Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
4. Derde keer voorlezen: volgen van de verhaallijn<br />
De volgende dagen leest de leerkracht het verhaal nog enkele keren voor. Zij besteedt<br />
hierbij extra aandacht aan de verhaallijn. Voordat ze het verhaal voorleest, stelt ze een<br />
luistervraag die de kinderen stimuleert om na te denken over bepaalde gebeurtenissen in<br />
het verhaal, bijvoorbeeld: Wat ging Manu doen toen hij het zo koud had? of: Waarom<br />
had de slak het niet koud?<br />
De leerkracht heeft de prenten uit het prentenboek gekopieerd. Na het voorlezen hangen<br />
de kinderen de platen met hulp van de leerkracht in de goede volgorde op de<br />
boekenmuur. De leerkracht stimuleert het gebruik van kernwoorden door te vragen<br />
welke beestjes op de prenten te zien zijn. Kinderen die dat willen, kunnen de woorden op<br />
stroken schrijven of stempelen, en de stroken bij de prenten hangen.<br />
<strong>Kriebelbeestjes</strong>! Prinsehaghe, fragment 5b Feest vieren<br />
5. Voorlezen met ondersteuning van het digitaal schoolbord<br />
De prenten uit het boek kunnen worden gescand en via de computer en beamer op het<br />
digitaal schoolbord worden geprojecteerd. De kinderen zien de prenten dan als grote dia.<br />
Op het digitaal schoolbord kunnen tijdens het voorlezen van het verhaal woorden bij de<br />
plaatjes geschreven worden. De leerkracht stimuleert zoveel mogelijk het gebruik van<br />
kernwoorden en vult hierbij de kinderen zonodig aan. De opgeschreven woorden worden<br />
als gedrukte tekst bij de prenten op de computer opgeslagen. De prenten kunnen later<br />
als digitaal prentenboek worden bekeken.<br />
De leerkracht kan de tekst uit het prentenboek voorlezen en opnemen, en ook de<br />
gedrukte woorden kunnen door de leerkracht of de kinderen worden ingesproken. In<br />
twee- of drietallen kunnen de kinderen later dan het digitale prentenboek op de<br />
computer bekijken, al dan niet onder begeleiding.<br />
(NB Het maken van een digitaal prentenboek is toegestaan voor eigen gebruik, maar<br />
mag niet op grotere schaal verspreid worden zonder auteursrechten te betalen.)<br />
<strong>Kriebelbeestjes</strong>! Prinsehaghe, fragment 11 Hatsjie!<br />
6. Wat rijmt er op …?<br />
De leerkracht voert met een klein groepje kinderen een gesprek over welke beestjes er<br />
allemaal in het prentenboek voorkomen. Op een flap of op het bord worden deze<br />
beestjes geïnventariseerd met een tekening of plaatje erbij. De kinderen gaan nu<br />
rijmwoorden op de beestjes verzinnen. Alle rijmwoorden worden achter het beestje<br />
genoteerd met een tekening of plaatje erbij. Voorbeelden van rijmwoorden op beestjes<br />
zijn:<br />
• Mug – vlug<br />
• Regenworm – storm<br />
• Slak – pak<br />
• Kever – bever<br />
<strong>Kriebelbeestjes</strong>! Prinsehaghe, fragment 10 Duizendpoot muizenpoot<br />
7. Prentenboekbeestjes bekijken<br />
In het prentenboek Manu, de langpootmug komen veel beestjes aan bod. In het<br />
beestjeslaboratorium kunnen de kinderen op zoek gaan naar beestjes die ook in het boek<br />
voorkomen en deze beestjes gaan bekijken en er ontdekkingen aan doen. Op een leeg<br />
vel papier of bij gekopieerde prenten van de beestjes uit het boek kunnen de kinderen<br />
dan iets over het betreffende beestje tekenen of schrijven.<br />
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2<br />
Activiteitencyclus <strong>Kriebelbeestjes</strong>! Versie 1<br />
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 26