bang was dat de Zweden de havenstad zouden overmeesteren.<br />
Eind juli kwam de Tsaar aan bij Tvarminne waar hij orders gaf de lichtere galeien over<br />
de landengte van Hangö te transporteren naar de westzijde. Deze actie was waarschijnlijk<br />
bedoeld om de Zweden in te sluiten. Toen de Zweedse admiraal Wattrang hier lucht van<br />
kreeg, gaf hij schout-bij-nacht Ehrenskiöld bevel om met een praam, 6 galeien en 2 kleinere<br />
schepen de Russen op te wachten. 259 De Tsaar dacht aanvankelijk dat het eskader van<br />
Ehrenskiöld koers zou zetten naar Reval. Want op 5 augustus schreef de Tsaar dat er 15<br />
vijandelijke schepen koers stelden richting Reval. Hoewel Scheltinga het bevel had gekregen<br />
zeer voorzichtig te zijn, moest hij wel zijn best doen om de vijand aan te tasten. 260<br />
Uiteindelijk werd afgezien de galeien over de landengte te transporteren. Tijdens de<br />
ochtend van 5 augustus was het windstil. De Russen maakten hier gebruik van. Een eskader<br />
van 19 galeien en kort daarna nog eens 15, omsingelde de schepen van admiraal Wattrang.<br />
Hierop riep Wattrang vice-admiraal Lillie terug. Terwijl de Zweden zich terugtrokken, sneden<br />
de <strong>Russisch</strong>e galeien de terugtocht van de schout-bij-nacht Ehrenskiöld af. De schout-bijnacht<br />
besloot met zijn eskader te blijven liggen in een fjord en de terugtocht van zijn<br />
kameraden te dekken. Nadat Ehrenskiöld de eis tot overgave van de groot admiraal Apraksin<br />
naast zich had neergelegd begon de strijd. 261<br />
Op 6 augustus om twee uur ‘s middags stuurde Apraksin een eerste golf van 35<br />
galeien ten aanval. De eerste golf evenals de tweede van 80 galeien, werd door de Zweden<br />
afgeslagen. Ten slotte viel Apraksin aan met een vloot van 95 galeien. Toen de Zweedse linie<br />
eenmaal verbroken was, roeiden de Russen door de openingen. De rest van de linie werd<br />
omsingeld. Met een aanval van twee kanten tegelijk veroverden de Russen het ene schip na<br />
het andere. Ehrenskiöld zelf werd gevangengenomen en zijn vlaggenschip, het fregat De<br />
Olifant, en negen kleinere schepen werden buitgemaakt. 262 Bijzonder is dat tijdens deze<br />
campagne de vloot, uitgenomen de galeien, geen dienst had gedaan.<br />
255<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724)(Londen 1898-9) 31-34. Voor een lijst van de schepen en officieren zie bijlage XIII.<br />
256<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724)(Londen 1898-9) 35. Zie ook; R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 159.<br />
257<br />
No. 857; Edict voor Scheltinga (3 juli 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e<br />
vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 524.<br />
258<br />
P.A. Krotov, De slag bij Hangö in 1714 (St. Petersburg 1996) 71.<br />
259<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 160.<br />
260<br />
No. 878; Edict van de Tsaar voor Scheltinga (Tvarminne 25 juli 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 534.<br />
261<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 160.<br />
262<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 533.<br />
53
Admiraal Wattrang betreurde dat Ehrenskiöld in vijandelijke handen was gevallen. Op<br />
8 augustus vroeg hij in een brief aan Apraksin of Ehrenskiöld samen met een andere officier<br />
door de Russen krijgsgevangen was genomen. Als dat zo was stelde Wattrang voor om<br />
krijgsgevangen uit te wisselen. 263<br />
Na de zeeslag bij Hangö was de Tsaar bang dat de terugtrekk<strong>ende</strong> vijandelijke vloot<br />
uit wraak Reval zou aanvallen. Na beraad met Apraksin stelde de Tsaar voor om het geschut<br />
van een aantal schepen op de oeverwallen van de stad te plaatsen. De voorraden en burgers uit<br />
de stad moesten op de schepen geplaatst worden. Deze schepen zouden dan zo snel mogelijk<br />
koers zetten naar het Hoogland. Indien de vijand te sterk zou zijn moest de vloot terugtrekken<br />
naar Harriwalda en als de vijand dan nog volgde, naar Kroonslot. Een aantal schepen zou<br />
achterblijven om de stad te beschermen. 264 Waarschijnlijk vormde de terugtrekk<strong>ende</strong> Zweedse<br />
vloot geen bedreiging voor Reval. Pas op 15 augustus vertrok Scheltinga met een groot<br />
gedeelte van het eskader. Vanwege een harde wind ankerde deze vloot tussen de eilanden<br />
Wrangen en Nargen. Op dat moment was er een groot tekort aan navigators en officieren. 265<br />
Waarom Scheltinga met zijn eskader naar Hoogland moest komen wordt duidelijk uit<br />
een brief van onderkolonel Dolgoruki aan de Tsaar. Het <strong>Russisch</strong>e eskader moest de nieuw<br />
veroverde posities langs de Finse kust beschermen. Daarnaast wilde de Tsaar de voorraden en<br />
schepen uit handen van de Zweden houden. Het eiland Hoogland lag midden in de monding<br />
van de Finse golf en was strategisch gezien de sleutel tot St. Petersburg. Het is waarschijnlijk<br />
dat Scheltinga moest terugtrekken naar Hoogland om daar een verdedigingslinie te vormen. 266<br />
Achteraf bleek dat de terugtrekk<strong>ende</strong> Zweedse vloot geen enkel gevaar had opgeleverd.<br />
Op 25 augustus kwam kapitein-commandeur Scheltinga bij Helsingfors aan. De Tsaar<br />
vertrok op die dag weer naar Petersburg. Scheltinga gaf de Tsaar een escorte goede matrozen<br />
en een schampavie mee. De kapitein-commandeur kreeg nu waarschijnlijk het bevel over de<br />
bewaking van de zeegebieden nabij Helsingfors. 267 Op 27 augustus feliciteerde Scheltinga<br />
generaal-admiraal Apraksin met de overwinningen van het afgelopen jaar. Geen enkel<br />
<strong>Russisch</strong> linieschip had deelgenomen aan de slag bij Hangö.<br />
In september werd een troepenmacht van 16.000 man op de Ålandseil<strong>ende</strong>n aan land<br />
gezet. Waarschijnlijk commandeerde Scheltinga tijdens deze missie een escorte van de<br />
landingsmacht. Daarna vertrok de vloot weer naar Kroonslot. De galeienvloot van Apraksin<br />
bereikte op 20 september Wasa. Kort daarna bracht Apraksin de galeienvloot in de<br />
winterkwartieren bij Åbo. 268 Kapitein-commandeur Scheltinga bracht de winter door op het<br />
eiland Kotlin.<br />
De slag bij Hangö was voor de Russen van grote betekenis. De Finse golf en de<br />
oostzijde van de Botnische golf waren nu bevrijd van Zweedse schepen. Admiraal Wattrang<br />
ontruimde het noordelijke deel van de Oostzee. Hij voelde er niets voor om zijn vloot aan de<br />
ongewone tactiek van de Russen bloot te stellen. Terwijl de Zweden met moderne<br />
linieschepen de heerschappij over de Oostzee probeerden te behouden, werden zij verslagen<br />
door <strong>Russisch</strong>e galeien. Galeien die al op de wereldzeeën voeren sinds de oudheid. Deze<br />
schepen werden door de Russen ingezet als infanteriesoldaten tijdens een veldslag. Met<br />
263<br />
No. 884; Vertaling van de brief van de Zweedse admiraal Wattrang aan Apraksin (ten anker bij Hangö 28 juli<br />
1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 537.<br />
264<br />
No. 887; Edict van de Tsaar aan Scheltinga (29 juli 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 538.<br />
265<br />
No. 897; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (op t’ schip De Poltava 4 augustus 1714 O.S.), Bronnen<br />
behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 544.<br />
266<br />
No. 899; brief van Dolgorukin aan de Tsaar (4 augustus 1714 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van<br />
de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 545.<br />
267<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 76; brief van Scheltinga aan Apraksin (op het schip Poltava ten anker<br />
binnen bij Helsingfors 16 augustus 1714 O.S.) 23.<br />
268<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 535.<br />
54
zoveel mogelijk tegelijk trachtten zij de vijand te overmeesteren. De wijze waarop de eerste<br />
drie Zweedse schepen in 1703 op de Neva werden veroverd bleek bepalend voor de vorm van<br />
oorlogsvoering op zee. Met het verschil dat de lotkeys werden vervangen door galeien.<br />
Wervingsacties in de Republiek<br />
In het voorjaar van 1715 overleed de schout-bij-nacht Trezel, een Nederlander in <strong>Russisch</strong>e<br />
dienst. Aangezien vice-admiraal Cruys op dat moment nog steeds in Kazan was, kreeg de<br />
vloot te kampen met een tekort aan commander<strong>ende</strong> officieren. De Tsaar wilde in dat jaar de<br />
vloot weer naar Reval sturen onder bevel van kapitein-commandeur Scheltinga. Vanwege het<br />
tekort aan commander<strong>ende</strong> officieren dachten vele zeelui dat vice-admiraal Cornelis Cruys<br />
weer in actieve dienst gesteld zou worden. 269 Dat was ook wel te verwachten aangezien de<br />
Tsaar in januari al had verklaard de vice-admiraal genade te zullen verlenen. De terugkomst<br />
van Cruys stond dan ook al vanaf begin 1715 vast. 270 Resident De Bie schreef in een brief aan<br />
de Staten-Generaal dat veel officieren niet graag weer onder Cruys wilden dienen. Scheltinga<br />
zou daar in het bijzonder veel problemen mee hebben. Dat was niet zo verwonderlijk<br />
aangezien de verhouding tussen Scheltinga en Cruys door het proces zeer verslechterd was.<br />
Toen Cruys werd verbannen, nam Scheltinga veel taken van de vice-admiraal over. Scheltinga<br />
voelde er waarschijnlijk niets voor om zijn nieuw verworven bevoegdheden over te dragen<br />
aan de vice-admiraal. 271<br />
In een brief aan de Staten-Generaal schreef De Bie, als een zeer getrouw onderdaan<br />
van de Republiek, dat toen de Tsaar uit Reval vertrok hij kapitein-commandeur Scheltinga<br />
over land naar Denemarken en Amsterdam had gestuurd. Scheltinga had bevel gekregen om<br />
een aantal bekwame officieren voor de vloot te rekruteren. 272 Of de terugkomst van viceadmiraal<br />
Cruys iets te maken heeft gehad met de reis van Scheltinga naar de Republiek wordt<br />
niet duidelijk, maar lijkt zeer waarschijnlijk. In ieder geval moest Scheltinga het probleem van<br />
de tekorten op de vloot oplossen.<br />
De <strong>Russisch</strong>e ambassadeur in de Republiek, vorst Koerakin, had de Tsaar op het idee<br />
gebracht om de wervingsactie in het geheim uit te voeren. Hij schreef de Tsaar dat tijdens de<br />
vorige zomer drie Zweedse schepen vanuit Gothenburg naar Texel waren gekomen om<br />
goederen in te slaan. Dit zou zonder medeweten van Haar Hoog Mog<strong>ende</strong>n zijn gebeurd. Om<br />
deze reden dacht Koerakin dat een wervingsactie in de republiek wel in het geheim zou<br />
kunnen worden uitgevoerd. 273 De kapitein-commandeur kreeg daarom geen brieven van de<br />
Tsaar mee om de Staten-Generaal om toestemming te vragen voor de wervingsacties. Het was<br />
via de brief van resident De Bie dat de Staten-Generaal vernamen dat Scheltinga naar de<br />
republiek was gestuurd om zeelui te werven. De Tsaar had Scheltinga opdracht gegeven om<br />
de werving in het geheim uit te voeren. Door de brief van De Bie was dit niet meer<br />
mogelijk. 274<br />
Nadat de Staten-Generaal op de hoogte waren gebracht van de wervingsactie, schreef<br />
Scheltinga dat hij de werving zonder geloofsbrieven van de Tsaar niet zou kunnen<br />
voortzetten. Aangezien vorst Koerakin naar Londen was vertrokken, werd het voor Scheltinga<br />
moeilijk om zijn taak alleen te volbrengen. Scheltinga had al een waarschuwing van een<br />
269<br />
De Bie, 19 april 1715 missieve, ARA 170 toegang 1.01.04 inv. nr 7367II, Map I. 278-279.<br />
270<br />
De Bie, 25 januari/ 15 februari 1715 secreet, ARA toegang 1.01.04 inv. nr. 7397I, Map I.<br />
271<br />
De Bie, 19 april 1715 missieve, ARA 170 toegang 1.01.04 inv. nr .7367II, Map I. 278-279.<br />
272<br />
De Bie, 13 september/ 4 oktober 1715 missieve, ARA 200 toegang 1.01.04 inv.nr 7367II, Map II. 326.<br />
273<br />
No. 967; Brief van prins Koerakin aan de Tsaar (7 januari 1715 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 588.<br />
274<br />
No. 149 Brief van Scheltinga aan de Tsaar uit Holland (14 oktober 1715 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 114.<br />
55
‘zekere heer’ verkregen om voorzichtig te zijn. 275 Deze heer was Johannes van der Burgh,<br />
agent van de Tsaar in Amsterdam.<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga schreef dat hij de kopie van de brief die De Bie aan<br />
de Staten-Generaal had geschreven onder ogen had gekregen. Scheltinga maakte zich grote<br />
zorgen over het volbrengen van de wervingsmissie. ´T welck alhier een groote opschudding<br />
geeft en voor mijn een ongerustheijdt geeft, door dien alhier een plackaet is geen volck magh<br />
vreemde potentaten gaan dienen, het sij sijn Czaarse Majesteijdt nogh Denemarken nogh<br />
Zweden.´ 276<br />
Koerakin gaf Johannes van der Burgh bevel om kapitein-commandeur Scheltinga met<br />
goede raad te assisteren. 277 Of Johannes van der Burgh direct met Scheltinga overleg pleegde<br />
over de wervingen is niet duidelijk. In 1717 schreef ene Dirk van der Burgh dat hij van 1714<br />
tot 1717 als luitenant en secretaris van de <strong>Russisch</strong>e vloot onder het commando van de heren<br />
kapiteins-commandeur Sivers en Scheltinga had gediend. Deze Dirk van der Burgh verzocht<br />
in 1717 om weer in dienst te worden genomen door Johannes van der Burgh. 278<br />
De Tsaar vreesde dat door protest van de Zweden de nieuwe rekruten niet naar<br />
Rusland zouden kunnen komen. Daarom riep hij via baron Sjafirov de hulp in van resident<br />
De Bie. Wat de Tsaar toen waarschijnlijk niet wist was dat De Bie de Staten-Generaal al in<br />
september op de hoogte had gebracht van de komst van Scheltinga. Op 7 november werd de<br />
resident ontboden bij vice kanselier baron Sjafirov. 279 Tijdens de maaltijd werd De Bie<br />
meegedeeld dat Scheltinga in de herfst naar de Republiek was gestuurd. Zijn opdracht was in<br />
het geheim een kleine hoeveelheid officieren, niet meer dan 200, te werven om in <strong>Russisch</strong>e<br />
dienst te treden. Tsaar Peter had Haar Hoog Mog<strong>ende</strong>n niet om toestemming gevraagd om de<br />
Zweden geen voorwendsel te geven daartegen te protesteren. Het is niet zo verwonderlijk dat<br />
De Bie schreef dat hij zich tijdens het diner met Sjafirov een beetje ziek voelde. 280<br />
Baron Sjafirov vroeg de resident om via zijn connecties in de Republiek de missie van<br />
Scheltinga zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen. De Tsaar zou deze operatie<br />
beschouwen als voorbeeld van de goede vriendschap tussen hem en de Staten-Generaal. Op<br />
dat moment was de werving echter al voor een groot deel volbracht. 281 De Bie was zeer<br />
openhartig en bracht de Staten-Generaal op de hoogte van wat er tijdens het etentje met<br />
Sjafirov was besproken. De problemen lieten niet lang op zich wachten. In een brief aan de<br />
<strong>Russisch</strong>e graaf Golovin schreef Van der Burgh dat de Zweedse secretaris bij Haar Hoog<br />
Mog<strong>ende</strong> Heren geklaagd had, dat in Holland veel zeeofficieren door de Russen werden<br />
aangenomen. De heren van de Staten-Generaal hadden hierop geantwoord dat zij daartoe geen<br />
toestemming hadden gegeven. 282 Op de een of andere manier had de Zweedse secretaris de<br />
brief van De Bie over wat tijdens het diner was besproken onderschept.<br />
Naast toestemming van de Staten-Generaal voor de wervingsacties wilde de Tsaar<br />
graag dat de <strong>Nederlands</strong>e ambassadeur in Constantinopel, graaf Jacob de Colyer een oogje in<br />
het zeil zou houden aangaande de bedoelingen van de Turken. De Tsaar had sinds het<br />
275 No. 149; Brief van Scheltinga aan de Tsaar uit Holland (14 oktober 1715 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 114.<br />
276 RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 8 november 1715)1-2.<br />
277 RGADA Fond 50, 1715/1716 Ed. Chr. 50; Johannes van der Burgh aan de Tsaar (geen datum) 361-361b.<br />
278 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 157; Dirk van der Burgh aan Apraksin (Amsterdam 17 september 1717) 58.<br />
279 Baron Pjotr Sjafirov blonk uit in Westerse talen. Als vertaler had hij deelgenomen aan het Grote Gezantschap.<br />
In 1704 werd hij prive-secretaris, in 1706 hoofd van Buitenlandse Zaken en in 1709 vice-kanselier. Zoals<br />
gevonden in R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985)<br />
353.<br />
280 No. 152; Brief van De Bie aan de griffier van de Staten-Generaal, 28 november 1715, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 115.<br />
281 No. 152; Brief van De Bie aan de griffier van de Staten-Generaal, 28 november 1715, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 115.<br />
282 RGADA Fond 50, 1715/1716 Ed. Chr. 50; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 29<br />
november 1715) 322-322b.<br />
56
vredesverdrag van Constantinopel van 1711 aldaar geen <strong>Russisch</strong>e vertegenwoordigers meer.<br />
Na deliberatie kwamen de heren gedeputeerden van de provincie Holland en West Vriesland<br />
overeen dit verzoek toe te staan. Wel moest nog overleg gepleegd worden door de<br />
gedeputeerden van buitenlandse zaken. Wat de uitkomst was wordt niet duidelijk. Het lijkt<br />
erop dat de Tsaar dit verzoek indi<strong>ende</strong> om de Staten-Generaal af te leiden van de<br />
wervingsacties. 283<br />
Zoals gezegd begonnen de moeilijkheden toen de Zweedse secretaris lucht kreeg van<br />
de werving. Dit was precies wat de Tsaar probeerde te voorkomen door de Staten-Generaal<br />
geen toestemming voor een wervingsactie te vragen. Waarschijnlijk probeerde de Tsaar de<br />
missie aanvankelijk ook voor De Bie geheim te houden. Toen de Staten-Generaal eenmaal op<br />
de hoogte waren, riep de Tsaar de hulp in van dezelfde persoon die de missie al op voorhand<br />
had verraden. 284 De Zweedse ambassadesecretaris Preis had in de Republiek een inlichtingenen<br />
communicatie netwerk opgericht. Hij zou bij de Staten-Generaal een klerk hebben weten<br />
om te kopen zodat missieven van vele <strong>Nederlands</strong>e diplomaten in copie Karel XII bereikten.<br />
Waarschijnlijk via de brief van resident De Bie over wat er tijdens het diner met baron<br />
Sjafirov was besproken, wist Preis te achterhalen dat Scheltinga bezig was zeelui te rekruteren<br />
voor <strong>Russisch</strong>e dienst. 285<br />
Johannes van der Burgh had in Den Haag de brief van De Bie ook onder ogen<br />
gekregen. Haar Hoog mog<strong>ende</strong> heren hadden hierop een resolutie aangenomen dat niemand te<br />
lande zeevolk mocht aannemen zonder dat de regering daar wetenschap van had. De regering<br />
in de Republiek wilde een <strong>Russisch</strong>e wervingsactie niet openlijk toestaan omdat daarmee<br />
andere soevereinen beledigd konden worden. Op deze wijze probeerde men de status-quo<br />
tussen de mogendheden te behouden. Volgens Van der Burgh zou de regering de monstering<br />
wel oogluikend toe staan. 286 Door een openhartige resident waren echter alle spelers van het<br />
politieke toneel van de <strong>Russisch</strong>e wervingsacties op de hoogte gebracht.<br />
Scheltinga’s ‘geheime’ missie<br />
Vanaf 11 oktober 1715 was kapitein-commandeur Scheltinga in de Republiek geweest. Dat<br />
blijkt uit een brief van Osip Solovjev, die op dat moment als gezant van de Tsaar in<br />
Amsterdam resideerde. 287 Scheltinga was naar de Republiek gestuurd om officieren van<br />
verschill<strong>ende</strong> rang voor <strong>Russisch</strong>e dienst te werven. Solovjev gaf Scheltinga voor elke<br />
geworven zeeman 2 maanden gage; dit geld moest gebruikt worden om de reis naar Rusland<br />
te bekostigen. Op 14 oktober schreef Scheltinga aan Apraksin; ´Ontfangen van de heer Osip<br />
Solovjev een somma van vijf duisent gulden om tot dienst van zijn groot Czaarse Majesteit te<br />
gebruiken.` 288<br />
De wervingsactie stuitte van het begin af aan al op problemen. Zo was er steeds een<br />
tekort aan geld. Daarnaast kampte Scheltinga met het probleem op welke wijze de geworven<br />
zeelui naar Rusland te sturen. Via zee was gevaarlijk, omdat Zweedse kapers op de loer lagen<br />
en over land was erg duur. Toch stelde Scheltinga voor om de officieren over land naar Riga<br />
283 Resolutie van de Staten-Generaal, 3 januari 1716, ARA toegang 1.01.03 nr. 770. 4-5.<br />
284 No. 152; Brief van De Bie aan de griffier van de Staten-Generaal, 28 november 1715, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 115.<br />
285 J.S.A.M. van Koningsbrugge, Eén tegen allen, allen tegen één? (Groningen 2001) 12. (Deel van nog niet<br />
gepubliceerd werk.)<br />
286 RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 28 januari 1716) 17-<br />
18.<br />
