07.09.2013 Views

Engers, 1995 - docs.szw.nl

Engers, 1995 - docs.szw.nl

Engers, 1995 - docs.szw.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Drs. A.B. Hubert<br />

Drs. T.J. Veerman<br />

Januari 2002<br />

Arbeidsconflicten en arbeidsuitval<br />

Een inventarisatie van de huidige kennis<br />

in literatuur en databestanden<br />

~Eindrapport~<br />

Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het<br />

ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

door Hubert Consult in samenwerking met AS/tri.<br />

i


VOORWOORD<br />

Begin november 2001 is de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid met<br />

haar aanbevelingen voor een verbetering in preventie en reïntegratie bij verzuim<br />

vanwege psychische klachten naar buiten gekomen. Het voorliggende onderzoek<br />

over ‘arbeidsconflicten en arbeidsuitval’, in opdracht van het ministerie van<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is bedoeld als een inhoudelijke onderbouwing<br />

van onderdelen van een kabinetsreactie op deze aanbevelingen.<br />

Het betreft een snelle scan van bestaande kennis in literatuur en bestanden over het<br />

vóórkomen van arbeidsconflicten, de relatie met arbeidsuitval en de maatregelen<br />

die werknemers en werkgevers thans treffen om arbeidsconflicten op te lossen. Het<br />

onderzoek heeft plaatsgevonden in de maanden september en oktober 2001.<br />

Het onderzoeksrapport is tot stand gekomen in samenwerking met het<br />

onderzoeksbureau AS/tri. Dhr. drs. T.J. Veerman van AS/tri is als adviseur bij dit<br />

onderzoek betrokken geweest. Dhr. drs. P. Overzier van AS/tri is behulpzaam<br />

geweest bij de uitvoering van de literatuursearches. Voorts hebben dhr. dr. S.<br />

Broersen van SKB expertisecentrum voor arbeid en gezondheid en dhr. drs. E. de<br />

Croon van het Coronel Instituut hun medewerking aan het onderzoek verleend<br />

door analyses op bestaande bestanden in eigen beheer uit te voeren. Het rapport is<br />

geschreven door ondergetekende.<br />

Januari 2002<br />

Drs. Adrienne B. Hubert<br />

Directeur Hubert Consult<br />

ii


INHOUDSOPGAVE<br />

VOORWOORD<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

SAMENVATTING i<br />

1 INLEIDING 1<br />

1.1 Beleidscontext 1<br />

1.2 Probleemstelling 2<br />

1.3 Onderzoeksopzet 4<br />

1.4 Leeswijzer 6<br />

2 ARBEIDSCONFLICTEN GETYPEERD 8<br />

2.1 Begripsafbakening en typeringsmogelijkheden 8<br />

2.2 Conflictpartijen 10<br />

2.3 Conflictkwestie 10<br />

2.4 Wederkerigheid en ongewenste omgangsvormen 13<br />

2.4.1 Systematisch pestgedrag 14<br />

2.4.2 Seksuele intimidatie 15<br />

2.4.3 Discriminatie 16<br />

2.5 Onderlinge afhankelijkheid 18<br />

2.6 Conflicthantering 19<br />

2.7 Escalatie 21<br />

2.8 Samenvatting en conclusie 23<br />

iii


3 ARBEIDSCONFLICTEN EN RISICOKENMERKEN 26<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding secundaire bestandsanalyse 26<br />

3.2 Vóórkomen van arbeidsconflicten 27<br />

3.3 Betrouwbaarheid gegevens (VBBA- versus POLS-bestand) 28<br />

3.4 Risicokenmerken 30<br />

3.4.1 Risicokenmerken van organisaties 30<br />

3.4.2 Risicogroepen bij werknemers 34<br />

3.5 Conclusie 39<br />

4 UITWEGEN EN UITTREEDROUTES 42<br />

4.1 I<strong>nl</strong>eiding 42<br />

4.2 Verzuim 43<br />

4.2.1 I<strong>nl</strong>eiding 43<br />

4.2.2 Onderzoek onder de werkende bevolking 45<br />

4.2.3 Onderzoek onder uitgevallen werknemers in het eerste ziektejaar 47<br />

4.2.4 Onderzoek onder uitgevallen werknemers aan het einde van het<br />

eerste ziektejaar: 12-maandszieken 51<br />

4.3 Beëindiging arbeidsrelatie 53<br />

4.3.1 Beschikbare informatie in registraties 53<br />

4.3.2 Beschikbare informatie in de literatuur 56<br />

4.4 Conclusie 59<br />

iv


5 ARBEIDSCONFLICTEN OPLOSSEN 62<br />

5.1 I<strong>nl</strong>eiding 62<br />

5.2 Sociale partners 65<br />

5.3 Omgang met arbeidsconflicten door werkgevers 72<br />

5.3.1 Maatregelen werkgevers 72<br />

5.3.2 Ondersteuning werkgevers 74<br />

5.4 Omgang met arbeidsconflicten door werknemers 79<br />

5.5 Conclusie 80<br />

LITERATUUR 82<br />

BIJLAGEN<br />

Bijlage 1: Sleutelinformanten en deelnemers face-to-face interviews 92<br />

Bijlage 2: Beschrijving VBBA-Bestand 96<br />

Bijlage 3: Beschrijving voorbereidende analyses (bestanden CI) 97<br />

Bijlage 4: Veranderingen tussen 1998 en 2000 (bestanden CI) 107<br />

Bijlage 5: Risicogroepen ‘vaak of altijd’ conflicten (VBBA-bestand) 111<br />

Bijlage 6: Percentages conflictvragen POLS 117<br />

Bijlage 7: Registratie van werknemers met een beroepsziekte 121<br />

Bijlage 8: Beschrijving mediationprojecten bij de overheid 123<br />

v


SAMENVATTING<br />

I<strong>nl</strong>eiding<br />

Begin november 2001 is de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid met<br />

haar aanbevelingen voor een verbetering in preventie en reïntegratie bij verzuim<br />

vanwege psychische klachten naar buiten gekomen. Het voorliggende onderzoek<br />

over ‘arbeidsconflicten en arbeidsuitval’ is bedoeld als een inhoudelijke<br />

onderbouwing van onderdelen van een kabinetsreactie op deze aanbevelingen. Het<br />

betreft een snelle scan van bestaande kennis in literatuur en bestanden over:<br />

een typering van verschillende vormen van arbeidsconflicten<br />

het vóórkomen van arbeidsconflicten in de beroepsbevolking<br />

risicokenmerken van organisaties en risicogroepen bij werknemers<br />

de relatie van arbeidsconflicten met arbeidsuitval en andere uittreedroutes,<br />

en<br />

de maatregelen die werknemers en werkgevers thans treffen om<br />

arbeidsconflicten op te lossen.<br />

Typering van arbeidsconflicten<br />

Er is sprake van een conflict tussen twee individuen of een individu en een groep,<br />

als minstens één van beide partijen vindt dat de andere partij haar dwarsboomt of<br />

ergert (Van de Vliert, 1997). In de praktijk vormen conflicten een zeer rekbaar<br />

begrip. Conflicten zijn inherent aan het samenwerken van mensen en kunnen<br />

leiden tot gunstige en ongunstige veranderingen. De literatuur onderscheidt<br />

verscheidene kenmerken waarlangs arbeidsconflicten getypeerd kunnen worden.<br />

De kenmerken die relevant zijn voor het indelen van arbeidsconflicten naar de<br />

mate waarin ze schadelijke gevolgen voor welzijn en gezondheid hebben, zijn<br />

samengevat in tabel 1. Door overlap van de verschillende indelingen (zie tabel 1) is<br />

niet precies aan te geven, welke conflicten schadelijk zijn. In de praktijk zal het<br />

i


lastig zijn conflicten te ontrafelen naar de verschillende conflicttyperingen, zoals<br />

bijvoorbeeld de conflictkwestie. Voor beleidsdoeleinden kan daarom worden<br />

aangesloten bij de stelling van De Dreu en Van Dierendonck (2001), namelijk dat<br />

beleid zich beter kan richten op bemiddeling en conflicthantering, dan op het<br />

proberen organisaties “conflict-vrij” te maken.<br />

Tabel 1: Conflictvormen naar verschillende typeringsmogelijkheden.<br />

typering naar: vormen van conflicten subvormen van conflicten<br />

conflictpartijen - conflicten met bovengeschikte*<br />

- conflicten met nevengeschikte<br />

- conflicten met ondergeschikte<br />

conflictkwestie - taakinhoudelijk conflict: - belangenconflict:* - schaarse middelen<br />

- identiteitsconflict<br />

- sociaal-emotioneel conflict*<br />

- meningsverschil: - instrumenteel<br />

- visie*<br />

wederkerigheid en<br />

ongewenste<br />

omgangsvormen<br />

- wederkerige conflicten<br />

- niet-wederkerige conflicten:*<br />

onderlinge - positieve afhankelijkheid<br />

afhankelijkheid - negatieve afhankelijkheid*<br />

conflicthantering - forceren<br />

- toegeven*<br />

- vermijden*<br />

- oplossen<br />

- compromis zoeken<br />

escalatiestadia - win-win (graden 1 t/m 3):<br />

en -graden**<br />

- win-verlies (graden 4 t/m 6):<br />

- verlies-verlies (graden 7 t/m 9):<br />

- systematisch pestgedrag<br />

- seksuele intimidatie<br />

- discriminatie<br />

1: pogingen tot samenwerken, incidenteel afglijden in<br />

spanningen; 2: polarisatie; 3: niet overleggen, maar doen.<br />

4: coalitievorming en vijandsbeeld; 5: gezichtsaanval;<br />

6: dreigingstrategieën overheersen.<br />

7: vernietigen sanctiepotentieel van de tegenpartij;<br />

8: uitschakelen tegenpartij; 9: totale (zelf) vernietiging<br />

* Schadelijker voor welzijn en gezondheid dan andere vormen binnen de typering<br />

** Hoe meer een conflict geëscaleerd is, des te schadelijker zijn de gevolgen voor welzijn en<br />

gezondheid<br />

Vóórkomen verschillende vormen<br />

Hoe vaak de verschillende vormen vóórkomen is niet bekend of hangt sterk af van<br />

de gehanteerde definitie. Zo komen conflicten met nevengeschikten vaker voor dan<br />

conflicten met bovengeschikten volgens het ene bestand (VBBA), maar ongeveer<br />

even vaak volgens een ander bestand (POLS).<br />

ii


Arbeidsconflicten in de beroepsbevolking<br />

Het vaststellen van het vóórkomen van arbeidsconflicten bleek moeilijker dan op<br />

voorhand verwacht. Dit omdat twee verschillende geraadpleegde bestanden<br />

(VBBA-bestand van de ‘SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services’ en POLS-bestand van het<br />

CBS) die beiden als representatief voor de beroepsbevolking worden beschouwd,<br />

grote verschillen in prevalentie te zien geven (zie tabel 2). Voor de verschillen zijn<br />

meerdere verklaringen te geven. De meest voor de hand liggende is echter, dat<br />

relatief kleine verschillen in de vraagstelling (en antwoordmogelijkheden) voor<br />

grote prevalentieverschillen zorgen. Zo gaat het bijvoorbeeld in de POLS<br />

bestanden over conflicten in het afgelopen jaar, terwijl bij de VBBA–vraagstelling<br />

de periode waarover gevraagd wordt, niet is afgebakend. De bestanden komen<br />

redelijk tot goed overeen als het gaat om het percentage werknemers dat<br />

regelmatig (vaak of altijd) conflicten met de leidinggevende (4 à 5%) of met<br />

collega’s (ongeveer 2,2%) heeft.<br />

Tabel 2 Vóórkomen conflicten met de direct leidinggevende en met collega’s in de<br />

beroepsbevolking volgens twee verschillende bestanden.<br />

Conflicten met<br />

leidinggevenden<br />

Conflicten met collega’s<br />

VBBA-bestand ’95-‘99 (soms, vaak of altijd) 42% 53%<br />

POLS-bestand ‘99 (ja regelmatig, ja soms) 17% 14%<br />

Bronnen: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services) en POLS-bestand (CBS)<br />

Overigens bevatten beide bestanden geen informatie over belangrijke kenmerken<br />

van conflicten, zoals bijvoorbeeld het escalatiestadium (de duur en de intensiteit<br />

van conflicten), de conflictkwestie, de onderlinge afhankelijkheid en de<br />

wederkerigheid van conflicten (zie tabel 1).<br />

iii


Risicokenmerken organisaties en risicogroepen<br />

Aan de hand van analyses op het VBBA-bestand zijn risicosectoren bepaald. In de<br />

sectoren:<br />

‘reparatie en handel’,<br />

‘openbaar bestuur/overheid’,<br />

‘gezondheidszorg’,<br />

‘overige dienstverlening’, en<br />

‘industrie’,<br />

ligt het percentage werknemers, dat zegt conflicten met collega’s te hebben, boven<br />

het gemiddelde in de beroepsbevolking.<br />

In de sectoren:<br />

‘onderwijs’,<br />

‘reparatie en handel’,<br />

‘bouwnijverheid’,<br />

‘overige dienstverlening’ en<br />

‘industrie’<br />

ligt het percentage werknemers, dat zegt conflicten met de direct leidinggevende te<br />

hebben, boven het gemiddelde in de beroepsbevolking.<br />

Er is geen literatuur bekend geworden over het vóórkomen van arbeidsconflicten<br />

naar organisatieomvang. Wel is bekend dat pestgedrag en seksuele intimidatie in<br />

grote organisaties vaker voorkomen dan in kleine. In grote organisaties blijken wel<br />

meer mogelijkheden te bestaan voor de reïntegratie van zieke werknemers ten<br />

gevolge van een arbeidsconflict.<br />

Het aanwijzen van kenmerken van organisaties als bronnen van conflict is een<br />

hachelijke zaak. Omdat er zeer uitee<strong>nl</strong>opende conflictkwesties aan een conflict ten<br />

grondslag kunnen liggen, kan in principe elke structurele of culturele<br />

organisatiefactor een potentiële conflictbron zijn. Daarenboven kunnen dezelfde<br />

organisatiekenmerken, afhankelijk van de context en het soort conflict, op<br />

verschillende manieren met conflict samenhangen.<br />

iv


Op grond van analyses op het VBBA-bestand zijn de volgende risicogroepen voor<br />

conflicten met zowel leidinggevenden als collega’s op het werk onderscheiden:<br />

mannen,<br />

werknemers in de leeftijdscategorie 25 tot 45 jaar, vooral de groep in de<br />

leeftijd van 35 tot 45 jaar,<br />

werknemers met een hogere opleiding, vooral werknemers met een HBO<br />

opleiding.<br />

Lagere employés blijken de minste kans op arbeidsconflicten te hebben.<br />

Zoals gezegd, laten kleine verschillen in de definitie van conflicten grote<br />

verschillen zien in prevalentie. Het is mogelijk dat bij een andere definitie van<br />

conflicten ook andere risicogroepen op de voorgrond zullen treden.<br />

Uitwegen en uittreedroutes<br />

Voor verreweg de meeste conflicten wordt een oplossing gevonden binnen de<br />

organisatie. Indien een interne oplossing van het conflict niet tot stand komt<br />

