BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Figuur 6-2: Boven: resultaat van een actief bodemleven met veel wormenactiviteit: een kruimelige,<br />
porierijke structuur met intensieve beworteling. Onder: langs de wand van een wormengang wordt<br />
mucus afgezet, een vruchtbaar materiaal dat plantenwortels aantrekt. Wortels maken dankbaar<br />
gebruik van de gemakkelijke weg naar de ondergrond (foto’s M. Zanen).<br />
6.4 Aantallen en diversiteit<br />
Het voorkomen van regenwormen en de diversiteit hangt nauw samen met het (voormalig)<br />
landgebruik. Zo werd oud grasland in Engeland gedomineerd door A. nocturna, maar ploegen en<br />
herinzaaien na 2 jaar akkerbouw leidde tot grote aantallen van A. rosea (Evans and Guild, 1948).<br />
Ook gewaskeuze speelt een belangrijke rol. Onder granen komen meer regenwormen voor dan b.v.<br />
na aardappels. Ook het gebruik van dierlijke mest heeft een gunstig effect op het aantal<br />
regenwormen (Paoletti, 1999; Zanen et al., 2008).<br />
In de 10 verschillende combinaties van landgebruik en bodemtype in het BoBI project, komen de<br />
hoogste aantallen regenwormen voor op melkveehouderij bedrijven (grasland) op klei. De<br />
referentiewaarden van de meest ‘gezonde’ bedrijven in de dataset (n=8) is 743 wormen per m 2 met<br />
een gemiddelde van 8.3 taxa/bedrijf. Het gemiddelde van de overige bedrijven in de dataset (n=42)<br />
ligt op 474 wormen/m 2 en 7.2 taxa/bedrijf. Op zandgronden komen de laagste aantallen<br />
78 Deel 2: Bodemleven