287 Osip Alekseevic Solovjev werd in 1710 naar de Republiek gezonden en was tot 1717 agent of commissaris<br />
van de Tsaar te Amsterdam. Uit; O. Schutte, Repertorium der buitenlandse vertegenwoordigers resider<strong>ende</strong> in<br />
Nederland 1584-1810 (’s Gravenhage 1983) 574.<br />
288 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 106; kwitantie van Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 19 oktober 1715)<br />
58.<br />
57
te sturen met een begeleider die de Tsaar trouw was. Op 14 oktober werd Jakob Eeckhof,<br />
wiens broer al in <strong>Russisch</strong>e dienst was, met 8 personen afgezonden. De dag erna vertrok de<br />
zoon van kapitein Hooft met 10 onderofficieren. 289<br />
Het sturen van de rekruten over land was geen goede oplossing. Scheltinga schreef aan<br />
Apraksin dat het niet meer mogelijk was om volk over land te sturen omdat ze dan zouden<br />
weglopen. ´Men heeft er exempel van met die twee partijen die ick wegh heb gesonden.´<br />
Daarbij had Osip Solovjev de orders om ieder persoon niet meer dan twee maanden loon te<br />
geven. Indien de rekruten over water zouden worden gestuurd was dat geen probleem. De<br />
weg over land bracht allerlei extra kosten met zich zodat twee maanden loon niet genoeg was.<br />
Het totaal zou per persoon op 255 gulden komen. Op dat moment waren er 344 rekruten. Om<br />
deze reden vroeg Scheltinga de Tsaar om meer geld. De kapitein-commandeur bedacht echter<br />
een goedkoper alternatief. Het volk zou op de drie schepen die in Amsterdam voor Rusland<br />
werden gebouwd naar de rivier van Londen gestuurd kunnen worden. In Londen was kapitein<br />
Bredaal op dat moment bezig rekruten te werven en nieuwe schepen uit te rusten. Vanuit<br />
Londen zou een gezamenlijk <strong>Russisch</strong> eskader naar St. Petersburg kunnen varen. 290<br />
Er bestaat enige onduidelijkheid over het aantal rekruten dat Scheltinga moest werven.<br />
Aanvankelijk zou het gaan om een kleine werving van zo´n 200 man. Op 7 januari vroeg de<br />
kapitein-commandeur de Tsaar om meer geld. Scheltinga had al 10.000 Roebel van de Tsaar<br />
gekregen, maar dit was niet genoeg. Naast 344 officieren 2 maanden voorruit te betalen, had<br />
Scheltinga een schip met proviand nodig om de rekruten naar Kopenhagen te transporteren.<br />
Daarnaast had Scheltinga veel geld uitgegeven aan de 48 man die over land naar Reval waren<br />
gereisd en 18 zeelui die zich onder het commando van kapitein Sinavin hadden gesteld.<br />
Scheltinga was door al zijn geld heen, daarom vroeg hij de Tsaar om Solovjev te bevelen<br />
zoveel mogelijk geld beschikbaar te stellen voor de missie. Hieruit blijkt dat het niet om een<br />
kleine werving ging. 291<br />
Er werd niet meteen voor Scheltinga´s plan geopteerd om de zeelui eerst naar<br />
Engeland te sturen. Bij Texel lag het schip van de <strong>Russisch</strong>e kapitein Naom Sinavin. Deze<br />
kapitein was aanvankelijk met het eskader van kapitein Bredaal naar Engeland gevaren. Eind<br />
oktober kwam Sinavin met het schip De Strafford naar Holland. 292 Kapitein Sinavin moest<br />
een partij hout en een boeier naar St. Petersburg brengen. Na de overtocht was het schip<br />
echter vastgevroren bij Texel. Sinavin schreef dat de zee van Texel tot aan Amsterdam was<br />
bevroren. 293 Scheltinga had echter een ander plan. Met De Strafford zouden de nieuwe<br />
rekruten naar Rusland kunnen varen. Door de strenge winter was het schip echter zwaar<br />
beschadigd en moest eerst gerepareerd worden. 294<br />
Op 9 januari 1716 kreeg Scheltinga bevel van Apraksin om kapitein Naom Sinavin in<br />
februari of begin maart naar Kopenhagen te sturen. Als kapitein Bredaal uit Engeland zou<br />
komen met de schepen Marlburgh en Bolinbroke moest de kapitein-commandeur zich bij hen<br />
aansluiten, ergens voor de Hollandse kust. Vervolgens moesten ze gezamenlijk koers zetten<br />
naar Kopenhagen. Apraksin wees in de brief op het Zweedse gevaar, omdat de vijand goed op<br />
de hoogte was van de <strong>Russisch</strong>e wervingsacties in de Republiek. 295 Op 12 februari was het<br />
289<br />
No. 145; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (Holland, 14 oktober 1715), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 112.<br />
290<br />
RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 8 november 1715)1-2.<br />
291<br />
No. 158; Brief van Scheltinga aan de Tsaar, 7 januari 1716, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 119.<br />
292<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 118,119; Kapitein Bredaal aan Apraksin (Londen 9 december 1715 ) 10.<br />
293<br />
No. 1184; Brief van Sinavin aan de Tsaar (Amsterdam 13 december 1715), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 701.<br />
294<br />
No. 154; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (Amsterdam 27 december 1715), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 117.<br />
295<br />
No. 1194; Brief van Apraksin aan Scheltinga 9 januari 1716, Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 2.<br />
58
schip van Sinavin weer zeewaardig. Kapitein Sinavin zou als het ijs was gesmolten naar<br />
Amsterdam komen. Scheltinga wilde kapitein Bredaal bij Amsterdam ontmoeten en daarna<br />
gezamenlijk naar Kopenhagen varen. Door zoveel mogelijk schepen bij elkaar te brengen kon<br />
men elkaar bescherming bieden tegen Zweedse kapers. 296 Apraksin scheef aan Scheltinga dat<br />
hij eind april of begin mei de missie als volbracht kon beschouwen. Waarschijnlijk omdat het<br />
hele project nogal veel geld kostte. 297 Scheltinga zou zelf niet meevaren richting Kopenhagen,<br />
want hij had intussen orders van Apraksin gekregen om naar Reval te komen. 298<br />
Kapitein Bredaal was in oktober 1715 naar Engeland gestuurd om twee nieuwe<br />
schepen op te halen en rekruten te werven. 299 Bredaal moest wachten tot het schip De<br />
Marlburgh gereed was om van de stapel te lopen. De kapitein had geen gemakkelijke taak en<br />
wilde zo snel mogelijk uit Engeland vertrekken vanwege de jacobijnse opstand tegen George<br />
I. 300 Bredaal was echter niet in staat om voor midden maart te vertrekken. De kapitein kon<br />
geen voorraden inslaan omdat hij geen geld of kredietbrieven in zijn bezit had. Scheltinga had<br />
intussen het plan gevat om de officieren die in de Republiek waren geworven met een fluit<br />
naar Londen te sturen. Kapitein Bredaal was daar echter niet zo blij mee omdat hij al moeite<br />
had om de nieuwe rekruten die in Engeland waren geworven te onderhouden; ‘In Godsnaam<br />
stuur alsjeblieft genoeg voedsel met ze mee want hier is niets.’ 301 Voordat de fluit werd<br />
afgezonden wilde Scheltinga ervoor zorgen dat het schip van Sinavin gereed was. Een fregat<br />
zou naar Texel gestuurd worden om De Strafford te beschermen. In De Bree 302 zouden deze<br />
twee schepen dan wachten op het eskader van kapitein Bredaal. Geld voor de missie werd<br />
onder andere verkregen door de goederen uit het schip van kapitein Sinavin te verkopen. 303<br />
In maart hadden Scheltinga en Bredaal besloten om elkaar bij Doggersbank te<br />
ontmoeten als de weersomstandigheden gunstig waren. Eerst moest de fluit met de geworven<br />
zeelui naar Engeland vertrekken om de nieuwe schepen aldaar te bemannen. Waarschijnlijk<br />
was Bredaal vanwege de financiële nood niet in staat om genoeg zeelui te rekruteren. Op dat<br />
moment lag het schip van kapitein Sinavin nog steeds bij Texel en was vanwege een defect<br />
roer niet in staat om uit te varen. 304<br />
Naast de slechte weersomstandigheden en geldproblemen was de trage uitvoering van<br />
Scheltinga´s missie veroorzaakt door de ambivalente houding van de Republiek. Op 6 maart<br />
1716 schreef Van der Burgh dat de Zweedse secretaris openlijk bij de regering had geklaagd<br />
over de wervingen van kapitein-commandeur Scheltinga. De regering had de Zweedse<br />
secretaris geantwoord dat men daarvan geen kennis had en daartoe ook geen toestemming had<br />
gegeven. Verder hadden zij de Zweedse secretaris om verantwoording gevraagd voor de vele<br />
schepen die waren overvallen door Zweden. Zij hadden zeer vijandelijk gehandeld ten aanzien<br />
van de Republiek en dat terwijl het vredestijd was. 305 Dat Haar Hoog Mog<strong>ende</strong> Heren de<br />
klacht van de Zweedse secretaris niet ter harte namen was te wijten aan de vijandige houding<br />
van de Zweden in de Oostzee. Op dat moment werden er dan ook onderhandelingen gevoerd<br />
over de creatie van een gecombineerd Engels-Hollands eskader om de kooplieden tegen<br />
296 No. 1219; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 12 februari 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 14.<br />
297 No. 153; Brief van Apraksin aan Scheltinga (12 november 1715), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van<br />
de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 116.<br />
298 RGVAMF Fond 233, inv 1, zaak 118,119; Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 4 februari 1716 N.S.) 18.<br />
299 Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 58.<br />
300 RGVAMF Fond 233, inv 1, zaak 118,119; Brief van Bredaal aan Apraksin (Londen 9 december 1715 )10.<br />
301 RGVAMF Fond 233, inv.1, zaak 118, 119; Brief van Bredaal aan Scheltinga (Londen 16 februari 1716) 12,<br />
13. zie ook; No. 1225; Brief van Bredaal aan Scheltinga (Londen 16 februari 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 18.<br />
302 Waarschijnlijk het zeegebied Breezand ten noorden van het IJselmeer.<br />
303 RGVAMF Fond 233, inv 1, zaak 118,119; Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 17 februari 1716 N.S.) 31.<br />
304 RGVAMF Fond 233, inv 1, zaak 118,119; Scheltinga aan Apraksin (Amsterdam 6 maart 1716 N.S.)19.<br />
305 RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 6 maart 1716) 39-<br />
40b.<br />
59
Zweedse kapers te beschermen. Johannes van der Burgh probeerde de belangen van<br />
Scheltinga te redden bij de Staten-Generaal, ´bij deese occassie dat over affaires van heer<br />
kapitein-commandeur Scheltinga nu 2 maal in 5 dagen in Den Haage geweest ben.´ 306<br />
Op 2 april nam kapitein-commandeur Scheltinga afscheid van de geworven zeelieden<br />
die met een oorlogsschip en een fluit onder commando van kapitein Lodewijk t´Hooft naar<br />
Londen koersten om zich te vervoegen onder het commando van kapitein Bredaal. Scheltinga<br />
vertrok over land naar Reval. De problemen waren echter nog niet voorbij want op 7 april<br />
verkreeg Scheltinga een brief van Johannes van der Burgh waarin stond dat de bemanning op<br />
de fluit aan het muiten geslagen was. 307 Hierop keerde Scheltinga terug naar Amsterdam. Op<br />
10 april schreef Van der Burgh dat hij samen met Scheltinga naar de fluit ging om orde op<br />
zaken te stellen. 308<br />
In een brief van Van der Burgh aan de Tsaar wordt duidelijk wat er zich precies op de<br />
fluit had afgespeeld. Veel van de officieren die door Scheltinga waren aangenomen waren<br />
gedeserteerd. Volgens de manuscripten van Bridge was het schip geland bij Texel waar zo´n<br />
80 rekruten de benen hadden genomen. Waarschijnlijk omdat ze al verscheidene maanden<br />
loon vooruit hadden gekregen en er niet veel voor voelden om gevangen te worden genomen<br />
door een Zweedse kaper. 309 Kort daarna werd de fluit door de Hollandse commissarissen in<br />
Het Vlie aangehouden omdat de wervingsacties van de Russen in strijd waren met de<br />
plakkaten van Haar Hoog Mog<strong>ende</strong> Heren. Hierop begaf Van der Burgh zich naar de heren<br />
van de admiraliteit om opheldering over de aanhouding. In zijn brief schreef hij deze<br />
verklaring te hebben bijgevoegd. Helaas ontbreekt deze brief. In ieder geval had Van der<br />
Burgh naar eigen zeggen, zijn uiterste best gedaan de situatie op te lossen. Niet tegenstaande<br />
dat het eerste paasdag was.<br />
Van der Burgh wist een brief van het admiraliteitshuis te verkrijgen waarin de<br />
doorvaart van de fluit werd geordonneerd. Hij gaf de commander<strong>ende</strong> officieren van het schip<br />
bevel geen tijd meer te verliezen en in zee te gaan. Kort daarna vertrok Scheltinga. Als er nog<br />
iets zou gebeuren moest Van der Burgh daar maar zorg voor dragen. Dat Van der Burgh de<br />
vrije passage van het schip kon bewerkstelligen zegt veel over de invloed die hij had bij de<br />
Hollandse admiraliteit. De Republiek had een vredesverdrag met Zweden ondertekend en<br />
wilde neutraal blijven in het conflict tussen Rusland en Zweden. Althans in naam, want de<br />
handel op Rusland was op dat moment voor de Republiek van grote betekenis. Om deze reden<br />
had de regering in Den Haag en Amsterdam de Zweedse secretaris gemeld dat de werving<br />
buiten haar kennis en zonder haar toestemming had plaatsgevonden. 310 Op 21 april schreef<br />
Van der Burgh aan graaf Golovin; ´Het fluijtschip van de heer kapitein-commandeur<br />
Scheltinga met de officieren is nu godlof op de 14 e deeser in zee geloopen, daar over ick seer<br />
blijde ben.` 311<br />
Op 12 April vertrok Scheltinga naar Reval. 312 Het schip De Marlburgh van kapitein<br />
Bredaal was pas half april klaar om te vertrekken. Bredaal schreef aan de Tsaar dat 180<br />
officieren uit Holland waren aangekomen. Volgens Bredaal bevonden zich onder de nieuwe<br />
rekruten veel zw<strong>ende</strong>laars. Sommigen wilden zelfs in opstand komen en met de vloot en een<br />
306<br />
RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 17 maart 1716) 46-<br />
46b.<br />
307<br />
RGVAMF Fond 233, inv 1, zaak 118,119; Scheltinga aan Apraksin (Utrecht 13 april 1716 nieuwe stijl) 25.<br />
308<br />
RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 10 april 1716) 63.<br />
309<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9)46.<br />
310<br />
RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan de Tsaar (Amsterdam 14 april 1716) 65-66b.<br />
311<br />
RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 21 april 1716) 67-68.<br />
Fond 234 (kanselarij van vice-admiraal Cornelis Cruys), inv. 1, zaak 28; Rekening courant aen sijne Excellence<br />
(Amsterdam 14/25 augustus 1716) 151. Zie bijlage XIV.<br />
312<br />
No. 167; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Utrecht 2/ 13 april 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 126.<br />
60
Engels eskader de zee opgaan. Bredaal beloofde de Tsaar de mannen hard te trainen.<br />
Aangezien de kapitein niet genoeg zeelui had om het schip Oxford te bemannen moest hij<br />
deze achterlaten. Behalve als hij orders en geld zou krijgen om meer mensen aan te nemen. 313<br />
Over het verloop van de reis naar Londen en daarna naar Kopenhagen is niet veel<br />
bekend. De <strong>Nederlands</strong>e 19 e eeuwse historicus Jacobus Scheltema schrijft hierover;<br />
Ongelukkig was het voor velen hunner, dat een schip waarmede een groot deel deze personen<br />
zoude overvaren, door de Zweden genomen werd en zij gevangen bleven.’ Deze gevangenen<br />
zouden in 1719 in grote armoede weer terugkeren naar de Republiek. 314 In de bronnen is niets<br />
te vinden over rekruten van Scheltinga die door Zweden gevangen zouden zijn genomen. Het<br />
is dan ook waarschijnlijk dat de historicus Scheltema een resolutie van de Staten van Holland<br />
uit 1719 verkeerd geïnterpreteerd heeft. Hierin wordt geschreven over een groep zeelui die in<br />
1714 door Johannes van der Burgh en vorst Koerakin was aangenomen voor <strong>Russisch</strong>e dienst.<br />
Het schip waarmee deze zeelui naar Rusland zou varen werd door Zweden overmeesterd en<br />
de bemanning gevangen gezet. Een aantal van deze lieden keerde in 1719 weer in de<br />
Republiek terug. 315<br />
Scheltema koppelt deze kwestie ten onrechte aan de wervingsacties van Scheltinga in<br />
1715 en 1716. Dit wordt bevestigd door een brief van kapitein Lodewijk t´Hooft aan admiraal<br />
Apraksin uit 1718. Lodewijk t’Hooft voerde het bevel over het oorlogsschip en de fluit waarin<br />
de rekruten naar Rusland gingen. Deze kapitein was dus veilig en wel in Rusland aangekomen<br />
en kreeg een functie als kapitein op het schip De Devonshier. 316 Daarnaast schreef Anton<br />
Devier 317 in november 1715 vanuit Kopenhagen aan de Tsaar dat er een <strong>Russisch</strong> schip was<br />
verdwenen. Waarschijnlijk was dit het schip waar de historicus Scheltema over schreef. Eerst<br />
dacht Devier dat het om het schip van Bredaal ging. Bredaal zou kort daarna vanuit Londen<br />
schrijven dat hij veilig was aangekomen. Om welk schip het dan wel ging wordt niet<br />
duidelijk. In ieder geval had Scheltinga op dat moment nog geen rekruten over zee naar<br />
Rusland gestuurd. 318<br />
Uiteindelijk zouden alle <strong>Russisch</strong>e schepen die op dat moment in Engeland en de<br />
Republiek waren, samenkomen bij de haven van Flekkefjord in Zuid-Noorwegen. Deze haven<br />
di<strong>ende</strong> als centraal verzamelpunt om vervolgens de passage naar Kopenhagen veilig te<br />
kunnen maken. Kapitein Bredaal had begin maart 1716 orders gekregen om koers te zetten<br />
naar Flekkefjord. 319 Ivan Sinavin, de broer van Naom Sinavin, voerde het bevel over het<br />
Archangelskeskader. In 1715 was kapitein Ivan Sinavin met 5 oorlogsbodems uit Archangelsk<br />
vertrokken om een Noordzeevloot te creëren. 320 Dit eskader voer op dat moment nabij<br />
Trondheim. Omdat het schip van Naom te beschadigd was om samen met Bredaal naar<br />
Kopenhagen te zeilen, stelde Ivan voor om eerst bij Flekkefjord samen te komen met het<br />
Archangelskeskader. Deze <strong>Russisch</strong>e Noordzeevloot zou aldaar wachten op Naom Sinavin. 321<br />
313 No. 1283; Brief van Bredaal uit Londen aan de Tsaar (10 april 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 47.<br />
314 J. Scheltema, Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver Wederkeerige Betrekkingen VI (’s<br />
Gravenhage 1817) 318.<br />
315 Resolutie van de Staten van Holland, 13 oktober 1719, ARA toegang 3.01.04.01, inv. nr. 5152. 495-496.<br />
316 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 163; kapitein Lodewijk t´Hooft aan Apraksin (aktum op het schip<br />
Devonshire ten anker bij Hangö 1718) 650.<br />
317 Anton Devier was luitenant generaal en hoofdcommissaris van politie in St. Petersburg en zag toe op de<br />
<strong>Russisch</strong>e wervingen in Kopenhagen.<br />
318 No. 1168; Brief van Devier aan de Tsaar (Kopenhagen 5 november 1715 O.S.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 692.<br />
319 No. 1242; Brief van prins Dolgoruki aan de Tsaar, Kopenhagen 6 maart 1716 uit; Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 28.<br />
320 R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 171.<br />
321 No. 1220; Extract van Ivan Sinavin aan Apraksin (Kopenhagen 14 februari 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 15.<br />
61
Konvooi om de Noord<br />
Ondanks dat Rusland nu een overheers<strong>ende</strong> positie op de<br />
Oostzee had, durfde de Tsaar geen grootscheepse invasie op de<br />
Zweedse kust te ondernemen. Hij achtte een landing met slechts<br />
de bescherming van zijn eigen vloot niet raadzaam. Karel XII<br />
was bezig om met een troepenmacht van 12.000 man Zuid<br />
Noorwegen, dat toen Deens bezit was, te veroveren. Tsaar Peter<br />
besloot dat een oorlog met Zweden alleen beëindigd kon worden<br />
door de Zweden op eigen bodem te verslaan. In Hamburg had<br />
Peter in het voorjaar van 1716 Frederik IV van Denemarken<br />
Linieschip De Ingermanland ontmoet en samen met hem een algemeen plan voor een invasie<br />
opgesteld. Dit plan omvatte een gezamenlijke <strong>Russisch</strong>-Deense<br />
landing in Skåne, de zuidelijke provincie van Zweden. Een<br />
<strong>Russisch</strong>e strijdmacht zou dan op de Zweedse oostkust landen. De invasielegers moesten<br />
beschermd worden door een <strong>Russisch</strong>-Deense vloot, onder gemeenschappelijk bevel van de<br />
Deense admiraal Gyldenløve. Tsaar Peter zou hiervoor zijn gehele vloot beschikbaar<br />
stellen. 322<br />
De oorlogsplannen van de Tsaar en Frederik VI vielen samen met de organisatie van<br />
een gecombineerde handelsvloot in de Republiek en Engeland. Omdat tijdens de Noordse<br />
Oorlog Zweedse kapers over de Oostzee zwierven, werd de vaart op Rusland bedreigd.<br />
Kooplieden uit Republiek dreven handel met kustplaatsen aan de Oostzee, daarom vroegen zij<br />
om bescherming. De admiraliteit van Amsterdam stemde hierin toe en rustte een aantal<br />
oorlogsbodems uit om de koopvaarders tegen de Zweedse kapers te beschermen. 323<br />
Uit een brief van Johannes van der Burgh aan Golovin blijkt dat de Hollandse<br />