(praten, bemiddelen, mediation, overplaatsing, detachering) kunnen<br />

arbeidsconflicten voor werknemer en/of werkgever tot een onhoudbare situatie<br />

leiden. Werkgever of werknemer zullen pogen de samenwerking te ontlopen of te<br />

beëindigen. Er dienen zich twee uitwegen aan:<br />

verzuim, eventueel tot en met WAO-toetreding,<br />

beëindiging arbeidsrelatie.<br />

Meerdere onderzoeken naar arbeidsconflicten laten significante verbanden zien<br />

met psychische klachten en met verzuim. De verbanden zijn sterker voor conflicten<br />

met de leidinggevende dan voor conflicten met collega’s. In het hiernavolgende<br />

wordt de informatie die de literatuur bevat over de mate waarin van de uitwegen<br />

gebruik wordt gemaakt weergegeven.<br />

v


Van Putten (1996) schat dat (in 1993) bij 34.500 tot 69.000 verzuimgevallen,<br />

die door verzekeringsartsen gezien zijn, arbeidsconflicten een belangrijke<br />

factor voor het verzuim vormen.<br />

Ongeveer een derde van alle arbeidsongeschikten krijgt bij de WAO-<br />

instroom de diagnose ‘psychische klachten’. Van de werknemers met<br />

psychische klachten, die langer dan 6 weken ziek zijn, ziet 24 procent een<br />

arbeidsconflict als oorzaak hiervan. Daarmee vormen arbeidsconflicten een<br />

belangrijke determinant voor langdurig verzuim binnen de diagnosegroep<br />

psychische klachten.<br />

Overigens, ook als verzuim niet het gevolg is van een arbeidsconflict, kan het<br />

bestaan ervan wel degelijk ervoor zorgen dat reïntegratie wordt bemoeilijkt. Dit<br />

wordt in de hier gepresenteerde cijfers niet teruggevonden.<br />

Van de 12-maandszieken (in EPI-onderzoek) heeft 38 procent conflicten met<br />

de leidinggevende en 36 procent conflicten met collega’s gehad in de twee<br />

jaar voorafgaand aan ziekmelding (in verband met dubbeltellingen kunnen de<br />

percentages niet opgeteld worden). Niet duidelijk is, hoe groot het percentage<br />

werknemers is, dat ten gevolge van de arbeidsconflicten ziek is. De<br />

genoemde percentages vormen dus slechts een bovengrens voor WAO-<br />

intrede ten gevolge van arbeidsconflicten.<br />

In geval van arbeidsconflicten komt het vaker voor dat werkgever en<br />

werknemer met wederzijds goedvinden uit elkaar gaan dan dat er ontslag<br />

plaatsvindt. Indien er ontslag op grond van een verstoorde arbeidsrelatie aan<br />

de orde is, vindt dit meestal via ontbinding door de kantonrechter plaats.<br />

Slechts in een heel beperkt aantal gevallen wordt de arbeidsrelatie bij<br />

arbeidsconflicten beëindigd via vergunningverlening door de RDA, zo komt<br />

uit een werkgeversenquête naar voren.<br />

Bijna een derde (32%) van alle ontbindingen vindt primair plaats op basis<br />

van een verstoorde arbeidsrelatie, zo blijkt uit onderzoek van<br />

ontbindingsdossiers<br />

vi


uit de jaren ’95 en ‘97. In absolute aantallen gaat het om ongeveer 11.000<br />

ontbindingen per jaar.<br />

Bij ongeveer 2 procent van alle ontbindingen betreft het werknemers met een<br />

verstoorde arbeidsrelatie die, op het moment van het indienen van het<br />

ontbindingsverzoek, ziek waren, zo blijkt uit onderzoek van dossiers uit<br />

1999.<br />

Slechts 2,8 procent van alle verzoeken om ontslagvergunning bij de RDA<br />

zijn gegrond in een verstoorde arbeidsrelatie. Ongeveer de helft hiervan<br />

wordt door de RDA verleend.<br />

Op basis van de bekend geworden literatuur kan niet worden aangegeven hoe vaak<br />

enerzijds verzuim en anderzijds beëindiging van de arbeidsrelatie in relatie tot<br />

elkaar vóórkomen als uitweg bij een arbeidsconflict.<br />

Aanpak arbeidsconflicten door werkgevers en werknemers<br />

Methoden van conflictoplossing zijn te onderscheiden in juridische en niet-<br />

juridische vormen. Laatstgenoemde worden aangeduid als alternatieve<br />

conflictoplossing (Alternative Dispute Resolution, ADR). Twee belangrijke<br />

hoofdvormen van ADR zijn:<br />

ADR boven partijen, zoals: arbitrage, bindend advies;<br />

ADR tussen partijen, zoals: neutraal voorzitterschap, procesbegeleiding,<br />

advies, bemiddeling en mediation.<br />

In de praktijk komt bij arbeidsconflicten ADR boven partijen tot uitdrukking in<br />

klachten- en geschillencommissies. Bij ADR tussen partijen bestaat er grote<br />

belangstelling voor mediation. Hoewel mediation ook bij arbeidsconflicten sterk in<br />

opkomst is, lijkt de omvang van toepassing vooralsnog beperkt.<br />

Sociale partners<br />

Arbeidsconflicten hebben momenteel nog geen prioriteit bij overleg tussen sociale<br />

partners. Er wordt overlegd over aanpalende beleidsterreinen, zoals individueel<br />

vii


klachtrecht, ongewenst gedrag, roken, werkdruk en stress. De meest relevante<br />

aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid in het kader van arbeidsconflicten<br />

en ongewenste omgangsvormen zijn: ‘Klachtrecht individuele werknemers (1990)’<br />

en ‘Met alle respect! Over bedrijfscultuur en omgangsvormen op het werk (1999)’.<br />

Onbekend is in hoeverre er in CAO’s afspraken gemaakt zijn over<br />

arbeidsconflicten, wel is bekend dat in 46 procent van de CAO’s afspraken<br />

opgenomen zijn over seksuele intimidatie en in 15 procent over agressie en geweld<br />

(inclusief extern geweld).<br />

Als belangrijk initiatief op het terrein van arbeidsconflicten binnen de overheid kan<br />

het Nederlands Instituut Conflictmanagement Overheid en Arbeid (NICOA)<br />

genoemd worden. Het NICOA is in september 2000 binnen het Centrum<br />

Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) opgericht en wil mediation en<br />

andere vormen van ADR in de publieke sector bevorderen. Een soortgelijk<br />

initiatief in het bedrijfsleven, maar dan slechts vanuit werkgeverszijde, wordt<br />

gevormd door de ‘Stichting ADR voor het Bedrijfsleven’ (ACB). Vooralsnog<br />

bestaat daar echter vooral ervaring met het oplossen van zakelijke conflicten en<br />

minder met individuele arbeidsconflicten.<br />

Arbo-diensten en verzekeraars<br />

Bij alle grote Arbo-diensten bestaat er ervaring met het aanbieden van mediation.<br />

Sommige Arbo-diensten hebben eigen personeel tot mediator laten opleiden,<br />

andere maken gebruik van aanbieders op dit terrein. In toenemende mate werken<br />

verzekeringsmaatschappijen op dit terrein met Arbo-diensten samen. Steeds meer<br />

treden verzekeraars ook zelf als verwijzende partij bij mediation op. Bedrijfsartsen<br />

hebben een begeleidende en adviserende rol bij het begeleiden van werknemers die<br />

verzuimen ten gevolge van of met een arbeidsconflict. De Stichting Expertise<br />

Centrum Reïntegratie is begin oktober naar buiten gekomen met een werkwijzer<br />

arbeidsconflicten voor Arbo-diensten.<br />

viii


Werkgevers en werknemers<br />

Er is weinig literatuur bekend over wat werkgevers en werknemers doen om<br />

arbeidsconflicten op te lossen. De literatuur is bovendien fragmentarisch van aard.<br />

Zo is er wel onderzoek gedaan bij de overheid, maar niet in andere sectoren. Ook<br />

is er informatie over maatregelen die genomen zijn om seksuele intimidatie en<br />

agressie en geweld tegen te gaan, maar nauwelijks over andere (vormen van)<br />

conflicten.<br />

Buiten Arbo-diensten om wordt er nog nauwelijks gebruik gemaakt van<br />

conflictbemiddeling. Bij de overheid bestaat er enerzijds een grote belangstelling<br />

voor ADR met inbegrip van mediation als instrumentarium voor conflictoplossing.<br />

Anderzijds wordt er nog weinig gebruik van gemaakt.<br />

Literatuur over wat werknemers doen om arbeidsconflicten op te lossen is<br />

nauwelijks gevonden. Door werknemers zelf wordt meestal niet om mediation<br />

gevraagd. Ook van de mogelijkheid om te klagen bij klachten- of<br />

geschillencommissies wordt weinig gebruik gemaakt, uit angst voor repercussies<br />

van de werkgever.<br />

Beschouwing<br />

Arbeidsconflicten vormen een nog onontgonnen onderzoeksterrein. De<br />

verschillende disciplines die bij arbeidsconflicten betrokken zijn, (psychologen,<br />

juristen, verzekeringsgeneeskundigen) hebben allen hun eigen literatuur en<br />

definities. Arbeidsconflicten zijn vaak niet als zelfstandig fenomeen onderzocht,<br />

maar maken onderdeel uit van bredere onderzoeken naar bijvoorbeeld werkdruk,<br />

arbeidsverhoudingen en situatieve arbeidsongeschiktheid. De beschikbare<br />

informatie is zeer divers en versnipperd over een groot aantal aanpalende terreinen.<br />

Er is bij arbeidsconflicten sprake van een zeer rekbaar begrip. In onderzoeken,<br />

literatuur, registraties en het alledaags taalgebruik is de definitie van<br />

arbeidsconflicten geenszins uniform. Op basis van literatuuronderzoek is in dit<br />

ix


apport vastgesteld welke kenmerken van conflicten een rol spelen als het gaat om<br />

het vaststellen van ‘ernstige’ mogelijk met verzuim gepaard gaande conflicten. De<br />

gegevens die momenteel in bestanden zijn opgeslagen, bevatten over deze<br />

kenmerken echter nog geen informatie. Vooral bij toekomstig onderzoek zullen de<br />

kenmerken een belangrijk handvat kunnen vormen. Dit alles zorgt ervoor dat de<br />

hier gepresenteerde onderzoeksgegevens over vóórkomen van arbeidsconflicten,<br />

de risicokenmerken van organisaties en risicogroepen van werknemers en de<br />

(uit)wegen die bij arbeidsconflicten bewandeld worden een voorlopig karakter<br />

hebben.<br />

x


1 INLEIDING<br />

1.1 Beleidscontext<br />

Conflicten zijn inherent aan het samenwerken van mensen in arbeidsorganisaties.<br />

Ze kunnen leiden tot zowel gunstige als ongunstige veranderingen (De Dreu &<br />

Van de Vliert, 1997). Ernstige arbeidsconflicten kunnen voor werknemer en/of<br />

werkgever tot een onhoudbare situatie leiden. Als een interne oplossing van het<br />

conflict niet tot stand komt, zijn grofweg twee ‘uitwegen’ te onderscheiden:<br />

beëindiging van de arbeidsrelatie, en<br />

arbeidsuitval; de werknemer wordt ziek of er is sprake van ‘oneige<strong>nl</strong>ijk<br />

verzuim’.<br />

Uiteraard sluit arbeidsuitval beëindiging van de arbeidsrelatie in later stadium niet<br />

uit.<br />

Psychische klachten vormen met een aandeel van ongeveer 30 procent de grootste<br />

afzonderlijke diagnosehoofdgroep in de WAO. De werksfeer en arbeidsconflicten<br />

vormen daarbinnen een belangrijke determinant voor (langdurig) verzuim en<br />

WAO-instroom, zo blijkt uit onderzoek in opdracht van de Commissie Psychische<br />

Arbeidsongeschiktheid (Veerman, Schoemaker, Cuelenaere & Bijl, 2001).<br />

Bovendien is de werkhervattingskans bij werknemers met een verstoorde<br />

arbeidsrelatie relatief laag. Slechts 13 procent van hen keert, als zij zes weken of<br />

langer ziek zijn, binnen het ziektewetjaar terug naar de eigen werkgever (Van<br />

<strong>Engers</strong>, <strong>1995</strong>).<br />

1


Arbeidsconflicten zijn te verdelen in collectieve versus individuele<br />

arbeidsconflicten. Van collectieve arbeidsconflicten is sprake als zich geschillen<br />

voordoen op ondernemingsniveau (medezeggenschap) of op sectorniveau<br />

(arbeidsvoorwaardenoverleg). Het onderhavige onderzoek richt zich uitsluitend op<br />

conflicten tussen individuen binnen een arbeidsorganisatie.<br />

‘Externe conflicten’ van werknemers met het publiek, klanten, cliënten, patiënten<br />

of scholieren zijn van het onderhavige onderzoek uitgesloten. Deze “externe”<br />

conflicten kennen vaak een andere oorzaak, een ander verloop, zijn sectorspecifiek<br />

en vragen om een andere aanpak dan conflicten tussen medewerkers onderling 1 .<br />

1.2 Probleemstelling<br />

Aa<strong>nl</strong>eiding onderzoek<br />

Begin november 2001 is de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid (CPA,<br />

ook wel Donner-I genoemd) met haar aanbevelingen voor een verbetering in<br />

preventie en reïntegratie bij verzuim vanwege psychische klachten naar buiten<br />

gekomen. Aan de Tweede Kamer is door Minister Borst en Staatssecretaris<br />

Hoogervorst een kabinetsreactie toegezegd op de inventarisatie van de Commissie<br />

Psychische Arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwingen van onderdelen van deze<br />

kabinetsreactie wensen de beleidsdirecties Arbeidsomstandigheden,<br />

Arbeidsverhoudingen en Sociale Verzekeringen van het ministerie van Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid meer inzicht te verwerven in het vóórkomen van<br />

arbeidsconflicten, de relatie met arbeidsuitval en de maatregelen die werkgevers en<br />

werknemers thans nemen als zich arbeidsconflicten voordoen.<br />

1 De bestanden en literatuur die in het onderhavige onderzoek geraadpleegd zijn (zie paragraaf 1.3), gaan specifiek<br />

in op interne conflicten, tenzij anders vermeld.<br />

2


Doel- en vraagstelling<br />

Doel van het onderzoek over arbeidsconflicten, is het verschaffen van een<br />

inhoudelijke onderbouwing van onderdelen van een kabinetsreactie, op de<br />

inventarisatie van de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid. Hiertoe dient<br />

de huidige kennis over het vóórkomen van arbeidsconflicten, de relatie met<br />

verzuim en de wijze waarop werkgevers en werknemers met arbeidsconflicten<br />

omgaan, in kaart te worden gebracht.<br />

Op grond van dit doel zijn de volgende onderzoeksvragen onderscheiden:<br />

1 Welke voor beleid relevante vormen van arbeidsconflicten zijn te<br />

onderscheiden? Zijn er vormen die vaker voorkomen dan andere?<br />

2 Welk percentage van werknemers heeft te maken met ernstige<br />

arbeidsconflicten, die tot arbeidsuitval leiden of kunnen leiden?<br />

a Wat zijn risicokenmerken van organisaties voor arbeidsconflicten<br />

(denk bijvoorbeeld aan: bedrijfstak, grootte van de organisatie)?<br />

b Wat zijn risicogroepen bij werknemers voor arbeidsconflicten<br />

(denk bijvoorbeeld aan: geslacht, leeftijd, sociale klasse, opleidingsniveau,<br />

etniciteit)?<br />

3 Wat is bekend over de relatie tussen arbeidsconflicten en verzuim en andere<br />

uittreedroutes (ontslag, ontbinding en verloop)?<br />

4 Wat doen werkgevers en werknemers om arbeidsconflicten op te lossen?<br />

a Wat wordt er op sectorniveau en tussen sociale partners op het terrein van<br />

arbeidsconflicten en ongewenste omgangsvormen afgesproken?<br />

b Wat doen werkgevers om een arbeidsconflict op te lossen?<br />

c Wat doen werknemers om een arbeidsconflict op te lossen?<br />

3


In de volgende paragraaf is uiteengezet met welke onderzoeksmethoden de<br />

onderzoeksvragen beantwoord zijn.<br />

1.3 Onderzoeksopzet<br />

Het onderzoek bestaat grofweg uit drie onderdelen: telefonische- en face-to-face<br />

interviews met respectievelijk sleutelinformanten en experts op het terrein van<br />

arbeidsconflicten, literatuuronderzoek en secundaire bestandsanalyse. Elk van deze<br />

onderdelen wordt hieronder kort toegelicht. In tabel 1.1 is het onderzoeksdesign<br />

samengevat.<br />

Tabel 1.1 : Samenvatting onderzoeksdesign.<br />

Onderzoeksvraag Telefonische-<br />

en<br />

face-to-face<br />

interviews<br />

1 Welke voor beleid relevante vormen van<br />

arbeidsconflicten zijn te onderscheiden?<br />

Zijn er vormen die vaker voorkomen dan andere?<br />

2 Hoe groot is het percentage werknemers dat in hun werk<br />

te maken heeft met ernstige arbeidsconflicten, die tot<br />

ziekteverzuim leiden of kunnen leiden?<br />

2a Wat zijn risicokenmerken van organisaties voor<br />

arbeidsconflicten?<br />

2b Wat zijn risicokenmerken bij werknemers voor<br />

arbeidsconflicten?<br />

3 Wat is er bekend over de relatie tussen arbeidsconflicten<br />

en verzuim en andere uittreedroutes?<br />

4 Wat doen werkgevers en werknemers om<br />

arbeidsconflicten op te lossen?<br />

X = onderzoeksmethode gebruikt om onderzoeksvraag te beantwoorden.<br />

4<br />

Literatuuronderzoek<br />

X<br />

X X<br />

X X<br />

Secundaire<br />

bestandsanalyse<br />

X X<br />

X X<br />

X X


Telefonische belronde langs (sleutel)informanten en face-to-face interviews<br />

De telefonische belronde langs (sleutel)informanten en de face-to-face interviews<br />

hadden primair tot doel om relevante literatuur, registraties en bestanden voor de<br />

beantwoording van de onderzoeksvragen op het spoor te komen.<br />

De face-to-face interviews dienden voorts om kwalitatief materiaal te verkrijgen<br />

voor de beantwoording van de onderzoeksvragen 3 en 4. Zo hebben, om informatie<br />

over uittreedroutes (onderzoeksvraag 3) te verkrijgen, interviews plaatsgevonden<br />

met een kantonrechter, Arbeidsbureau Nederland (telefonisch) en het Lisv. Om na<br />

te gaan wat werkgevers en werknemers doen om arbeidsconflicten op te lossen<br />

(onderzoeksvraag 4) hebben interviews plaatsgevonden met sociale partners, met<br />

het Nederlands Mediation Instituut en met de werkgroep arbeidsconflicten van de<br />

Stichting Expertise Centrum Reïntegratie (STECR). De resultaten van de<br />

interviews zijn in dit rapport verspreid naar onderwerp verwerkt. De<br />

sleutelinformanten en de gesprekspartners aan de face-to-face interviews zijn<br />

opgenomen in<br />

bijlage 1.<br />

Literatuuronderzoek<br />

De literatuurstudie diende relevante informatie op te leveren voor de<br />

beantwoording van alle onderzoeksvragen uit de probleemstelling. De<br />

literatuursearch is enigszins afgebakend. Er is in eerste instantie gezocht naar<br />

