Dagboek van oma Op een van de bladen staat geschreven: ‘Als klein kind, ongeveer 4 jaar (ik ben geboren vlak aan zee, in pension Bijzee, aan de overkant van hotel Hollander) brak de Eerste Wereldoorlog uit, en werd de gehele kustwacht bij mijn lieve Ouders ingekwartierd; Moeder en Vader kookten voor die hele ploeg. Dat moet een hele leuke tijd geweest zijn. Ik kan me nog herinneren dat oom Nanning mij iedere morgen kwam halen, en meenam naar opoe Konijneburg. Hij was half verlamd, maar ik hield hem altijd vast aan de slip van zijn jasje. Dat weet ik echt nog. Wij hadden toen 2 originele Noordwijkse vrouwen om Vader en Moeder te helpen, dat waren Bet Sijt (uit het boekje Noordwijks Volksleven) en Anna Bulk (een tante van Zr. Van Venetiën-Bulk), twee vreselijk lachebekken, en mijn moeder kon er ook wat van… ‘Nu’, zei mijn Moeder, ‘waar is de kleine meid?’ (dat was ik dan) . ‘O’, zei Anna, ‘die is de skooi op met Nanning naar je moeder’. Tante Mien was pas getrouwd en was ook bij ons om te helpen (ook voor Tony, Arie en Wim) en om wat te naaien en al die klusjes waar Moeder niet toe kwam. Het moet vreselijk leuk geweest zijn. Hard werken, maar erg gemoedelijk: én tevreden.’ Ton groeide op in Noordwijk aan Zee, aan het Jan Kroonsplein. ‘Ik heb een geweldige jeugd gehad, ik ging naar de Witte School: een heel tippeltje hoor, van zee naar binnen en aan zee is het voor een kind natuurlijk heerlijk om op te groeien.’ Hij zit vol verhalen en herine nert zich veel bijzondere mensen. Willem Verloop is er een van. ‘De kluizenaar, met de kippetjes, ha! Het was een excentriek figuur en rook niet al te fris en zag er een bee tje raar uit. Maar als wij als kleine jochies een boodschap voor hem deden, kregen we altijd iets lekkers van hem. Smouzen. Snoep dat hij zelf maakte van gesmolten suie ker. Heerlijk was dat. Ook herinnert hij zich ome Jan (de Pompom), die met zijn tante in Huis Mavis (bestaat nog steeds, aan de Oude Zeeweg) woonde. ‘Hij runde samen met oom Nanning een kroeg en in die kroeg kwamen destijds veel vissers, die niet zoveel te makken hadden. Zo kochten veel op de lat. Mijn moeder en oma zeiden altijd dat mijn oom en tante veel te goed waren, omdat ze tegen die vissers zeiden: laat maar zitten dat geld, ’t is wel goed zo. Een lieve oom. Als hij over straat liep, was hij altijd in zichzelf een liedje aan het neuriën: ‘pomperdee pompom’, vandaar z’n bijnaam. Ver voor de oorlog, is hij ook nog betrokken geweest bij een reddingsactie van een Katwijks loggerschip, waarbij drie of vier Noordwijkers zijn verdronken. Met Jan van Kan is hij toen uitgevaren in zwaar weer om andere opvarenden te redden en is hiervoor samen met de anderen onderscheiden. Daar was ome Jan altijd apentrots op.’ Of hij nog wel eens aan zee komt? ‘Nee, bijna nooit. Van het Jan Kroonsplein is natuurlijk niets meer over. Zoveel dingen van vroeger zijn uit het Noordwijkse straatbeeld verdwenen. Vooral aan zee. Jammer is dat.’ Maar uit Noordwijk weggaan doet hij ook niet. Eens een zeeër, altijd een zeeër. Ook al woont hij op Binnen. 1 2 1: EEN VAN DE EERSTE BAD- KOETSEN OP HET STRAND MET HUIS TER DUIN OP DE ACHTERGROND 2: PER TOEVAL ONTDEKTE TON OP DEZE FOTO OOM JAN ‘DEPOMPOM’ GEHEEL RECHTS IN ZWART PAK MET ZIJN MEDAILLE TROTS OP DE BORST 3: FEEST VOOR BADHOTEL KONIJNENBURG. WAT OPVALT IS DE KORTE DUINENRIJ DICHT OP HET STRAND
Leon van Reisen: interview ‘Deze locatie dwingt liefde af’ Geestelijk rendement is groter dan de winst Het Hof van Holland. Oudste herberg van Noordwijk. Gevestigd in een historisch pand aan de Voorstraat van zeker zes eeuwen oud. Het moge duidelijk zijn dat de geschiedenis van het pand rijk is, en al zo vaak beschreven dat je zou vermoeden dat je in geen kamer, hal of kelder nog een geheim aantreft. TEKST CAROLINE SPAANS BEELD BURO BINNEN