kooplieden bevreesd waren voor een Zweeds eskader dat zich bij Gothenburg ophield. Er zou<br />
een groot eskader nodig zijn om afdo<strong>ende</strong> veiligheid te bieden. 324 Op 16 juni schreef Van der<br />
Burgh aan graaf Golovin dat kapitein Hendrik Grave een Hollands eskader commandeerde,<br />
dat op de 15 e naar Texel vertrokken was. Kapitein Grave kreeg instructies de<br />
koopvaardijschepen te beschermen en geweld met geweld te vergelden, maar het gevecht zelf<br />
niet te beginnen. Het Hollandse eskader kon de maand september in de Oostzee blijven om<br />
de Zweedse kapers in de gaten te houden. 325<br />
Omdat Karel XII bezig was om Noorwegen te veroveren voelden de Britten zich<br />
genoodzaakt een eskader naar de Oostzee te sturen. Door de aanwezigheid van Zweedse<br />
troepen in Noorse havensteden, nam de druk op de Deense vloot toe. Dat mocht niet gebeuren<br />
omdat zij De Sont – de toegang tot het Balticum – controleerden. De Britse admiraal Norris<br />
kreeg instructies om de Zweedse marinehavens van Gothenburg of Karlskrona af te sluiten.<br />
Terwijl de Republiek een eskader stuurde om de koopvaarders te beschermen, gingen de<br />
gedachten van George I primair uit naar een offensief optreden in de Oostzee. 326 De Russen<br />
konden nu twee vliegen in een klap slaan. Enerzijds konden door aan het konvooi deel te<br />
nemen de nieuwe rekruten uit de Republiek en Engeland veilig De Sont passeren, zonder<br />
aanvallen van de Zweden te vrezen. Anderzijds werd de handel op de Oostzee veiliggesteld.<br />
322 R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 563.<br />
323 J.R. Bruyn, De Admiraliteit van Amsterdam in rustiger jaren 1713-1751 regenten en financiën, schepen en<br />
zeevar<strong>ende</strong>n (Amsterdam 1970) 20.<br />
324 RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7; Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 21 april 1716) 67-68.<br />
325 RGADA Fond 50, Ed. Chr. 7, Johannes van der Burgh aan graaf Golovin (Amsterdam 16 juni 1716) 89-<br />
89b.<br />
326 J.S.A.M. van Koningsbrugge, Eén tegen allen, allen tegen één? (Groningen 2001) 14. (Onderdeel van nog<br />
niet gepubliceerd werk)<br />
62
Door de aanwezigheid van een grote gecombineerde vloot kon de Zweedse vloot immers<br />
nauwelijks meer gevaar opleveren.<br />
De wintermaanden van 1715 en 1716 werden in St. Petersburg en Reval benut om de<br />
vloot te bevoorraden en te versterken voor de missie die de volg<strong>ende</strong> zomer ondernomen zou<br />
worden. 327 Zodra het ijs was gesmolten zou de <strong>Russisch</strong>e vloot zich bij Kopenhagen<br />
aansluiten bij de Deens-Hollands-Britse vloot. Volgens De Bie wilde de Tsaar met een grote<br />
superioriteit de Zweedse vloot opzoeken en vernietigen. 328 Dat de voorbereidingen in Reval<br />
niet van een leien dakje gingen blijkt uit een brief van Peter de Grote aan vice-admiraal<br />
Cruys.’Ik hoor met groote misnoegen, dat het Revelse esquader, door ue seer slegt versorgd is<br />
en ook d’herfst tijd bij ue versuijmt is [..] ik soude het somtijds Ue leeven konnen kosten.’ 329<br />
Misschien dat generaal-admiraal Apraksin om deze reden kapitein-commandeur Scheltinga<br />
het bevel had gegeven om naar Reval te komen.<br />
Op 1 mei zeilde het <strong>Russisch</strong> eskader onder bevel van kapitein-commandeur Sivers<br />
met 14 schepen van Reval naar het eiland Bornholm. Toen hij bericht kreeg dat er zich een<br />
Zweeds eskader van 23 oorlogsschepen bij Bornholm ophield, gaf hij bevel terug te keren<br />
naar Reval. 330 De <strong>Russisch</strong>e schepen die toen nog op de Noordzee voeren, hadden zich<br />
verzameld bij de haven van Flekkefjord, aan de zuidkust van Noorwegen. In april waren hier<br />
al 3 schepen van de <strong>Russisch</strong>e Noordzeevloot onder bevel van Ivan Sinavin bijeengekomen.<br />
In mei voegden zich daar bij: De Marlburgh onder bevel van kapitein Bredaal, De Devonshier<br />
onder bevel van kapitein t´Hooft, De Strafford onder kapitein Sinavin en De Samson onder<br />
kapitein Block, tot een totaal van 7 schepen. De schepen uit Holland en Engeland stonden<br />
onder bevel van kapitein Bredaal. Veel van de zeelieden op deze schepen waren gerekruteerd<br />
door kapitein-commandeur Scheltinga.<br />
Het eskader van Bredaal zette op 27 mei koers naar Kopenhagen. Op 9 juni ging het<br />
<strong>Russisch</strong>e Noordzee-eskader voor anker in De Sont. Aldaar bevond zich op dat moment het<br />
Britse eskader van admiraal Sir John Norris. 331 In de manuscripten van Bridge staat dat<br />
Scheltinga in juni uit Holland kwam en het commando over het <strong>Russisch</strong>e eskader van<br />
kapitein Bredaal op zich nam. 332 Volgens een brief van Scheltinga aan Apraksin, gedateerd op<br />
13 april 1716, begaf Scheltinga zich eerst naar Reval. Het is aannemelijk dat Scheltinga niet<br />
vanuit Holland maar vanuit Rusland kwam. 333 Scheltinga trof de <strong>Russisch</strong>e vloot aan in een<br />
wanordelijke toestand. Dit vanwege persoonlijke conflicten tussen kapitein Bredaal en<br />
kapitein Ivan Sinavin die het bevel voerde over het Archangelsk eskader. 334 Waarschijnlijk<br />
was niet duidelijk wie het bevel over de vloot moest voeren.<br />
Op 13 juli bereikte kapitein Hendrik Grave met zijn Hollands eskader en 300<br />
koopvaarders De Sont. Alwaar hij de Britse zeemacht onder bevel van admiraal John Norris<br />
en het eskader van kapitein-commandeur Scheltinga aantrof. 335 Onderweg naar Kopenhagen<br />
arriveerde op 17 juli de Tsaar zelf met 37 galeien en een snauw. Op 30 juli kwam kapitein-<br />
327 Fond 234, inv. 1, zaak 29; eskader bij Croonslot, vloot bij Reval 1716/1717. 1. Voor een lijst van de schepen<br />
present in Reval en St. Petersburg zie bijlage XV.<br />
328 De Bie, 17 februari/ 9 maart 1716 secreet, ARA toegang 1.01.04 inv. nr. 7397I.<br />
329 RGVAMF Fond 223 (handschriften van Peter de Grote), inv. 1, zaak 13; brief van de Tsaar aan Cruys (Riga<br />
7 februari 1716) 78.<br />
330<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 172.<br />
331<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 46. R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 174.(voor<br />
data nieuwe stijl).<br />
332<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 46.<br />
333<br />
No. 167; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Utrecht 2/ 13 april 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot III, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 126. (zie noot 265).<br />
334<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 46.<br />
335 J.C. de Jonge, Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che zeewezen IV (Haarlem 1861) 106.<br />
63
commandeur Sivers met zijn eskader van 14 schepen. De Deense admiraal Gyldenløve<br />
voegde zich op 7 augustus met 18 oorlogsschepen bij de geallieerde vloot. 336 Toen de<br />
gecombineerde vloot bij Kopenhagen was aangekomen, werd de Hollandse kapitein Grave<br />
door de Tsaar persoonlijk rondgeleid op de grootste schepen. Veel voormalige <strong>Nederlands</strong>e<br />
kapiteins voerden het bevel op de <strong>Russisch</strong>e schepen. Het is zeer waarschijnlijk dat kapitein<br />
Grave hier in contact kwam met kapiteins-commandeur Scheltinga en Sivers. 337<br />
Vanwege conflicten tussen admiraal Gyldenløve en admiraal Norris nam de Tsaar het<br />
bevel over de vloot als vice-admiraal. Er werden veranderingen aangebracht ten aanzien van<br />
de commandostructuur. De commander<strong>ende</strong> officieren moesten meerdere talen kunnen<br />
spreken en daarnaast het zeemanschap zeer goed verstaan vanwege de gevaarlijke riffen. 338<br />
De gezamenlijke vloot bestond uit 62 oorlogsschepen met 3616 kanonnen aan boord en stond<br />
tegenover de Zweden in ratio van drie tegen één. 339 Veertien Britse schepen vormden de<br />
voorhoede, de Denen het centrum en veertien <strong>Russisch</strong>e schepen de achterhoede. De<br />
Hollandse schepen samen met vijf Britse schepen moesten de kooplieden naar havens aan de<br />
Oostzee escorteren. 340<br />
Op 16 augustus hees Peter I zijn vlag aan boord van het <strong>Russisch</strong>e schip De<br />
Ingermanland en gaf hij het signaal de ankers te lichten. 341 De gecombineerde vloot vertrok<br />
op 18 augustus van de rede van Kopenhagen naar het eiland Bornholm. De Denen vertrokken<br />
pas later omdat de Deense koning troepen en schepen naar Noorwegen had gestuurd om de<br />
Zweedse aanval te stuiten. 342 Bij Bornholm sloten de Denen zich weer aan bij de<br />
gecombineerde vloot. Al gauw bleek dat de Zweedse vloot zich teruggetrokken had tot<br />
Karlskrona. De Zweedse vloot vormde een verdedigingslinie om de gecombineerde vloot te<br />
beletten Stockholm te bereiken. 343<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga had op 25 augustus van de Tsaar orders gekregen,<br />
om bij diens afwezigheid het bevel over het <strong>Russisch</strong>e eskader te voeren. Scheltinga had<br />
daarmee het commando over de 16 linieschepen en 3 fregatten die de achterhoede van de<br />
geallieerde vloot vormden. Bij alle vlootacties moest Scheltinga overleg plegen met de<br />
commander<strong>ende</strong> officieren van de gecombineerde vloot. Als er een aanval ondernomen zou<br />
worden, moest Scheltinga bij de achterhoede blijven. De <strong>Russisch</strong>e vloot mocht<br />
waarschijnlijk op bevel van de Tsaar geen gewaagde acties ondernemen, en vormde daarom<br />
de achterhoede. 344<br />
Op 4 september koerste Scheltinga met zijn schip bij Ystad. De kapitein-commandeur<br />
had van kapitein Naom Sinavin orders gekregen om een aantal <strong>Russisch</strong>e officieren in het<br />
schip De Landsdown naar Kopenhagen te sturen. Omdat het schip van kapitein Bens, De Sint<br />
Varachiel, niet in staat was om met de gecombineerde vloot te zeilen, stuurde Scheltinga dat<br />
schip naar Kopenhagen. Die <strong>Russisch</strong>e officieren waren in Kopenhagen waarschijnlijk nodig<br />
om een nieuw schip te bemannen. Terwijl orders werden gegeven om met een gedeelte van de<br />
geallieerde vloot te gaan koersen, bleven twee <strong>Russisch</strong>e schepen bij Bornholm om voor de<br />
zieken te zorgen en voorraden in te slaan. Als de vloot weer zou samenkomen, dan zou<br />
Scheltinga alsnog kapitein Nebel met het schip Landsdown en een aantal <strong>Russisch</strong>e officieren<br />
336<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 174.<br />
337<br />
J.C. de Jonge, Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che zeewezen IV (Haarlem 1861) 107.<br />
338<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 46.<br />
339<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 175.<br />
340<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 175.<br />
341<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 564.<br />
342<br />
R. Hatton, Diplomatic Relations between Great Britain and the Dutch Republic 1714-1721 (Londen 1950) 93.<br />
343<br />
J.C. de Jonge, Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che zeewezen IV (Haarlem 1861) 108-109.<br />
344<br />
No. 1420; Orders van de Tsaar aan Scheltinga (gegeven op het schip Ingermanland bij Bornholm op 14<br />
augustus/ 25 augustus 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van<br />
maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 119.<br />
64
naar Kopenhagen sturen. Wat precies de bedoeling was van dit transport wordt niet duidelijk.<br />
Het is waarschijnlijk dat iemand in Kopenhagen bezig was om zeelui voor <strong>Russisch</strong>e dienst te<br />
werven. Over deze acties voerde Scheltinga persoonlijk overleg met admiraals Gyldenløve en<br />
Norris. 345<br />
Het eskader van Scheltinga bereikte op 13 september de zuidkant van het eiland<br />
Drake. Daar wachtte Scheltinga op twee kruisers van de kapiteins Van Gent en Van der Gun<br />
die zich bij het <strong>Russisch</strong>e eskader zouden vervoegen. Op dat moment waren er zo’n 128<br />
zieken op het <strong>Russisch</strong>e eskader. Scheltinga stelde voor om de zieken aan boord te houden en<br />
ze niet naar Kopenhagen te brengen. Waarschijnlijk vanwege het tekort aan bemanning op de<br />
vloot. 346<br />
Op 14 september vond er een conferentie plaats op het schip De Marlburgh tussen de<br />
admiraals Gyldenløve, Norris en kapitein-commandeur Scheltinga. Op deze conferentie werd<br />
besloten dat een eskader een handelskonvooi vanuit Mecklenburg dekking moest geven tegen<br />
Zweedse aanvallen. Voor dit konvooi werden 8 kruisers beschikbaar gesteld; 3 Hollandse, 2<br />
<strong>Russisch</strong>e en 3 Engelse. Dit eskader zou dan kruisen tussen Bornholm en San Comer. Tsaar<br />
Peter was het niet eens met dit plan. Volgens Tsaar Peter kon dit escorte het best<br />
georganiseerd worden door schepen van één natie te sturen, en vervolgens om de drie dagen<br />
te wisselen met een andere natie. Waarschijnlijk wilde Peter I misverstanden vanwege de taal<br />
voorkomen. Daarnaast is het mogelijk dat het opnieuw een uitvlucht was, om de <strong>Russisch</strong>e<br />
schepen niet aan gevaar bloot te stellen. 347<br />
Het <strong>Russisch</strong>e eskader speelde geen rol bij het voornoemde konvooi. Op 16 september<br />
lag het eskader van Scheltinga bij het eiland Drake. Scheltinga was daar drukdo<strong>ende</strong> om<br />
voorraden en vers water in te slaan. Vanwege de rotsige ondergrond was het moeilijk om daar<br />
voor anker te gaan. Daarom vroeg de kapitein-commandeur de Tsaar om twee galjoten met<br />
water en andere noodzakelijke goederen te sturen. 348<br />
De bronnen zwijgen over het verdere verloop van de gebeurtenissen rond de<br />
gecombineerde vloot. De achterligg<strong>ende</strong> reden hiervan is waarschijnlijk dat de effectiviteit<br />
van deze vloot uiteindelijk nihil was. Zeker had Peter genoeg schepen om de Zweden te<br />
verpletteren, maar een dergelijke actie werd niet ondernomen. Een militaire landing op Skåne<br />
bleef vooralsnog uit. De wijze waarop Peter bevelen gaf aan kapitein-commandeur Scheltinga<br />
zijn tekenend voor de voorzichtigheid waarmee de Tsaar handelde. Naar mate de tijd vorderde<br />
had Peter steeds minder interesse in het bevechten van de Zweden op zee. Wel was de Tsaar<br />
drukdo<strong>ende</strong> zijn troepen in de buurt van Kopenhagen te krijgen. Vanuit Kopenhagen gaf Peter<br />
orders voor de <strong>Russisch</strong>e schepen om terug te keren naar Kögebaai, voor Kopenhagen.<br />
Gyldenløve en Norris voeren tezamen achter de Russen aan. Uiteindelijk werd de landing op<br />
Skåne gepland op 21 september. Geheel onverwacht besloot de Tsaar op 19 september de<br />
landing uit te stellen tot het voorjaar. Het was volgens Peter I te laat in het seizoen.<br />
Daarmee was de kous af en kon de <strong>Russisch</strong>e vloot weer terugkeren naar Reval of<br />
Kotlin. Op 23 oktober gaf de Tsaar kapitein-commandeur Scheltinga opdracht om met de<br />
vloot naar Reval te zeilen en vooral goed uit te kijken naar de vijand. Bij Reval moest de vloot<br />
345<br />
No. 1425; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (op het schip de Marlburgh bij Ystad 24 augustus/ 4 september<br />
1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 121.<br />
346<br />
No. 1432; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (op het schip Marlburgh bij het eiland Drake 2 september/13<br />
september 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken<br />
(St. Petersburg 1865) 125.<br />
347<br />
No. 1434; Raadsbesluit van de officieren van de vlaggenschepen van de gecombineerde vloot (3<br />
september/14 september 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van<br />
maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 126.<br />
348<br />
No. 1436; Brief van Scheltinga aan de Tsaar (op het schip Marlburgh bij het eiland Drake 5 september/ 16<br />
september 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken<br />
(St. Petersburg 1865) 126.<br />
65
in gereedheid worden gebracht om een nieuwe missie in februari te ondernemen. Vooral de<br />
kanonniers moesten gedur<strong>ende</strong> de winter hard oefenen. 349 Indien Scheltinga kapitein<br />
Bezemacker zou tegenkomen tijdens de terugtocht, dan moest deze zich aansluiten bij de<br />
vloot. Kapitein Bezemacker voerde het bevel over een militair bevoorradingseskader. Op 8<br />
augustus had hij bevel gekregen om de vloot bij Bornholm met touw en zeildoek te<br />
bevoorraden. 350<br />
Op 1 november schreef luitenant generaal Anton Devier aan de Tsaar dat 16 schepen<br />
onder het bevel van kapitein-commandeur Scheltinga in Reval waren aangekomen. Op dat<br />
moment ging het slecht met de kapitein-commandeur. ‘Scheltinga heeft een beroerte gehad en<br />
is niet in staat te spreken, hij is leven na dood.’ 351 Kapitein-commandeur Sivers schreef aan<br />
Apraksin dat de <strong>Russisch</strong>e vloot op 26 oktober het eiland Bornholm passeerde. Sivers had<br />
toen al het commando van de zieke Scheltinga overgenomen; ‘Den selfde nacht heeft den<br />
capitein commandeur Scheltinga een aenstoot becoomen dat hij heel simpel geworden is.’ 352<br />
Terwijl de <strong>Russisch</strong>e vloot op huis aankoerste waren de Hollandse en Engelse schepen<br />
achtergebleven bij het eiland Bornholm, om op de koopvaardij vloot te wachten. De<br />
transportschepen Moskou en Sleutelburg waren op dat moment volgens kapitein-commandeur<br />
Sivers in de buurt van Gdanks gezien. Deze schepen onder het commando van kapitein<br />
Bezemacker zouden de volg<strong>ende</strong> dag in Reval te verwachten zijn. De Zweedse vloot had zich<br />
teruggetrokken naar Stockholm. 353 Dat Scheltinga erg ziek was werd door prins Mensjikov<br />
aan de Tsaar bevestigd. 354 Vaste grond onder de voeten deed de kapitein-commandeur goed,<br />
want spoedig na zijn aankomst op Reval voelde hij zich alweer wat beter. 355<br />
De <strong>Russisch</strong>e vloot was door ijs gedwongen in de winterkwartieren te gaan bij Reval.<br />
Eind november begonnen de voorbereidingen in St. Petersburg en Reval voor de missie die<br />
het volg<strong>ende</strong> jaar ondernomen zou worden. Op dat moment was er in een Reval een groot<br />
tekort aan touwen, hout en sloepenmakers. Kapitein Traan werd door de Tsaar aangewezen<br />
als equipage-meester. Kapiteins-commandeur Scheltinga en Sivers werden door Mensjikov op<br />
de hoogte gebracht alles van Traan te eisen wat nodig was, zonder daarover disputen te<br />
maken. 356 Over de verhouding tussen Sivers en Scheltinga wordt weinig duidelijk. Zeker is<br />
dat Sivers, hoewel hij dezelfde rang als Scheltinga had, steeds onder diens gezag werd<br />
geplaatst.<br />
Terwijl de vloot op 26 oktober 1716 uit Kopenhagen was vertrokken, waren<br />
verschill<strong>ende</strong> regimenten onder het commando van Sjeremetev met transportschepen naar<br />
349 No. 1456 Orders van de Tsaar aan Scheltinga (gegeven op het schip De Ingermanland bij Kopenhagen op 12<br />
oktober/ 23 oktober 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van<br />
maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 135-136.<br />
350 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 13; Brief van de Tsaar aan Cruys (getekend op het schip De Ingermanland<br />
zeil<strong>ende</strong> nabij Bornholm, 8 augustus 1716) 80.<br />
351 No. 1468; Brief van Devier aan de Tsaar (Reval 21 oktober/1 november 1716 ), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 140.<br />
352 RGVAMF Fond 234, in.v 1, zaak 28; Brief van Sivers aan Cruys (getekend op het schip Katherina, Reval 22<br />
oktober/ 2 november 1716) 240. No. 1469; Brief van Sivers aan Cruys (getekend op het schip Katherina, Reval<br />
22 oktober/ 2 november 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van<br />
maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 141. Voor lijst van schepen aangekomen bij Reval zie bijlage XVI.<br />
353 RGVAMF Fond 234, in.v 1, zaak 28; Brief van Sivers aan Cruys (getekend op het schip Katherina, Reval 22<br />
oktober/ 2 november 1716) 240. No. 1469; Brief van Sivers aan Cruys (getekend op het schip Katherina, Reval<br />
22 oktober/ 2 november 1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van<br />
maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 141. Voor lijst van schepen aangekomen bij Reval zie bijlage XVI.<br />
354 No. 1473; Brief van prins Mensjikov aan de Tsaar (getekend te St. Petersburg 22 oktober/ 2 november 1716),<br />
Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg<br />
1865) 143.<br />
355 No. 1475; Extract van Tsjernisjev aan Apraksin (getekend op Kotlin, 26 oktober/ 6 november 1716), Bronnen<br />
behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 145.<br />