Nederlandstalige literatuur vanaf <strong>1995</strong> 2 . De door middel van searches bij diverse<br />

(gespecialiseerde) bibliotheken en op basis van advies van<br />

(sleutel)informanten/experts gevonden literatuur kan worden getypeerd als zeer<br />

divers. Het gaat om materiaal afkomstig uit verschillende disciplines: juridische<br />

literatuur (over arbeidsgeschillen, uittreedroutes en mediation), literatuur met<br />

betrekking tot reïntegratie en arbeidsongeschiktheid (over situatieve<br />

arbeidsongeschiktheid), en wetenschappelijke (psychologische) literatuur over<br />

2 Het jaartal <strong>1995</strong> is een willekeurig gekozen limiet. Er wordt van uitgegaan dat in de literatuur vanaf<br />

<strong>1995</strong> naar belangrijke eerdere literatuur wordt verwezen en dat die literatuur op deze manier in het<br />

onderzoek is meegenomen.<br />

5


conflicten op het werk, beleidsnota’s, projectvoorstellen en jaarverslagen. Voorts is<br />

gebruik gemaakt van uitdraaien van registraties van: Arbeidsbureau Nederland<br />

(onderdeel van Arbeidsvoorziening), Nederlands Centrum voor Beroepsziekten,<br />

Nederlands Mediation Instituut, het Mediation Centre en InterArbeid Mediation &<br />

Consultancy.<br />

Secundaire bestandsanalyse<br />

De tweede onderzoeksvraag van dit onderzoek betreft het vóórkomen van met<br />

verzuim gepaard gaande arbeidsconflicten in de werkende bevolking. Hierover is<br />

nog geen literatuur bekend. Het was binnen het bestek van dit onderzoek niet<br />

mogelijk voldoende data te verzamelen om een representatief beeld te krijgen van<br />

het vóórkomen van arbeidsconflicten in Nederland. Een second-best optie was,<br />

gebruik te maken van gegevens die binnen bestaande bestanden voorhanden zijn.<br />

De gebruikte bestanden zijn beschreven in bijlage 2 en bijlage 3. De resultaten van<br />

de secundaire bestandsanalyse zijn verwerkt in hoofdstuk 3.<br />

1.4 Leeswijzer<br />

In dit rapport is de informatie, die uit verschillende bronnen afkomstig is, zoveel<br />

mogelijk thematisch geordend.<br />

Hoofdstuk 2 gaat over verschillende vormen van arbeidsconflicten en baseert zich<br />

voornamelijk op literatuuronderzoek.<br />

Hoofdstuk 3 gaat over het vóórkomen van arbeidsconflicten in de werkende<br />

bevolking en het vóórkomen van risicokenmerken van bedrijven en van<br />

risicogroepen. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van secundaire bestandsanalyse<br />

verwerkt, aangevuld met relevante bevindingen in de literatuur.<br />

6


Hoofdstuk 4 gaat in op verschillende uitwegen en uittreedroutes bij<br />

arbeidsconflicten en baseert zich op literatuuronderzoek en informatie afkomstig<br />

uit de face-to-face interviews.<br />

Hoofdstuk 5 ten slotte, gaat over de maatregelen die werkgevers en werknemers<br />

thans nemen om conflicten op te lossen. Het hoofdstuk is gebaseerd op gesprekken<br />

met experts (sociale partners, NMI, STECR), schriftelijke materiaal dat door de<br />

gesprekspartners en (sleutel) informanten is aangeleverd en overige relevante<br />

literatuur.<br />

7


2 ARBEIDSCONFLICTEN GETYPEERD<br />

2.1 Begripsafbakening en typeringsmogelijkheden<br />

Het onderhavige onderzoek richt zich uitsluitend op individuele conflicten binnen<br />

een arbeidsorganisatie.<br />

Individuele arbeidsconflicten beslaan een zeer breed terrein. In de praktijk wordt<br />

de term arbeidsconflict niet eenduidig gebruikt. Terwijl in wetenschappelijke<br />

kringen reeds gesproken wordt van een conflict bij een eenmalige onuitgesproken<br />

ergernis over iets onbenulligs, associeert men in de praktijk arbeidsconflicten<br />

doorgaans met heftige emoties, uitbarstingen en langdurige “ruzies” die worden<br />

uitgevochten voor de rechter of die verzuim tot gevolg hebben (zo komt tijdens<br />

gesprekken met experts naar voren). Ook denkt men bij arbeidsconflicten in de<br />

eerste plaats vaak aan een conflict met de werkgever en niet aan conflicten met<br />

collega’s. In de literatuur worden verschillende definities van arbeidsconflicten<br />

gehanteerd. Om niet bij voorbaat al (zonder gegronde redenen)<br />

onderzoeksliteratuur uit te sluiten, is in het onderhavige onderzoek in beginsel<br />

gekozen voor een brede definitie van arbeidsconflicten:<br />

Er is sprake van een conflict tussen twee individuen of een individu en een groep,<br />

als minstens één van beide partijen vindt dat de andere partij haar dwarsboomt of<br />

ergert (Van de Vliert, 1997).<br />

Aangezien het onderhavige onderzoek voornamelijk gebaseerd is op secundair<br />

materiaal, zullen de gepresenteerde onderzoeksresultaten uiteraard steeds<br />

gebaseerd zijn op de (eventueel nauwere) definities die gehanteerd zijn in de<br />

verschillende onderzoeksbronnen.<br />

8


Typeringsmogelijkheden<br />

De volgende paragrafen van dit hoofdstuk gaan over verschillende vormen van<br />

arbeidsconflicten (onderzoeksvraag 1, zie paragraaf 1.2). Voor beleids- en<br />

onderzoeksdoeleinden is het relevant om te weten welke vormen schadelijke<br />

gevolgen kunnen hebben. Arbeidsconflicten bevatten verscheidene kenmerken<br />

waarlangs ze getypeerd kunnen worden. Kenmerken die relevant zijn voor het<br />

onderscheiden van conflictvormen die schadelijke gevolgen hebben, worden in<br />

deze paragraaf besproken. Dit zijn:<br />

conflictpartijen (paragraaf 2.2);<br />

conflictkwestie (paragraaf 2.3);<br />

wederkerigheid en ongewenste omgangsvormen (paragraaf 2.4);<br />

onderlinge afhankelijkheid (2.5);<br />

conflicthantering (paragraaf 2.6);<br />

escalatiestadia (paragraaf 2.7).<br />

De indelingsmogelijkheden betreffen zowel:<br />

de structuur van conflicten, factoren die het conflict en het conflictgedrag<br />

beïnvloeden (conflictpartijen, conflictkwestie, de wederkerigheid van<br />

conflicten onderlinge afhankelijkheid, conflicthantering,) als,<br />

het proces van conflicten: het dynamische verloop van een conflict<br />

(escalatiestadia).<br />

Het hoofdstuk eindigt met een samenvatting en conclusie (paragraaf 2.8).<br />

9


2.2 Conflictpartijen<br />

Conflicten zijn allereerst onder te verdelen naar de conflictpartijen. Te<br />

onderscheiden zijn:<br />

conflicten met bovengeschikten,<br />

conflicten met nevengeschikten,<br />

conflicten met ondergeschikten.<br />

Conflicten met bovengeschikten zijn ernstiger en ingrijpender dan conflicten met<br />

neven- of ondergeschikten (De Dreu & Van Dierendonck, 2001). Over de mate<br />

waarin conflicten met de verschillende conflictpartijen vóórkomen zijn geen<br />

eenduidige gegevens gevonden. Conflicten met nevengeschikten komen vaker<br />

voor dan conflicten met boven- en ondergeschikten, volgens het VBBA-bestand<br />

(zie paragraaf 3.2). In een ander bestand blijkt er nauwelijks verschil te bestaan<br />

tussen het vóórkomen van conflicten met nevengeschikten en conflicten met<br />

boven- en ondergeschikten (POLS, zie paragraaf 3.2)<br />

2.3 Conflictkwestie<br />

Een andere typeringsmogelijkheid vormt de conflictkwestie. Ook de<br />

conflictkwestie kan van invloed zijn op de mate waarin een conflict schadelijke<br />

gevolgen heeft. Er bestaan in de literatuur diverse (elkaar gedeeltelijk<br />

overlappende) typeringen naar conflictkwestie. De belangrijkste onderverdeling<br />

betreft: de verdeling in taakinhoudelijke versus sociaal-emotionele conflicten (ook<br />

wel relatieconflicten genoemd) (Jehn, <strong>1995</strong>, naar De Dreu & Van Dierendonck,<br />

2001).<br />

Taakinhoudelijke conflicten gaan over de wijze waarop medewerkers binnen een<br />

samenwerkingsverband het werk uitvoeren, de beschikbare middelen verdelen en<br />

inzetten, doelen stellen en strategieën afstemmen.<br />

Sociaal-emotionele conflicten gaan over de wijze waarop medewerkers binnen<br />

zo’n samenwerkingsverband met elkaar omgaan. Het betreft onderlinge strijd over<br />

10


normen en waarden, omgangsvormen en botsende persoo<strong>nl</strong>ijkheden. Ook seksuele<br />

intimidatie en discriminatie kunnen een sociaal-emotionele conflictkwestie<br />

vormen. Ze zijn apart beschreven bij de typering naar ‘wederkerigheid’ en<br />

ongewenste omgangsvormen (zie paragraaf 2.4). Sociaal-emotionele conflicten in<br />

de vorm van verschillen in normen en waarden bij waargenomen misstanden,<br />

komen vaak tot uitdrukking in de zogenoemde ‘klokke<strong>nl</strong>uidersproblematiek’. Als<br />

een werknemer een waargenomen misstand aan de orde stelt blijkt dit in veel<br />

gevallen negatieve consequenties te hebben. Eén op de zes klokke<strong>nl</strong>uiders heeft<br />

ontslag genomen. Eén op de 10 zit ziek thuis, terwijl nog eens 5 procent in een<br />

ontslagprocedure zit. Bij anderen is sprake van degradatie, gebrek aan<br />

promotiemogelijkheden of een berisping (Vermaas, Van der Linden, Serail &<br />

Klomps, in druk).<br />

De resultaten van meerdere onderzoeken laten zien dat vooral sociaal-emotionele<br />

conflicten gepaard gaan met een verminderd psychisch welbevinden en<br />

psychosomatische klachten (De Dreu & Van Dierendonck, 2001). Sociaal-<br />

emotionele conflicten zijn echter moeilijk te herkennen, omdat ze zich vaak uiten<br />

in onenigheid over taakgerelateerde onderwerpen.<br />

Tabel 2.1: Conflicten naar aard van de kwestie en aanpak<br />

Taakinhoudelijk conflict Sociaal-emotioneel conflict<br />

Belangentegenstelling Meningsverschil<br />

Schaarse<br />

middelen<br />

Identiteit Instrumenteel<br />

Visie<br />

In tabel 2.1 is te zien dat taakconflicten nog verder onder te verdelen zijn.<br />

Taakconflicten zijn te verdelen in twee soorten tegenstellingen:<br />

belangentegenstellingen en meningsverschillen. Belangentegenstellingen gaan over<br />

de toekenning en verdeling van schaarse middelen, zoals tijd en aandacht, geld,<br />

macht en status. Meningsverschillen daarentegen gaan over tegengestelde<br />

inzichten, preferenties, meningen en oordelen.<br />

11


Belangenconflicten zijn over het algemeen schadelijker dan meningsverschillen.<br />

Veelal zijn conflicten echter diffuus en bevatten zowel meningsverschillen als<br />

belangentegenstellingen (De Dreu, 1999).<br />

Euwema (2000) onderscheidt verder belangenconflicten nog naar conflicten over<br />

schaarse middelen, zoals geld, materiaal, roosterindeling, maar ook informatie,<br />

aandacht prestige en macht en conflicten waarbij het zelfbeeld van een persoon<br />

wordt aangetast of ontkend (identiteitsconflict). Identiteitsconflicten doen zich<br />

voor als mensen zich genegeerd of gediscrimineerd voelen (maar waarbij wel<br />

taakgerelateerde belangen op het spel staan).<br />

Bij meningsverschillen onderscheidt Euwema meningsverschillen over<br />

instrumentele kwesties en meningsverschillen over visie. Instrumentele kwesties<br />

betreffen veelal een verschil van mening over de strategieën waarmee men een<br />

doel wil bereiken, over de werkwijzen, manieren van organiseren en procedures.<br />

Bij een meningsverschil over visie betreft het een botsing van waarden en<br />

ideologieën. Indien het niet lukt om visies bij elkaar te brengen is dit volgens<br />

Euwema veelal een reden om afscheid van elkaar te nemen.<br />

Tijdens de looptijd van het onderzoek is geen literatuur gevonden die laat zien in<br />

hoeverre bepaalde conflictkwesties meer vóórkomen dan andere. Het vóórkomen<br />

van de verschillende conflictkwesties is ook moeilijk vast te stellen, omdat een<br />

conflict vaak bestaat uit meerdere conflictkwesties. De vraag “waar gaat het<br />

eige<strong>nl</strong>ijk om?” doet zich voor. Gaat het om het feit dat iemand te weinig salaris<br />

krijgt (belang bij schaarse middelen) of dat hij zich niet gewaardeerd voelt<br />

(identiteit), of om het feit dat de werknemer het gevoel heeft dat de baas zijn macht<br />

misbruikt (sociaal-emotioneel conflict). Het uiteenrafelen van conflicten en het<br />

herleiden van het conflict naar de werkelijke conflictkwestie is een vak apart<br />

(uitgeoefend door mediators).<br />

12


2.4 Wederkerigheid en ongewenste omgangsvormen<br />

In de loop van een conflict is er vaak over en weer sprake van vernederend,<br />

intimiderend of vijandig gedrag. Er is dan tevens sprake van ongewenste<br />

omgangsvormen. Zolang beide partijen over en weer ongewenst gedrag vertonen<br />

en elke aanval beantwoord wordt met een tegenaanval is er sprake van<br />

wederkerigheid (symmetrie). Niet altijd is een conflict echter wederkerig. Het is<br />

zeer wel mogelijk dat één van beide partijen vanaf het begin of na verloop van het<br />

conflict het onderspit delft.<br />

Pestgedrag, seksuele intimidatie en discriminatie zijn ongewenste omgangsvormen<br />

die als belangrijk kenmerk hebben dat duidelijk één van beide partijen (de gepeste,<br />

geïntimideerde, of gediscrimineerde) het onderspit delft en eenzijdig zou willen dat<br />

het gedrag stopt, terwijl de andere partij niet van zins is het gedrag te beëindigen.<br />

Er is dus geen sprake van een wederkerig (symmetrisch) conflict. In de volgende<br />

subparagrafen worden de volgende (niet wederkerige) ongewenste<br />

omgangsvormen kort behandeld:<br />

systematisch pestgedrag,<br />

seksuele intimidatie,<br />

discriminatie.<br />

Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat niet-wederkerige ongewenste<br />

omgangsvormen, (in de wetenschap vaak betiteld als mobbing) zeer ernstige<br />

gevolgen hebben voor de gezondheid van slachtoffers (zie bijvoorbeeld Leymann,<br />

1990; Leymann & Gustafsson, 1996; Zapf, 1999).<br />

13


2.4.1 Systematisch pestgedrag<br />

Iemand die systematisch wordt gepest zal zich hierover doorgaans ergeren of zich<br />

gedwarsboomd voelen. Daarmee is pestgedrag een vorm van een individueel<br />

arbeidsconflict volgens de in het onderhavige onderzoek gehanteerde definitie (zie<br />

paragraaf 2.1). Systematisch pestgedrag is:<br />

vernederend, intimiderend of vijandig gedrag gericht op steeds<br />

dezelfde persoon, dat vaak vóórkomt, langere tijd voortduurt, en<br />

waarbij de persoon die hiervan het doelwit is, zich er niet effectief<br />

tegen kan verweren (Hubert, Furda & Steensma, 1997).<br />

Voorbeelden van pestgedrag zijn: het sociaal isoleren van iemand, het werk<br />

onaangenaam of onmogelijk maken, iemand bespotten, roddelen, iemand<br />

bedreigen en lichamelijk geweld. Systematisch pestgedrag heeft zeer ernstige<br />

gevolgen voor de gezondheid van slachtoffers (zie paragraaf 4.2.1).<br />

Vóórkomen van systematisch pestgedrag in de werkende beroepsbevolking<br />

De omvang van pestgedrag in de werkende bevolking is moeilijk aan te geven. Bij<br />

een FNV-Barometer onderzoek (1998) onder ruim 2000 werknemers zei 8 procent<br />

de laatste drie jaar door medewerkers of publiek gepest te zijn. Soethout en Sloep<br />

