02.09.2013 Views

Johannes Marcus – Auteur van het Johannes ... - JesusKing.info

Johannes Marcus – Auteur van het Johannes ... - JesusKing.info

Johannes Marcus – Auteur van het Johannes ... - JesusKing.info

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

63<br />

leerling”, de auteur <strong>van</strong> 1-20. De hoofdstukken 20 en 21 zijn alstijd als een eenheid gevonden in<br />

alle bekende manuscripten, en daarom zegt de nieuwtestamenticus Craig dat hoofstuk 21<br />

waarschijnlijk werd toegevoegd voordat <strong>het</strong> e<strong>van</strong>gelie werd gepubliceerd. 220 Het was Ireneus, die in<br />

ca. 185 AD schreef dat de beminde leerling dezelfde was als de publiceerder <strong>Johannes</strong>: ‘Toen<br />

publiceerde <strong>Johannes</strong>, leerling <strong>van</strong> de Heer, die ook tegen zijn borst leunde, zelf <strong>het</strong> e<strong>van</strong>gelie, toen<br />

hij in Efeze in Azië verbleef’ (Ireneus: 3,1,1, geciteerd in Eusebius: 5,8,4) 221 . Tot die tijd kunnen<br />

mensen hebben verondersteld dat de beminde leerling en auteur de apostel <strong>Johannes</strong> was (die al was<br />

“gedood door de Joden” 222 ), en dat een andere <strong>Johannes</strong>, bijvoorbeeld ‘<strong>Johannes</strong> de Oudste’<br />

(Presbyter <strong>Johannes</strong>), na <strong>het</strong> laatste hoofdstuk te hebben toegevoegd, <strong>het</strong> publiceerde. Paus<br />

Benedictus XVI schreef ‘Er lijken gegronde redenen te zijn om aan “Presbyter <strong>Johannes</strong>” een<br />

definitieve rol toe te schrijven in de totstandkoming <strong>van</strong> <strong>het</strong> E<strong>van</strong>gelie’. 223<br />

De beminde leerling en publiceerder <strong>Johannes</strong> kan de persoon zijn geweest die genoemd was 1)<br />

<strong>Johannes</strong>, met de Romeinse bijnaam <strong>Marcus</strong>, aan hem gegeven door de Romeinen en de<br />

tempelbeheerders in Jeruzalem (bijv. de tempelarts Lucas schrijvend aan de hogepriester<br />

Theofilus) 224 , toen hij nog de rijke jonge overste en ‘hypēretai’ <strong>van</strong> de tempel was, als priestersecretaris<br />

en collega <strong>van</strong> de Romeinse secretarissen <strong>van</strong> Pilatus, en een geheime leerling, maar 2)<br />

<strong>Marcus</strong> genoemd werd in de heidenwereld, toen hij zijn e<strong>van</strong>gelie verkondigde in Egypte en toen<br />

hij in Rome was bij Paulus en de “oudste” Petrus (Kol 4,10 Phm 1,24 1Pet 5,1.13) en in Efeze bij<br />

Timotheüs (2Tim 4,11) (ca. 54-66 AD), 225 en 3) uiteindelijk ‘<strong>Johannes</strong> de Oudste’ werd genoemd<br />

door hemzelf en de Christenen in Efeze, ongeveer dertig jaar later, toen hij een oude Chirstelijke<br />

‘presbyteros’ was geworden (= letterlijk ‘oudste’; oudste/overste, ook gebruikt in de officiële<br />

betekenis <strong>van</strong> ‘kerkelijke bedienaar’ 226 ) in Efeze, waar ook een jongere <strong>Johannes</strong> lijkt te hebben<br />

gewoond. 227<br />

<strong>Johannes</strong> de Oudste wordt <strong>van</strong> de apostel <strong>Johannes</strong>, zoon <strong>van</strong> Zebedeüs, onderscheiden door Papias<br />

(c.115-140 AD) 228 , Ireneus 229 <strong>–</strong> die Papias’ ‘presbyters’ onderscheidde <strong>van</strong> de apostelen <strong>–</strong>,<br />

Dionysius <strong>van</strong> Alexandrië (Eus. 7,25) <strong>–</strong> die zei dat er in Efeze twee graven <strong>van</strong> <strong>Johannes</strong> waren, wat<br />

werd bevestigd door Hiëronymus (De Viris Ill. 9) <strong>–</strong>, en Eusebius 230 . Maar <strong>van</strong>wege de<br />

veronderstelde identificatie <strong>van</strong> de beminde leerling met de apostel <strong>Johannes</strong> <strong>–</strong> al bijna ‘vastgeroest’<br />

rond de tijd <strong>van</strong> 185 AD (maar niet helemaal, cf. de Canon Muratori) 231 <strong>–</strong>, en Papias’ onderscheid,<br />