356 RGVAMF Fond 234, inv. 1, zaak 28; brief van Alexander Mensjikov aan Cruys (St. Petersburg 13<br />
november/24 november 1716) 249.<br />
66
Rostock gevaren. In Rostock overwinterden de troepen, zodat de landing in Skåne in het<br />
voorjaar voortgezet kon worden. 357 Het idee om de Zweden een vernietig<strong>ende</strong> nederlaag toe te<br />
brengen was daarmee voor dat jaar van de baan. De Engelsen en Denen keerden terug naar het<br />
eiland Bornholm, alwaar admiraal Norris zich ontfermde over de terugker<strong>ende</strong> Britse<br />
koopvaarders en uiteindelijk naar Engeland ging. De admiraal liet 7 Engelse schepen achter<br />
om samen te werken met de Denen. De Staatse vloot zou pas in december Texel bereiken.<br />
De effectiviteit van de gecombineerde vloot is onderhevig aan discussie. In ´De<br />
Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che Zeewezen` schrijft de historicus J.C. de Jonge, dat de<br />
landing op Skåne geen doorgang kon vinden vanwege misverstanden tussen de Britten en de<br />
Russen. Hij laat echter na te vertellen wat de exacte redenen omtrent de misverstanden<br />
waren. 358<br />
De historici Anderson en Massie zijn van mening dat de reden dat de gecombineerde<br />
vloot uiteindelijk weinig uitrichtte, gezocht moet worden in de rivaliteit tussen de<br />
commander<strong>ende</strong> officieren. Zowel Gyldenløve als Norris wilden geen orders van elkaar<br />
aannemen, daarom zou de Tsaar als bevelhebber zijn aangewezen. Admiraal Norris wilde de<br />
Zweedse vloot bij Karlskrona de grond in boren. Admiraal Gyldenløve had echter van zijn<br />
regering geheime instructies ontvangen om met de Deense vloot geen riskante acties te<br />
ondernemen. Karel XII maakte van deze strubbelingen handig gebruik door de forten bij<br />
Skåne te versterken en te bevoorraden. Een eventuele invasie werd voor de Tsaar daardoor<br />
strategisch gezien steeds onaantrekkelijker. 359<br />
De achterligg<strong>ende</strong> oorzaak van het falen van de alliantie moet volgens de historica<br />
Hatton onder andere gezocht worden in het uitstellen van de landing in Skåne. Er had zich in<br />
Mecklenburg een groot <strong>Russisch</strong> leger verzameld. Koning George was echter gedwongen het<br />
verzoek van de Tsaar om de <strong>Russisch</strong>e troepen over De Sont te transporteren te weigeren.<br />
Waarschijnlijk omdat Groot Brittannië formeel niet in oorlog was met Zweden. Hoewel<br />
Frederick Augustus van Pruisen bereid was gevonden de troepen te transporteren, wilde de<br />
Tsaar zonder bescherming van de gecombineerde vloot een dergelijke actie niet ondernemen.<br />
Toen de Tsaar in juli met een groot eskader in Deense wateren arriveerde, waren de Denen<br />
nog niet gereed voor een landing. De Zweedse invasie in Noorwegen dwong Frederick IV om<br />
troepen en schepen te sturen om de Deense bezittingen aldaar te beschermen. Op dat moment<br />
bestond er al een zeker wantrouwen tussen de Tsaar en de Deense Koning.<br />
Zowel George I en Frederick IV zagen de aanwezigheid van zo’n grote <strong>Russisch</strong>e<br />
troepenmacht bij Mecklenburg met lede ogen aan. Zij zou uiteindelijk de machtsbalans in de<br />
Oostzee kunnen verstoren zodat een Pax Balticum verder weg leek dan ooit. Vanwege<br />
disputen tussen de Staten Generaal en koning George I over de taak van de gecombineerde<br />
vloot –een defensieve of offensieve- werd het plan een landing te ondernemen in Skåne op de<br />
lange termijn geschoven. Door wantrouwen van de Tsaar ten opzichte van Frederick IV en<br />
George I besloot hij niet meer deel te nemen aan de landing. Een landing met slechts de<br />
bescherming van de <strong>Russisch</strong>e vloot zag Peter I niet zitten. 360<br />
De historicus Van Koningsbrugge argumenteert dat er twee redenen waren waarom<br />
een aanval op Skåne voorlopig uitbleef. Ten eerste was volgens de Tsaar het jaargetijde te ver<br />
gevorderd om een offensief te ondernemen. Een winterveldtocht in een vreemd land, waarbij<br />
men afhankelijk was van de oorlogs- en transportschepen van vreemde potentaten leek geen<br />
aantrekkelijk vooruitzicht. Bovendien was de verhouding tussen de Denen en de Russen<br />
357 No. 1475; Extract van Tsjernisjev aan Apraksin (getekend op Kotlin, 26 oktober/ 6 november 1716), Bronnen<br />
behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 145.<br />
358 J.C. de Jonge, Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che zeewezen IV (Haarlem 1861) 108-109.<br />
359 R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985)565. Zie<br />
ook; R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 175-176.<br />
360 R. Hatton, Diplomatic Relations between Great Britain and the Dutch Republic 1714-1721 (Londen 1950)<br />
125.<br />
67
verslechterd. Toen Peter I een troepenmacht opbouwde in de buurt van Kopenhagen en zijn<br />
vloot richting Kögebaai stuurde, groeide bij de Denen de vrees voor een <strong>Russisch</strong>e aanval op<br />
Deens grondgebied. De Denen probeerden in het geheim Engelse steun te werven om de<br />
<strong>Russisch</strong>e troepen uit de buurt van Kopenhagen te houden. Om deze reden was de alliantie<br />
niet meer bijeen te houden. 361<br />
Afgezien van de teleurstell<strong>ende</strong> resultaten van de gecombineerde vloot had de Tsaar<br />
dat jaar toch een aantal successen geboekt. Gedur<strong>ende</strong> de zomer had generaal-admiraal<br />
Apraksin de troepenmacht op de Ålandseil<strong>ende</strong>n ondersteund en een landing ondernomen op<br />
de Zweedse kust. Tegen het einde van 1716 was de <strong>Russisch</strong>e bezetting van Finland<br />
voltooid. 362<br />
Operaties in 1717<br />
Gedur<strong>ende</strong> de wintermaanden van 1716 en 1717 was men in<br />
St. Petersburg druk do<strong>ende</strong> om de vloot te onderhouden en uit<br />
te rusten. Over de voortzetting van het plan om Skåne te<br />
bezetten bleek verder niets. Al op 13 oktober in het voorgaande<br />
jaar zou de Tsaar de Senaat in St. Petersburg hebben<br />
geschreven dat het nu alleen nog mogelijk was om het Zweedse<br />
moederland vanaf de Ålandseilanden, over de Botnische golf<br />
aan te vallen. Kort daarna had de Tsaar het bevel gegeven om<br />
voorbereidingen voor een dergelijke actie te ondernemen.<br />
Linieschip de Sint Ariel<br />
363<br />
In de winter was kapitein-commandeur Scheltinga bezig<br />
met het uitrusten van de vloot bij Reval. Naast het onderhoud<br />
van schepen was hij belast met personeelszaken. 364 In januari moest Scheltinga een beslissing<br />
nemen over het lot van kapitein Block. 365 Deze kapitein voerde het commando over het schip<br />
De Samson dat deel uit maakte van de <strong>Russisch</strong>e Noordzeevloot. Deze vloot stond onder<br />
bevel van Scheltinga en was het voorgaande jaar vanuit Flekkefjord naar Kopenhagen<br />
gevaren om plaats te nemen in de geallieerde vloot. In juni kreeg kapitein Block de opdracht<br />
om met het schip De Strafford naar Helsingör varen, waarschijnlijk om de kusten te<br />
verkennen. Toen hij vervolgens de Britse admiraal Norris in De Sont tegenkwam, salueerde<br />
hij de admiraal terwijl hij zijn wimpel streek. Hoewel kapitein Block zijn vak had geleerd in<br />
de Republiek, waar een dergelijk signaal heel gebruikelijk was, had de Tsaar dit ten strengste<br />
verboden. De Tsaar wilde niet dat de <strong>Russisch</strong>e vloot nederigheid zou tonen door een vloot<br />
van een andere mogendheid te salueren. Volgens ooggetuigen was Block dronken geweest<br />
toen hij de Britse admiraal salueerde. Scheltinga zocht de zaak uit en riep kapitein Naom<br />
Sinavin op als getuige. Uiteindelijk werd kapitein Block veroordeeld en stierf voortijdig<br />
vanwege overdadig alcoholgebruik. 366<br />
Scheltinga was op dat moment nog niet geheel hersteld van de beroerte die hij het<br />
voorgaande jaar had gehad. Zo schreef Scheltinga op dezelfde dag dat hij bezig was met de<br />
zaak kapitein Block; ‘Nae de maal dat godt de heere mijn heeft besoght met een beroertenisse<br />
den 15 e laetst passerde october omtrent middernaght, en ick nu door goddes genaede weer<br />
mirrekelijck heerstelt sijn doch niet soo vollenkoomen dat ick mijn bequam vinde om mij met<br />
361 J.S.A.M. van Koningsbrugge, Eén tegen allen, allen tegen één (Groningen 2001) 18.<br />
362 R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 176-177.<br />
363 R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985)567.<br />
364 RGVAMF Fond 233, inv. 1 no. 147; Lijst van zeelieden die aan haar contract in sijn grootmagtigen Czaerze<br />
magte dienst hebben voldaan, ondertekend door W. Scheltinga (Reval 5 januari 1717) 39.<br />
365 RGVAMF Fond 233, inv. 1 no. 147; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Reval 14 januari 1717) 36.<br />
366 C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 46.<br />
68
veele affaieren te bemoeijen om zijn grootmaghtigste Cz: majesteijts vloot in staat te cunnen<br />
brengen.’ Om deze reden vroeg Scheltinga generaal-admiraal Apraksin om hem van zijn<br />
werkzaamheden te verontschuldigen. Of de affaire Block van invloed was op dit besluit wordt<br />
niet duidelijk, maar het kan natuurlijk de druppel zijn geweest. 367<br />
Vanaf april 1717 was de kapitein-commandeur in ieder geval weer werkzaam op de<br />
vloot. Samen met kapitein-commandeur Sivers had Scheltinga een voorstel ingediend om<br />
zodra het ijs uit de haven was verdwenen, alle schepen naar open zee te brengen en koers te<br />
laten zetten naar het eiland Nargen. Deze maatregel moest voorkomen dat de <strong>Russisch</strong>e vloot<br />
door de Zweden in de haven van Reval werd aangevallen. Door continue met de vloot op zee<br />
te koersen was de vloot minder kwetsbaar. Zo kon snel worden teruggetrokken naar Kroonslot<br />
indien een Zweedse overmacht zou verschijnen. 368<br />
In april ontving Scheltinga instructies om met zijn eskader van Reval naar Dageroord<br />
te zeilen. 369 Volgens deze instructies moest hij nabij Dageroord een fregat vooruit sturen om<br />
te verkennen. Indien vijandelijke schepen werden waargenomen moest de <strong>Russisch</strong>e vloot<br />
door middel van kanon of vlagsignalen op de hoogte worden gebracht. Bij Dageroord moest<br />
Scheltinga met zijn eskader tussen het eiland en de Finse scharen koersen om buiten bereik<br />
van de vijand te blijven en de manschappen te trainen. Daarbij was het van groot belang dat<br />
de vijand Reval niet zou bereiken. Anders zou de communicatie tussen Reval en St.<br />
Petersburg afgesneden kunnen worden. Tijdens de trainingsmissie moest Scheltinga een<br />
aantal koopvaardijschepen uit Lübeck en Holland bescherming bieden tegen Zweedse<br />
kapers. 370<br />
In deze koopvaardijschepen werden een aantal persoonlijke bezittingen van de Tsaar<br />
die op dat moment in Holland was, naar St. Petersburg verscheept. De transporten uit Holland<br />
bevatten goederen voor de admiraliteit. Het is waarschijnlijk dat de schepen uit Lübeck de<br />
geschenken bevatten die de Tsaar van de koning van Pruisen, Frederick Willem I had<br />
gekregen als blijk van zijn vriendschap. Toen de Denen achterdochtig werden en de Tsaar<br />
beschuldigden Lübeck, Hamburg en Wismar te willen bezetten, stelde Frederick Willem zich<br />
achter de Tsaar en schonk hem als blijk van zijn vriendschap een jacht en een<br />
barnsteenkabinet. 371<br />
Scheltinga kreeg bevel het gevecht niet aan te gaan tegen een overmacht. Eerst moest<br />
het eskader dat nog bij Reval lag gealarmeerd worden. Gezamenlijk zouden de beide eskaders<br />
dan de vijand aan proberen te vallen. Als de vijand Scheltinga de pas zou afsnijden moest zijn<br />
eskader zich via Helsingfors terugtrekken naar Kroonslot. 372 Voordat deze missie ondernomen<br />
kon worden stelde Scheltinga een aantal signalen op die gedaan zouden worden in geval van<br />
een vijandelijke aanval. Als het eskader naar Reval koers<strong>ende</strong>, door een Zweedse overmacht<br />
gevolgd werd, zou de kapitein-commandeur een rode vlag laten waaien en drie kanonnen<br />
afvuren, terwijl de blauwe vlag werd ingenomen. Wanneer Scheltinga met zijn eskader de<br />
haven van Reval binnenliep dan zou hij een keizerlijke vlag van de grote steng laten waaien<br />
vergezeld van een kanonschot. Op deze wijze kon men in Reval vriend van vijand<br />
onderscheiden. 373<br />
367<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1 no. 147; Brief van Scheltinga aan Apraksin (Reval 14 januari 1717) 37.<br />
368<br />
RGVAMF Fond 234, inv. 1, zaak 29; Extract van een brief van Apraksin aan Mensjikov (getekend op 1/3<br />
April 1717) 107.<br />
369<br />
Dageroord is de oude naam voor het eiland Hiiumaa.<br />
370<br />
No. 1578; Instructies voor kapitein-commandeur Scheltinga (April 1717), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 203.<br />
371<br />
R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 567.<br />
372<br />
No. 1578; Instructies voor kapitein-commandeur Scheltinga (April 1717), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de<br />
geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 203.<br />
373<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 147; brief van Scheltinga aan Apraksin (Aktum Reval 15 april 1717) 41.<br />
69
Begin mei voeren de eskaders van Scheltinga en Sivers de zee op. De aanbevelingen<br />
van de kapiteins-commandeur werden ter harte genomen. 374 In Reval bleef men bedacht op<br />
een vijandelijke aanval. Dat wordt duidelijk uit een geheime brief van De Bie. Hij schreef dat<br />
er twee kleine schepen bij Kroonslot waren aangekomen. De schippers daarvan maakten<br />
melding dat geen Zweedse schepen waren waargenomen. Om daar zekerheid over te krijgen<br />
werd een fregat ter verkenning uitgestuurd. De brief van De Bie doet vermoeden dat de angst<br />
voor een Zweedse aanval een van de primaire redenen was waarom Scheltinga de zee op werd<br />
gestuurd. 375<br />
Na deze missie keerde Scheltinga terug naar Reval om zijn eskader te provianderen en<br />
uit te rusten. Uit een lijst van zee en land militie die nodig was op het tweede eskader van<br />
kapitein-commandeur Scheltinga blijkt dat er een tekort was aan manschappen. Deze<br />
manschappen waren waarschijnlijk nodig voor het plan van de Tsaar een landing op de<br />
Ålandseilanden uit te voeren. 376<br />
In de maand juni verscheen een nieuw gezicht op de <strong>Russisch</strong>e vloot. De heer Paddon,<br />
voorheen kapitein-ter-zee en ambassadeur te Marokko van de koning van Groot Brittannië.<br />
Paddon ging over in <strong>Russisch</strong>e dienst en werd door de Tsaar benoemd tot schout-bij-nacht<br />
van de witte vlag. 377 Hij werd meteen naar Reval gestuurd waar hij samen met generaaladmiraal<br />
Apraksin het bevel ging voeren over de vloot. Zonder Paddon was Scheltinga de<br />
tweede man geweest op de vloot bij Reval. Door de komst van deze Engelsman, schoof<br />
Scheltinga een plaatsje omlaag in de hiërarchie.<br />
De Tsaar vaardigde in juni een edict uit waarbij de schout-bij-nacht Paddon en de<br />
kapiteins-commandeur Scheltinga en Sivers opdracht kregen om met alle schepen vanuit<br />
Dageroord naar de Finse Scharen te kruisen. Deze missie had twee doelstellingen. Ten eerste<br />
mocht de vijand Reval niet ongezien bereiken en ten tweede moesten de bemanningen van de<br />
schepen getraind worden. Daarna moest koers gezet worden naar Gotland. De Tsaar wist dat<br />
het zeer moeilijk zou zijn om met een dergelijke vloot zo dicht bij de Finse scharen te<br />
koersen. Het was weliswaar mogelijk om de scharen dicht te naderen, maar vanwege<br />
ondieptes en verraderlijk weer was dit niet aan te bevelen. Om deze redenen stelde generaaladmiraal<br />
Apraksin aan de commander<strong>ende</strong> officieren voor om direct naar Gotland te zeilen.<br />
Bij Gotland zou de troepenmacht aan land gezet worden. 378 Schijnbaar had de Tsaar zijn<br />
aanvankelijke plan om een landing op de Ålandseilanden te ondernemen laten vallen en<br />
besloten om eerst Gotland te veroveren. De strategische beweegreden hiervoor zou kunnen<br />
zijn dat Gotland door haar centrale positie de sleutel tot de heerschappij over de Oostzee was.<br />
Door dit eiland te veroveren konden de Russen de Oostzee beheersen.<br />
Schout-bij-nacht Paddon was van mening dat het bevel van de Tsaar zeker gevaarlijk<br />
was, maar niet ondoenlijk. Waarschijnlijk wilde Paddon zijn grootsheid aan de Tsaar doen<br />
blijken. Volgens Paddon was de Zweedse vloot op dat moment nergens te bekennen. Gotland<br />
was niet ver, dus het plan van de Tsaar kon volgens Paddon gewoon doorgaan. 379<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga was het niet eens met het plan van de Tsaar. Om te<br />
gaan kruisen met de gehele vloot nabij Dageroord was onverantwoordelijk. Daarom stemde<br />
374<br />
RGVAMF Fond 234, inv. 1, zaak 29; brief van prins Mensjikov aan Cruys ( St. Petersburg 30 april 1717)<br />
170.<br />
375<br />
De Bie, 3 mei 1717 St. Petersburg ordinaris, ARA 346 toegang 1.01.04 inv. nr. 7368I. 538.<br />
376<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 147; Zee en landmilitie present op de schepen in het tweede eskader onder<br />
kapitein-commandeur Scheltinga (Aktum op het schip Marlburgh ten anker voor Reval 16 mei 1717) 49. Zie<br />
bijlage XVII.<br />
377<br />
De Bie, 18 juni 1717 ordinaris, ARA 353 toegang 1.01.04 inv. nr. 7368I. 550.<br />
378<br />
No. 1633; Suggestie van graaf Apraksin aan Schout-bij-nacht Paddon en kapiteins-commandeur Scheltinga<br />
en Sivers (getekend op het schip De Moskou nabij Nargen 21 juni 1717), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 226.<br />
379<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 138; Brief van Paddon aan Apraksin (op ’t schip De Sleutelburg 22 juni<br />
1717) 167.<br />
70
hij in met het plan van admiraal Apraksin. Apraksin wilde direct doorzeilen naar Gotland en<br />
een landing ondernemen, zodat de Tsaar zijn plan om tussen Dageroord en de Finse scharen te<br />
kruisen zou vergeten 380<br />
Kapitein-commandeur Sivers was evenals Scheltinga van mening dat het zeer<br />
gevaarlijk was om met zo veel zware schepen nabij de Finse scharen te varen. Daarom was<br />
het beter om tussen Odensholm, Rogerwijk en Hangö te varen. Ook zouden 4 schepen vooruit<br />
gestuurd moeten worden om de vloot in geval van gevaar te signaleren. De rest van de vloot<br />
kon dan volgen en de orders van de Tsaar opvolgen. Als de Tsaar het te doen was om het<br />
bekwamen van de manschappen in het zeilen konden de schepen ook gewoon tussen het<br />
eiland Nargen en Rogerwijk varen. Bij Nargen was een goede haven voor handen zodat<br />
schepen daar altijd voor onderhoud terecht konden. Sivers stelde verder voor om twee<br />
schepen en het fregat De Samson te laten verkennen tussen Gotland en de kusten van<br />
Koerland. Generaal-admiraal Apraksin probeerde het plan om meteen naar Gotland te zeilen<br />
buiten de Tsaar om te organiseren. Dat bleek uit de reactie van kapitein-commandeur Sivers<br />
die hem schreef dat het niet verstandig was dit te doen zonder een positieve order van de<br />
Tsaar. 381<br />
Of de Tsaar uiteindelijk om toestemming werd gevraagd om meteen door te zeilen<br />
naar Gotland wordt niet duidelijk, maar lijkt waarschijnlijk. Op 13 juli schreef kapiteincommandeur<br />
Scheltinga een brief aan Apraksin over de situatie op het eiland Gotland. Uit de<br />
verhoring van twee Zweedse gevangenen bleek dat het eiland slecht voorzien was van<br />
batterijen en vestingen. Daarom vroeg Scheltinga om met de vloot nog een aantal dagen nabij<br />
Gotland te blijven koersen om te kijken of verdere veroveringen mogelijk waren. 382 Op dat<br />
moment was er al een kleinschalige landing ondernomen. Kapitein-commandeur Sivers was<br />
het eens met Scheltinga dat de vloot nog wel een paar dagen nabij Ostergarden, aan de<br />
noordoost zijde van Gotland, kon verblijven. Daarvoor was het wel aanbevelenswaardig een<br />
kruiser op verkenning uit te sturen, zodat vijandelijke schepen vroegtijdig waargenomen<br />
konden worden. 383<br />
Het grootste deel van de vloot ging voor anker bij Ostergarden en zette een grote<br />
hoeveel soldaten aan land. Waarschijnlijk op aanbeveling van kapitein-commandeur Sivers<br />
werden door admiraal Apraksin De Portsmouth onder bevel van kapitein Eekhof en De<br />
Samson onder kapitein Deane ter verkenning naar Slitehamn gestuurd om de vijand in de<br />
gaten te houden. Slitehamn lag ongeveer 6 mijl van Ostergarden. 384 De kapiteins Deane en<br />
Eeckhof losten een paar schoten op een vijandelijke batterij om de vuurkracht van de vijand te<br />