(2000) stellen dat 16 procent van de medewerkers wel eens gepest is op het huidige<br />

werk door medewerkers of het publiek. Echter, bij dit onderzoek is de tijdspanne<br />

waarover pesten gemeten is, niet duidelijk (de tijd die werknemers bij een<br />

werkgever werken loopt nogal uiteen). Bovendien worden in beide genoemde<br />

onderzoeken ook ‘externe’ vormen van pesten meegenomen. Volgens<br />

representatief onderzoek in Zweden onder bijna 2500 werknemers is 3,5 procent<br />

van de werkende bevolking in het voorafgaande jaar slachtoffer van systematisch<br />

pestgedrag geweest (Leymann, 1993). In Nederland zijn met bovenstaande<br />

definitie enkele losse onderzoeken uitgevoerd.<br />

14


De slachtofferpercentages lopen uiteen van 1 procent onder medewerkers van een<br />

bank- en verzekeringsmaatschappij tot 10 procent bij de medewerkers van een<br />

productiebedrijf (Hubert, 1996; Hubert, Steensma, Furda, in druk).<br />

2.4.2 Seksuele intimidatie<br />

Ook als men zich seksueel geïntimideerd voelt, zal men zich daarover doorgaans<br />

ergeren of zich gedwarsboomd voelen. Daarmee kan ook seksuele intimidatie<br />

gezien worden als een vorm van een individueel arbeidsconflict volgens de in het<br />

onderhavige onderzoek gehanteerde definitie (zie paragraaf 2.1).<br />

Onder seksuele intimidatie wordt in de Arbo-wet (Staatsblad, 1999) verstaan:<br />

ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal,<br />

non-verbaal of fysiek gedrag van seksuele aard waarbij tevens sprake is van één<br />

van de volgend punten:<br />

• Onderwerping aan dergelijk gedrag wordt gehanteerd als voorwaarde voor de<br />

tewerkstelling van een persoon.<br />

• Onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt<br />

gebruikt of mede gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze<br />

persoon raken.<br />

• Dergelijk gedrag heeft het doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten<br />

en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren,<br />

dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden<br />

aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving<br />

wordt gecreëerd.<br />

Vóórkomen van seksuele intimidatie in de werkende beroepsbevolking<br />

Onderzoek onder bijna 14.000 werkenden in 1993 (De Heus, Diekstra & Schouten,<br />

<strong>1995</strong>) laat zien dat seksuele intimidatie het meest voorkomt bij vrouwen in de<br />

leeftijd tussen 25 en 34 jaar, in beroepen met een lage status. In totaal gaf 6,4<br />

15


procent van de vrouwen en 1,8 procent van de mannen het antwoord ‘eens’ of<br />

‘helemaal eens’ op de vraag of zij in hun werk last hadden van ongewenste<br />

intimiteiten/seksuele intimidatie.<br />

2.4.3 Discriminatie<br />

Discriminatie kan soms als een vorm van een arbeidsconflict worden gezien. In<br />

deze subparagraaf is kort beschreven wanneer dat het geval is en wat bekend is<br />

over het vóórkomen van discriminatie als vorm van arbeidsconflicten. Er bestaan<br />

meerdere definities van discriminatie. Een voorbeeld van een (sociologische)<br />

definitie van discriminatie is:<br />

discriminatie betreft elke daad of institutionele praktijk welke leidt tot<br />

ongelijke behandeling of achterstelling/achterstand van –in macht–<br />

zwakkere groepen en/of individuen, op grond van oneige<strong>nl</strong>ijke, niet<br />

relevante kenmerken (Fernandèz, 1998).<br />

In de Grondwet (artikel 1) wordt gesteld: “Allen die zich in Nederland bevinden,<br />

worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst,<br />

politieke gezindheid, ras, geslacht, of op welke grond dan ook, is niet toegestaan".<br />

In de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) is nog eens neergelegd dat<br />

personen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras,<br />

geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat<br />

gelijk behandeld moeten worden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen<br />

directe discriminatie, waarbij iemand rechtstreeks op basis van een van de acht<br />

hierboven genoemde discriminatiegronden ongelijk behandeld wordt en indirecte<br />

discriminatie, waarbij bepaalde groepen ongelijk worden behandeld zonder dat de<br />

discriminatiegrond direct aan de orde is. Bijvoorbeeld een goede beheersing van de<br />

Nederlandse taal als sollicitatievereiste, terwijl de beheersing van de Nederlandse<br />

taal voor het werk waarop gesolliciteerd wordt, niet noodzakelijk is. Overwegend<br />

niet (etnische) Nederlanders worden immers getroffen door deze eis.<br />

16


Soms is er bij discriminatie sprake van een individueel arbeidsconflict, volgens de<br />

in dit onderzoek gehanteerde definitie (zie paragraaf 2.1). Dit is het geval als<br />

discriminatie binnen de een arbeidsorganisatie plaatsvindt en de persoon die<br />

gediscrimineerd wordt, zich hierdoor gedwarsboomd of geërgerd voelt.<br />

Discriminatie bij selectie- en wervingsprocedures valt dus niet onder een<br />

individueel arbeidsconflict. Hetzelfde geldt voor (indirecte) discriminatie als<br />

degene die gediscrimineerd wordt, zich hiervan niet bewust is en zich hierdoor niet<br />

gedwarsboomd of geërgerd voelt. Van een conflict is wel sprake wanneer zich<br />

iemand bijvoorbeeld ergert over discriminerende opmerkingen of zich<br />

gedwarsboomd voelt omdat hij of zij telkens op grond van voor het werk<br />

irrelevante kenmerken wordt gepasseerd.<br />

Vóórkomen van discriminatie<br />

De Commissie Gelijke Behandeling (jaarverslag 1999) meldt dat het aantal<br />

klachten over racisme op de werkvloer nog steeds toeneemt. In het rapport van de<br />

Landelijke Vereniging van antidiscriminatiebureaus en meldpunten (2001) staat<br />

dat van de 3297 klachten die de verschillende meldpunten ontvangen hebben, 20<br />

procent (ongeveer 660 klachten) betrekking had op discriminatie op de<br />

arbeidsmarkt. Het betreft hierbij echter zowel discriminatie tijdens werving en<br />

selectie, bij interne doorstroom naar hogere functies en uitstroom door<br />

bijvoorbeeld ontslag als confrontatie met pesterijen op de werkvloer, doordat<br />

discriminerende of anderszins beledigende opmerkingen worden gemaakt. Niet alle<br />

geïnventariseerde klachten van discriminatie betreffen dus ook een individueel<br />

arbeidsconflict. Bovendien geven deze klachten uiteraard geen beeld van het<br />

vóórkomen van discriminatie in de werkende bevolking.<br />

17


In het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) van het CBS is het percentage<br />

mensen in de werkzame beroepsbevolking dat aangeeft dat regelmatig<br />

discriminatie naar huidskleur plaatsvindt (2% in 2000) en het percentage dat<br />

aangeeft dat regelmatig discriminatie naar sekse plaatsvindt (2% in 2000)<br />

opgenomen (CBS, 2001). Ook hier geldt weer dat niet alle vormen van<br />

discriminatie tevens een individueel arbeidsconflict inhouden. Samenvattend kan<br />

gesteld worden dat nog niet bekend is hoe vaak discriminatie als vorm van<br />

arbeidsconflicten vóórkomt in de beroepsbevolking.<br />

2.5 Onderlinge afhankelijkheid<br />

Een andere mogelijkheid om conflicten te typeren, betreft de mate waarin en de<br />

wijze waarop men afhankelijk is van de persoon of personen waarmee men een<br />

conflict heeft. De mate waarin men afhankelijk is van de conflictpartij, is mogelijk<br />

van invloed op de ervaren ernst van het conflict. Begrijpelijkerwijs heeft een<br />

conflict met een collega die men één keer per maand tegenkomt minder impact (en<br />

schadelijke gevolgen voor de gezondheid) dan een conflict met een kamergenoot.<br />

Ritsema van Eck en Huguenin (1993) onderscheiden een drietal aspecten die van<br />

belang zijn bij de onderling afhankelijkheid:<br />

de tijdsduur van de relatie tussen conflictpartijen (hebben partijen<br />

constant met elkaar te maken, of alleen tijdens een enkel tijdelijk<br />

project?),<br />

de mate van onderlinge taakafhankelijkheid (is de ene partij in hoge mate<br />

afhankelijk van de andere voor het uitvoeren van het werk?),<br />

de onderlinge machtsverhoudingen.<br />

Tjosvold (1986; naar Euwema, 2000) maakt bij de onderlinge afhankelijkheid het<br />

onderscheid tussen ‘positieve onderlinge afhankelijkheid’ waarbij men het gevoel<br />

heeft dat elkaars doelen vooral positief zijn verbonden en ‘negatieve onderlinge<br />

afhankelijkheid’ waarbij er sprake is van competitie. Positieve afhankelijkheid<br />

stimuleert samenwerking, openheid en vertrouwen. Negatieve afhankelijkheid<br />

geeft aa<strong>nl</strong>eiding tot weinig gezonde conflicten, waarbij wantrouwen en macht<br />

overheersen.<br />

18


In veel onderzoeken naar arbeidsconflicten wordt de mate en aard van de<br />

onderlinge afhankelijkheid niet in de vraagstelling meegenomen. In de wijze<br />

waarop met conflicten wordt omgegaan en de gevolgen die deze hebben voor de<br />

gezondheid speelt de onderlinge afhankelijkheid echter mogelijk een belangrijke<br />

rol. Daarom is het van belang dat in de vraagstellingen bij toekomstig onderzoek<br />

expliciet wordt gevraagd naar de mate waarin en de manier waarop men van de<br />

conflictpartij afhankelijk is.<br />

2.6 Conflicthantering<br />

In het onderhavige onderzoek bestaat vooral interesse in die vormen van<br />

arbeidsconflicten die althans voor één van de partijen schadelijke gevolgen kunnen<br />

hebben. De wijze van conflicthantering is van belang voor de mate waarin<br />

conflicten schadelijk zijn. Elke reactie op een ervaren frustratie en elke reactie op<br />

die reactie valt onder de term conflicthantering. Een gebruikelijke indeling van<br />

conflictstijlen is afgeleid van het ‘dual concern model’ van Blake en Mouton<br />

(1970, naar Van de Vliert, 1997). Grofweg zijn er vijf wijzen van conflicthantering<br />

te onderscheiden, deze worden als volgt omschreven (Nauta, De Vries, Bosch &<br />

Van Schie, in druk; De Dreu & Van Dierendonck, 2001):<br />

Forceren houdt in dat men de andere partij een uitkomst probeert op te<br />

leggen die tegemoetkomt aan eigen doelen en belangen, maar niet aan de<br />

doelen en belangen van die andere partij. Voorbeelden van forceren zijn de<br />

ander met argumenten proberen te overtuigen, verwijten maken, dreigen en<br />

schelden.<br />

19


Toegeven betekent dat men zich neerlegt bij wat de ander wil. De ander<br />

gelijk geven, concessies doen en zich laten overtuigen door de argumenten<br />

van de ander zijn vormen van toegeven.<br />

Vermijden houdt in dat men tijdelijk of definitief probeert het conflict te<br />

ontlopen. Men gaat discussies met de tegenpartij over de conflictkwestie<br />

uit de weg, praat er simpelweg niet over.<br />

Probleem oplossen houdt in dat men zoekt naar een oplossing die zowel<br />

aan de eigen doelen en belangen tegemoet komt, als aan de doelen en<br />

belangen van de ander.<br />

Compromis zoeken betekent dat men streeft naar een gelijke verdeling bij<br />

het toekennen van de belangen (“eerlijk delen”). Daarbij kan men<br />

meerdere van de hierboven genoemde conflictstijlen hanteren.<br />

Voorbeelden zijn geven en nemen en onderdelen van de kwestie ruilen.<br />

De Dreu en Van Dierendonck (2001) concluderen uit onderzoek dat de<br />

conflicthanteringstijl een belangrijke bijdrage levert aan de mate waarin<br />

arbeidsconflicten ingrijpen in iemands psychische en lichamelijke toestand. De<br />

stijlen vermijden en toegeven (de meer onderdanige en passieve manieren van<br />

conflicthantering) blijken de meest negatieve consequenties te hebben voor<br />

iemands psychische en lichamelijke gezondheid. Een actieve doch vijandige<br />

opstelling (forceren), blijkt in mindere mate negatief. Een mogelijke verklaring die<br />

de onderzoekers geven is dat de partijen een beter gevoel over zichzelf kunnen<br />

hebben; “ik heb tenminste niet over me heen laten lopen…”. Een constructieve stijl<br />

gericht op probleemoplossen bleek telkens gepaard te gaan met een hoge mate van<br />

psychisch en lichamelijk welbevinden.<br />

Overigens wordt in het onderzoek van De Dreu en Van Dierendonck niet ingegaan<br />

op de mate waarin stijlen complementair dan wel symmetrisch zijn (zie Nauta,<br />

1996). Symmetrisch zijn conflicthanteringstijlen als beide partijen dezelfde stijl<br />

hanteren, dus beide partijen forceren (hetgeen tot escalatie leidt), beide partijen<br />

20


geven toe, beide partijen proberen het probleem op te lossen, of beide partijen<br />

zoeken een compromis. Complementair zijn bijvoorbeeld de hanteringstijlen:<br />

forceren (door de ene partij) en toegeven of vermijden (door de andere partij). Uit<br />

het onderzoek wordt nog niet duidelijk of vermijden en toegeven per definitie de<br />

meest negatieve consequenties hebben, of alleen als sprake is van een<br />

complementaire reactie (forceren) van de andere partij.<br />

Uit de literatuur wordt niet duidelijk of bepaalde conflicthanteringstijlen vaker<br />

door werknemers worden toegepast dan anderen.<br />

2.7 Escalatie<br />

Arbeidsconflicten zijn ook te typeren naar het escalatiestadium waarin ze zich<br />

bevinden. Euwema (2000) stelt dat escalatie optreedt wanneer het aantal kwesties<br />

in geding toeneemt, wanneer die kwesties in belang toenemen en/of wanneer het<br />

aantal partijen dat betrokken is bij het conflict toeneemt. Glasl (1981) beschrijft<br />

drie hoofdfasen, die elk onderverdeeld kunnen worden in drie niveaus van<br />

intensiteit, escalatiegraden genoemd. De niveaus zijn in tabel 2.2 kort getypeerd.<br />

Terwijl in de win-win fase nog gestreefd wordt naar een oplossing die in het<br />

belang van beide partijen is, wordt in de win-verlies fase ernaar gestreefd de eigen<br />

winst zo groot mogelijk te maken ten koste van de andere partij. In de derde,<br />

verlies-verlies fase zijn conflictpartijen er alleen nog maar op uit de andere partij<br />

schade toe te brengen (ook als dit gepaard gaat met eigen schade). Overigens lijkt<br />

het erop dat er bij de escalatiestadia van Glasl vanuit wordt gegaan dat beide<br />

partijen een forcerende conflictstijl hanteren.<br />

21


Tabel 2.2: Escalatiegraden volgens Glasl (1981)<br />

Win-win (rationele fase: polarisatie, verharding)<br />

graad 1: verharding van standpunten, toenemende irritaties, selectieve aandacht.<br />

graad 2: superioriteitsgevoel, harde discussies, irrationele en oneerlijke tactieken.<br />

graad 3: meer non-verbale communicatie, prestige zaak, eigen gissingen en interpretaties.<br />

Win-verlies (emotionele fase: confrontatie, vuil spel)<br />

graad 4: coalitievorming, vijandbeeld.<br />

graad 5: veroorzaken van ope<strong>nl</strong>ijk gezichtsverlies, rigide, radicale opstelling, integriteit in het<br />

geding.<br />

graad 6: harde eisen, uiten van dreigementen en sancties.<br />

Verlies-verlies (strijd fase: mens wordt ding, destructie, geweld)<br />

graad 7: schade toebrengen aan sanctiepotentieel, kwestie is ondergeschikt aan strijd.<br />

graad 8: uitschakeling van de tegenpartij.<br />

graad 9: frontale botsing, haat.<br />

Het is aannemelijk dat als het conflict meer geëscaleerd is, dit schadelijker is voor<br />

de gezondheid en het welzijn van de betrokken partijen. Hoe verder een conflict<br />

geëscaleerd is des te vaker vindt vijandig, intimiderend of vernederend gedrag<br />

plaats. Er is geen onderzoek bekend dat aangeeft vanaf welk stadium uitval<br />

verwacht kan worden. Mogelijk speelt hierbij ook de wederkerigheid van<br />

conflicten een rol (zie paragraaf 2.4).<br />

22


2.8 Samenvatting en conclusie<br />

In dit hoofdstuk zijn verschillende typeringen en indelingsmogelijkheden van<br />

arbeidsconflicten aan de orde geweest. Deze zijn samengevat in tabel 2.3.<br />

Tabel 2.3 Conflictvormen naar verschillende typeringsmogelijkheden.<br />

typering naar: vormen van conflicten subvormen van conflicten<br />

conflictpartijen - conflicten met bovengeschikte*<br />

- conflicten met nevengeschikte<br />

- conflicten met ondergeschikte<br />

conflictkwestie - taakinhoudelijk conflict - belangenconflict:* - schaarse middelen<br />

- identiteitsconflict<br />

- sociaal-emotioneel conflict*<br />

- meningsverschil: - instrumenteel<br />

- visie*<br />

wederkerigheid en<br />

ongewenste<br />

omgangsvormen<br />

- wederkerige conflicten<br />

- niet-wederkerige conflicten:*<br />

onderlinge - positieve afhankelijkheid<br />

afhankelijkheid - negatieve afhankelijkheid*<br />

conflicthantering - forceren<br />

- toegeven*<br />

- vermijden*<br />

- oplossen<br />

- compromis zoeken<br />

escalatiestadia - win-win (graden 1t/m 3):<br />

en -graden**<br />

- win-verlies (graden 4 t/m 6):<br />

- verlies-verlies (graden 7 t/m 9):<br />

- systematisch pestgedrag<br />

- seksuele intimidatie<br />

- discriminatie<br />

1: pogingen tot samenwerken, incidenteel afglijden in<br />

spanningen; 2: polarisatie; 3: niet overleggen, maar doen<br />

4: coalitievorming en vijandsbeeld; 5: gezichtsaanval;<br />

6: dreigingstrategieën overheersen.<br />

7: vernietigen sanctiepotentieel van de tegenpartij;<br />

8: uitschakelen tegenpartij; 9: totale (zelf) vernietiging<br />

* Schadelijker voor welzijn en gezondheid dan andere vormen binnen de typering<br />

