BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
BODEMBREED INTERREG - Louis Bolk Institute
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
6 Regenwormen<br />
Belangrijkste functies van regenwormen<br />
De belangrijkste functie van regenwormen is het bevorderen van bodemstructuur,<br />
beluchting en vochtregulerend vermogen door het graven van gangen. Door afbraak van<br />
organisch materiaal en het eten van grond waardoor stabiele humus ontstaat,<br />
bevorderen regenwormen de bodemvruchtbaarheid.<br />
6.1 Algemeen<br />
Regenwormen behoren tot het phylum van de Annelida en de klasse van de Oligochaeta. De<br />
Oligochaeta zijn tweeslachtig (hermafrodiet), maar niet zelf-bevruchtend. De eitjes van regenwormen<br />
worden omhuld door een cocon. Afzetting vindt het hele jaar door plaats met een piek van mei tot<br />
juli. Bij droge omstandigheden worden de cocons tot 15 cm diep afgezet, bij natheid juist<br />
oppervlakkiger. Afhankelijk van temperatuur duurt het 1 tot 2 maanden voor de cocons uitkomen.<br />
Afhankelijk van temperatuur en vocht duurt het 3 tot 6 maanden voor een worm volwassen is. In<br />
potentie kunnen regenwormen 4 tot 8 jaar oud worden, maar in akkers overleven ze meestal niet<br />
langer dan een paar maanden. Bij extreme omstandigheden zoals droogte of voedselgebrek trekken<br />
wormen zich terug in diepere bodemlagen of worden tijdelijk inactief (diapauze). Ze stoppen met<br />
eten, maken een holletje in de grond en rollen zich daar op totdat de omstandigheden weer gunstig<br />
zijn. Een aantal soorten (Allolobophora longa en A. nocturna) gaat standaard in diapauze tijdens de<br />
zomermaanden (Edwards en Bohlen, 1996). In Europa zijn de twee belangrijkste families van<br />
regenwormen de Megascolecidae en de Lumbricidae. De familie van de Lumbricidae is bijzonder<br />
succesvol in het koloniseren van nieuwe bodems en domineert in landbouwgronden vrijwel altijd de<br />
andere families. In totaal zijn er zo’n 220 soorten binnen de familie van de Lumbricidae: een relatief<br />
laag aantal in vergelijking met andere families regenwormen. In Europa is de grens van het ijs tijdens<br />
de laatste ijstijd bepalend voor het aantal soorten dat er per land voorkomt (Edwards en Bohlen,<br />
1996). In Nederland zijn ongeveer 25 soorten bekend, waarvan enkele algemeen voorkomen en<br />
anderen maar zelden worden waargenomen (Rutgers et al., 2007).<br />
Op grond van hun voedselkeuze, gedrag en voorkomen in de bodem kunnen regenwormen worden<br />
ingedeeld in drie ecologische of functionele groepen. Deze groepen zijn:<br />
• Strooiselbewoners, ‘rode’ wormen of ‘epigeïsche’ soorten<br />
• Bodembewonders, ‘grauwe’ wormen of ‘endogeïsche’ soorten<br />
• Pendelaars, of ‘anecische’ soorten<br />
Strooiselbewoners leven in de bovenste laag van de bodem, vooral in de zode van grasland. Ze<br />
hebben een rode kleur en zijn zeer beweeglijk. Strooiselbewoners breken organisch materiaal zoals<br />
plantenresten en mest af tot voedingsstoffen voor de plant. De meest voorkomende strooiselbewoner<br />
is Lumbricus rubellus. Bodembewoners zijn grauw van kleur en minder beweeglijk dan<br />
strooiselbewoners. Het zijn wormen met een goed regeneratievermogen (na verwonding) en een vrij<br />
Regenwormen 75