bepalen. Toen de Zweden op het eiland massaal het vuur op<strong>ende</strong>n vluchtten de twee kapiteins<br />
terug naar de vloot. De vloot bleef nog zes dagen bij Ostergarden. Er werden kruisers om de<br />
noord- en zuidpunt van het eiland gestuurd om de vloot te waarschuwen indien de Zweedse<br />
vloot zou verschijnen. 385<br />
380<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 138; Brief van Scheltinga Apraksin (op ’t schip De Marlburgh onder<br />
Nargen 22 juni 1717) 168.<br />
381<br />
No. 1636; Brief van Sivers aan graaf Apraksin (getekend op het schip de Moskou ten anker onder Nargen 22<br />
juni 1717), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 228. Zie ook; RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 138; Brief van Sivers aan Apraksin (op ’t schip<br />
Moskou ten anker onder Nargen 22 juni 1717) 171.<br />
382<br />
No. 1647; Brief van Scheltinga aan graaf Apraksin (getekend op het schip de Marlburgh nabij Ostergarden<br />
13 juli 1717o.s.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken<br />
(St. Petersburg 1865) 233. Zie ook; RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 138; Brief van Scheltinga aan Apraksin<br />
(getekend op het schip de Marlburgh nabij Ostergarden 13 juli 1717) 186.<br />
383<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 138; Brief van Sivers aan Apraksin (getekend op het schip De Moskou ten<br />
anker onder Ostergarden 13 juli 1717) 188.<br />
384 e<br />
Sliteham is hoogstwaarschijnlijk de 18 eeuwse benaming voor het eiland voor de kust bij het plaatsje Slite.<br />
385<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 54.<br />
71
Er werd verder geen aanval meer op de Zweden ondernomen. Over de achterligg<strong>ende</strong><br />
reden valt alleen maar te gissen. Misschien dat Gotland te dicht bij Stockholm lag en dat Peter<br />
bang was dat de <strong>Russisch</strong>e troepen en marine eenvoudig geïsoleerd konden worden. In ieder<br />
geval werd een grote hoeveelheid vee ingeslagen. De Zweedse huizen bij Ostergarden werden<br />
door de Russen intact gelaten. Wel werd nog een Zweedse snauw met 16 stukken geschut<br />
door kapitein Van Hooft opgebracht. Eind augustus zette de vloot koers richting Reval. Bij<br />
Reval streek generaal-admiraal Apraksin zijn vlag en gaf het bevel over aan de schout-bijnacht<br />
Paddon. Deze kreeg de opdracht om de vloot te bekwamen in linievaren. Deze oefening<br />
eindigde in verwarring en conflicten. 386<br />
In september voer Paddon met 11 linieschepen naar Kotlin om daar de winter door te<br />
brengen. Kapitein-commandeur Scheltinga kreeg daar orders van Paddon om onder zijn bevel<br />
een aantal bemanningsleden meer loon te geven en te promoveren. De opperofficieren<br />
moesten zich plaatsen onder het commando van de oudste zeeofficier en de onderofficieren<br />
kwamen onder het bevel van majoor Tjornisjef. Daarnaast kreeg Scheltinga de opdracht om<br />
het bevel van het schip De Marlburgh over te dragen aan Cornelis Cruys. De vice-admiraal<br />
had sinds het proces niet meer actief deelgenomen aan missies op zee en was na zijn<br />
terugkomst uit Kazan vooral belast met de uitrusting van de vloot. Paddon was waarschijnlijk<br />
niet op de hoogte van de twisten die in het verleden waren ontstaan tussen Scheltinga en<br />
Cruys. 387<br />
Al gauw ontstonden er problemen. Schout-bij-nacht Paddon had geen zin om zich<br />
bezig te houden met de triviale onderhoudswerkzaamheden van de vloot. Hij vertrok in<br />
oktober naar St. Petersburg. Na het vertrek van Paddon kwam vice-admiraal Cruys naar<br />
Kotlin om de vloot te inspecteren. Veel schepen waren nog niet afgeladen en van hun tuigage<br />
ontdaan. Dit was noodzakelijk omdat de winterkou de schepen erg veel schade kon<br />
toebrengen. Volgens Cruys moest Apraksin orders geven om kapitein-luitenants en luitenants<br />
op de schepen te verdelen voor deze taak. Op dat moment waren alleen kapitein Lane en 2<br />
luitenants aanwezig. Paddon had aan Cruys geschreven dat hij dit volk niet wilde geven<br />
zonder een directe order van de Tsaar. Kapitein-commandeur Scheltinga wilde op zijn beurt<br />
geen mensen verlenen voor de werkzaamheden zonder bevel van Paddon. 388<br />
Of Cruys op de hoogte was van de orders van Paddon aan Scheltinga is niet duidelijk.<br />
Uit een brief van Scheltinga bleek dat Cruys de touwtjes in eigen handen wilde houden en al<br />
het zeevolk onder zijn commando probeerde te plaatsen. Scheltinga schreef dat hij daartoe<br />
geen order had gekregen. Volgens het bevel van Paddon had Scheltinga alle opperofficieren<br />
onder zijn commando gesteld, omdat hij de oudste officier was. De onderofficieren stonden<br />
onder het bevel van majoor Tjornisjef. Scheltinga moest het bevel over het schip De<br />
Marlburgh overdragen aan Cruys. Dit was weliswaar een commandoschip, maar daar viel<br />
niet uit af te leiden dat Scheltinga zich onder bevel van Cruys moest plaatsen. 389<br />
Hoe deze situatie precies werd opgelost is niet duidelijk. Op 12 november 1717<br />
schreef resident De Bie aan Haar Hoog Mog<strong>ende</strong>n dat de Tsaar kapitein-commandeur<br />
Scheltinga had gepromoveerd tot schout-bij-nacht van de rode vlag. Daarnaast was kapitein<br />
Van Hooft, omdat hij een Zweedse kaper had genomen tot kapitein-commandeur benoemt. 390<br />
Volgens de manuscripten van Bridge was deze promotie van Scheltinga onderhevig aan<br />
speculatie. Alle zeeofficieren zouden op de hoogte zijn van de magere successen die<br />
386<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 54. RGVAMF Fond 233, in. 1, zaak 147; A list of the line of battle<br />
(onderdeel van een brief van paddon aan Apraksin 18 oktober 1717) 29. Zie bijlage XVIII.<br />
387<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 147; Brief van Paddon aan Scheltinga (Ritzaard 18 oktober 1717) 31.<br />
388<br />
No. 1689; Brief van Cruys aan Apraksin (Kotlin 20 oktober 1717o.s.), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 251.<br />
389<br />
RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 147; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 20 oktober 1717) 50.<br />
390<br />
De Bie 12 november 1717 ordinaris, ARA 595 toegang 1.01.04 inv. nr. 7368I. 595.<br />
72
Scheltinga tijdens zijn wervingsacties in de Republiek had geboekt. Daarnaast was Scheltinga<br />
door de beroerte aan een kant verlamd geraakt. De manuscripten verhalen dat de Tsaar<br />
Scheltinga tot schout-bij-nacht benoemde omdat hij dacht dat hij toch niet lang meer zou<br />
leven en hem daarom de eer schonk om als schout-bij-nacht te overlijden. 391<br />
Over onvrede van medeofficieren over de promotie van Scheltinga blijkt verder niets.<br />
Scheltinga was volgens zijn eigen schrijven weer redelijk hersteld van de beroerte en had de<br />
missie van de afgelopen zomer zonder problemen volbracht. Het was niet ongebruikelijk voor<br />
de Tsaar om iemand die al vele jaren in dienst was te promoveren. De Tsaar kwam pas terug<br />
uit de Republiek en had een aantal nieuwe officieren gerekruteerd. Het kan zijn dat de Tsaar<br />
iemand met verstand van zaken nodig had, om leiding te geven aan de nieuwe rekruten.<br />
Scheltinga was in de <strong>Russisch</strong>e marine opgeklommen van kapitein tot schout-bij-nacht en zal<br />
daardoor een grote doses ervaring hebben gehad. Terwijl iemand als Cruys in de Republiek<br />
door Peter van equipage meester tot vice-admiraal was benoemd en dus niet het hele traject<br />
had doorlopen. Cruys was dan ook niet zozeer een zeeman als wel een organisator. Scheltinga<br />
daarentegen kan gekarakteriseerd worden als echte zeeman.<br />
391 C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 57.<br />
73
Operaties in 1718<br />
Gedur<strong>ende</strong> het jaar 1718 werden geen grote missies<br />
ondernomen. Vanaf maart werden onderhandelingen met<br />
Zweden gevoerd tijdens een conferentie op de<br />
Ålandseilanden. 392 Afgezien van de vredesbesprekingen<br />
werd de <strong>Russisch</strong>e vloot bij Reval en St. Petersburg als<br />
gewoonlijk in gereedheid gebracht. De kruisers bij Reval<br />
kregen orders de zee op te gaan zodra het ijs begon te<br />
smelten. Het eskader dat bij Reval lag, moest de<br />
vijandelijke kusten in de gaten houden en de handel met<br />
Zweden belemmeren. Verder werd de vloot bij St.<br />
Petersburg in gereedheid gebracht om naar Reval te<br />
zeilen. 393<br />
In de winter en het voorjaar van1718 liet Scheltinga weinig<br />
van zich horen. Het kan zijn dat Scheltinga vanwege zijn promotie tot schout-bij-nacht, het<br />
wat rustiger aan kon gaan doen. Waarschijnlijk kampte hij met de fysieke gevolgen van de<br />
beroerte die hij in 1716 had gehad. Gedur<strong>ende</strong> de winter ontfermde hij zich waarschijnlijk<br />
samen met Cornelis Cruys over de uitrusting en bevoorrading van de vloot. Het laatste bericht<br />
van schout-bij-nacht Scheltinga is geschreven op 10 mei 1718. Scheltinga vermeldde dat het<br />
schip De Poltava was aangekomen. Hij wachtte op orders van Apraksin wat er moest<br />
gebeuren met het schip. 394<br />
Op 15 juni had Scheltinga orders van schout-bij-nacht Paddon gekregen voor de vloot<br />
bij Kotlin. Na de bevelen waren uitgedeeld nuttigde Scheltinga samen met een aantal<br />
officieren het avonddiner. Kort daarna was hij bewusteloos geraakt. De dokters hadden geen<br />
hoop meer voor de schout-bij-nacht. Kapitein Sam Armitage die getuige was van het<br />
gebeuren, zou de commander<strong>ende</strong> kapitein Van Gent op de hoogte stellen. 395 Kapitein Van<br />
Gent schreef aan Apraksin dat Scheltinga een zware beroerte had gehad, net als twee jaar<br />
geleden toen de vloot terug voer vanuit Kopenhagen. Van Gent zou zolang de taken van<br />
Scheltinga waarnemen. 396<br />
De Engelse kapitein-commandeur Gordon, schreef dat hij in de ochtend van 17 juni<br />
naar het schip De Marlburgh was gegaan om te kijken hoe het met schout-bij-nacht Scheltinga<br />
was. Volgens de brief van Gordon was hij toen al buiten bewustzijn. Gordon had daarna<br />
algemeen sein gegeven aan de kapiteins van de vloot om orders van hem aan te nemen.<br />
Gordon wekte de indruk dat hij was aangewezen om een oogje in het zeil te houden. Indien<br />
Scheltinga niet in staat was zijn functie uit te oefenen zou Gordon het commando over nemen.<br />
Waarschijnlijk ging het al een tijd niet zo goed meer met de schout-bij-nacht. 397<br />
Linieschip Poltava<br />
Op 19 juni schreef kapitein Gordon aan Apraksin dat het dode lichaam van de schoutbij-nacht<br />
Scheltinga op het schip De Marlburgh lag. Volgens orders van de Tsaar zou het<br />
lichaam daar blijven tot maandag of dinsdag. Tijdens de uittocht werden de kleuren van de<br />
392 R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 186.<br />
393 C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 58.<br />
394 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 163; brief van Scheltinga aan Apraksin (Ritzaard 10 mei 1718) 46.<br />
395 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 163; brief van Armitage aan Apraksin (Aktum op het schip De Marlburgh<br />
ten anker voor Kroonslot 16 juni 1718) 686.<br />
396 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 163; brief van Van Gent aan Apraksin (Aktum op het schip De Sint<br />
Michael ten anker voor Kroonslot 16 juni 1718) 663.<br />
397 RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 163; brief van Gordon aan Apraksin (op het schip De Katherina 17 juni<br />
1718) 152.<br />
74
vloot gehesen om de overleden schout-bij-nacht de laatste eer te bewijzen. 398 Volgens de<br />
<strong>Nederlands</strong>e historicus Jacobus Scheltema stierf de schout-bij-nacht in de bloei des levens. De<br />
Tsaar zou aan zijn nagedachtenis de grootste eer hebben bewezen en hem hebben begraven in<br />
de kerk van het St. Alexander Nevski klooster. 399 Tijdens een bezoek aan het klooster bleek<br />
echter niets van een graf van de schout-bij-nacht. In een artikel over de dynastie van de<br />
familie Scheltinga staat dat de schout-bij-nacht in juli overleed en op het eiland Kotlin werd<br />
begraven. Er werd een ceremonie gehouden waarbij de Tsaar, een aantal ministers en<br />
vlagofficieren Scheltinga de laatste eer bewezen. 400 Dat de laatste rustplaats van Scheltinga<br />
zich zou bevinden op het eiland Kotlin wordt bevestigd in de Morskoi Spisok. 401<br />
De afwezigheid van bronnen in het marinearchief die handelen over de begrafenis van<br />
schout-bij-nacht Scheltinga is moeilijk te verklaren. Het kan zijn dat veel officieren de dood<br />
van Scheltinga al lang verwachtten en er dus niet van opkeken. Daarnaast zal het feit dat de<br />
vloot net op het punt stond om naar Reval te vertrekken van invloed zijn geweest. Vanwege<br />
de dood van Tsarevitsj Alexej in het voorjaar van 1718 had de Tsaar waarschijnlijk niet veel<br />
aandacht voor een overleden marineofficier. In de brieven van resident De Bie is niets te<br />
vinden over de dood van Scheltinga. Dat is opmerkenswaardig omdat de gezant doorgaans<br />
melding maakte van begrafenissen van vlootofficieren. De Bie schreef uitvoerig over de dood<br />
van Tsarevitsj Alexej, zodat het waarschijnlijk is dat deze kwestie de dood van Scheltinga<br />
overschaduwde.<br />
Na de dood van schout-bij-nacht Scheltinga vertrok de vloot via Reval naar Hangö.<br />
Aldaar werd de vloot in tweeën verdeeld. Een eskader onder bevel van kapitein-commandeur<br />
Saunders voer richting de monding van de Finse golf en veroverde 28 Zweedse<br />
handelsschepen alvorens koers werd gezet naar Reval. De Tsaar hield zich op dat moment<br />
bezig met de training van een galeienvloot bij Biörko. In september keerde de Tsaar met de<br />
rest van de vloot terug naar St. Petersburg om te overwinteren. 402<br />
In de winter van het jaar 1718 stierf na een korte carrière op de <strong>Russisch</strong>e vloot de<br />
schout-bij-nacht Paddon. Het gebrek aan commander<strong>ende</strong> officieren werd opgelost door een<br />
aantal officieren te promoveren. Kapitein-commandeur Sivers werd schout-bij-nacht van de<br />
blauwe vlag en kapitein-commandeur Gordon schout-bij-nacht van de rode vlag. Prins<br />
Mensjikov verkreeg de rang van schout-bij-nacht van de witte vlag. 403<br />
De vrede in zicht<br />
De vredesonderhandelingen op de Ålandseilanden waren op niets uitgelopen. Voor Karel XII<br />
was de conferentie slechts een middel om tijd te rekken om zijn oorlogsplannen in<br />
Noorwegen te verwezenlijken. Het noodlot sloeg echter toe. Tijdens de belegering van de stad<br />
Frederikstad werd Karel XII geraakt door een kogel en liet het leven. Peter I bleef zijn<br />
oorlogsinspanningen voortzetten en ondernam een grootscheepse aanval op de kust van<br />
Zweden. Tegelijkertijd werden er op zee overwinningen behaald. Het Zweedse linieschip<br />
Wachtmeister werd opgebracht. Deze oorlogsinspanningen werden door Groot Brittannië met<br />
argusogen gevolgd. De oorlog had een desastreus effect op de Oostzeehandel. Om deze reden<br />
werd admiraal Norris in 1720 met een geduchte zeemacht van 21 linieschepen en 10 fregatten<br />
398<br />
Fond 233, inv. 1, zaak 163; brief van Gordon aan Apraksin (op het schip De Katherina 19 juni 1718) 155.<br />
399<br />
J. Scheltema, Rusland en de Nederlanden beschouwt in derzelver Wederkeerige Betrekkingen VI (’s<br />
Gravenhage 1817)318-319.<br />
400<br />
V. Burkin, Van schout-bij-nacht tot admiraal van de rode vlag. Zes generaties van de maritieme dynastie<br />
Scheltinga in; Morskoi gazeta (29 juni 1996)<br />
401<br />
Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885) 420, 421.<br />
402<br />
R.C. Anderson, Naval Wars in the Baltic (Londen 1910) 186.<br />
403<br />
C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (Londen 1898-9) 61.<br />
75
de Oostzee opgestuurd om de Russen tot vrede te dwingen. Vanwege allerlei interne zaken<br />
was Groot Brittanië niet in staat om echt een vuist tegen de Russen te maken. 404<br />
De nieuwe Zweedse Koning Frederick zag in dat een oorlog tegen Rusland zonder de<br />
steun van Groot Brittanië een verloren zaak was en liet Tsaar Peter weten dat hij bereid was<br />
tot een hervatting van de vredesonderhandelingen. Aanvankelijk liepen de onderhandelingen<br />
moeizaam omdat Tsaar Peter Lijfland niet aan de Zweden wilde afstaan. Na een sterk staaltje<br />
<strong>Russisch</strong> militair vertoon op de Zweedse kust, was Frederick echter ook bereid om Lijfland<br />
aan de Tsaar af te staan. Op 10 september werd de vrede van Nystad ondertekend en kwam er<br />
einde aan de grote Noordse Oorlog. 405<br />
Nabeschouwing<br />
Wybrandt Scheltinga zou het einde van de grote Noordse Oorlog niet meer meemaken.<br />
Scheltinga liet twee zoons na. De oudste was Peter Scheltinga, hij zou uiteindelijk opklimmen<br />
tot kolonel in het landleger. 406 De jongste zoon was Alexander. In het boek van Gerhard<br />
Friedrich Müller, ‘Behring’s Voyages’ wordt vermeldt dat Alexander Schelting de onwettige<br />
zoon was van de Hollandse schout-bij-nacht Petrovski. 407<br />
Na de dood van Wybrandt nam kapitein Pieter Bens de verantwoordelijkheid over de<br />
jonge Alexander op zich. Pieter Bens had vele jaren onder het commando van Wybrandt<br />
gediend en waren dus geen onbek<strong>ende</strong>n van elkaar. Waarschijnlijk werd Pieter in <strong>Russisch</strong>e<br />
kringen Petrovski genoemd. Alexander wilde net als zijn vader op de vloot werken. Om deze<br />
reden ging hij bij zijn stiefvader, kapitein Bens in de leer. Op 13 jarige leeftijd werd<br />
Alexander onderofficier.<br />
Alexander nam deel aan de Kamchatka expedities onder leiding van kapitein Bering.<br />
Deze kapitein Bering had in 1714 zitting gehad in de krijgsraad toen Wybrandt werd<br />
veroordeeld om tot jongste kapitein te dienen. Tijdens de expedities werd een groot deel van<br />
de kusten bij Ochotsk en de Kurilische eilanden in kaart gebracht. In 1745 keerde luitenant<br />
Scheltinga terug in St. Petersburg. De moeder van Alexander wilde graag dat haar zoon een<br />
hoge positie zou verkrijgen bij de marine. Om deze reden stuurde ze een petitie naar het<br />
admiraliteitscollege om Alexander tot kapitein te benoemen, uit respect voor zijn vader en<br />
stiefvader. Het college ging echter niet akkoord en Alexander bleef vooralsnog luitenant. Pas<br />
in 1760 promoveerde hij tot kapitein 2 e rang. In 1780 zou Alexander Scheltinga net als zijn<br />
vader als schout-bij-nacht overlijden.<br />
In maart 1962 zou Joeri Scheltinga als laatste van zijn dynastie overlijden als admiraal<br />
van de rode vlag. Daarmee had de familie Scheltinga gedur<strong>ende</strong> 259 jaar 8 marine officieren<br />
geleverd en aan de voet gestaan van de opbouw van de <strong>Russisch</strong>e vloot. 408 Toen Wybrandt<br />
Scheltinga in 1704 in St. Petersburg aankwam wist hij niet dat hij de stamvader van een<br />
dynastie zou worden. Naast Wybrandt kwamen echter vele Nederlanders naar Rusland. Velen<br />
van hun stichtten dynastieën die tot ver in de 20 e eeuw zouden voortbestaan. Toekomstige<br />
studie naar hun leven zal wellicht meer kunnen vertellen over de integratie van de<br />
Nederlanders in de <strong>Russisch</strong>e samenleving.<br />
404 R. Massie, Peter de Grote en het ontstaan van het moderne Rusland 1672-1725 (Amsterdam 1985) 659, 660.<br />
405 Wittram, R., Peter I, Czar und Kaiser II (Göttingen 1964)462.<br />
406 V. Burkin, Van schout-bij-nacht tot admiraal van de rode vlag. Zes generaties van de maritieme dynastie<br />
Scheltinga in; Morskoi gazeta (29 juni 1996).<br />
407 G.H. Müller, Bering’s voyages. The Reports from Russia (Fairbanks 1985) 171.<br />
408 V. Burkin, Van schout-bij-nacht tot admiraal van de rode vlag. Zes generaties van de maritieme dynastie<br />
Scheltinga in; Morskoi gazeta (29 juni 1996). T.P. Mazur, Nautische Dynastie Scheltinga in dienst van Rusland<br />
(St. Petersburg 2000). Zie ook; Morskoi spisok 12. 307-308, Morskoi Spisok V 352-355, Morskoi Spisok II 485-<br />
487.<br />
76
Conclusie<br />
De rede van Kroonstadt/Kotlin<br />
Tijdens de Grote Ambassade in 1697 kwam Tsaar Peter de Grote naar de Republiek om steun<br />
te werven in de strijd tegen de Turken en o.a. ook bekwame vaklui te vinden om een<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot op te bouwen. Aanvankelijk wilde Tsaar Peter via de Zwarte Zee de toegang<br />
tot de Middellandse Zee verkrijgen maar door tegenstand van de Turken mislukte dit streven.<br />
Hierop wendde de Tsaar zijn blik naar het noorden. Door een haven aan de Oostzee te creëren<br />
kon Rusland toetreden tot het handelsnetwerk van het westen waardoor Rusland uit haar<br />