** Hoe meer een conflict geëscaleerd is, des te schadelijker zijn de gevolgen voor welzijn en<br />

gezondheid<br />

Kort samengevat kan met betrekking tot de verschillende typeringsmogelijkheden<br />

en de ernst van de gevolgen het volgende worden gesteld:<br />

Conflictpartij: een conflict tussen een boven en een ondergeschikte heeft voor<br />

de ondergeschikte ernstigere gevolgen, dan een conflict tussen twee<br />

nevengeschikten.<br />

23


Conflictkwestie: sociaal-emotionele conflicten zijn het meest schadelijk.<br />

Binnen taakgerichte conflicten zijn belangenconflicten het meest schadelijk.<br />

Echter wanneer werknemers (binnen meningsverschillen) van visie verschillen,<br />

heeft dit mogelijk nog ernstiger gevolgen.<br />

Wederkerigheid: een conflict heeft in ieder geval ernstige gevolgen wanneer<br />

een conflict niet wederkerig is en één partij zich niet tegen ongewenst gedrag<br />

van de andere partij kan verweren.<br />

Onderlinge afhankelijkheid: Indien men afhankelijk is van de conflictpartij<br />

heeft een conflict meer impact dan wanneer men zich van de conflictpartij<br />

nauwelijks iets hoeft aan te trekken. Negatieve afhankelijkheid geeft<br />

aa<strong>nl</strong>eiding tot weinig gezonde conflicten, waarbij wantrouwen en macht<br />

overheersen.<br />

Conflicthantering: vooral de stijlen ‘toegeven’ en ‘vermijden’ gaan gepaard<br />

met een verminderd psychisch welbevinden. Niet duidelijk is echter of het<br />

daarvoor nodig is dat de conflictpartij complementair een forcerende stijl<br />

hanteert.<br />

Escalatie: naarmate een conflict meer escaleert, is aan te nemen dat de<br />

gevolgen groter zijn.<br />

Hoe vaak de verschillende vormen vóórkomen is niet bekend of hangt sterk af van<br />

de gehanteerde definitie. Zo komen conflicten met nevengeschikten vaker voor dan<br />

conflicten met bovengeschikten volgens het VBBA-bestand, maar ongeveer even<br />

vaak volgens een ander bestand (POLS, zie paragraaf 3.3).<br />

Ondanks dat de literatuur veel aanknopingspunten biedt om conflicten in te delen<br />

naar de mate waarin ze schadelijke gevolgen hebben, is het door overlap van de<br />

indelingen moeilijk om precies aan te geven, welke conflicten schadelijk zijn.<br />

Meerdere auteurs hebben gepoogd om de verschillende structuurkenmerken van<br />

conflicten in een model te integreren waarmee voorspeld kan worden of conflicten<br />

schadelijke dan wel positieve gevolgen zullen hebben (zie bijvoorbeeld Van de<br />

Vliert, 1997, Nauta, De Vries, Bosch & Van Schie, in druk). Dergelijke<br />

24


modellen hebben zeker veel waarde als heuristisch denkraam. Echter, de modellen<br />

zijn nog niet empirisch getoetst 3 . Ook wordt met de modellen nog niet de vraag<br />

beantwoord wat nu de hoofdoorzaak is van verminderd psychisch welzijn,<br />

eventueel verzuim en verloop.<br />

Het lijkt erop dat onder meer de conflictkwestie, de conflictpartij en de onderlinge<br />

afhankelijkheid van invloed zijn op de conflicthanteringsstijl die partijen kiezen<br />

(zie Nauta, e.a). De gekozen stijlen en de wederkerigheid van het conflict zijn<br />

voorts van invloed op de vraag of het conflict escaleert en of ongewenste<br />

omgangsvormen worden ingezet.<br />

Er zijn vele, zeer verschillende conflictkwesties. Conflicten zijn inherent aan het<br />

samenwerken tussen mensen. Voor beleidsdoeleinden kan daarom worden<br />

aangesloten bij de stelling van De Dreu en Van Dierendonck (2001), namelijk dat<br />

de oplossing niet ligt in het proberen organisaties “conflict-vrij” te maken, maar in<br />

een op bemiddeling en conflicthantering gerichte inventiestrategie.<br />

3 Op basis van het model van Nauta e.a. ontwikkelt TNO Arbeid momenteel een instrumentarium<br />

waarmee conflicten in organisaties gediagnosticeerd en verklaard kunnen worden. Dit<br />

instrumentarium bestaat uit een gestructureerde vrage<strong>nl</strong>ijst over conflict, conflicthantering,<br />

conflictgevolgen en conflictoorzaken, alsmede een richtlijn om aan de hand van individuele en<br />

groepsgesprekken met organisatiemedewerkers arbeidsconflicten te diagnosticeren en te verklaren.<br />

25


3 ARBEIDSCONFLICTEN EN RISICOKENMERKEN<br />

3.1 I<strong>nl</strong>eiding secundaire bestandsanalyse<br />

Dit hoofdstuk gaat over het vóórkomen van (mogelijk) met verzuim gepaard<br />

gaande arbeidsconflicten in de werkende bevolking (zie onderzoeksvraag 2,<br />

paragraaf 1.2). Het hoofdstuk gaat ook in op risicokenmerken van organisaties en<br />

risicogroepen onder werknemers. Het hoofdstuk baseert zich voornamelijk op de<br />

uitkomsten van secundaire analyse aangevuld met literatuuronderzoek.<br />

De secundaire analyses hebben plaatsgevonden op het zogenoemde VBBA-<br />

bestand, dat beheerd wordt door ‘SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services’. Een beschrijving van<br />

dat bestand is opgenomen in bijlage 2. Het VBBA-bestand bevat twee relevante<br />

vragen over conflicten, te weten:<br />

Heeft u conflicten met collega’s?<br />

Heeft u conflicten met uw directe leiding?<br />

De antwoordmogelijkheden bij deze vragen zijn: ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’.<br />

De categorieën ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’ gaan allen gepaard met een toename van<br />

verzuim ten opzichte van de categorie ‘nooit’. Dit blijkt uit analyses (zie bijlage 3<br />

en 4) op een ander bestand met dezelfde VBBA-vragen, dat beheerd wordt door<br />

het Coronel Instituut. Bij het bepalen van risicosectoren en risicogroepen op basis<br />

van het VBBA-bestand in dit hoofdstuk zijn steeds de antwoordmogelijkheden<br />

‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’ samengenomen. Dit om twee redenen:<br />

1) dit zijn de antwoordmogelijkheden die alle met (een toename van het)<br />

verzuim gepaard gaan;<br />

2) conflicten die ‘soms’ vóórkomen kunnen escaleren tot conflicten die<br />

‘vaak’ of ‘altijd’ vóórkomen en vormen daar dus een risico voor.<br />

26


Er worden dus steeds twee categorieën met elkaar vergeleken: werknemers die wel<br />

eens conflicten (soms, vaak of altijd) meemaken en werknemers die geen (nooit)<br />

conflicten meemaken. Overigens kunnen de risicogroepen anders zijn als ze<br />

bepaald worden op werknemers die ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met de<br />

leidinggevende of collega’s zeggen te hebben. Deze risicogroepen zijn beschreven<br />

in bijlage 5.<br />

3.2 Vóórkomen van arbeidsconflicten<br />

De mate waarin arbeidsconflicten in de Nederlandse werkende bevolking<br />

vóórkomen, is bepaald door analyses op het VBBA-bestand (zie bijlage 2).<br />

Figuur 3.1: Percentage werknemers naar conflicten met collega’s en conflicten met<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

de directe leiding.<br />

58,3%<br />

47,0%<br />

50,9%<br />

37,7%<br />

2,6% 1,4%<br />

1,4% 0,8%<br />

Nooit Soms Vaak Altijd<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

Conflicten met<br />

collega's (N=67.979)<br />

Conflicten met de<br />

directe leiding<br />

(N=67.660)<br />

In Nederland rapporteert 50,9 procent van de werknemers dat zich ‘soms’<br />

conflicten met collega’s voordoen. Er zijn relatief weinig werknemers die melden<br />

dat ze ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met collega’s (2,2%) hebben. Een lager<br />

percentage dan bij conflicten met collega’s, zegt dat zich ‘soms’ conflicten met de<br />

direct leidinggevende voordoen (37,7%). Het percentage werknemers dat zegt<br />

27


‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met de direct leidinggevende te hebben, ligt<br />

daarentegen iets hoger dan bij collega’s (4%).<br />

3.3 Betrouwbaarheid gegevens (VBBA- versus POLS-bestand)<br />

Teneinde de onderzoeksuitkomsten van het VBBA-bestand extern te valideren,<br />

zijn de percentages werknemers vergeleken met percentages die daarover in een<br />

ander bestand, het Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS) van het CBS zijn<br />

opgenomen. De percentages zijn beschikbaar gesteld door het ministerie van<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In POLS zijn de volgende twee vergelijkbare<br />

vragen opgenomen:<br />

Hebt u in het afgelopen jaar conflicten gehad met uw directe chef?<br />

Hebt u in het afgelopen jaar conflicten gehad met uw collega’s?<br />

De antwoordmogelijkheden bij deze vragen zijn: ‘ja, meestal’, ‘ja, soms’, en ‘nee’.<br />

In de tabellen 3.1a en 3.1b is weergegeven hoeveel procent volgens het VBBA-<br />

bestand (’95-’99) en volgens het POLS-bestand (’99) conflicten met de<br />

leidinggevende respectievelijk collega’s noemt.<br />

Tabel 3.1a: Vóórkomen conflicten met direct leidinggevende/chef naar bestand (VBBA / POLS)<br />

Antwoordmogelijkheden VBBA / POLS VBBA <strong>1995</strong>-1999 POLS 1999<br />

Nooit / Nee 58,3% 83,4%<br />

Soms / Ja, soms 37,7% 11,5%<br />

Vaak en altijd / Ja, regelmatig 4,0% 5,0%<br />

Bronnen: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services) en POLS-bestand (CBS)<br />

In tabel 3.1a is te zien dat het percentage werknemers dat ‘soms’/’ja, soms’<br />

conflicten met de direct leidinggevende/chef rapporteert bij de twee bestanden ver<br />

uiteen lopen. De percentages komen beter overeen bij de antwoordmogelijkheden<br />

‘vaak of altijd’/‘ja regelmatig’ conflicten met de direct leidinggevende/chef.<br />

28


Tabel 3.1b: Vóórkomen conflicten met collega’s naar bestand (VBBA / POLS)<br />

Antwoordmogelijkheden VBBA / POLS VBBA <strong>1995</strong>-1999 POLS 1999<br />

Nooit / Nee 47,0% 86,2%<br />

Soms / Ja, soms 50,9% 11,4%<br />

Vaak en altijd / Ja, regelmatig 2,2% 2,3%<br />

Bronnen: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services) en POLS-bestand (CBS)<br />

In tabel 3.1b is te zien dat ook het percentage werknemers dat ‘soms’/’ja, soms’<br />

conflicten met collega’s zegt te hebben sterk verschilt tussen de bestanden. De<br />

percentages komen goed overeen als het gaat om werknemers die zeggen ‘vaak of<br />

altijd’/’ja, regelmatig’ conflicten met collega’s te hebben.<br />

Verklaringen verschillen<br />

De verschillen in de antwoordcategorie ‘soms’/’ja, soms’ tussen de beide<br />

bestanden zijn aanzie<strong>nl</strong>ijk. Meerdere verklaringen zijn denkbaar. Twee belangrijke<br />

betreffen:<br />

- de onderzoeksopzet, en<br />

- de vraagstelling.<br />

De onderzoeksopzet bij het VBBA-bestand wordt gekenmerkt door zelfselectie van<br />

werkgevers. Mogelijk zijn het juist die werkgevers die problemen signaleren, die<br />

een onderzoek met de vrage<strong>nl</strong>ijst uit laten voeren. Echter, het blijkt dat deze hoge<br />

percentages op de conflictvragen ook worden gegeven als de VBBA a-select wordt<br />

afgenomen (zie bijlage 3). Dit kan dus niet de verklaring vormen voor de grote<br />

verschillen in de tabellen 3.1a en 3.1b. Een meer voor de hand liggende verklaring<br />

betreft de verschillen in vraagstelling. De VBBA brengt geen periodebeperking<br />

aan, in het POLS-bestand is dat wel het geval. Aangezien een conflict vaak een<br />

nogal pregnante gebeurtenis is, kan iemand die -zeg 2 jaar geleden- een aanvaring<br />

had met baas of collega’s bij de VBBA voor ‘soms’ kiezen. In het POLS-bestand<br />

wordt deze case in de telling waarschij<strong>nl</strong>ijk gemist. Een belangrijke conclusie<br />

hieruit is, dat op het oog zeer kleine verschillen in de vraagstelling (en de<br />

antwoordcategorieën) al tot grote verschillen in prevalentie leiden.<br />

29


Implicaties bestandsverschillen het bepalen van risicogroepen en<br />

risicokenmerken van organisaties<br />

Vooralsnog kan niet gesteld worden dat het POLS-bestand een betrouwbaarder<br />

beeld van de werkelijkheid geeft dan het VBBA-bestand of omgekeerd. Beide<br />

bestanden meten (ten minste bij de categorie ‘soms’) kennelijk iets anders en<br />

leveren relevante informatie op over hetgeen zij meten. In dit hoofdstuk worden de<br />

risicogroepen en kenmerken van organisaties verder, zoals voorzien in de<br />

onderzoeksopzet, gebaseerd op het VBBA-bestand. In paragraaf 3.5 wordt kort<br />

ingegaan op de wijze waarop de met de VBBA gevonden risicogroepen,<br />

overeenkomen of afwijken van de risicogroepen op basis van POLS-gegevens (zie<br />

bijlage 6). Het betreft bij de POLS-gegevens, kengetallen die openbaar zijn<br />

gemaakt door het CBS via de website statline. Het volledige POLS-bestand is voor<br />

analyses niet openbaar toegankelijk. Op het POLS-bestand vinden momenteel<br />

analyses plaats, onder meer op het terrein van conflicten, in het kader van een<br />

ander onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid (door TNO; Houtman & Vroome, nog niet gepubliceerd).<br />

3.4 Risicokenmerken<br />

3.4.1 Risicokenmerken van organisaties<br />

Het aanwijzen van kenmerken van organisaties als bronnen van conflict is een<br />

hachelijke zaak. In het vorige hoofdstuk zijn verschillende typeringsmogelijkheden<br />

van conflicten aan de orde geweest. Daarbij is duidelijk geworden dat er zeer<br />

uitee<strong>nl</strong>opende conflictkwesties aan een conflict ten grondslag kunnen liggen. Van<br />

de Vliert (1997) stelt dat elke structurele of culturele organisatiefactor een<br />

potentiële conflictbron is. Bovendien nuanceert Van de Vliert, verbanden die<br />

gevonden zijn met bijvoorbeeld - het aantal hiërarchische niveaus, het<br />

30


aantal afdelingen, decentralisatie, heterogeniteit van organisatieleden en<br />

standaardisering - met de opmerking, dat dezelfde organisatiekenmerken,<br />

afhankelijk van de context en het soort conflict, op verschillende manieren met<br />

conflict kunnen samenhangen. Standaardisering bijvoorbeeld, reduceert conflict,<br />

maar gaat tegelijkertijd gepaard met rolvoorschriften en prestatieregistraties, die de<br />

kans op conflict weer vergroten (Child, 1973, naar Van de Vliert, 1997).<br />

Gedurende het literatuuronderzoek zijn geen kenmerken bekend geworden die los<br />

van een specifieke context (onomstreden) bekend staan als risicokenmerken voor<br />

arbeidsconflicten. In het hiernavolgende wordt ingegaan op:<br />

- risicosectoren (gebaseerd op het VBBA-bestand), en<br />

- de organisatieomvang als risicofactor.<br />

Op deze twee potentiële risicokenmerken wordt nader ingegaan omdat vanuit de<br />

opdrachtgever veel interesse voor deze kenmerken is getoond.<br />

Risicosectoren<br />

Er zijn verschillen tussen sectoren in de mate waarin conflicten met collega’s en de<br />

direct leidinggevende worden gerapporteerd (zie tabel 3.2 en 3.3).<br />

Tabel 3.2: Sectoren geordend naar het percentage werknemers dat conflicten met collega’s heeft.<br />

