BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1.4 Aantallen en diversiteit<br />
Er zijn grote verschillen in bacteriële biomassa, activiteit en diversiteit als gevolg van type<br />
landgebruik en bodem. In Tabel 1-2 staan referentiewaarden van bodembacteriën voor een aantal<br />
voor Vlaanderen en Nederlands Limburg relevante combinaties van bodemtype en landgebruik. De<br />
laagste bacteriële biomassa werd gevonden in akkerbouwsystemen op klei, met een<br />
referentiewaarde van 51 µg C/g droge grond (Rutgers et al., 2007). De hoogste bacteriële biomassa<br />
werd gevonden in melkveehouderijsystemen op klei en lössgronden, waar de bacteriële biomassa<br />
wel een factor 10 hoger kon zijn. De laagste bacteriële activiteit werd gevonden op melkveehouderij<br />
op zand, met een referentiewaarde van 77 pmol/g.h voor de snelheid van thymidine inbouw. De<br />
referentiewaarden voor melkveehouderij op klei lagen een factor 5 tot 6 hoger, met 436 pmol/g.h.<br />
thymidine inbouw. Opvallend is dat de bacteriële biomassa bij melkveehouderij op löss (620) en klei<br />
(634 µg C/g droge grond) even groot is, maar dat de activiteit van de bacteriën in lössgronden een<br />
factor 4 lager lag. De diversiteit aan bacteriën voor de verschillende systemen is vrijwel overal gelijk<br />
en referentiewaarden variëren van 56 tot 68 DNA banden.<br />
Bacteriën 55