isolement kon geraken. Aan het begin van de grote Noordse Oorlog veroverden de Russen<br />
een groot gedeelte van Ingermanland op de Zweden. In 1703 stichtte Tsaar Peter de stad St.<br />
Petersburg. Deze stad zou de grootste havenstad van Rusland worden. Om de nieuw<br />
veroverde gebieden te kunnen behouden moest een sterke vloot gecreëerd worden. De Tsaar<br />
richtte opnieuw zijn blik op de Republiek.<br />
De vice-admiraal Cornelis Cruys, zelf in 1697 in de Republiek geworven, werd in<br />
1703 naar de Republiek gestuurd om zeelui en vaklieden te werven. Een van de rekruten die<br />
in <strong>Russisch</strong>e dienst trad was Wybrandt Scheltinga. In 1704 arriveerde hij in Sint Petersburg<br />
waar hij als kapitein op de <strong>Russisch</strong>e vloot werd gestationeerd. Toen de fortificatiewerken op<br />
Kotlin tot een zekere staat waren gebracht werden voorzichtig aan enkele <strong>Russisch</strong>e schepen<br />
te water gelaten. Tijdens de eerste jaren di<strong>ende</strong> de vloot vooral ter ondersteuning van het<br />
landleger. Het <strong>Russisch</strong>e leger onder bevel van Apraksin was verantwoordelijk voor de<br />
veroveringen rond de Finse golf. In die periode voerde kapitein Scheltinga het bevel over een<br />
klein eskader en had verscheidene andere kapiteins onder zijn commando. Zweedse eskaders<br />
vertoonden zich regelmatig in de Finse golf. Aanvallen werden afgeslagen door de<br />
verdedigingswerken op en rond het eiland Kotlin. De <strong>Russisch</strong>e vloot was op dat moment nog<br />
niet sterk genoeg om de Zweden op zee te trotseren. Bij Kotlin en St. Petersburg werd met<br />
man en macht gewerkt aan de opbouw van de vloot.<br />
Dit alles veranderde na de slag bij Poltava, toen het Zweedse leger een vernietig<strong>ende</strong><br />
nederlaag had gelegen. De Zweedse bezittingen in en rond het Balticum werden beschermd<br />
door kleine garnizoenen en een vloot. Nu de dreiging van het leger van Karel XII bij Poltava<br />
was weggenomen, lag het Balticum voor de Russen open. In 1710 veroverden de Russen<br />
achtereenvolgens Viborg, Riga en Reval. Geheel Lijfland en Letland viel nu feitelijk onder<br />
het gezag van de Tsaar. Nu de Tsaar een aantal kuststeden bezat won de vloot aan<br />
belangrijkheid om aanvallen van de nog steeds machtige Zweedse vloot af te slaan.<br />
Vooralsnog werden echter nog geen gewaagde acties tegen de Zweedse vloot ondernomen. In<br />
1710 verkreeg kapitein Scheltinga een promotie tot eerste-klas kapitein vanwege zijn trouwe<br />
dienst aan Rusland.<br />
In de herfst van het jaar 1710 werd een groot aantal zeeofficieren op bevel van de<br />
Tsaar in Woronezj ontboden vanwege de hervatting van de oorlog tegen de Turken. Viceadmiraal<br />
Cornelis Cruys en kapitein Scheltinga kregen de opdracht om de sterk<br />
77
verwaarloosde Zwarte Zeevloot op orde te brengen. Kapitein Scheltinga werd gestationeerd in<br />
Taganrog waar hij toezag op de reparatie en uitrusting van een eskader schepen. Er werden<br />
plannen gemaakt om een aanval vanuit zee op Constantinopel te ondernemen. Helaas werden<br />
de landtroepen van de Tsaar bij de rivier De Pruth vernietigend verslagen door de Turken.<br />
Met het vredesverdrag dat in 1711 gesloten werd vielen de Zwarte Zee en de Zee van Azov<br />
weer in Turkse handen. Alle scheepswerven in Taganrog en Woronezj moesten worden<br />
gesloopt. Omdat de Tsaar besloten had de Turken op het land te bevechten kreeg de Zwarte<br />
Zeevloot geen kans om zich te bewijzen. Wellicht was de uitkomst van de oorlog tegen de<br />
Turken anders geweest indien de Tsaar zijn vloot meer belang had toegekend. In ieder geval<br />
had de Tsaar had nu wel zijn handen vrij om zich te wijden aan de oorlog tegen Zweden. In<br />
augustus 1711 vertrokken grote groepen zeeofficieren naar St. Petersburg. Zo ook kapitein<br />
Scheltinga.<br />
Gedur<strong>ende</strong> de jaren 1712 en 1713 werden vele bevoorradingsmissies op de nieuw<br />
verworven kustplaatsen ondernomen. In 1712 voerde kapitein Scheltinga het bevel over een<br />
bevoorradingsmissie op Viborg. Na afloop van deze missie werd Scheltinga door de Tsaar tot<br />
kapitein-commandeur bevorderd en kreeg het bevel over een eskader van 17 brigantijnen. In<br />
juli werd een groot gedeelte van de vloot ter verkenning uitgestuurd. De 24 e werd een<br />
Zweedse eskader van drie schepen waargenomen nabij de kaap Krasna Gorka. Het lukte viceadmiraal<br />
Cruys niet om de 3 Zweedse schepen in te halen. De <strong>Russisch</strong>e vloot voer nog<br />
binnen het rif en zij moest laveren om naar buiten te komen. Uiteindelijk waren 3 <strong>Russisch</strong>e<br />
schepen de vijand dicht genaderd maar slaagden er niet in haar te overmeesteren. De<br />
achterligg<strong>ende</strong> reden moet gezocht worden in de vrees voor een Zweedse vloot die zich in de<br />
buurt zou ophouden. Aan de andere kant waren volgens vele getuigenverklaringen de 3<br />
Zweedse schepen te ver verwijderd van de <strong>Russisch</strong>e vloot.<br />
In augustus lukte het kapitein-commandeur Scheltinga en schout-bij-nacht De Bozzis<br />
om een aantal Zweedse schepen voor de kust van Narva te overmeesteren. Dit waren de eerste<br />
overwinningen van de <strong>Russisch</strong>e vloot. Eind oktober voer de vloot naar het eiland Kotlin om<br />
daar te overwinteren.<br />
In 1713 had Tsaar Peter zijn zinnen op de Finse kust gezet. In april vertrok een grote<br />
vloot naar Helsingfors. Zonder veel problemen werd de stad overmeesterd. Opvallend is dat<br />
tijdens deze missie geen linieschepen werden ingezet. Strategisch gezien was dit een logische<br />
keuze. Een galeienvloot was veel beter uitgerust om een kustplaats te veroveren. Deze<br />
schepen waren goedkoop te bouwen en konden grote groepen soldaten aan land zetten.<br />
Daarnaast was een galei niet louter afhankelijk van de wind doordat het was uitgerust met<br />
roeiriemen. Linieschepen waren veel groter en vormden bij windstilte een makkelijk doelwit<br />
voor vijandelijke batterijen aan de kust. Dit type schepen was geschikt om het gevecht aan te<br />
gaan op volle zee tegen andere oorlogsschepen.<br />
Terwijl Helsingfors werd overmeesterd voeren vice-admiraal Cruys en kapiteincommandeur<br />
Scheltinga met de linieschepen naar Reval om een aantal aangekochte schepen<br />
op te halen. Bij Hoogland werd een Zweeds eskader van 3 schepen waargenomen. Viceadmiraal<br />
Cruys besloot de aanval in te zetten. Nadat het schip De Wijburg van kapiteincommandeur<br />
Scheltinga de vijand dicht was genaderd liep zij aan de grond. Kort daarna<br />
onderging het schip van de vice-admiraal hetzelfde lot. Door onduidelijke signalen van Cruys<br />
brak de rest van de <strong>Russisch</strong>e vloot de aanval af. De drie Zweedse schepen ontkwamen.<br />
Hierop zette de <strong>Russisch</strong>e vloot koers naar Reval.<br />
Ongeveer tegelijkertijd beging de Griekse schout-bij-nacht De Bozzis een grote<br />
vergissing door 5 Hollandse transportschepen bij Helsingfors in de brand te steken.<br />
Waarschijnlijk om de aandacht van zijn fout af te leiden di<strong>ende</strong> hij een aanklacht in tegen het<br />
handelen van vice-admiraal Cruys, omdat hij in 1712 niet in staat was geweest 3 Zweedse<br />
schepen te overmeesteren. Tijdens de wintermaanden van 1713 werd een proces<br />
aangespannen tegen vice-admiraal Cornelis Cruys. Daarnaast werden alle commander<strong>ende</strong><br />
78
officieren ter verantwoording geroepen over het erbarmelijke verloop van de aanval op 3<br />
Zweedse schepen bij Hoogland in 1713. In een proces van 750 pagina’s legden alle betrokken<br />
zeeofficieren getuigenissen af over het gebeuren in 1712 en 1713. De Bozzis had Cruys<br />
aangeklaagd als hoofdverantwoordelijke voor het falen van de missie in 1712, en officieren te<br />
hebben aangespoord om <strong>Russisch</strong>e dienst te verlaten. Bovendien was hij op de hoogte<br />
geweest van correspondentie van Finse boeren met de vijand om Zweedse gevangenen te<br />
helpen ontsnappen. Van deze laatste twee aanklachten werd Cruys vrijgesproken. De<br />
krijgsraad achtte deze beschuldigingen ongefundeerd. Aan het laten ontsnappen van de drie<br />
vijandelijke schepen werd Cruys wel schuldig bevonden.<br />
De vice-admiraal werd veroordeeld voor het laten ontsnappen van de 3 Zweedse<br />
schepen in 1713. Toen het schip van kapitein-commandeur Scheltinga en vervolgens dat van<br />
Cruys aan de grond liep, had de vice-admiraal over moeten gaan op een ander schip en alsnog<br />
proberen de Zweden te overmeesteren. Waarschijnlijk begreep Cruys dat hij niet vrij te<br />
pleiten was van deze aanklachten. Hij probeerde de schuld op de kapiteins-commandeur<br />
Scheltinga en Rees te schuiven. Tijdens de verhoren bleek dat kapitein-commandeur<br />
Scheltinga het meest zijn best had gedaan om de 3 Zweedse schepen te overmeesteren. Omdat<br />
hij echter lang de vijand had beschoten zonder haar proberen te enteren werd hij uiteindelijk<br />
gedegradeerd om tot jongste kapitein te dienen. Rees en Cruys werden veroordeeld tot de<br />
doodstraf. Gelukkig voor hen zette de Tsaar dit om in een verbanning. Hoewel de Tsaar veel<br />
te weinig officieren voor de vloot had, vond hij het nodig een aantal te veroordelen. Of het<br />
proces een complot was van <strong>Russisch</strong>e officieren die jaloers waren omdat buitenlanders de<br />
hoge posities op vloot bekleedden is onwaarschijnlijk. De krijgsraad zelf bestond namelijk<br />
grot<strong>ende</strong>els uit buitenlanders.<br />
Naar mijn mening is het incident van de verbranding van de 5 Hollandse schepen van<br />
invloed geweest op het proces. De <strong>Nederlands</strong>e resident Jacob de Bie probeerde zo goed als<br />
hij kon op te komen voor de belangen van de getroffen Hollandse schippers. De Tsaar kreeg<br />
nogal wat kritiek uit de Repbliek te voorduren omdat hij deze schippers geen<br />
schadevergoeding wilde geven. Aangezien De Bozzis hoofdverantwoordelijke was voor de<br />
slachting van de Hollandse schippers, zou kunnen zijn dat het De Bozzis te heet onder de<br />
voeten werd. Jacob de Bie bleef immers aandringen op schadevergoeding voor de vijf<br />
verbrande schepen. Door Cruys aan te klagen kon De Bozzis de aandacht die op hem werd<br />
gevestigd af leiden en aan eventuele vervolging ontkomen. Aan de andere kant kan het proces<br />
ook een complot zijn geweest om de vice-admiraal van zijn positie te stoten. Hoewel de viceadmiraal<br />
een bekwaam organisator was bleek hij niet bijzonder geschikt om het bevel te<br />
voeren tijdens missies op zee. Tsaar Peter had een zondebok nodig om de geloofwaardigheid<br />
van zijn beleid kracht bij te zetten. De Tsaar had Cruys immers zowel in 1712 als in 1713 de<br />
opdracht gegeven zeer voorzichtig te handelen.<br />
Hoe het ook zij, na de verbanning van Rees en Cruys werd Scheltinga al snel weer in<br />
zijn vorige rang hersteld. De Tsaar begreep dat het niet slim was om hoge officieren van de<br />
vloot weg te sturen terwijl er een enorm tekort was aan commander<strong>ende</strong> officieren. Kapiteincommandeur<br />
Scheltinga kreeg de verantwoordelijkheid over de uitrusting van de vloot bij<br />
Kotlin. In juni vertrok generaal-admiraal Apraksin met de galeienvloot naar de Finse kust. De<br />
kapiteins-commandeur Scheltinga en Sivers en de Tsaar zetten in mei koers naar Reval om<br />
een aantal nieuwe schepen op te halen. Eind juli verscheen een Zweedse eskader in de baai<br />
van Reval. Toen 7 <strong>Russisch</strong>e schepen het achterste schip van de terugtrekk<strong>ende</strong> Zweden<br />
probeerde te overmeesteren, draaide het hele Zweedse eskader bij om de aanval in te zetten.<br />
Toen de Tsaar dat zag gaf hij bevel terug te trekken naar de haven. Waarschijnlijk was het<br />
voor kapitein-commandeur Scheltinga een geluk dat de Tsaar persoonlijk aanwezig was en<br />
het bevel gaf om terug te trekken.<br />
Eind juli vertrok de Tsaar naar Hangö waar generaal-admiraal Apraksin de pas was<br />
afgesneden door 16 Zweedse oorlogsbodems. Kapitein-commandeur Scheltinga kreeg het<br />
79
evel over de vloot bij Reval. Nadat een Zweeds eskader door <strong>Russisch</strong>e galeien was<br />
geïsoleerd in een fjord, werd de aanval ingezet. Apraksin stuurde golven galeien op de<br />
vijandelijke linie af totdat de Zweden bezweken. Deze overwinning was voor de Russen van<br />
grote betekenis. Opvallend is dat aan deze slag geen enkel linieschip te pas kwam. De schepen<br />
waarmee de Zweden werden overmeesterd waren galeien. Toen de Zweedse admiraal<br />
Wattrang het schouwspel van verre aanschouwde trok hij de Zweedse vloot terug. Hij wilde<br />
zijn kostbare linieschepen niet verspillen aan de ongewone strijdwijze van de Russen.<br />
Waarom Peter I niet een eskader linieschepen vanuit Reval meenam is onduidelijk. Misschien<br />
dat de Tsaar puur uit strategisch oogpunt de Zweedse vloot met galeien wilde veroveren. De<br />
Zweedse linieschepen zouden een tactisch nadeel hebben als de wind ging liggen. De<br />
<strong>Russisch</strong>e galeien konden dan eenvoudig met zo veel mogelijk tegelijk een linieschip<br />
bestormen. In dat opzicht valt deze overwinning te vergelijken met de slag bij Helsingfors in<br />
1713. Indien er wind was geweest hadden de Zweedse schepen de galeien de grond in kunnen<br />
boren om zich daarna terug te trekken. Zonder wind waren de Zweedse schepen een<br />
eenvoudige prooi voor de vele <strong>Russisch</strong>e galeien.<br />
De Finse en de Botnische golf zijn door land omsingeld. Om deze reden kon degene<br />
die de heerschappij voerde over het omligg<strong>ende</strong> land eenvoudig grote hoeveelheden galeien<br />
vanuit de kust de zee opsturen. Een dure vloot van linieschepen was op die manier niet altijd<br />
efficiënter dan galleien. De reden dat de Tsaar zoveel tijd besteedde aan het opbouwen van<br />
een linievloot moet gezocht worden in het afschrikeffect daarvan. Toen de Zweden voor een<br />
groot deel waren vertrokken uit de Botnische en Finse golf moest de centrale Oostzee nog<br />
veroverd worden. Hier kwamen de linieschepen van de Tsaar dan ook te pas.<br />
In de herfst van 1715 werd kapitein-commandeur Scheltinga naar de Republiek<br />
gestuurd om een aantal officieren te rekruteren. Aanvankelijk wilde de Tsaar deze missie<br />
geheim houden omdat er in de Republiek formeel een vredesverdrag met Zweden was<br />
getekend. Door de openhartigheid van de <strong>Nederlands</strong>e resident Jacob de Bie waren de Staten-<br />
Generaal echter al in september op de hoogte van de komst van Scheltinga. Hierop riep de<br />
Tsaar de hulp in van degene die de missie al op voorhand had bekent gemaakt. Peter I was<br />
bang dat nu de Staten-Generaal waren ingelicht, de nieuwe rekruten niet meer naar Rusland<br />
zouden kunnen komen.<br />
Tijdens een diner met baron Sjafirov werd De Bie gevraagd om via zijn connecties in<br />
de Republiek de missie van Scheltinga zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen. De Tsaar<br />
zou het toestaan van de werving beschouwen als voorbeeld van de goede vriendschap tussen<br />
hem en de Staten Generaal. De Bie schreef aan Haar Hoog Mog<strong>ende</strong>n dat de Tsaar niet om<br />
toestemming had gevraagd om de Zweden geen gelegenheid te geven daartegen te<br />
protesteren. De problemen lieten niet lang op zich wachten. De Zweedse ambassadesecretaris<br />
Preis had een inlichtingennetwerk opgebouwd in de Republiek. Missieven van talrijke<br />
<strong>Nederlands</strong>e diplomaten bereikten op deze wijze in kopie Karel XII. Zo ook de brief van De<br />
Bie die was geschreven na het diner met Sjafirov. De Zweden protesteerden meerdere malen<br />
tegen de wervingen van Scheltinga. Haar Hoog Mog<strong>ende</strong>n reageerden hierop door erop te<br />
wijzen dat Zweedse kapers de handel in de Oostzee belemmerden en dat terwijl het vrede<br />
was. Op dat moment was de Staten-Generaal in onderhandeling met Groot Brittannië over het<br />
sturen van een gecombineerde vloot die de handelsschepen moest beschermen.<br />
In ieder geval lukte het Scheltinga met behulp van Johannes van der Burgh de<br />
wervingsacties te voltooien. In het voorjaar van 1716 verzamelden alle <strong>Russisch</strong>e schepen die<br />
op dat moment in de Noordzee waren bij de haven van Flekkefjord. Op dat moment koersten<br />
een Engelse en Hollandse vloot richting Kopenhagen. In de buurt van Kopenhagen sloten de<br />
Denen en de Russen zich bij deze vloot aan. De Tsaar wilde dat jaar samen met de Denen een<br />
landing op Skåne ondernemen. Door onderling wantrouwen tussen de Tsaar, Frederick IV en<br />
George I bleef deze landing vooralsnog uit. Terwijl de Hollandse vloot de koopvaarders weer<br />
80
naar huis bracht, zette de <strong>Russisch</strong>e vloot koers naar Reval. Tijdens de terugreis kreeg<br />
kapitein-commandeur Scheltinga een beroerte.<br />
Gedur<strong>ende</strong> de winter kampte Scheltinga met de fysieke gevolgen van de beroerte. In<br />
april was hij weer in staat om te werken. In 1717 had de Tsaar het plan gevat om een landing<br />
op Gotland te nemen. Gotland lag centraal in de Oostzee en vormde de sleutel tot de<br />
heerschappij over het Balticum. Op 13 juli voeren de kapiteins-commandeur Scheltinga en<br />
Sivers en schout-bij-nacht Paddon in de buurt van Gotland. Na een kleinschalige landing en<br />
een aantal verkenningsmissies keerde de <strong>Russisch</strong>e vloot in september terug naar Reval<br />
zonder dat er zichtbare successen waren geboekt. Waarom Gotland uiteindelijk niet werd<br />
veroverd is niet duidelijk. Misschien dat de aanwezige Zweden teveel een bedreiging<br />
vormden. Daarnaast zal de Zweedse vloot niet ver uit de buurt zijn geweest. Na teruggekeerd<br />
te zijn in St. Petersburg werd Scheltinga gepromoveerd tot schout-bij-nacht van de witte vlag.<br />
Scheltinga kon niet lang genieten van de promotie want in het voorjaar van 1718 overleed de<br />
schout-bij-nacht aan een beroerte.<br />
Door het leven van Wybrandt Scheltinga in het kader van de grote Noordse Oorlog te<br />
bestuderen is een beeld ontstaan over de <strong>Russisch</strong>e vloot. Mijn stelling dat de studie naar<br />
vice-admiraal Cruys een te beperkt beeld geeft over het reilen en zeilen van de vloot blijkt dan<br />
ook juist te zijn. Na het proces van 1713 zou de vice-admiraal geen missies meer op zee<br />
uitvoeren. Om deze reden komen we niets te weten over wat de <strong>Russisch</strong>e vloot nu precies<br />
deed. Concluderend blijkt dat de <strong>Russisch</strong>e vloot –althans de linieschepen- tijdens de grote<br />
Noordse Oorlog niet betrokken was bij grootschalige zeeslagen. Tijdens de zeeslag bij Hangö<br />
speelden de linieschepen geen rol. Als escorte van troepentransporten en handelskonvooien<br />
was de vloot zeer nuttig gebleken. De <strong>Russisch</strong>e linieschepen di<strong>ende</strong>n meer ter afschrikking<br />
van de Zweden dan dat zij triomfeerde in grote zeeslagen. In dat opzicht was de nieuwe vloot<br />
dan ook zeer succesvol. Vanaf 1714 konden de Russen zich vrij bewegen over de Oostzee,<br />
zonder al teveel gevaar te lopen van de Zweden.<br />
De vloot van linieschepen was gebouwd door Nederlanders en werd grot<strong>ende</strong>els<br />
bemand door Nederlanders. In 1697 eindigde de 9-jarige oorlog met Frankrijk en kwamen<br />
vele <strong>Nederlands</strong>e marineofficieren zonder werk te zitten. Om deze reden zochten zij hun heil<br />
op de <strong>Russisch</strong>e marine. Door de creatie van een grote <strong>Russisch</strong>e vloot was de Tsaar<br />
uiteindelijk in staat om een groot gedeelte van de kusten rond de Oostzee te bezitten. De<br />
dreiging die uitging van de nieuwe <strong>Russisch</strong>e linieschepen bleek genoeg om de Zweedse vloot<br />
uit de buurt te houden van de nieuwe <strong>Russisch</strong>e bezittingen.<br />
81
Bronnen<br />
<strong>Russisch</strong> Staatsarchief van de Marine (RGVAMF)<br />
Fond 176: Kanselarij van de Admiraliteit 1697-1728<br />
Fond 223: Handschriften van Peter de Grote en andere documenten,<br />
overgedragen door de Admiraliteitsraad (collectie).<br />
Fond 233: Kanselarij van generaal-admiraal Apraxin<br />
Fond 234: Kanselarij van vice-admiraal Cornelis Cruys (1698-1727)<br />
<strong>Russisch</strong> Staatsarchief voor Oude Akten (RGADA)<br />
Fond 329: Brieven 1698-1705.<br />
Fond 50: Brieven van Johannes van der Burgh.<br />
Fond 50: Brieven van kapitein-commandeur Scheltinga.<br />
Rijksarchief Den Haag (ARA)<br />
Liassen Rusland: toegang 1.01.04<br />