Sector n Conflicten met collega’s<br />

(soms, vaak of altijd)<br />

Vervoer, communicatie en opslag 1218 45,3%<br />

Nutsbedrijven 1304 46,9%<br />

Zakelijke dienstverlening 3919 47,4%<br />

Financiële instellingen 10393 47,5%<br />

Onderwijs 2100 51,4%<br />

Bouwnijverheid 2624 52,2%<br />

Gewogen gemiddelde 52,5%<br />

Reparatie en handel 2957 53,4%<br />

Openbaar bestuur/overheid 12647 53,4%<br />

Gezondheidszorg 12013 54,6%<br />

Overige dienstverlening 2711 56,5%<br />

Industrie 13850 57,4%<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

31


Het (naar omvang van sectoren in de beroepsbevolking, CBS, 1999) gewogen 4<br />

gemiddelde percentage werknemers dat conflicten met collega’s meldt in de elf<br />

onderzochte sectoren is 52,5 procent. Sectoren met een percentage medewerkers,<br />

dat conflicten met collega’s meldt, boven het gewogen gemiddelde zijn: ‘reparatie<br />

en handel’, ‘openbaar bestuur/overheid’, ‘gezondheidszorg’, ‘overige<br />

dienstverlening’ en ‘industrie’.<br />

Tabel 3.3: Sectoren geordend naar het percentage werknemers dat conflicten met de direct<br />

leidinggevende heeft.<br />

Sector n Conflicten met de direct leidinggevende<br />

(soms, vaak of altijd)<br />

Financiële instellingen 10389 37,4%<br />

Gezondheidszorg 11999 38,3%<br />

Zakelijke dienstverlening 3912 38,5%<br />

Vervoer, communicatie en opslag 1215 38,7%<br />

Nutsbedrijven 1303 39,5%<br />

Openbaar bestuur/overheid 12625 41,8%<br />

Gewogen gemiddelde 42,1%<br />

Onderwijs 2094 42,7%<br />

Reparatie en handel 2953 43,3%<br />

Bouwnijverheid 2621 44,5%<br />

Overige dienstverlening 2706 45,3%<br />

Industrie 13861 47,2%<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

Het (naar omvang van sectoren in de beroepsbevolking; CBS, 1999) gewogen 5<br />

gemiddelde percentage werknemers dat conflicten met de direct leidinggevende<br />

meldt, is 42,1 procent. Sectoren met een percentage medewerkers, dat conflicten<br />

met leidinggevenden meldt, boven het gewogen gemiddelde zijn: ‘onderwijs’,<br />

reparatie en handel’, ‘bouwnijverheid’, ‘overige dienstverlening’ en ‘industrie’.<br />

4 Het ongewogen gemiddelde bedraag 51,5%.<br />

5 Het ongewogen gemiddelde bedraag 41,6%.<br />

32


In de literatuur is geen theorievorming gevonden over het vóórkomen van<br />

conflicten in verschillende sectoren waarmee verklaard kan worden waarom<br />

conflicten in sommige sectoren vaker vóórkomen dan in andere.<br />

Organisatieomvang<br />

De onderzochte bestanden en de literatuur bevatten geen informatie over de grootte<br />

van een organisatie als risicokenmerk voor het vóórkomen van arbeidsconflicten.<br />

Wel is bekend dat in organisaties met 200 tot 500 medewerkers, seksuele<br />

intimidatie het meeste vóórkomt (De Heus, Diekstra, & Schouten, <strong>1995</strong>). Ook<br />

blijkt uit meerdere onderzoeken dat pestgedrag in organisaties met minder dan 10<br />

werknemers weinig vóórkomt (zie Einarsen & Skogstad, 1996, FNV-<br />

barometeronderzoek, 1998).<br />

Tijdens de face-to-face interviews komen tegengestelde opvattingen naar voren<br />

over de invloed van de bedrijfsomvang op het vóórkomen van arbeidsconflicten.<br />

Zo stelt bijvoorbeeld de gesprekspartner van het MKB dat zaken door de ‘korte<br />

lijnen’ in de organisatie goed bespreekbaar zijn. De gesprekspartner van<br />

VNO/NCW meldt voorts dat kleine bedrijven wellicht meer gemotiveerd zijn om<br />

arbeidsconflicten op te lossen, omdat ze arbeidsconflicten sneller in de<br />

portemonnee voelen. Aan de andere kant wordt in grote organisaties meer<br />

strategisch gedacht en is er meer mogelijk (de gesprekspartner noemt daarbij:<br />

richtlijnen, arbospreekuur, vertrouwenspersoon). De face-to-face interviews<br />

leveren dus geen eenduidige aannames op over de invloed van de bedrijfsomvang<br />

als risicokenmerk voor arbeidsconflicten.<br />

In een werkgeversenquête is aan werkgevers gevraagd wat beweegredenen zijn om<br />

een werknemer te willen ontslaan. Bij 10 procent van de werkgevers is een<br />

verstoorde arbeidsrelatie de meest genoemde reden voor beëindiging van de<br />

arbeidsrelatie. Er zijn verschillen naar grootteklasse van organisaties als het gaat<br />

33


om de belangrijkste reden voor onvrijwillige beëindiging van de arbeidsrelatie. Bij<br />

de kleinste bedrijven noemt meer dan 30 procent van de werkgevers een verstoorde<br />

arbeidsrelatie het belangrijkste motief voor beëindiging van de arbeidsrelatie (Van<br />

Zevenbergen & Oelen, 2000). Dit kan betekenen dat er bij kleine organisaties meer<br />

conflicten voorkomen, maar kan ook inhouden dat in kleine organisaties conflicten<br />

vaker tot een beëindiging van de arbeidsrelatie leiden dan in grote organisaties.<br />

Er bestaat tevens een relatie van de bedrijfsgrootte met de terugkeer naar het eigen<br />

bedrijf van werknemers die zes weken of langer ziek zijn ten gevolge<br />

arbeidsconflicten. Bij de grotere bedrijven keren verzuimende werknemers vaker<br />

terug. Zo keert in organisaties ‘tot 100 werknemers’ 4 tot 10 procent terug. Bij<br />

organisaties ‘met 100 tot 499 werknemers’ is dit 25 procent. In organisaties ‘met<br />

500 werknemers of meer’ keert bijna de helft (47%) van de werknemers, die langer<br />

dan 6 weken verzuimen vanwege een arbeidsconflict, terug naar de oude<br />

werkgever. Bovendien keren bij bedrijven met een afdeling personeelszaken meer<br />

mensen met arbeidsconflicten terug dan bij bedrijven zonder afdeling<br />

personeelszaken (<strong>Engers</strong>, <strong>1995</strong>).<br />

3.4.2 Risicogroepen bij werknemers<br />

In deze paragraaf wordt ingegaan op risicogroepen bij werknemers voor<br />

arbeidsconflicten. Achtereenvolgens komen aan de orde:<br />

geslacht,<br />

leeftijdsklasse,<br />

opleidingsniveau,<br />

sociale groep, en<br />

etniciteit/culturele achtergrond.<br />

34


Geslacht<br />

Vrouwen rapporteren minder vaak conflicten met collega’s dan mannen. Het<br />

VBBA-bestand laat zien dat 49,6 procent van de vrouwen en 55,2 procent van de<br />

mannen conflicten met collega’s rapporteert (‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd’).<br />

Ook hebben vrouwen minder vaak conflicten met de direct leidinggevende dan<br />

mannen. Van de vrouwen maakt 36 procent een conflict met de leidinggevende<br />

(‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd’) mee. Bij de mannen bedraagt dit percentage 45,4<br />

procent.<br />

Leeftijdsklasse<br />

In Figuur 3.2 staat het percentage werknemers in verschillende leeftijdsklassen dat<br />

conflicten met collega’s en de direct leidinggevende rapporteert.<br />

Figuur 3.2: Conflicten met collega’s en de direct leidinggevende (soms, vaak of altijd) naar<br />

leeftijdsklasse.<br />

60,0%<br />

55,0%<br />

50,0%<br />

45,0%<br />

40,0%<br />

35,0%<br />

30,0%<br />

25,0%<br />

20,0%<br />

55<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

conflicten met de<br />

leidinggevende<br />

Er bestaat een curve-lineair verband tussen leeftijdsklasse en de mate waarin<br />

conflicten met collega’s worden gerapporteerd. Werknemers jonger dan 25 jaar<br />

hebben de minste conflicten met collega’s (44,2%). Daarna stijgt het percentage<br />

werknemers dat conflicten heeft met collega’s. In de leeftijdscategorie 35 tot en<br />

met 44 jaar is het percentage werknemers dat zegt conflicten met collega’s te<br />

hebben het hoogst (55,8%). Daarna neemt met toenemende leeftijd<br />

35


het percentage werknemers, dat conflicten met collega’s meldt, weer af.<br />

Er bestaat eveneens een curve-lineair verband tussen leeftijdsklasse en de mate<br />

waarin conflicten met de direct leidinggevende worden gerapporteerd.<br />

Werknemers jonger dan 25 jaar hebben de minste conflicten met de direct<br />

leidinggevende (27,8%). Aanvankelijk stijgt met oplopende leeftijd het percentage<br />

werknemers dat conflicten heeft met de leidinggevende. In de leeftijdscategorie 35<br />

tot en met 44 jaar is het percentage het hoogst (44%). Daarna neemt met<br />

toenemende leeftijd het percentage werknemers dat zegt conflicten met de direct<br />

leidinggevende te hebben weer af.<br />

Opleidingsniveau<br />

In Figuur 3.3 staat het percentage werknemers dat conflicten heeft met collega’s en<br />

de direct leidinggevende naar opleidingsniveau.<br />

Figuur 3.3: Conflicten met collega’s en met de direct leidinggevende (soms, vaak of altijd) naar<br />

opleidingsniveau.<br />

60,0%<br />

55,0%<br />

50,0%<br />

45,0%<br />

40,0%<br />

35,0%<br />

30,0%<br />

Lager<br />

onderwijs<br />

MAVO/LBO<br />

voltooid<br />

HAVO/MBO<br />

HBO<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

36<br />

Universiteit<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

conflicten met directe<br />

leiding


Werknemers met een laag opleidingsniveau (lager onderwijs) melden relatief het<br />

minst conflicten met collega’s (45,8%). Bij de middelbare en hogere<br />

opleidingsniveaus worden conflicten met collega’s vaker gerapporteerd. Het<br />

percentage werknemers met conflicten is het hoogst bij werknemers met het HBO<br />

als hoogst afgeronde opleiding (56,7%).<br />

Ook conflicten met de direct leidinggevende worden relatief het minst gemeld bij<br />

werknemers met een laag opleidingsniveau (36,1%), gevolgd door werknemers<br />

met een middelbare opleiding (39,1%). Bij de hogere opleidingsniveaus komen<br />

conflicten met de direct leidinggevende het meeste voor (gemiddeld 42,2%).<br />

Werknemers met het HBO als hoogste laatst afgeronde opleiding hebben het<br />

hoogste percentage werknemers dat conflicten met de leidinggevende rapporteert<br />

(44,9%).<br />

Sociale groep<br />

In Figuur 3.4 is het percentage werknemers opgenomen dat zegt conflicten met<br />

collega’s en met de direct leidinggevende te hebben naar sociale groep. De sociale<br />

groep is bepaald op basis van de functiecode, een kenmerk dat door de Arbo-dienst<br />

gecodeerd moest worden ingevuld bij de VBBA-vrage<strong>nl</strong>ijst 6 . Deze functiecodes<br />

zijn volgens de CBS-indeling (Bakker en Jonker, 1986) ingedeeld naar ‘sociale<br />

groep’. Daarbij worden vier groepen onderscheiden, te weten: arbeiders, lagere,<br />

middelbare en hogere employés. Het onderscheid tussen arbeiders en employés<br />

(‘blue collar’ versus ‘white collar’) vertoont overeenkomsten met de dimensie<br />

handarbeid versus hoofdarbeid. Binnen de groep arbeiders kan het soort werk<br />

overigens sterk verschillen. Het onderscheid binnen de employés lijkt gerelateerd<br />

aan het al of niet leiding geven in de functie, hoewel het opleidingsniveau in deze<br />

indeling ook een duidelijke rol speelt.<br />

6 Het invullen is nogal tijdrovend en omslachtig, waardoor het kenmerk ‘sociale groep’ bij een deel<br />

van het bestand niet beschikbaar is. In het totaal hebben 35.373 werknemers de vraag beantwoord.<br />

37


Figuur 3.4: Conflicten met collega’s en direct leidinggevende naar sociale groep.<br />

60,0%<br />

55,0%<br />

50,0%<br />

45,0%<br />

40,0%<br />

35,0%<br />

30,0%<br />

arbeiders<br />

lagere<br />

employé<br />

middelbare<br />

employé<br />

hogere<br />

employé<br />

Bron: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

conflicten met<br />

directe leiding<br />

Lagere employés hebben de minste conflicten (soms, vaak of altijd) met collega’s<br />

(50,6%), hogere employés de meeste (56,8%).<br />

Conflicten met de directe leiding worden het minst gerapporteerd door lagere<br />

employés (37,4%). De overige groepen schommelen tussen 43,7 en 45,2 procent.<br />

Etniciteit/culturele achtergrond<br />

Literatuuronderzoek van Kramer en Bohlmeijer (2001) in opdracht van de<br />

Nederlandse Stichting voor Psychotechniek maakt aannemelijk dat allochtonen<br />

meer conflicten meemaken dan autochtonen. In een nieuwe cultuur worden<br />

werknemers geconfronteerd met sociaal gedrag dat enerzijds moeilijk te<br />

interpreteren is en niet herkend wordt en anderzijds ervaren wordt als strijdig met<br />

eigen essentiële waarden en normen. Dit maakt de kans op conflicten groter. Het<br />

‘anders zijn’ kan zich volgens de auteurs direct uiten in discriminatie en non-<br />

acceptatie. Ook miscommunicatie door het niet beheersen van de taal of het anders<br />

gebruiken van de taal zou conflicten kunnen veroorzaken. Daarnaast zijn veel<br />

allochtonen afkomstig uit een zogenoemde collectivistische cultuur (Hofstede,<br />

2000, naar Kramer & Bohlmeijer), waarbij andere copingstijlen op de voorgrond<br />

staan, dan in de Nederlandse individueel georiënteerde cultuur. Deze hypotheses<br />

zijn getoetst in een vrage<strong>nl</strong>ijstonderzoek onder in totaal 241 (68% autochtonen,<br />

32% allochtonen) personeelsleden van negen verpleeg- en verzorgingshuizen.<br />

38


Uit de resultaten kon niet worden opgemaakt dat allochtonen vaker te maken<br />

hebben met conflicten dan autochtonen. Wel werd opgemerkt dat zowel<br />

allochtonen als autochtonen meer conflicten ervaren in instellingen met een<br />

toenemende diversiteit. Ook voelen allochtonen zich meer gediscrimineerd door<br />

leidinggevenden en collega’s en vinden zij hun collega’s minder vriendelijk.<br />

Het vóórkomen van verstoorde arbeidsverhoudingen en discriminatie/racisme<br />

tussen meerderheids- en minderheidsgroepen kan beïnvloed worden door de<br />

getalsmatige verhouding tussen de meerderheids- en de minderheidsgroepen.<br />

Hoewel het belang van getalsverhoudingen door veel onderzoekers wordt<br />

onderkend, levert onderzoek naar de meest risicovolle percentuele verdeling tussen<br />

meerderheids- en minderheidsgroepen nog geen consensus op (Glastra, Meerman<br />

& De Vries, 1999). Ook bij de getalsverhoudingen is het kennelijk zo dat<br />

afhankelijk van de context en het soort conflict, ze op verschillende manieren met<br />

conflict kunnen samenhangen.<br />

3.5 Conclusie<br />

In dit hoofdstuk is ingegaan op het vóórkomen van arbeidsconflicten en<br />

risicokenmerken van organisaties of werknemers voor het optreden van<br />

arbeidsconflicten. Het verzuim van werknemers die wel eens (soms, vaak of altijd)<br />

conflicten (met leidinggevende of collega’s) hebben, ligt hoger dan bij werknemers<br />

die nooit conflicten met de leidinggevende of collega’s zeggen te hebben. Daarom<br />

is nagegaan hoe groot het percentage werknemers in werkende bevolking is, dat<br />

wel eens conflicten heeft. Dit percentage blijkt echter af te hangen van het bestand<br />

dat geraadpleegd wordt (zie tabel 3.4). De verschillen tussen het percentage<br />

werknemers dat wel eens conflicten heeft (met de chef of met collega’s) in het<br />

VBBA-bestand en in het POLS-bestand zijn aanzie<strong>nl</strong>ijk.<br />

39


Tabel 3.4: Vóórkomen conflicten met de direct leidinggevende en met collega’s in de<br />

beroepsbevolking volgens twee verschillende bestanden.<br />

Conflicten met<br />

leidinggevenden<br />

Conflicten met<br />

collega’s<br />

VBBA-bestand ’95-‘99 (soms, vaak of altijd) 42% 53%<br />

POLS-bestand ‘99 (ja regelmatig, ja soms) 17% 14%<br />

Bronnen: VBBA-bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services) en POLS-bestand (CBS)<br />

Meerdere verklaringen hiervoor zijn mogelijk. De meest voor de hand liggende is<br />

echter dat relatief kleine verschillen in de vraagstelling (en<br />

antwoordmogelijkheden) voor grote prevalentieverschillen zorgen. De bestanden<br />

komen redelijk tot goed overeen als het gaat om het percentage werknemers dat<br />

regelmatig (vaak of altijd) conflicten met de leidinggevende (4 à 5%) of met<br />

collega’s (ongeveer 2,2%) heeft.<br />

Risicokenmerken organisaties en risicogroepen<br />

De risicokenmerken van organisaties en werknemers zijn verder bepaald op het<br />

