MiniLap

3 Maak met een mesje, nr. 11, een kleine punctie op het inbrengpunt.
4 Breng de naaldtip onder directe visualisatie in door de huid en schuif
de tang langzaam op in het operatiegebied. Gebruik niet meer kracht
dan nodig om de naaldtip door de buikwand te voeren.
5 Wanneer de naaldtip in het operatiegebied wordt waargenomen, duwt
u de duimgreep naar voren tot de rode markering voor een actieve
naald niet meer zichtbaar is.
Waarschuwing
De inbrengnaald mag alleen zijn blootgelegd tijdens het inbrengen van
de tang in het operatiegebied. Een blootliggende naald kan tijdens de
ingreep of bij het verwijderen van de tang uit het operatiegebied letsel
bij de patiënt of de gebruiker veroorzaken.
Oriëntatie
1 Duw de gekleurde duimgreep naar voren om de bek van het
instrument te openen. Plaats de bek om het beoogde weefsel.
2 Trek het handvat terug om de bek te sluiten en het weefsel vast te
houden.
3 Terwijl het weefsel wordt vastgehouden, stelt u de diepte en oriëntatie
van de instrumentbek (en het weefsel) in het operatiegebied in.
• Stel de diepte in door de draaipuntschijf langs de schacht van de tang
te schuiven tot deze de huid van de patiënt raakt. (De draaipuntschijf
heeft een zelfklevende achterzijde voor extra stabilisatie. Verwijder de
papieren beschermlaag om het zelfklevende oppervlak bloot te leggen.)
•
Stel de oriëntatie in door de schacht van de tang in de draaipuntschijf
te draaien. Oefen draaikracht uit op de aanslagvoet bij het lichaam, niet
op de gekleurde duimgreep, om beschadiging van het hulpmiddel te
voorkomen.
27