Brieven van De Bie: Ordinaris: inventaris 7367<br />
inventaris 7368<br />
Secreet: inventaris 7397<br />
Resolutie van de Staten Generaal: toegang 1.01.03. inventaris 770. 1716<br />
Resolutie van de Staten van Holland: toegang 3.01.04.01. inventaris 5152. 1719<br />
Bronnenpublicaties<br />
• Materiali dlja istoria Roeskavo flota Sankt Pieterboerg v tipografija morskavo<br />
ministerstva, v glavnom admiraltejst I-III (Sint Petersburg 1865/1866). [Bronnen<br />
behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I-III, ministerie van maritieme zaken<br />
(St. Petersburg 1865/1866).]<br />
• A.J. Veenendaal, De Briefwisseling van Anthonie Heinsius 1702-1720 Deel II: 1703, Deel<br />
XV: 1 mei 1713-30 april 1714 Rijksgeschiedkundige Publicatiën (RGP) (Den Haag<br />
1996).<br />
• Manuscripten gepubliceerd in:<br />
Bridge, C.A.G. ed., History of the Russian Fleet during the reign of Peter the Great by a<br />
contemporary Englishman (1724) (London 1899).<br />
82
Geraadpleegde literatuur<br />
• Amburger, E., Die Anwerbung auländischer Fachkräfte für die Wirtschaft Rußlands vom<br />
15. Bis ins 19. Jahrhundert (Wiesbaden 1968).<br />
• Anderson, R.C., Naval Wars in the Baltic during the Sailing-Ship epoch 1522-1850<br />
(London 1910).<br />
• Bles, H., Boven, G. ed., Een Maritieme droom. Tsaar Peter de Grote en de <strong>Russisch</strong>e<br />
Marine (Amsterdam 1997).<br />
• Burkin V., ‘Van schout-bij-nacht tot admiraal van de rode vlag. Zes generaties maritieme<br />
dynastie Scheltinga’ in; Morskoi gazeta (29 juni 1996). [Burkin V., Ot sjaitbenachta do<br />
krasnovo admirala, sjest pokoleniej morskoi dinastii Sheltingov in; Morskoi gazeta (29<br />
juni 1996).]<br />
• Büchler, H., ‘Admiral Cornelis Cruys und der niederländische Beitrag beim Aufbau der<br />
<strong>Russisch</strong>en Flotte unter Peter I ’, Marineblad 85 (1975).<br />
• Bruijn, J.R., De Admiraliteit van Amsterdam in Rustige Jaren 1713-1715 (Amsterdam<br />
1970).<br />
• Clarke, G.S., Russia’s sea-power past and present or the rise of the Russian Navy<br />
(London 1898).<br />
• Deder, G.J. ed., Tagebuch Peters des Grossen vom jahre 1689 bis zum schlusse dese<br />
Neustadter friedens (Berlin 1773).<br />
• Haan Hettema, De., Van Halmael, Stamboom van den Frieschen, vroegeren en lateren<br />
adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der<br />
onderscheidenen geslachten opgemaakt II (Leeuwarden 1848).<br />
• Hatton, Diplomatic relations between Great Britain and the Dutch Republic 1714-21<br />
(London 1950).<br />
• Horstmeier, C., Van Koningsbrugge, H. ed., Around Peter the Great, three centuries of<br />
Russian-Dutch relations (Groningen 1997).<br />
• Hosmar, J., ‘Cornelis Cruys bouwde <strong>Russisch</strong>e vloot op. Amsterdammer in dienst van<br />
Tsaar Peter de Grote’, Ons Amsterdam 26/9 (1974) 258-263.<br />
• Hughes, L., Russia in the age of Peter the Great (London 1998).<br />
• Jonge, de J.C., Geschiedenis van het <strong>Nederlands</strong>che Zeewezen III, IV (Haarlem 1860).<br />
• Koningsbrugge van, J.S.A.M., Eén tegen allen, allen tegen één? (Groningen<br />
2001).(Onderdeel van nog niet gepubliceerd werk)<br />
• Koningsbrugge van, J.S.A.M., Of diplomats, merchants and regents; Dutch-Baltic<br />
relations in the periode 1697-1709 in: Braat, J., ed., Russians and Dutchmen (Groningen<br />
1993) 136-159.<br />
• Krotov, P.A., De slag bij Hangö in 1714 (St. Petersburg 1996). [Krotov, P.A.,<br />
Gangoetskaja batalja 1714 Goda (Sint Petersburg 1996).]<br />
• Massie, R., Peter de Grote en het ontstaan van het moderne 1672-1725 (Amsterdam<br />
1985).<br />
• Mazur, T.P, Nautische Dynastie Scheltinga in dienst van Rusland (St. Petersburg 2000).<br />
[Mazur, T.P., Morskaja dinastija Sheltingov na sloesjby Rossi (St. Petersburg 2000).]<br />
• Ministerie van maritieme zaken ed., Morskoi Spisok I (St. Petersburg 1885). [Obedij<br />
morskoi spisok, I (Sint Petersburg 1885) Petsjatano pa rasporjazjenijoe morskavo,<br />
ministerstva tipografija V. Demakova.]<br />
• Neuman, F.C., ‘Cornelis Cruys’, Ons Amsterdam (1951).<br />
• G.H. Müller, Bering’s voyages. The Reports from Russia (Fairbanks 1985).<br />
• Phillips, E. J. The founding of Russia’s Navy. Peter the Great and the Azov Fleet 1688-<br />
1714 (Westport 1995).<br />
83
• Scheltema, J., Peter de Groote, keizer van Rusland, in Holland en te Zaandam, in 1697 en<br />
1717 (’s Gravenhage 1814).<br />
• Scheltema, J., Rusland en de Nederlanden beschouwd in derzelver Wederkeerige<br />
Betrekkingen I, II (’s Gravenhage 1817).<br />
• Schutte, O., Repertorium der buitenlandse vertegenwoordigers resider<strong>ende</strong> in Nederland<br />
1584-1810 (’s Gravenhage 1983).<br />
• Stählin, J., Originalanecdoten von Peter dem Großen. Auß dem Munde angesehener<br />
Personen zu Moskau und Petersurg vernommen, und der vergessenheit entrinnen (Leipzig<br />
1988)<br />
• Steinmetz, C., ‘<strong>Nederlands</strong>e admiraal bouwt <strong>Russisch</strong>e vloot’, Historia Vol. 13 (1948)<br />
235-238.<br />
• Vries Stavland, H. de, <strong>Nederlands</strong>e zeeman Cornelis Cruys admiraal van Tsaar Peter de<br />
Grote, Spiegel der Zeilvaart 9 (1977) 42-44.<br />
• Waegemans, W. ed., Russia and the Low Countries in the Eighteenth Century (Groningen<br />
1998).<br />
• Wijnaendts van Resandt, W., Geschiedenis en genealogie van het geslacht Van Scheltinga<br />
van 1530-1939 (Arnhem 1939).<br />
• Wittram, R., Peter I, Czar und Kaiser. 2 dln (Göttingen 1964).<br />
‘Amsterdamse Admiraal Cornelis Cruys bouwde <strong>Russisch</strong>e vloot vanaf de kiel op, zijn<br />
nazaten breidden deze uit’, Marineblad 85 (1975).<br />
• Woodward, D., The Russians at Sea (London 1965).<br />
• Uhlenbeck, C.D, Verslagen aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland ten<br />
bate der <strong>Nederlands</strong>che geschiedenis (’s Gravenhage 1891).<br />
• Zuiden, D.S., Bijdrage tot de kennis van de Hollandsch-<strong>Russisch</strong>e relaties in de 16 e -18 e<br />
eeuw (Amsterdam 1911).<br />
84
Personenindex<br />
A<br />
Alexej, Tsarevitsj, 68<br />
Anckerstierna, 6, 25.<br />
Anderson, R.C., 5; 6; 7; 16; 17; 45; 46; 55; 56; 57;<br />
60; 61; 67; 68<br />
Apraksin, Feodor, 7; 8; 9; 10; 11; 12; 13; 14; 15;<br />
16; 17; 18; 19; 20; 22; 29; 31; 35; 37; 39; 40; 42;<br />
43; 44; 45; 46; 47; 49; 50; 51; 52; 53; 54; 55; 56;<br />
57; 59; 60; 61; 62; 63; 64; 65; 66; 67; 68; 70; 72;<br />
73<br />
Armitage, Sam, 67<br />
B<br />
Bagh, 9<br />
Bankart, 30<br />
Bens, Pieter, 58; 69<br />
Bering, Vitus Jonassen 5; 36; 37; 38; 40; 44; 69<br />
Bezemacker, Pieter, 9; 26; 29; 30; 31; 32; 34; 38;<br />
44; 59<br />
Bie, de, Jacob; 3; 13; 18; 19; 39; 40; 41; 42; 45; 48;<br />
49; 50; 56; 63; 66; 68; 72; 73<br />
Blarij, Jan, 29; 30; 31; 32; 33; 34; 35; 38; 44<br />
Block, 56; 61; 62<br />
Bok, 28; 30<br />
Bozzis, de, Ivan; 14; 15; 16; 17; 18; 19; 28; 29; 30;<br />
33; 34; 35; 36; 38; 39; 41; 71<br />
Bredaal, Pieter, 9; 31; 32; 33; 34; 43; 44; 45; 46;<br />
51; 52; 53; 54; 56<br />
Bridge, Cyprian, A. G., 3; 5; 6; 7; 11; 13; 14; 16;<br />
17; 18; 19; 45; 46; 53; 56; 57; 62; 65; 66; 67; 68<br />
Burgh, van der, Dirk, 49<br />
Burgh, van der, Johannes, 3; 49; 50; 52; 53; 54; 55;<br />
73<br />
C<br />
Colyer, de, Jacob, 50<br />
Croonenburg, 36; 37; 38; 40; 44<br />
Cruys, Cornelis, 1; 2; 3; 7; 8; 9; 10; 11; 12; 13; 14;<br />
15; 16; 17; 18; 19; 20; 21; 22; 23; 24; 25; 26; 27;<br />
28; 29; 30; 31; 32; 34; 35; 36; 37; 38; 39; 40; 42;<br />
48; 54; 56; 59; 60; 63; 65; 66; 67; 70; 71; 72; 74<br />
D<br />
Deane, John, 3; 65<br />
Degruijter, Joost, 2; 12; 22; 23; 25; 27; 32; 33; 37;<br />
38; 40<br />
Devier, Anton, 54; 59<br />
Dolgoruki, 47<br />
E<br />
Edwards, Benjamin, 12; 21; 22; 23; 25; 27; 29; 30;<br />
31; 32; 33; 34; 35; 37; 38; 44<br />
Eeckhof, Jakob, 26; 51; 65<br />
Ehrenskiöld, Augustin, 46; 47<br />
F<br />
Flaming, Pieter, 9; 34<br />
Frederick Augustus, 60<br />
Frederick IV, 42; 55; 61; 74<br />
Frederick van Zweden, 69<br />
Frederick Willem I, 62<br />
Frobus, Dorethea, 5<br />
Fumkov, 42; 43<br />
G<br />
Gent, van, Willem, 20; 23; 26; 28; 31; 32; 33; 34;<br />
37; 44; 58; 67<br />
George I, 52; 56; 50; 61; 74<br />
Golovin, 2; 7; 49; 50; 53; 53; 54; 55<br />
Gordon, Thomas, 67; 68<br />
Gosselaar, Martin, 21; 22; 26<br />
Grave, Hendrik, 55; 57<br />
Gries, 31; 32; 34<br />
Gun, van der, 58<br />
Gyldenløve, 55; 57; 58; 59; 60<br />
H<br />
Harbo, Peter, 9; 34<br />
Hauk, Christoffel, 29; 32; 33; 34; 35<br />
Hay, William, 9<br />
Heinsius, Anthonie,19<br />
Helma, 9<br />
Hooft, 't, Lodewijk, 53; 54; 56<br />
Hooft, van, 65; 66<br />
Jermolij, 33; 34<br />
Jonge, de, J.C., 57; 60<br />
J<br />
K<br />
Kalenburg, 30<br />
Kramer, Fokke 32<br />
Karel XII, 1; 7; 10; 50; 55; 56; 60; 68; 70; 73<br />
Koningsbrugge, van, J.S.A.M., 61<br />
Koerakin, 48; 49; 54<br />
Larsenius, 20; 28<br />
Luitjens, Aefcke 4<br />
Lillie, 17; 18; 21; 45; 46<br />
Lybecker, George, 7; 16<br />
L<br />
M<br />
Meijer, 31; 32; 34<br />
Mensjikov, Alexander, 6; 34; 40; 59; 60 ; 62; 63;<br />
68<br />
Mishecoft, Zacharia, 40<br />
Müller, Gerhard Friedrich, 69<br />
85
Munster Jordens, C. .A., 4<br />
N<br />
Nebel, 58<br />
Nelson, Beyton, 37; 38, 40<br />
Norris, John Sir, 56; 57; 58; 59; 60; 62; 69<br />
Nummers, Von, 5; 6<br />
P<br />
Paddon, George, 3; 63; 64; 65; 66; 67; 68; 74<br />
Peter de Grote, 1; 2; 3; 5; 6; 7; 9; 10; 11; 12; 13; 14;<br />
16; 17; 18; 19; 20; 22; 36; 37; 40; 42; 45; 46; 47;<br />
48; 49; 50; 51; 53; 54; 55; 56; 57; 58; 59; 60; 61;<br />
62; 63; 64; 66; 67; 68; 69; 70; 71; 72; 73; 74<br />
Preis, 50; 73<br />
R<br />
Raab, Karl, 17; 18<br />
Ram, 23; 25; 37<br />
Rees, Abraham, 2; 9; 16; 17; 20; 21; 22; 23; 24; 26;<br />
27; 36; 37; 38; 39; 40; 42; 72<br />
Reez, Jan, van, 8<br />
Rigo, 23; 24; 37<br />
Ruyter, de, Michiel, 25; 30<br />
S<br />
Saunders, 68<br />
Scheltinga, Saeck, 4<br />
Schelling, Hans Jurgen, 31; 32; 34<br />
Scheltema, Jacobus, 1; 3; 4; 5; 54; 68<br />
Scheltinga, Alexander, 5; 69<br />
Scheltinga, Aucke 4<br />
Scheltinga, Eco, 4<br />
Scheltinga, Gerlacus 4<br />
Scheltinga, Griethje, 4<br />
Scheltinga, Joeri Vladimir, 5, 69<br />
Scheltinga, Johanna Wilhelmina, 4<br />
Scheltinga, Peter, 5; 69<br />
Scheltinga, Taecke Wijbes/Wybes, 4<br />
Scheltinga, Wybe Tacke, 1; 4<br />
Scheltinga, Wybrandt, 1; 2; 3; 4; 5; 7; 8; 9; 10; 11;<br />
12; 13; 14; 15; 16; 17; 18; 20; 21; 22; 23; 24; 25;<br />
26; 27; 28; 29; 30; 31; 33; 34; 36; 37; 38; 39; 40;<br />
42; 43; 44; 45; 46; 47; 48; 49; 50; 51; 52; 53; 54;<br />
56; 57; 58; 59; 60; 61; 62; 63; 64; 65; 66; 67; 68;<br />
69; 70; 71; 72; 73; 74<br />
Schoon, 15; 21; 23; 25; 27; 28; 37<br />
Schoonwijk, 9<br />
Sinavin, Ivan, 21; 29; 30; 31; 32; 33; 34; 55; 56; 57<br />
Sinavin, Naom, 21; 23; 37; 38; 51; 52; 55; 56; 58;<br />
62<br />
Sivers, Peter, 9; 21; 37; 38; 40; 45; 46; 49; 56; 57;<br />
59; 60; 62; 63; 64; 65; 68; 72; 74<br />
Sjafirov, 49; 50; 73<br />
Sjeremetev, 10; 60<br />
Smiths, 9<br />
Solovjev, Osip, 50; 51<br />
T<br />
Tjornisjef, 64; 65; 66<br />
Tollboechin, 16<br />
Tormosoff, 44<br />
Traan, Theunis, 9; 33; 60<br />
Trezel, Peter, 48<br />
Tromp, 30<br />
Turnhoudt, Willem, 31; 32; 33; 34; 35<br />
W<br />
Walrond, John, 30; 33<br />
Wattrang, 46; 47; 73<br />
Wessel, Hendrik, 21; 22; 23; 25; 27; 30; 33; 34; 37;<br />
44<br />
Zacharia, 40<br />
Zotov, Conon, 40<br />
Z<br />
86
Geografie<br />
De vele Nederlanders die naar Rusland kwamen ver-nederlandsten de plaatsnamen. Om deze<br />
reden was het niet altijd duidelijk welke plaatsen in de bronnen bedoeld werden. Met behulp<br />
van; Blaeu, De grote Atlas van de Wereld in de 17 e eeuw was het mogelijk een groot deel van<br />
de plaatsnamen te achterhalen.<br />
De Kaarten in deze bijlage zijn vervaardigd met behulp van;<br />
• Goss, J., Clark, P. ed., Blaeu De Grote Atlas van de Wereld in de 17 e eeuw (Londen<br />
1990).<br />
• Howse, D., Sanderson, M., The Sea charts. A Historical Survey based on the Collections<br />
in the National Maritime Museum (Newton Abbot 1973).<br />
• The Times Concise Atlas of The World (London 2000).<br />
87
Plaats Kaart<br />
Ålands eilanden I<br />
Borgholm I<br />
Bornholm I<br />
Botnische golf I<br />
Biorko II<br />
Biorkische eilanden II<br />
Dageroord III<br />
Finland I<br />
Finse golf I, II<br />
Finse Scharen III<br />
Flekkefjord I<br />
Fredrikstad I<br />
Gdansk I<br />
Golf van Riga I<br />
Gotland I, IV<br />
Groningen I<br />
Hapfal III<br />
Hangö I<br />
Harriwalda II<br />
Helsingfors I<br />
Hoogland I<br />
Kock III<br />
Kopenhagen I<br />
Kotlin II<br />
Krasna Gorka II<br />
Ladoga meer I<br />
Nargen III<br />
Narva I<br />
Noordzee I<br />
Noorwegen I<br />
Odensholm III<br />
Oostzee I<br />
Ostergarden IV<br />
Oslo I<br />
Reval I, III<br />
Riga I<br />
Rügen I<br />
Rusland I<br />
Sakiervi I<br />
Sieskaeri/ Zeeskar I<br />
Sint Petersburg I, II<br />
Skagerrak I<br />
Skåne I<br />
Slitehamn IV<br />
Stockholm I<br />
Viborg I<br />
Wekelax/ Waggeloe I<br />
Wrangen III<br />
Ystad I<br />
Zweden I<br />
88
Kaart I: Het Balticum<br />
89
Kaart II: De Finse Golf<br />
90
Kaart III: Reval<br />
91
Kaart IV: Gotland<br />
92
Bijlagen<br />
I. Scheepstypen 409<br />
• Barbaarschip. Twee dekken, drie masten voorzien van vierkante zeilen op de voorste en<br />
middenste mast, en een latijns (driehoekig) zeil op de bazaanse achtermast. Afmetingen:<br />
lengte 105-124 voet (1 voet is ongeveer 30 cm), breedte 24-32 voet. Bewapening: 36-52<br />
stukken geschut.<br />
• Bark. Galei type Twee masten met vierkante zeilen of drie masten met latijnse zeilen,10—<br />
12 paar roeiriemen. Afmetingen: lengte 115-125 voet, breedte 21 voet, diepgang 7 voet.<br />
Bewapening: 6-58 stukken geschut gewoonlijk verdeeld als 2 zesponders, 18 vierponders<br />
en 6 kleine kanonnen. Capaciteit: 100 zeilers en 100 soldaten.<br />
• Bombardeer/Bom schip. Twee masten, één midscheeps en één op het achterdek.<br />
Afmetingen: lengte 75,5-85 voet, breedte 19-27 voet, diepgang 6-9,5 voet. Bewapening:<br />
2-3 mortieren en 14 kanonnen.<br />
• Brigantijn. Type galei. Twee masten met vierkante zeilen op de voormast en een latijns<br />
zeil op de grootmast. 8-16 paar roeispanen. Afmetingen: lengte 45,5-52,5 voet, breedte<br />
14-15,5 voet, diepgang 5-6 voet.<br />
• Budaar. Klein schip met 1 mast en een steile scherpe boeg.<br />
• Busa. Schip met een scherpe neus en een ronde bodem. De steile zijkanten zijn<br />
opgebouwd uit overlapp<strong>ende</strong> planken. Uitgerust met een enkel zeil en zeewaardig.<br />
• Kog. Klein wendbaar schip van het Hollandse type.<br />
• Brander. Een schip gevuld met brandstof en explosieve materialen, bedoeld om de<br />
vijandelijke schepen te rammen en in brand te steken.<br />
• Fluit. Hollandse driemaster, gebruikt als vrachtschip, met 4-6 stukken geschut.<br />
• Fregat. Snel oorlogsschip met drie masten. Afmetingen: lengte 98.5-131 voet, breedte<br />
29,5-37,5 voet, diepgang 9,5-14,5 voet. Bewapening: 28-32 stukken geschut.<br />
• Galei. Roeischip. De Baltische galeien hadden 24-36 paar roeiriemen en twee masten met<br />
driehoekige zeilen. Een varierend aantal stukken geschut (draaikanonnen, en kleine<br />
gewone kanonnen). Afmetingen: lengte 114.5-131 voet, breedte 13-22 voet, diepgang 3,5<br />
voet.<br />
• Galjoot. Platbodem met twee masten van het Hollandse type. Geschikt voor ondiep<br />
vaarwater.<br />
• Linieschip. Oorlogsschip met twee of drie dekken. Afmetingen: lengte 131-180,5 voet,<br />
breedte 38-49 voet, diepgang 15-20 voet. Bewapening: 40-100 stukken geschut<br />
• Lodja/ Lotkey. Twee of driemaster, gewoonlijk bewapend met een stormram en<br />
katapulten. Gebruikt voor rivier en kusttransporten. Afmetingen: lengte 95 voet, breedte<br />
16-19 voet. Geschikt voor 50-60 man.<br />
• Mast-lichter. Een gespecialiseerd schip om masten te heisen en schepen te kantelen.<br />
• Nasad. Platbodem met zeilen en roeiers.<br />
• Pink. Oorlogsschip met drie masten en latijnse zeilen.<br />
• Praam. Platbodem, gebruikt om forten langs de kust te bombarderen en verongelukte<br />
schepen te bergen.<br />
• Shkut. Vrachtschip, twee masten met grote latijnse zeilen<br />
409 Bron: Edward, J. Phillips, The founding of Russia’s navy. Peter the Great and the Azov Fleet, 1688-1714<br />
(Londen 1995) Glossary of ship types.<br />
93
• Skampavie. Type galei. Een of twee masten met latijnse zeilen en 12-18 paar roeiriemen.<br />
Afmetingen: lengte 59 voet. Bewapening: 3-12 ponds kanonnen. Geschikt voor 150<br />
roeiers en soldaten.<br />
• Smak. Vrachtschip, twee masten met latijnse zeilen.<br />
• Snauw. Twee of drie masten met vierkante zeilen, gebruikte voor vervoer en<br />
verkenningsmissies. Afmetingen: lengte 72-92 voet, breedte 18,5-25,5 voet, diepgang 8-<br />
10 voet. Bewapening: 14-18 kanonnen van licht kaliber.<br />
• Strug. Platbodem, zonder dek. Rivierschip met 6-20 roeiers, vervaardigt uit een uitgeholde<br />
boomstam. De uiteinden lopen puntig toe. Een roeispaan dient als roer. Afmetingen:<br />
lengte 31,5-96 voet, breedte 6,5-9,5 voet, diepgang 3 voet. Bewapening: 2-4 lichte<br />
kanonnen. Geschikt voor 60-80 man.<br />
• Tjalk. Kleine eenmaster, gebruikt als vrachtschip.<br />
• Jacht. Klein, zwaar bewapend oorlogschip vaak gebruikt om te patrouilleren.<br />
De namen van de officieren op de <strong>Russisch</strong>e vloot zijn in de bronnen steeds op verschill<strong>ende</strong><br />
manieren gespeld. Waarschijnlijk vanwege de vele nationaliteiten van de officieren. Ik heb<br />
geprobeerd zoveel mogelijk consequent te zijn in de spelling. Soms was het echter niet<br />
mogelijk te achterhalen wat de juiste spelling was en welke officier bedoeld werd.<br />
94
II. No. 287; Rospis van schepen voor de campagne in 1710, bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de<br />
<strong>Russisch</strong>e vloot I, Ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 197-199.<br />
Schip Officieren<br />
De Domme Kracht Kapitein Willemovski<br />
De Olifant Kapitein Blarij<br />
Vice-admiraal<br />
Het nieuwe bombardeerschip Kapitein Simson<br />
De Ivan-Gorod Kapitein Walrond<br />
De Narva Kapitein Scheltinga<br />
De Michael Archangel Kapitein Bezemacker<br />
De Kroonslot Kapitein Wessel<br />
De Sleutelburg Commandeur Ram<br />
De Petersburg Kapitein luitenant Hauk<br />
Snauwen<br />
De Lizette Commandeur Helma<br />
De Feniks Kapitein Harbo<br />
De Sint Jakim Kapitein luitenant Papagaai<br />
De Degas Luitenant Luizen<br />
- Luitenant Falkenburg<br />
- Luitenant Swers Valk<br />
Branders<br />
De Lefame Luitenant Kurutesen<br />
De Dorpat Luitenant Joeri Groen<br />
De Triomf Luitenant Isaac Ros<br />
De Vlam Luitenant Pieter Vlaming<br />
De Krokodil Luitenant Hendrik Hopenaar<br />
De Bever Stuurman Greving<br />
De Egel Stuurman Simensen<br />
20 Brigantijnen<br />
Transporten<br />
De Patriarch Stuurman Uitermelis<br />
De Welkom Stuurman Hendriksen<br />
De Geldzak Schipper Cornelis<br />
De Zout-drager Schipper Petersen<br />
De Ik-heb-het-best Schipper Brunswijk<br />
De Lustig Schipper Klaasen<br />
Smakken<br />
De Sjaas Schipper Deriksen<br />
De Korenschuur Schipper Grasnoj<br />
De Onega Schipper Bakker<br />
De Goudstuk Schipper Courtien<br />
De Last-drager Bootsmansmaat Zuiderberg<br />
Galjoten<br />
De Jonkvrouw Maria Schipper Tjibbe Melis<br />
De Aleksander Bootsman Pietersen<br />
Achterblijv<strong>ende</strong> Snauwen Luitenant Kramer<br />
8 Skhutten Matrozen<br />
De loods Galjoot Bootsman Joerjanson<br />
De koerier Galjoot Matroos Halmar<br />
De postboot Bootsman Pietersen<br />
De Sint Pieter Matroos Bomstein<br />
De Joenos Bootsmansmaat Jan Bruin<br />
De Propok Daniel Matroos Albertsen<br />
95
III. No. 305; Lijst van schepen en hun commander<strong>ende</strong> officieren die op 1 mei 1710 van Kroonslot naar Viborg<br />
zullen zeilen bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, Ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 212.<br />
De Krokodil<br />
(Hopenaar)<br />
Michael<br />
Archangel<br />
(Bezemacker)<br />
De Narva<br />
(Scheltinga)<br />
De Olifant<br />
(vice-admiraal)<br />
Bombardeerder<br />
(Simson)<br />
De Ivan Gorod<br />
(Walrond)<br />
De Vlam<br />
(Flaming)<br />
De Sleutelburg<br />
(Ram)<br />
De Welkom<br />
(Joost<br />
Hendriksen)<br />
De Patriarch<br />
(Hans<br />
Uitermeler)<br />
De Dommekracht<br />
(Willemovski)<br />
De Peterburg<br />
(Hauk)<br />
De Lustig<br />
(Pieter Klaasen)<br />
De Sjaas<br />
(Michael<br />
Dirksen)<br />
De Jonkvrouw<br />
Maria<br />
De Ik-heb-hetbest<br />
(Pieter<br />
Brunswijk)<br />
De Last drager<br />
(Hans<br />
Sonderburg)<br />
De Zoutdrager<br />
(Kasper Pieters)<br />
De Anna<br />
(Laurens Mooi)<br />
De Onega<br />
(Hans Bakker)<br />