VBBA-bestand. Sectoren waar conflicten met de direct leidinggevende boven<br />

gemiddeld vaak gerapporteerd worden, zijn: ‘reparatie en handel’, ‘openbaar<br />

bestuur/overheid’, ‘gezondheidszorg’, ‘overige dienstverlening’, en ‘industrie’.<br />

Conflicten met collega’s komen boven gemiddeld vaak voor in de sectoren:<br />

‘onderwijs’, ‘reparatie en handel’, ‘bouwnijverheid’, ‘overige dienstverlening’ en<br />

‘industrie’. De risicosectoren komen niet overeen met de risicosectoren in het<br />

POLS-bestand (zie bijlage 6).<br />

Bepaalde vormen van arbeidsconflicten, te weten pestgedrag en seksuele<br />

intimidatie, komen in grote organisaties vaker voor dan in kleine. Er is geen<br />

literatuur bekend geworden over de invloed van de organisatieomvang op het<br />

vóórkomen van arbeidsconflicten in het algemeen. Wel blijken er in grote<br />

organisaties meer mogelijkheden te bestaan voor de reïntegratie van zieke<br />

werknemers ten gevolge van een arbeidsconflict.<br />

40


Op grond van analyses op het VBBA-bestand zijn de volgende risicogroepen voor<br />

(soms, vaak of altijd) conflicten met zowel leidinggevenden als collega’s op het<br />

werk onderscheiden:<br />

mannen,<br />

werknemers in de leeftijdscategorie 25 tot 45 jaar, vooral de groep in de<br />

leeftijd van 35 tot 45 jaar,<br />

werknemers met een hogere opleiding, vooral werknemers met een HBO<br />

opleiding.<br />

Lagere employés blijken de minste kans op arbeidsconflicten te hebben.<br />

De risicogroepen: mannen en de leeftijdsgroep 25-45 jaar kunnen ook in het<br />

POLS-bestand (1999) als risicogroep worden onderscheiden. Als het gaat om<br />

opleidingsniveau of sociale groep komen de risicogroepen niet overeen met het<br />

POLS-bestand. Bij deze laatste risicokenmerken waren de antwoordcategorieën bij<br />

de vraagstellingen in beide bestanden echter ook anders gedefinieerd.<br />

In onderzoek wordt vooralsnog geen empirisch bewijs gevonden voor de<br />

hypothese (in de literatuur) dat allochtonen meer conflicten hebben dan<br />

autochtonen.<br />

Zoals gezegd, laten kleine verschillen in de definitie van conflicten grote<br />

verschillen zien in prevalentie. Het is mogelijk dat bij een andere definitie van<br />

conflicten ook andere risicogroepen op de voorgrond zullen treden.<br />

41


4 UITWEGEN EN UITTREEDROUTES<br />

4.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

In de werkende beroepsbevolking komen arbeidsconflicten vaak voor, zo komt uit<br />

het vorige hoofdstuk naar voren. Voor verreweg de meeste conflicten wordt een<br />

oplossing gevonden binnen de organisatie. Indien een interne oplossing van het<br />

conflict niet tot stand komt (praten, bemiddelen, mediation, overplaatsing,<br />

detachering) kunnen arbeidsconflicten voor werknemer en/of werkgever tot een<br />

onhoudbare situatie leiden. Werkgever of werknemer zullen pogen de<br />

samenwerking te ontlopen of te beëindigen. Er dienen zich twee uitwegen aan:<br />

verzuim, eventueel tot en met WAO-toetreding,<br />

beëindiging arbeidsrelatie.<br />

Uiteraard sluit verzuim, beëindiging van de arbeidsrelatie in later stadium niet uit.<br />

Dit hoofdstuk gaat over wat bekend is in literatuur en bestanden over de mate<br />

waarin van beide uitwegen gebruik wordt gemaakt (onderzoeksvraag 3; zie<br />

paragraaf 1.2). In paragraaf 4.2 wordt daarbij allereerst ingegaan op de samenhang<br />

tussen arbeidsconflicten en verzuim. Paragraaf 4.3 gaat in op wat bekend is over de<br />

beëindigingswijzen van arbeidsrelaties bij arbeidsconflicten. Het hoofdstuk sluit af<br />

met een beschouwing (paragraaf 4.4).<br />

42


4.2 Verzuim<br />

4.2.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Arbeidsconflicten kunnen (zeker naarmate zij langer duren) leiden tot psychische<br />

klachten als uitingsvormen van een stressgerelateerde stoornis. Arbeidsconflicten<br />

gaan vaak gepaard met psychosomatische klachten, met stress en met gevoelens<br />

van burnout (zie Nauta, Weel, Kelder, De Jong, 2001; De Dreu en Van<br />

Dierendonck, 2001). Voorts is bekend dat systematisch pestgedrag zeer ernstige<br />

gevolgen voor de gezondheid van slachtoffers heeft. Deze lijden al na enkele dagen<br />

onder psychosomatische klachten (Leymann, 1993) en na verloop van een half jaar<br />

vertoont ongeveer 95 procent symptomen van angststoornissen en een Post<br />

Traumatisch Stress Syndroom, gedefinieerd volgens de DSM IV classificatie uit<br />

<strong>1995</strong> (zie Leymann, 1993, Leymann & Gustafsson, 1996). Ook vindt men bij<br />

slachtoffers depressieve klachten (Björkqvist, Österman & Hjelt-Bäck, 1994;<br />

Halama & Möckel, <strong>1995</strong>; Leymann & Gustafsson, 1996; Niedl, <strong>1995</strong>; Zapf, Knorz<br />

& Kulla, 1996). Werknemers die ten gevolge van een arbeidsconflict psychische<br />

klachten ontwikkelen, kunnen beschouwd worden als werknemers met een<br />

beroepsziekte. Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) registreert<br />

beroepsziekten ten gevolge van arbeidsconflicten (zie bijlage 7).<br />

Psychische klachten, ook als deze ernstig zijn, leiden niet vanzelfsprekend tot<br />

uitval. Ook onder de werkende, niet uitgevallen bevolking komen psychische<br />

klachten regelmatig voor (Veerman en anderen, 2001). Omgekeerd komt het ook<br />

voor dat arbeidsuitval ten gevolge van een arbeidsconflict plaatsvindt zonder dat er<br />

sprake is van gezondheidsklachten die arbeidsongeschiktheid rechtvaardigen. Het<br />

verzuim wordt dan gebruikt als een soort “ontsnappingsroute” om de<br />

conflictsituatie te kunnen ontlopen of om de werkgever “dwars te zitten”<br />

(expertinterview Lisv). Er is dan sprake van oneige<strong>nl</strong>ijk verzuim.<br />

43


Psychische of gezondheidsklachten en arbeidsuitval vallen dus niet per definitie<br />

samen.<br />

Er is weinig bekend over de relatie tussen arbeidsconflicten en verzuim.<br />

Arbeidsconflicten worden niet systematisch geregistreerd als verzuim- of WAO-<br />

oorzaak, derhalve ontbreken exacte cijfers voor de arbeidsuitval. Hierin komt<br />

mogelijk verandering met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wet<br />

verbetering Poortwachter, vermoedelijk 1 januari 2002. Volgens deze Wet moet<br />

een reïntegratiedossier en –verslag worden gevormd, dat alle reïntegratie-<br />

activiteiten, die de werknemer, de werkgever en de Arbo-dienst hebben<br />

ondernomen, moet bevatten. Naast duidelijke afspraken over het case-<br />

management, zal tevens expliciet moeten worden ingegaan op zaken als de vraag<br />

of er aangepast ander werk is aangeboden en of er al dan niet sprake is van een<br />

arbeidsconflict (Tweede Kamer, 2000-2001, 27.678, nr. 3). Overigens blijft het<br />

registreren van arbeidsconflicten als verzuimoorzaak een moeilijke zaak.<br />

“Arbeidsconflicten” vormen een rekbaar begrip en alleen als werkgever en/of<br />

werknemer bereid zijn “toe te geven” dat sprake is van een arbeidsconflict, zal een<br />

arbeidsconflict in de registraties terug te vinden zijn.<br />

In de volgende subparagrafen staat wat bekend is over de relatie tussen conflicten<br />

en verzuim in literatuur en bestanden. Relevante onderzoeksbronnen zijn als volgt<br />

geordend:<br />

onderzoek onder werkende bevolking (paragraaf 4.2.2);<br />

onderzoek onder uitgevallen werknemers in het eerste ziektejaar (paragraaf<br />

4.2.3);<br />

onderzoek onder uitgevallen werknemers aan het eind van het eerste ziektejaar:<br />

12-maandszieken (paragraaf 4.2.4).<br />

44


4.2.2 Onderzoek onder werkende bevolking<br />

Om de vraag te beantwoorden wat er bekend is over de relatie tussen<br />

arbeidsconflicten en verzuim is allereerst gezocht naar onderzoeken hierover onder<br />

werknemers in de beroepsbevolking in Nederland. De volgende<br />

bestanden/literatuur zijn tijdens de looptijd van het onderzoek bekend geworden:<br />

Maastrichtse Cohortstudie,<br />

bestand Coronel Instituut (2001),<br />

CBS databestand POLS,<br />

evaluatie Arbo-wet (Soethout en Sloep, 2000).<br />

Hieronder worden de verschillende bronnen en/of onderzoeksuitkomsten<br />

besproken.<br />

Maastrichtse Cohortstudie<br />

Eén van de onderzoeken waarin zowel gegevens over arbeidsconflicten als over<br />

verzuim verzameld zijn, betreft de ‘Maastrichtse Cohortstudie’. Deze cohortstudie<br />

vindt plaats binnen het NWO programma ‘Psychische Vermoeidheid in de<br />

Arbeidssituatie’. In de studie is een groot aantal blootstellingsfactoren<br />

(werkgebonden en persoonsgebonden) en een groot aantal uitkomstmaten<br />

(vermoeidheid, psychische klachten en verzuim) op persoonsniveau longitudinaal<br />

verzameld. Met behulp van deze gegevens kan de causale relatie tussen conflicten<br />

(zoals door de deelnemers gerapporteerd) en verzuim (kort/langdurig verzuim en<br />

WAO) longitudinaal onderzocht worden. Hierbij kan gecorrigeerd worden voor<br />

andere werkgebonden en niet werkgebonden factoren die het verzuim eveneens<br />

beïnvloeden. Daarnaast kan op soortgelijke wijze de relatie tussen conflicten en<br />

vermoeidheid en psychische klachten worden onderzocht. De onderzoeksgegevens<br />

waren voor het onderhavige onderzoek niet beschikbaar.<br />

45


Bestand Coronel Instituut<br />

Bij het Coronel Instituut zijn bestanden aanwezig waarin gegevens van<br />

werknemers uit één sector (hier niet te noemen) zijn opgeslagen over zowel<br />

arbeidsconflicten als verzuim. De bestanden zijn zeker niet representatief voor de<br />

werkende bevolking. Analyses laten zien dat er een duidelijk verband bestaat<br />

tussen conflicten met de leidinggevende en verschillende verzuimmaten (frequentie<br />

en duur). Ook conflicten met collega’s vertonen een verband met verzuim, al is dit<br />

wel minder sterk (zie bijlage 3 en 4).<br />

CBS databestand POLS<br />

Een bestand dat zowel conflicten als verzuim in de werkende bevolking meet en<br />

dat wel representatief is voor de beroepsbevolking, is het CBS-databestand POLS.<br />

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een korte verkenning<br />

uitgevoerd naar de mogelijkheden van de variabelen die betrekking hebben op<br />

arbeidsconflicten en verzuim binnen het CBS-databestand POLS 1999. Door<br />

middel van een regressie-analyse, waarbij als onafhankelijke variabele ook de<br />

onderlinge sfeer op het werk is meegenomen, is nagegaan of er een significante<br />

relatie bestaat tussen de variabelen ‘conflicten met de chef’ enerzijds en<br />

‘verzuimen van werk’ anderzijds. Dezelfde analyse is uitgevoerd voor het hebben<br />

van conflicten met collega’s. Uit de analyses kan worden geconcludeerd dat het<br />

hebben van conflicten van invloed is op het verzuimen van werk. Daarbij zijn de<br />

verbanden voor conflicten met de leidinggevende evenals bij de analyses op de<br />

bestanden van het Coronel Instituut weer sterker dan voor conflicten met collega’s<br />

(Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2001a).<br />

Evaluatie Arbo-wet<br />

Seksuele intimidatie en pestgedrag op het werk, kunnen beschouwd worden als<br />

vormen van conflicten (zie hoofdstuk 2). Het vóórkomen en de gevolgen van<br />

seksuele intimidatie en pestgedrag zijn onderzocht in het kader van de evaluatie<br />

van de Arbo-wet (Soethout & Sloep, 2000).<br />

46


Via een schriftelijke enquête namen 1559 werknemers (uit de sectoren: handel en<br />

horeca, vervoer, zakelijke dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg en<br />

maatschappelijke dienstverlening, overheid en overige dienstverlening) deel aan<br />

het onderzoek. Van alle respondenten zegt 23 procent wel eens gepest te zijn en<br />

heeft 14 procent wel eens met seksuele intimidatie te maken gehad. Van alle<br />

slachtoffers van pesterijen is 22 procent als gevolg van het pesten enige tijd ziek<br />

thuis is (geweest). Van alle slachtoffers van seksuele intimidatie heeft 7 procent ten<br />

gevolge van de intimidatie enige tijd verzuimd. Overigens zijn in het onderzoek<br />

van Soethout & Sloep ook pestgedrag en seksuele intimidatie door klanten,<br />

cliënten, patiënten of scholieren meegerekend.<br />

Conclusie<br />

De doorgenomen onderzoeksbronnen tonen aan dat het hebben van<br />

arbeidsconflicten gepaard gaat met een toename van het verzuim. De verbanden<br />

zijn sterker voor conflicten met de leidinggevende dan voor conflicten met<br />

collega’s. Ook bepaalde vormen van conflicten, te weten, seksuele intimidatie en<br />

pestgedrag, hebben volgens de geraadpleegde literatuur verzuim tot gevolg. In de<br />

volgende paragraaf wordt nagegaan in welke mate de uitval van werknemers in het<br />

eerste ziektejaar gegrond is in een arbeidsconflict.<br />

4.2.3 Onderzoek onder uitgevallen werknemers in het eerste ziektejaar<br />

In deze subparagraaf worden de volgende onderzoeken besproken:<br />

onderzoek van Van Putten,<br />

onderzoek van Van <strong>Engers</strong>.<br />

In het kader van de privatisering van de Ziektewet, trad op 1 maart 1996 de Wet<br />

uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) in werking. Met deze wet<br />

hebben werknemers in geval van ziekte gedurende 52 weken aanspraak op<br />

47


doorbetaling van 70 procent van het loon door de werkgever. De onderzoeken van<br />

Van Putten en van Van <strong>Engers</strong> hebben met elkaar gemeen dat ze stammen uit de<br />

tijd van voor de privatisering van de Ziektewet door de invoering van de<br />

loondoorbetalingsplicht. De onderzoeksgroepen worden gevormd door<br />

‘toenmalige’ Ziektewetcliënten.<br />

Onderzoek van Van Putten<br />

Tot eind 1993 hield het GAK het zogenoemde “Informatiesysteem Medische<br />

Functie” bij. Van Putten, Heuvel, Van der Kremer, Smulders en De Winter (<strong>1995</strong>)<br />

berekenden de omvang van het verzuim met arbeidsconflicten op basis van dit<br />

informatiesysteem op minimaal 0,36% en maximaal 0,71% van alle<br />

verzuimmeldingen 7 . Jaarlijks zou dat omgerekend naar alle werknemers (inclusief<br />

ambtenaren) in Nederland neerkomen op minimaal 34.500 en maximaal 69.000<br />

verzuimgevallen met arbeidsconflicten (Van Putten e.a., <strong>1995</strong>; Van Putten, 1996).<br />

Tabel 4.1: Oordelen van verzekeringsartsen over de uitkomst na de Ziektewetuitkering (n=94)<br />

verzuim met arbeidsconflicten %<br />

volledig in WAO 4%<br />

WW-uitkering 39%<br />

hetzelfde werk 45%<br />

aangepast/ander werk bij zelfde werkgever 6%<br />

werk bij andere werkgever 6%<br />

totaal 100%<br />

Bron: Van Putten (1996).<br />

Ook het oordeel van de verzekeringsartsen over de afloop van de<br />

Ziektewetuitkering is door Van Putten in kaart gebracht. Van de verzuimgevallen<br />

met arbeidsconflicten werd 39 procent werkloos (WW). In iets meer dan de helft<br />

van de gevallen (51%) volgde terugkeer naar het eigen werk (zie tabel 4.1).<br />

7 Het betreft verzuimmeldingen bij omslagleden.<br />

48


Onderzoek van Van <strong>Engers</strong><br />

Ruim 80% van de psychisch arbeidsongeschikten behoort bij ziekmelding tot de<br />

groep ‘situatieve of exogene reacties’, zoals: overspanning, stress, somberheid,<br />

burnout en dergelijke (zie Veerman, Schoemaker en anderen, 2001). Van <strong>Engers</strong><br />

(<strong>1995</strong>) deed onderzoek bij een representatieve steekproef ziektewetgevallen met de<br />

