Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
Kriebelbeestjes kleuters - Sardes
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
kanten goudbruin en knapperig. Leg ze daarna op de schotel. Eet de wentelteefjes warm<br />
met poedersuiker.<br />
Het maken van honingwentelteefjes<br />
De leerkracht heeft ouders uitgenodigd om te komen helpen bij het maken van de<br />
honingwentelteefjes. In kleine groepjes gaan de kinderen met een hulpouder aan de slag<br />
met het beeldrecept. Voor de kinderen is het erg leuk als ze gedurende het gehele proces<br />
mogen meehelpen.<br />
Na het bakken van de wentelteefjes kan de leerkracht met een klein groepje kinderen de<br />
activiteit nabespreken. Ze gebruikt het beeldrecept bij dit gesprek. Voorbeelden van<br />
prikkelende beweringen die de leerkracht kan doen om de kinderen actief te laten<br />
deelnemen aan het gesprek zijn:<br />
• Ik vind honingwentelteefjes veel lekkerder dan ijsjes!<br />
• Toen ik thuis honingwentelteefjes ging eten viel alle poedersuiker op de grond...<br />
Het beeldrecept kan worden ingeplakt in de gezinsportfolio’s.<br />
6. Antwoorden zoeken in het beestjeslaboratorium (Stappen 3 en 4)<br />
De kinderen weten nog niet alles over beestjes: sommige vakjes in het beestjesschema<br />
moeten nog worden ingevuld en er moet nog een antwoord worden gezocht op de vragen<br />
die de kinderen hebben bedacht. De kinderen gaan samen met de leerkracht op zoek<br />
naar de antwoorden. Sommige dingen kunnen ze te weten komen door in het<br />
beestjeslaboratorium te observeren, of door proefjes te doen. Andere antwoorden<br />
kunnen ze met hulp van de leerkracht opzoeken in boeken, op internet of door een<br />
aflevering van Koekeloere over kriebelbeestjes te bekijken. En over bijen weten ze een<br />
heleboel door het bezoek aan de imker.<br />
De kinderen gaan in groepjes op zoek naar antwoorden. De leerkracht heeft het schema<br />
en de vragen bij de hand, en schrijft steeds de antwoorden op die ze samen vinden.<br />
7. Letters boetseren met bijenwas<br />
De leerkracht voer een gesprek met de kinderen over bijen. Ook bekijken ze een<br />
informatief boek over hoe bijen honing en bijenwas maken. Ze laat de kinderen een stuk<br />
bijenwas zien en laat hen eraan voelen en ruiken. Ze bespreken hoe de bijenwas eruit<br />
ziet, hoe het aanvoelt en hoe het ruikt.<br />
De leerkracht verwarmt de was een klein beetje, bijvoorbeeld door hem een poosje op de<br />
verwarming te leggen. De kinderen gaan letters boetseren, bijvoorbeeld de /b/ van bij, of<br />
de beginletter van andere beestjes. Ook kunnen ze hele woordjes maken. Kinderen die<br />
nog geen belangstelling voor letters hebben kunnen beelden en vormen boetseren van<br />
de bijenwas.<br />
8. Woorddelen hakken en plakken<br />
In het beestjeslaboratorium hangt een schematische afbeelding van een insect (zie<br />
bijlage 4 en 5). De kinderen hebben al gezien dat insecten uit drie delen bestaan: een<br />
kop, een middenstuk en een achterlijf. De leerkracht laat kinderen ontdekken dat<br />
woorden net als de beestjes ook uit stukken bestaan. Samen gaan ze allerlei namen van<br />
beestjes hakken (klappen) en plakken, bijvoorbeeld sprink-haan, ke-ver, re-gen-worm,<br />
slak. Door deze woorden op een flap te schrijven en alle eerste woorddelen onder elkaar<br />
te plaatsen, alle tweede woorddelen onder elkaar te plaatsen, enzovoorts, kunnen<br />
kinderen ontdekken uit hoeveel stukken een woord bestaat. Welk woord bestaat uit meer<br />
stukken? Uit hoeveel stukken? Welk woord is langer? Wanneer bij het woord op de flap<br />
ook een plaatje wordt getekend of geplakt, kunnen de kinderen de namen van beestjes<br />
nog eens ‘teruglezen’ of als schrijfvoorbeeld gebruiken. Met jongste <strong>kleuters</strong> of met<br />
<strong>kleuters</strong> voor wie de hak-en-plak-oefening nog te moeilijk is kan een luisteroefening<br />
worden gedaan waarbij de kinderen moeten zeggen welk woord langer is of korter. De<br />
leerkracht noemt telkens twee (of meer) namen van beestjes, bijvoorbeeld<br />
lieveheersbeestje en tor, en vraagt aan de kinderen welk woord het langst is.<br />
De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2<br />
Activiteitencyclus <strong>Kriebelbeestjes</strong>! Versie 1<br />
EXPERTISECENTRUM NEDERLANDS, pagina 35