De Geldzak<br />
(Bartel Kornelis)<br />
De Kroonslot<br />
(Wessel)<br />
De Egel<br />
(Martijn Simons)<br />
De Roza<br />
(Falkenburg)<br />
De Goud-smak<br />
(Koert Koertsen)<br />
De Bever<br />
(Jan Greving)<br />
De Adelaar<br />
(Foke Kramer)<br />
De Degas<br />
(Dozijn)<br />
De Feniks<br />
(Harbo)<br />
De Lizette<br />
(Schout-bijnacht)<br />
De Moncoeur<br />
(Fedos Skljajev<br />
De Jakil<br />
(Papagaai)<br />
Blijft over<br />
(Falk)<br />
De Vaam<br />
(Court Jensen)<br />
Avizo-Tartana<br />
De Tartana<br />
(Pieter Seki)<br />
De Dorpat<br />
(Bok)<br />
De Triomf<br />
(Roos)<br />
De brigantijnen vielen onder commando van Ivan Sinavin en Ipat Moechanov. De rangschikking van de schepen<br />
in de bovenstaande tabel duidt op het varen in een bepaalde linie.<br />
IV. RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Schepen en bemanning van de zwarte zeevloot in 1711 (..)252-268.<br />
Schepen met stukken geschut Officieren Hoofdofficieren<br />
De Schorpioen 60 Kapitein Scheltinga Generaal admiraal<br />
De Schildpad 48 Kapitein Van Gent Vice-admiraal<br />
De Slap<strong>ende</strong> Leeuw 70 Kapitein Simson<br />
De Winkelhaak 48 Kapitein Bezemacker<br />
De bloem des oorlogs 60 Kapitein Edwards<br />
De Dolfijn 48 Kapitein Wessel<br />
Snauw 14 Commandeur Ram<br />
Snauw 14 Commandeur Blarij<br />
Snauw 8 Kapitein luitenant Bering<br />
Jacht 6 Luitenant Gries<br />
96
(255) Verdeling van zijne keizerlijke majesteit zeemacht als mede de officieren en mindermanschap daar op<br />
bescheiden in den jaar 1711<br />
(268)Verdeling der vloot officieren en proviand.<br />
Kapiteins Scheepen Duitse<br />
manschap<br />
Admiraal<br />
Kapitein Wybrandt Scheltinga<br />
Kapitein luitenant Mathijs Falkenburg<br />
Luitenant Adriaan van der Hoeven<br />
Luitenant Juriaan Groen<br />
Luitenant Christoffel Dozijn<br />
Luitenant Bastiaan van Doorn<br />
Stuurman Jan Roodenburg<br />
Stuurman Hans Toortsen<br />
Schipper Jan Christiaansen<br />
Chirurgijn Elias Mijoe<br />
Bootsman Juriaan Bruijn<br />
Bootsman Jan Lourensen<br />
Bootsman Andries Otwinkel<br />
Konstapel Cornelis Hansen<br />
Konstapelsmaat Thomas Jadelaar<br />
Bootsmansmaat Roelof Westman<br />
Bootsmansmaat Claas Koertsen<br />
Bootsmansmaat Pieter Bloem<br />
Jonge matroos Lourens jansen Bruijn<br />
Matroos uit Narva Jan Lovin<br />
<strong>Russisch</strong>e<br />
bootsmansm<br />
aats<br />
kwartier-<br />
Meesters en<br />
matrozen<br />
Poeskaren Plotnikken<br />
en kalfaters<br />
Officieren<br />
onderofficieren<br />
en<br />
gemene<br />
soldaten<br />
Loodsen Ontbreekt Totaal<br />
Scheltinga Schorpioen 20 58 12 4 117 2 37 250<br />
Van Gent Schildpad 24 60 12 4 121 2 27 250<br />
Simson Slap<strong>ende</strong><br />
Leeuw<br />
14 57 12 4 117 2 44 250<br />
Bezemacker Winkelhaak 12 44 12 4 118 2 58 250<br />
Edwards Bloem des<br />
oorlogs<br />
14 55 12 4 118 2 45 250<br />
Wessel Dolfijn 14 45 12 4 117 2 56 250<br />
Ram Eerste Snauw 7 20 3 2 46 1 .. 79<br />
Blarij Tweede<br />
Snauw<br />
9 20 3 2 46 1 .. 81<br />
Bering Kleine snauw 5 20 2 2 24 1 .. 54<br />
119 379 80 30 824 15 267 1714<br />
97
V. RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; lijsten der oorlogs vloot zo deze campagne tegen den Turk staat te<br />
ageren (..) 208.<br />
Schepen en het aantal stukken geschut Manschappen<br />
De Eijkeboom 70 650<br />
De Slap<strong>ende</strong> Leeuw 70 650<br />
De Schorpioen 60 550<br />
De Oorlogsbloem 60 550<br />
De Schildpad 60 550<br />
De Soelits 60 550<br />
De Degen 50 450<br />
De Predestinatie 50 450<br />
De Twaalf 50 450<br />
De Een Nieuw 48 430<br />
De Een Ditio 48 430<br />
De Winkelhaak 48 430<br />
De Dolfijn 48 430<br />
De Neijt 48 430<br />
De Klok 44 350<br />
4 Fregatten van 30-36 900<br />
3 Snauwen van 12 a 16 160<br />
4 Branders 120<br />
3 bombardeerschepen 12 mortieren 180<br />
3 galeien 350<br />
100 Kazakse vaartuigen 10000<br />
Totaal 20060<br />
98
VI. RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 11; Op Approbatie van zijn Hoog Grafelijke Excellentie de Heer Groot<br />
Admiraal Gen vermeend den vice-admiraal de volg<strong>ende</strong> officieren en mindere manschap vooreerst nodig te<br />
hebben tot St. Pietersburg (..)107-108.<br />
Trojetsko en Zerkaskie Taganrog Woronezj<br />
Kapiteins;<br />
Pieter Bezemacker<br />
Hendrik Wessel<br />
Commandeurs;<br />
Jan Blarij<br />
Jacob Ram<br />
Luitenants;<br />
Jan van Dijk<br />
Coert Jensen<br />
Gregori Renard<br />
Marcus van den Berg<br />
Daniel Sweertman<br />
Bootsman;<br />
Jacob Jansen<br />
Schippers;<br />
Laurens Mooi<br />
Matthijs Pietersen<br />
Gabriel Jonassen<br />
Chirurgijn;<br />
Christoffel Schetkie<br />
Meesterkoperslager;<br />
Gerrit Marsman<br />
Kapiteins;<br />
Wybrandt Scheltinga<br />
Benjamin Edwards<br />
Willem van Gent<br />
Joost Degruijter<br />
Kapiteins luitenant;<br />
Theunis Traan<br />
Matthijs Falkenburg<br />
Fokke Kramer<br />
Luitenants;<br />
Marius Gries<br />
Juriaan Groen<br />
Michiel Witstok<br />
Gerard van Paamburg<br />
Liewe Douwes<br />
Christoffel Dozijn<br />
Bastiaan van Doorn<br />
Harmens de Wit<br />
Bootslieden;<br />
Jan Ligtappel<br />
Christiaan Jongbloed<br />
Pieter Holmer<br />
Jan Davidsen<br />
Jan Laurensen<br />
Andries Ariansen<br />
Andries Otwinkel<br />
Stuurlieden;<br />
Jan Rodenburg<br />
Marten Sijmonsen<br />
Marten Janssen<br />
Bootsmansmaats;<br />
Albert Westphalen<br />
Roelof Westman<br />
Pieter Bloem<br />
Pieter Thomassen<br />
Andries Christiaansen<br />
Roelof Roelofsen<br />
Jan Gallee<br />
Arent Bodde<br />
Christiaan Theunissen<br />
Casper Laagman<br />
Marten Martensen<br />
Jan Eriksen Muller<br />
Andries Aakerman<br />
Andries Matthijsen<br />
Chirurgijns:<br />
Elias Miljou<br />
Johan Tielman<br />
Harmond de Roode<br />
Konstapels;<br />
Jan Schattenieus<br />
Bartel Wohlert<br />
Cornelis Hanssen<br />
Thomas Jadelaar<br />
Kapitein luitenant;<br />
Christoffel Hauk<br />
Luitenants;<br />
Carl von Wert<br />
Bootslieden;<br />
Roelof Roelofsen<br />
Sijbrand Juriaanzen<br />
Bootsmansmaats;<br />
Melchert Dinssen<br />
Baltzert Smagrond<br />
Andries Blandouw<br />
Jurgen Nieuman<br />
99
VII. No. 425; Rospis van schepen van de Tsaar voor een missie naar Viborg in april 1712, Bronnen behelz<strong>ende</strong><br />
de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 282.<br />
Schepen Officieren<br />
Bombardeerschip Jan Walrond<br />
De Domme Kracht Pieter Bezemacker<br />
De Standaard Hendrik Wessel<br />
De Samson<br />
Snauwen<br />
Martin Gosselaar<br />
De Lizette Ivan Sinavin<br />
De Moncoeur<br />
Brigantijnen<br />
Jermolij Squerscoff<br />
De Pytoech Wybrandt Scheltinga<br />
De Rys Christoffel Hauk<br />
De Nert Cornelis Heloot<br />
De Koshka Hans Jurgen Schelling<br />
De Vyra Pieter van Re<br />
De Obezjana Hubert de Hunter<br />
De Viktoria Pieter Bredaal<br />
De Aleksandra Pieter Meer<br />
De Sabaka Thomas Blok<br />
De Olen Liewe Douwes<br />
De Selb Koert Lesen<br />
De Sjoeka Simon Schoon<br />
De Bobr Fokke Kramer<br />
De Loebov Isaac Roos<br />
De Baran Jacob Leblang<br />
De Kon Jan Pietersen<br />
De Malenkij Tartar<br />
Boejers<br />
Hermanus de Wat<br />
De Geldzak Schipper Barten Kornelisen<br />
De Zoutdrager<br />
Galjoten<br />
Schipper Kamper Petersen<br />
De Jonkvrouw Maria Schipper Tjibbe Meles<br />
De Mokes Schipper Michel Dikin<br />
De Sint Pieter Schipper Douwe Bonks<br />
De Sint Anna Matis Bometen<br />
Loods galjoot<br />
Kruiers<br />
Pavel Niklai<br />
De Sint Jan Schipper Pieter Klaassen<br />
Kruier uit Olonetz Schipper Pieter Brunswijk<br />
Tweede kuier uit Olonetz Schipper Hendrik Glikes<br />
De Smak Koren Schaar Makar Grjaznoj<br />
DeViborgse Shkut Herman Renke<br />
26 proviandschepen Kapitein Pieter Seki<br />
19 proviandschepen Kapitein luitenant Falk<br />
Sloep De Tsarina<br />
Sloep De Tsaar<br />
Sloep Schout-bij-nacht<br />
Boot Vice-admiraal<br />
100
VIII. C.A.G. Bridge, History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724) (London 1898-9) 19. Het eskader onder bevel van vice-admiraal Cornelis Cruys.<br />
De vloot in 1712<br />
Vlagofficieren Schepen kanon Officieren<br />
Vice-admiraal Cruys De Riga 52 Degruijter<br />
De Wijburgh 52 Bezemacker<br />
De Pernau 52 Edwards<br />
De Samson 40 Blarij<br />
De Standaard 24 Wessel<br />
De Hobet 16 Walrond<br />
De Lesala 14 Sinavin<br />
De Moncoeur 14 Squerscoff<br />
N.B. Kapitein-commandeur Scheltinga en schout-bij-nacht<br />
De Bozzis voerden elk het bevel over een eskader brigantijnen.<br />
IX. RGAVMF Fond 233, inv. 1, zaak 38; lijste der commandeer<strong>ende</strong> officieren present op ’t esquader en<br />
brigantijnen(..) 134.<br />
Manschap op de <strong>Russisch</strong>e Brigantijnen<br />
1: Kapitein-commandeur Wybrandt Scheltinga<br />
Luitenant Jan Pietersen<br />
2: Kapitein Willem van Gent<br />
Luitenant Pieter Flaming<br />
3: Kapitein Willem Turnhoudt<br />
Luitenant Pieter Harbo<br />
4: Commandeur Simon Schoon<br />
5: Kapitein luitenant Fokke Kramer<br />
6: Kapitein luitenant Mathijs Falkenburg<br />
7: Kapitein luitenant David Wolgenhoft<br />
8: Luitenant Hubert de Hulter<br />
9: Luitenant Hans Jurgen Schelling<br />
10.Luitenant Pieter Meijer<br />
11. Luitenant Pieter van Reas<br />
12. Luitenant Pieter Bens<br />
101
X. RGAVMF Fond 223, inv. 1, zaak 18; lijst van schepen en officieren (ingegeven door C. Cruys 2 februari<br />
1713 O.S.) 342-346.<br />
Schepen Bemanning<br />
De Samson Commandeur Jan Blarij Kapitein luitenant<br />
Fokke Kramer<br />
De Pernau Kapitein Benjamin Edwards Kapitein luitenant<br />
Juriaan Falk<br />
De Lizette Kapitein luitenant Ivan Sinevin<br />
De Wijburgh Kapitein Pieter bezemacker Kapitein Luitenant<br />
Jan Papegaaij<br />
Brigantijn Luitenant Pieter Bredaal<br />
Luitenant Marcus Gries<br />
Luitenant Hans Jurgen Schelling<br />
Luitenant Pieter Meijer<br />
De Riga De vice-admiraal<br />
Kapitein Joost de gruyter<br />
Kapiteins luitenant<br />
Christoffel Hauk<br />
Theunis Traan<br />
Brigantijn Kapitein Willem van Gent Luitenant<br />
Pieter Flaming<br />
Brigantijn Kapitein Willem Turnhoudt Luitenant Pieter Harbo<br />
De standaard Kapitein Hendrik Wessel Luitenant Liewe<br />
Douwes<br />
Het Bomschip Kapitein Jan Walrond Luitenant Pieter Bens<br />
De Moncoeur Luitenant Jermoleij Squerscoff<br />
Luitenant<br />
Court Jensen<br />
Luitenant John Deane<br />
<strong>Russisch</strong>e stuurlui<br />
Semen<br />
Schurlofske<br />
Stuurman<br />
Laurens Pietersen.<br />
102
XI. RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 87; brief van Scheltinga aan Apraksin. Tabel van hoedanig de Russe onder<br />
officieren, matroozen en soldaten tot dato deser op de schepen bij kroonslot ligg<strong>ende</strong> verdeeld zijn, idem de<br />
presente, als nog vannooden manschap (30 maart 1714) 40.<br />
schepen<br />
stuurlui<br />
Konstapels<br />
Konstapelsmaats<br />
Bootsmansmaat<br />
Kwartiermeester<br />
Schrijvers<br />
Poeskaren<br />
Kalfaters<br />
Plotnikken<br />
Matrozen 1 e tot 3 e rang<br />
Nieuwe matrozen<br />
Admiraals batailion<br />
Vice-admiraals batailion<br />
Contra-admiraals<br />
batailion<br />
presente manschap<br />
nog van noden zijnde<br />
manschap<br />
St. Catherina 1 1 1 8 3 1 34 2 2 67 39 332 409 91 600<br />
Poltava 1 1 5 5 1 18 2 100 36 84 253 247 500<br />
Riga 1 1 5 5 1 14 2 72 36 95 232 68 300<br />
Victoria 1 1 3 3 1 16 2 95 48 134 303 97 400<br />
Pernauw 1 3 3 1 14 2 55 48 66 193 107 300<br />
St. Antonius 1 3 3 1 12 2 56 48 55 182 118 300<br />
Padua<br />
Randolph 1 3 3 1 13 1 69 36 65 192 108 300<br />
Oxford 1 3 3 11 2 69 48 69 206 94 300<br />
Strafford 1 3 3 11 2 53 34 60 167 113 300<br />
L’Esperance 1 3 3 9 49 36 64 155 125 280<br />
Samson 1 2 3 9 38 40 52 149 71 220<br />
Lansdown 1 2 3 8 1 44 36 58 153 67 220<br />
St. Pieter 1 2 3 8 14 37 28 123 97 220<br />
St. Paul 1 2 3 8 1 44 31 28 118 102 220<br />
Schilder/cooperslagers<br />
an anderen<br />
26 26 26<br />
14 31 2 49 46 7 205 17 2 855 579 398 298 394 2861 1579 44448<br />
XII. No. 839; Gevechtslinie voor het eskader bij Reval (20 juni 1714 O.S.) Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis<br />
van de <strong>Russisch</strong>e vloot I, ministerie van maritieme zaken (St. Petersburg 1865) 514.<br />
Fregatten Commandanten Schepen Commandanten<br />
St. Pieter<br />
De Snauw Natalia<br />
De Samson<br />
De Sint Paul<br />
De Ilja<br />
De Prinses<br />
De Landsdown<br />
De snauw Diana<br />
Kapitein Eekhof<br />
Kapitein luitenant Traan<br />
Kapitein Brandt<br />
Kapitein Bredaal<br />
Kapitein Nilson<br />
Kapitein luitenant Moechanov<br />
Kapitein Hauck<br />
Kapitein Rigo<br />
Voorhoede<br />
Het centrum<br />
De achterhoede<br />
De Gabriël<br />
De Sint Anthonie<br />
De Poltava<br />
De Arondel<br />
De Pernau<br />
De Riga<br />
De Rafael<br />
De Sint Katherina<br />
De Peerel<br />
De Ormonde<br />
De Esperence<br />
De Randolph<br />
De Fortuna<br />
De Leferm<br />
De Oxford<br />
De Viktoria<br />
Kapitein Simson<br />
Kapitein Van Hooft<br />
Kapitein-commandeur<br />
Scheltinga<br />
Kapitein Fitch<br />
Kapitein Bezemacker<br />
Kapitein Kronenburg<br />
Kapitein I. Sinavin<br />
Kapitein Gosselaar<br />
Schout-bij-nacht De Tsaar<br />
Kapitein Vaughn<br />
Kapitein Rue<br />
Kapitein Edwards<br />
Kapitein Wessel<br />
Kapitein Beker<br />
Kapitein-commandeur Sivers<br />
Kapitein Van Gent<br />
Kapitein Blarij<br />
gesamenlijke manschap<br />
103
XIII. C.A.G. Bridge, ed., History of the Russian Fleet under the Reign of Peter The Great by a contemporary<br />
Englishman (1724)(London 1898-9) 34.<br />
Vlagofficieren Schepen Kanon Commandanten<br />
Kapitein-commandeur Scheltinga<br />
De Katharina<br />
De Poltava<br />
De Riga<br />
De Pernau<br />
De Sint Antonio<br />
De Sint Michael<br />
De Sint Raphael<br />
Kapitein-commandeur Sivers De Le Firme<br />
De Randolph<br />
De Ormonde<br />
De Esperence<br />
De Arondel<br />
De Landsdown<br />
De Samson<br />
De Sint Paul<br />
De Sint Peter<br />
De Prinses<br />
De Natalia<br />
De Diana<br />
7 galeien<br />
9 brigantijnen<br />
64<br />
54<br />
52<br />
52<br />
50<br />
52<br />
52<br />
70<br />
50<br />
50<br />
46<br />
46<br />
40<br />
32<br />
30<br />
30<br />
16<br />
14<br />
14<br />
Gosselaar<br />
Gries<br />
Kronenburg<br />
Bezemacker<br />
Van Hooft<br />
Simson<br />
I. Sinavin<br />
Turnhoudt<br />
Wessel<br />
Rue<br />
Edwards<br />
Fitch<br />
Hauck<br />
Brandt<br />
Bredaal<br />
Eekhof<br />
Muconoff<br />
Blarij<br />
Traan<br />
104
XIV. Fond 234 (kanselarij van vice-admiraal Cornelis Cruys), inv. 1, zaak 28; Rekening courant aen sijne<br />
Excellence (Amsterdam 14/25 augustus 1716) 151.<br />
1716 9 april aan saldo<br />
komt mij gulden.<br />
10 april den Heer kapitein<br />
Wybrandt Scheltinga<br />
betaald.<br />
187 vaten ijzeren spijkers<br />
gezonden met kapitein<br />
Bredaal volgens factuur.<br />
22 juli; 162 vaten ijzeren<br />
spijkers, 37 pakken papier<br />
en 520 riem candoes<br />
Aan kapitein Scheltinga na<br />
zijn vertrek betaald.<br />
Aan kapitein Scheltinga<br />
volgens zijn bevel betaald<br />
Aan de vrouw van<br />
kapitein Hooft.<br />
Totaal<br />
Per saldo komt noch aan<br />
zijn Excellentie<br />
Somma gulden<br />
Debet Credit<br />
1182,28<br />
11238,18<br />
13254,10<br />
25046,90<br />
1439,11<br />
150,-<br />
52315,14<br />
14511,178<br />
66827,118<br />
Verblijve sijn exellence onderdaenige dienaer,<br />
Osip Solovjef<br />
per order van zijn excellentie over<br />
gemaakt dukaten beloopt zich gulden<br />
per rekening met kapitein Sinavin<br />
gezonden<br />
4 juni; Per wissel over gemaakt<br />
volgens zijn excellente bevel aan<br />
Christoffel Brandt.<br />
2000 dukaten overgemaakt aan<br />
Romawinskoe zo als boven genoemd<br />
Somma gulden<br />
27617,-<br />
2215,148<br />
26500,-<br />
10494,17<br />
66827,118<br />
N.B.: de balans lijkt in evenwicht maar klopt niet helemaal. Aan de debet kant 6 gulden teveel, en aan de credit<br />
kant 1gulden teveel. Dit verschil valt slechts te verklaren rekenfoutjes van de heer Osip Solovjev.<br />
XV. Fond 234, inv. 1, zaak 29; esquader bij Croonslot, vloot bij Reval 1716/1717. 1.<br />
Eskader bij Kroonslot<br />
Schepen Kanon Commandanten<br />
(?) 70 Naom Sinavin<br />
(?) 70 Ivan Sinavin<br />
De Leferme 70 Wessel<br />
De Londen 54 Trezel<br />
De Randolph 50 Edwards<br />
De Riga 50 Van der Wielen<br />
De Ormonde 48 Valkenburg<br />
De Brittanica 44<br />
De Esperence 44 Blarij<br />
De Pink Sjafirov<br />
Bombardeership 6 Bok<br />
Kaper 6 Menschiagin<br />
De vloot bij Reval<br />
Schepen Commandanten<br />
105
De Marlburgh Kapitein-commandeur Scheltinga<br />
De Sint Katherina Kapitein-commandeur Sivers<br />
De Moskou Kapitein Bezemacker<br />
De Poltava Kapitein Van Gent<br />
De Ingermanland Kapitein Gosselaar<br />
De Sleutelburg Kapitein Hauck<br />
De Raphael Kapitein Wessel<br />
De Gabriël Kapitein Brandt<br />
De Portsmouth Kapitein Eekhoff<br />
De Devonshire Kapitein T’ Hooft<br />
De Varachiel Kapitein Bekker<br />
De Ariel Kapitein Ivan Sinavin<br />
De Michail Kapitein Rue<br />
De Salafiel Kapitein Kramer<br />
De Peerel Kapitein Bering<br />
De Arondel Kapitein Turnhoudt<br />
De Ritzmont Kapitein luitenant Bens<br />
De Strafford (?)Lourens Ber..<br />
De Samson Kapitein Deane<br />
De Landsdown (?) Botting<br />
De Victorie (?) Turk<br />
De Elias (?) Lebanov<br />
De Sint Nicolaas (?)<br />
De Sint Jacob (?)<br />
XVI. No. 1469; Brief van Sivers aan Cruys (getekend op het schip Katherina, Reval 22 oktober/ 2 november<br />
1716), Bronnen behelz<strong>ende</strong> de geschiedenis van de <strong>Russisch</strong>e vloot II, ministerie van maritieme zaken (St.<br />
Petersburg 1865) 141.<br />
Lijst van schepen aangekomen bij Reval<br />
Schepen Commandanten<br />
De Marlburgh Kapitein-commandeur Scheltinga<br />
De Sint Katherina Kapitein-commandeur Sivers<br />
De Ingermanland Kapitein Gosselaar<br />
De Poltava Kapitein Van Gent<br />
De Fortuna Kapitein Wessel<br />
De Michael Archangel Kapitein Rue<br />
De Raphael Kapitein Hauck<br />
De Gavriel Kapitein Brandt<br />
De Sint Ariel Kapitein I. Sinavin<br />
De Devonshire Kapitein N. Sinavin<br />
De Sint Salafiel Kapitein Hooft<br />
De Portsmouth Kapitein Eekhof<br />
De Peerel Kapitein Bering<br />
De Ilja Kapitein Nilson<br />
De Landsdown Kapitein Nebel<br />
106
XVII. RGVAMF Fond 233, inv. 1, zaak 147; Zee en landmilitie present op de schepen in het tweede eskader<br />
onder kapitein-commandeur Scheltinga (Actum op het schip Marlburgh ten anker voor Reval 16 mei 1717) 49.<br />
Tabel van zee en lantmilitie present op de scheepen in het tweede esquader onder den heer kapitein-commandeur<br />
Scheltinga. Als meede wat er nogh op ijder schip overigh of te wijnigh is tot het completeere van verdeelinge<br />
volgens de order van sijn Hoog Graaflijcke Exellentie de heer admiraal generaal.<br />
Schepen Presente<br />
zeevolk<br />
Rostofse<br />
regiment<br />
present<br />
Novgorodse<br />
regiment<br />
present<br />
Samen<br />
present<br />
Moet<br />
afgeeven<br />
Mankeert Blijft op t’<br />
schip present<br />
De Marlburgh 278 167 445 55 500<br />
De Peerel 191 122 313 13 300<br />
De Poltava 178 94 272 58 330<br />
De Ingermanland 344 190 534 84 450<br />
De Varachiel 136 120 256 44 300<br />
De Ariel 230 70 300<br />
De Salaviel 146 117 263 37 300<br />
De Ritzmond 90 89 179 71 250<br />
Samen 1364 620 279 2493 92 335 2730<br />
Aktum in zijn Cz Majest: schip Marlburgh ten anker voor Rewel den 16 meij 1717<br />
W. Scheltinga<br />
XVIII. RGVAMF Fond 233, in. 1, zaak 147; A list of the line of battle (onderdeel van een brief van paddon aan<br />
Apraksin 18 oktober 1717) 29.<br />
Schepen Kanon Commandanten Vlagofficieren<br />
De Peerel 52 Jan van Hooft<br />
De Sint Michael 50 Thomas Rue<br />
De Sleutelburg 64 Christoffel Hauck De Voorhoede; De schout-bij-nacht<br />
De Portsmouth 58 Klaas Eekhof<br />
De Ariel 50 Willem Turnhoudt<br />
Gabriël 50 Pieter Nebel<br />
De Poltava 56 Willem van Gent<br />
De Moskou 68 Commandeur Peter Sivers Het <strong>Centrum</strong>; Generaal admiraal Apraksin<br />
De Ingermanland 68 Martin Gosselaar<br />
De Sint Salafiel 50 Fokke Kramer<br />
De Sint Varachiel 50 Will Baker<br />
De Marlburgh 66 Commandeur Wybrandt Scheltinga De achterhoede; kapitein-commandeur<br />
De Sint Raphael 50 Marcus Griese<br />
De Katherina 64 Pieter Bezemacker<br />
Brigantijnen<br />
De Elias Kapitein Van Doesen<br />
De Samson Kapitein Deane<br />
107
Galerij der Groten<br />
Generaal-admiraal Feodor Apraksin Kapitein Vitus Bering<br />
Prins Alexander Mensjikov Vice-admiraal Cornelis Cruys<br />
Graaf Golovin Tsaar Peter de Grote<br />
108