220 W.L. Craig, Assessing the New Testament Evidence for the Historicity of the Resurrection of Jesus, Studies in the<br />

Bible and Early Christianity, deel 16 (Lewison Queenston-Lampeter 2002 herziene uitgave, p. 204)<br />

221 vertaling <strong>van</strong> “Then John, disciple of the Lord, who also lay on his breast, himself published the gospel, while he<br />

was staying at Ephesus in Asia”<br />

222 Epitome (Codex Baroccianus 142) <strong>van</strong> Philippus <strong>van</strong> Side, Kerkgeschiedenis (5 e eeuw)<br />

(http://www.mindspring.com/~scarlson/synopt/ext/papias.htm) over Papias’ verloren werk “The Exposition of the<br />

Oracles of the Lord” (‘De uiteenzetting <strong>van</strong> de uitspraken <strong>van</strong> de Heer’).<br />

223 Vertaling <strong>van</strong> “There seem to be grounds for ascribing to “Presbyter John” an essential role in the definitive shaping<br />

of the Gospel”, Paus Benedictus XVI, Jesus of Nazareth, 2004, 226.<br />

224 Zie mijn artikel De Elf <strong>–</strong> Jezus verscheen verrezen aan de Officieren <strong>van</strong> de Tempelge<strong>van</strong>genis, www.<strong>JesusKing</strong>.<strong>info</strong><br />

225 Dat hij zijn E<strong>van</strong>gelie volgens <strong>Marcus</strong> schreef voordat hij naar Alexandrië ging, is hierboven aangetoond, in de<br />

voorlaatste alinea <strong>van</strong> hoofdstuk 2.<br />

226 voetnoot 944 bij Eus. 3,39,3 http://www.ccel.org/ccel/schaff/npnf201.iii.viii.xxxix.html#fna_iii.viii.xxxix-p9.2<br />

227 Dionysius <strong>van</strong> Alexandrië zegt dat er ‘twee monumenten in Efese, ieder met de naam <strong>Johannes</strong>, waren’ (vertaling<br />

<strong>van</strong> “two monuments in Ephesus, each bearing the name of John”, Eus. 7,25,12-13.16).<br />

228 Eus. 3,39,4.7<br />

229 ‘deze presbyters die ons voorgingen, en die vertrouwd waren met de apostelen’ (vertaling <strong>van</strong> “those presbyters who<br />

preceded us, and who were conversant with the apostles”) Fragmenten uit de verloren geschriften 2. Zie ook Adv. Her.<br />

3,2,2, 3,14,2 4,26,2 4,27,1 4,32,1 5,36,2.<br />

230 Eus. 3,39,5-7<br />

231 De zoge<strong>het</strong>en Canon Muratori (ca. 170 AD) zegt dat <strong>Johannes</strong>, de auteur <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vierde E<strong>van</strong>gelie, “[één] <strong>van</strong> de<br />

leerlingen” was, en dat, terwijl hij temidden <strong>van</strong> “zijn medeleerlingen en bisschoppen” was, Andreüs, “[één] <strong>van</strong> de<br />

apostelen”, zei dat <strong>Johannes</strong> een e<strong>van</strong>gelie in zijn eigen naam moest schrijven, en dat zij allen <strong>het</strong> moesten nakijken. De<br />

canon identificeert de auteur <strong>van</strong> <strong>het</strong> e<strong>van</strong>gelie ook met de auteur <strong>van</strong> 1Joh, en verwijst naar 1Jo 1,1-4 wanneer hij zegt<br />

dat deze auteur “niet alleen een ooggetuige en hoorder, maar ook een beschrijver <strong>van</strong> alle geweldige daden <strong>van</strong> de<br />

Heer” was (http://www.bible-researcher.com/muratorian.html). De canon lijkt de auteur dus te identificeren als de<br />

apostel <strong>Johannes</strong>, maar is dubbelzinning. De beschrijving past ook, en zelfs beter, bij de leerling <strong>Johannes</strong> <strong>Marcus</strong>, want<br />

er wordt onderscheid gemaakt tussen “[één] <strong>van</strong> de leerlingen” (<strong>Johannes</strong>) en “[één] <strong>van</strong> de apostelen” (Andreüs), en er

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!