(verouderde) diagnose ‘situatieve of exogene reactie’ die langer dan 6 weken in de<br />

ziektewet hadden gezeten. Dertig procent van deze verzekerden beschouwt<br />

arbeidsconflicten als de oorzaak van het verzuim. Teruggerekend betekent dit dat<br />

24% (80% x 30%) van de psychisch arbeidsongeschikten die langer dan 6 weken<br />

ziek zijn, een arbeidsconflict als oorzaak hiervan ziet. Ongeveer een derde van alle<br />

arbeidsongeschikten krijgt bij de WAO-instroom de diagnose ‘psychische<br />

klachten’ (zie Veerman, Schoemaker en anderen, 2001).<br />

Uit het onderzoek van Van <strong>Engers</strong> komt ook naar voren dat een deel van de<br />

arbeidsconflicten uitgevochten wordt via de rechter. Advocaten werden bij ruim de<br />

helft van de onderzochte gevallen ingeschakeld, wanneer ook de ‘juridische’<br />

adviesaanvragen bij een rechtswinkel of een bureau voor rechtshulp worden<br />

betrokken, blijkt dat in 58% van de gevallen ‘rechtskundige’ hulp is ingeroepen. In<br />

37 procent van de ziektewetgevallen kwam het tot een rechtszaak (uit het<br />

onderzoeksrapport komt niet naar voren welke afloop deze rechtszaken hadden).<br />

Van <strong>Engers</strong> heeft ook onderzocht hoe het met de groep zieke werknemers ten<br />

gevolge van een arbeidsconflict is afgelopen (zie tabel 4.2).<br />

49


Tabel 4.2: Verzuim wegens arbeidsconflicten naar de verschillende wijzen van<br />

verzuimbeëindiging.<br />

Arbeidsconflicten (N=155)<br />

Werkhervatting 13%<br />

Hersteld verklaard en vervolgens werkloos 52%<br />

Hersteld verklaard en ander werk gevonden 9%<br />

Maximale uitkeringsduur ZW bereikt 17%<br />

Teruggekeerd in de ZW (soms vanwege dezelfde problemen) 6%<br />

Anders 3%<br />

Totaal 100%<br />

Bron: Van <strong>Engers</strong> (<strong>1995</strong>)<br />

Slechts dertien procent hervat het werk bij de eigen werkgever gedurende het<br />

ziektewetjaar (bij het onderzoek van Van Putten bedroeg dit percentage 51%).<br />

Ongeveer de helft van de groep cliënten werd hersteld verklaard en is vervolgens<br />

werkloos geworden. Negen procent is hersteld verklaard en heeft ander werk<br />

gevonden. Zeventien procent heeft de maximale termijn van de Ziektewet bereikt.<br />

De verschillen tussen de onderzoeken van Van Putten en Van <strong>Engers</strong> kunnen de<br />

volgende oorzaken hebben:<br />

De deelnemers in het onderzoek van Van <strong>Engers</strong> zijn ten tijde van het<br />

onderzoek 6 weken of langer ziek, de verzekeringsartsen in het onderzoek van<br />

Van Putten zagen de zieke werknemers doorgaans al in eerder stadium. Voor<br />

de werknemers die al langer in het ziekteproces zitten, is terugkeer moeilijker.<br />

De gegevens van Van Putten zijn afgeleid van de beoordelingen van<br />

verzekeringsartsen, terwijl Van <strong>Engers</strong> de verzuimenden zelf enquêteerde.<br />

50


4.2.4 Onderzoek onder uitgevallen werknemers aan het eind van het<br />

eerste ziektejaar: 12-maandszieken<br />

In deze subparagraaf wordt besproken wat er bekend is over arbeidsconflicten bij<br />

werknemers aan het einde van het eerste ziektejaar, de zogenoemde<br />

12-maandszieken.<br />

EPI<br />

Het project ‘Epidemiologie van de Arbeidsongeschiktheid’ (het EPI-onderzoek)<br />

richt zich op werknemers die een jaar geheel of gedeeltelijk ziekteverzuim achter<br />

de rug hebben – de zogenaamde 12-maandszieken; in 1999 ontving 81 procent van<br />

hen na het ziektejaar een WAO-uitkering. Het EPI-onderzoek is representatief voor<br />

alle 12-maandszieken. In het EPI-onderzoek zijn vragen meegenomen over<br />

arbeidsconflicten met leidinggevenden, neven- en ondergeschikten (zie tabel 4.3).<br />

Tabel 4.3: De mate waarin 12-maandszieken uit 1999 conflicten hadden in het oude werk.<br />

nooit<br />

soms<br />

regelmatig<br />

voortdurend<br />

n.v.t.<br />

conflicten met collega’s<br />

(N=1373) %<br />

63<br />

27<br />

6<br />

3<br />

1<br />

conflicten met leiding-<br />

gevenden (N=1373) %<br />

Bron: Afgeleid van Molenaar-Cox, Van der Giezen & Jehoel-Gijsbers (2000).<br />

61<br />

26<br />

9<br />

3<br />

1<br />

conflicten met ondergeschikten<br />

(N=361) %<br />

Van de 12-maandszieken had 36 procent (soms, vaak of altijd) conflicten met<br />

collega’s in de twee jaar voorafgaand aan de ziekmelding. Verder gaf 38 procent<br />

van de 12-maandszieken aan (soms, vaak of altijd) conflicten met de<br />

leidinggevende te hebben gehad in de twee jaar voorafgaand aan de ziekmelding.<br />

Van de 12-maandszieken die een leidinggevende functie hadden, had 16 procent<br />

(soms, vaak of altijd) conflicten met ondergeschikten gehad (Molenaar-Cox, Van<br />

der Giezen & Jehoel-Gijsbers (2000). Het feit dat de werknemers conflicten<br />

hadden in het voortraject van de ziekmelding, wil uiteraard niet zeggen dat deze de<br />

aa<strong>nl</strong>eiding of oorzaak voor verzuim zijn geweest. Om hier meer over te kunnen<br />

zeggen, is het nodig te weten welk percentage werknemers conflicten heeft in de<br />

51<br />

82<br />

12<br />

3<br />

1<br />

2


werkende beroepsbevolking (volgens exact dezelfde vraagstelling). Dit gegeven is<br />

niet voorhanden 8 . De gepresenteerde percentages betreffen dus slechts een<br />

bovengrens. Deze bovengrens kan op basis van het aantal afgehandelde aanvragen<br />

WAO in 1999 (126.911; Lisv, 2001) ook in absolute aantallen worden uitgedrukt.<br />

Ongeveer 48.226 van de 126.911 uitgevallen werknemers die in 1999 de WAO-<br />

keuring bereikten, hadden (soms, vaak of altijd) conflicten met de leidinggevende<br />

in de twee jaar voorafgaand aan de ziekmelding. Het gaat om 45.688 12-<br />

maandszieken (in 1999) die (soms, vaak of altijd) conflicten met collega’s hadden<br />

in de 2 jaar voorafgaand aan de ziekmelding. Voor conflicten met ondergeschikten<br />

kunnen geen absolute aantallen berekend worden, omdat niet bekend is voor<br />

hoeveel leidinggevenden een aanvraag voor WAO keuring is gedaan.<br />

Uit tabel 4.4 is af te leiden dat 12-maandszieken met psychische klachten meer<br />

conflicten (soms, vaak of altijd) hebben in de twee jaar voorafgaand aan de<br />

ziekmelding (50% met leidinggevenden en 46% met collega’s), dan 12-<br />

maandszieken met een andere diagnose (33% met leidinggevenden en eveneens<br />

33% met collega’s). Er doen zich tussen de categorieën psychische en andere<br />

klachten nauwelijks verschillen voor als het gaat om conflicten met<br />

ondergeschikten. Ook hier zijn geen oorzakelijke verbanden te leggen, aangezien<br />

de percentages werknemers met psychische/andere klachten in de werkende<br />

bevolking (volgens exact dezelfde definitie) ontbreken.<br />

8 Daarom zijn de hier gepresenteerde percentages ook niet te vergelijken met de verzuimgevallen van<br />

Van Putten en van Van <strong>Engers</strong>, die immers wel duidelijk ten gevolge van een arbeidsconflict<br />

verzuimden.<br />

52


Tabel 4.4: Psychische en andere klachten naar conflicten met collega’s, leidinggevende, en<br />

ondergeschikten, 2 jaar voor ziekmelding.<br />

EPI’99 psychische klachten<br />

(N=389) %<br />

andere klachten<br />

(N=956) %<br />

conflict met collega’s nooit 54 66<br />

soms 31 26<br />

regelmatig 7 6<br />

voortdurend 8 1<br />

n.v.t. 0 1<br />

conflict met leidinggevende nooit 49 66<br />

soms 33 23<br />

regelmatig 11 8<br />

voortdurend 6 2<br />

n.v.t. 1 1<br />

conflict met ondergeschikten nooit 78 83<br />

soms 13 12<br />

regelmatig 4 3<br />

voortdurend 2 0<br />

n.v.t. 2 2<br />

Bron: Molenaar-Cox, Van der Giezen & Jehoel-Gijsbers (2000).<br />

4.3 Beëindiging arbeidsrelatie<br />

De vorige paragraaf ging over arbeidsuitval als uitweg bij arbeidsconflicten. In<br />

deze paragraaf wordt ingegaan op een andere uitweg: de beëindiging van de<br />

arbeidsrelatie.<br />

4.3.1 Beschikbare informatie in registraties<br />

Geïnventariseerd is welke kwantitatieve gegevens over de beëindiging van de<br />

arbeidsrelatie op grond van verstoorde arbeidsrelatie bestaan én beschikbaar zijn.<br />

De beëindiging van een arbeidsrelatie kan op een aantal manieren plaatsvinden. In<br />

het civiele ontslagrecht kan een arbeidsovereenkomst op de volgende wijzen<br />

eindigen:<br />

53


Door ontbinding bij de kantonrechter (boek 7.10 art. 685 BW). Het totaal<br />

aantal ontbindingsverzoeken bedroeg in 2000: 34.434 9<br />

Door opzegging van de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van de<br />

ontslagvergunning afgegeven door de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening<br />

(RDA; ex. art. 6 BBA). In 2000 werden er in totaal 44.159 ontslagaanvragen<br />

bij de RDA gedaan. In datzelfde jaar zijn 39.517 ontslagaanvragen door de<br />

RDA’s afgehandeld. Daarvan is 83,7 procent verleend, 5,4 procent geweigerd<br />

en 10,9 procent ingetrokken (Ministerie van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid, 2001b).<br />

In de volgende gevallen kan de arbeidsovereenkomst eindigen zonder de<br />

eerdergenoemde ontslagprocedures:<br />

ontslag in de proeftijd,<br />

ontslag op staande voet,<br />

met wederzijds goedvinden,<br />

van rechtswege (niet verlengd contract voor bepaalde tijd zonder<br />

opzegbepaling, bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, overlijden van de<br />

werknemer).<br />

Tijdens het onderzoek is nagegaan in hoeverre er informatie over de ontslagroutes<br />

naar ontslaggrond wordt geregistreerd.<br />

Registratie ontslagaanvragen RDA naar verstoorde arbeidsrelatie<br />

In gesprekken met de afdeling juridische zaken van Arbeidsbureau Nederland<br />

(onderdeel van Arbeidsvoorziening) die de ontslagstatistieken (kwartaal- en<br />

jaarrapportages) voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

opstelt, is gebleken dat de gegevens over een verstoorde arbeidsrelatie met enige<br />

moeite (aanpassingen aan het systeem) wel uit het informatiesysteem van het<br />

9 Uit de ontslagstatistieken van het Ministerie van SZW (2001) is niet op te maken hoeveel ontbindingsverzoeken<br />

tot beëindiging van de arbeidsrelatie hebben geleid.<br />

54


Arbeidsbureau Nederland te halen zijn. In tabel 4.5 zijn de gegevens, die het<br />

Arbeidsbureau Nederland binnen het bestek van het onderzoek kon leveren,<br />

weergegeven.<br />

Tabel 4.5: Aantallen ontslagaanvragen (en verloop) op basis van verstoorde arbeidsverhoudingen bij<br />

de RBA’s in 2000.<br />

1 e kwartaal 2 e kwartaal 3 e kwartaal 4 e kwartaal Totaal<br />

Ingediend 361 302 307 280 1250<br />

Niet in behandeling genomen 113 95 95 96 399<br />

Ingetrokken 17 19 19 17 72<br />

Geweigerd 47 57 52 48 204<br />

Verleend 184 131 141 119 575<br />

Bron: Arbeidsbureau Nederland<br />

Van de 44.159 ontslagaanvragen die bij de RBA’s in 2000 zijn ingediend, waren<br />

1250 (2,8%) gegrond in verstoorde arbeidsverhouding. Er werden 575<br />

ontslagvergunningen verleend.<br />

Registraties ontbindingen naar verstoorde arbeidsrelatie<br />

De aantallen ontbindingen op grond van een verstoorde arbeidsrelatie worden niet<br />

geregistreerd, zo komt naar voren uit een expertinterview met een kantonrechter.<br />

Er worden weliswaar gegevens geregistreerd, maar dit zijn alleen gegevens in het<br />

kader van werklastmetingen. Daarbij gaat het om aantallen zaken en de vraag of er<br />

een beschikking is afgegeven; niet wat de inhoud van de beschikking is, laat staan<br />

de ontslaggrond.<br />

Registraties ontslag van ambtenaren<br />

Niet alle werkenden vallen onder het civiele ontslagrecht. Ambtenaren hebben een<br />

andere rechtspositie 10 . Een ambtenaar kan bij besluit ontslagen worden. Als de<br />

10 Voorts bestaat nog de sectorale ontslagprocedure, slechts een heel klein aantal van de<br />

arbeidsrelaties wordt op deze wijze beëindigd (ongeveer 2500 per jaar, zie Van Zevenbergen en<br />

Oelen, 2000). Daarom wordt in dit rapport op deze beëindigingswijze niet nader ingegaan.<br />

55


ambtenaar van mening is dat het besluit in strijd is met beginselen van behoorlijk<br />

bestuur of anderszins niet rechtmatig is, kan hij daartegen bezwaar aantekenen bij<br />

de instantie die het besluit heeft genomen. Als de ambtenaar het niet eens is met de<br />

beslissing op zijn bezwaar, staat vervolgens beroep open bij de bestuursrechter;<br />

hoger beroep is mogelijk bij de Centrale Raad van Beroep (Van de Laar, 1999).<br />

Omdat slechts een beperkt deel van de ambtenaren tegen een ontslagbesluit in<br />

beroep zal gaan, kan een goed beeld van het aantal ontslagen op grond van<br />

‘incompabitiblité d’humeur’ slechts in kaart worden gebracht als de bevoegde<br />

gezagen deze registreren. Navraag bij het ministerie van Binne<strong>nl</strong>andse Zaken<br />

leverde op dat de ontslagen niet centraal worden geregistreerd. Ook voor<br />

ambtenaren van het Rijk zijn geen centrale registraties bekend; niet bekend is in<br />

hoeverre ontslagen (naar ontslaggrond) decentraal bij individuele<br />

personeelsafdelingen worden bijgehouden.<br />

Registraties overige routes<br />

De arbeidsovereenkomsten die kunnen worden beëindigd zonder een<br />

ontslagprocedure (ontbinding via kantonrechter of verlening ontslagvergunning<br />

door de RDA), worden hooguit door individuele werkgevers bijgehouden. Deze<br />

gegevens zijn dus niet in centrale bestanden terug te vinden.<br />

4.3.2 Beschikbare informatie in de literatuur<br />

Door middel van literatuursearches is geen literatuur gevonden die specifiek ingaat<br />

op de beëindiging van de arbeidsrelatie ten gevolge van een verstoorde<br />

arbeidsrelatie. Dit wil niet zeggen dat deze informatie niet is opgenomen in bredere<br />

onderzoeken naar ontslag(routes) of verloop in het algemeen. Het was binnen de<br />

korte looptijd van het onderzoek onmogelijk om alle ontslag- en verloopliteratuur<br />

te screenen op informatie over de ontslaggrond. Daarom is de experts en<br />

56


sleutelinformanten (zie bijlage 1) expliciet gevraagd naar bekendheid met passages<br />

over de ontslaggrond in de literatuur. De meeste informanten gaven aan, niet<br />

bekend te zijn met informatie hierover of noemden één van de hieronder<br />

beschreven onderzoeken.<br />

Dossieronderzoek ontbindingszaken<br />

In het kader van een onderzoek naar de kenmerken die ontbindingszaken vertonen<br />

en welke vergoedingen daarbij worden toegekend, heeft een dossieronderzoek van<br />

ontbindingszaken plaatsgevonden, van in totaal 258 dossier uit de jaren <strong>1995</strong> en<br />

1997 bij vijf verschillende kantongerechten (Beltzer, Knegt, Rijs, 1999). In tabel<br />

4.6 is te zien hoe vaak een verstoorde arbeidsverhouding als motief voor het<br />

ontbindingsverzoek werd genoemd.<br />

Tabel 4.6: Inhoudelijke motieven voor ontbindingsverzoek (meerdere motieven kunnen naast elkaar<br />

zijn genoemd).<br />

bedrijfseconomische gronden<br />

disfunctioneren<br />

ongeschiktheid/onbekwaamheid<br />

verstoorde arbeidsverhouding<br />

verwijtbaar gedrag v/d wederpartij<br />

overige gronden<br />

aantal keer<br />

genoemd<br />

113<br />

23<br />

33<br />

113<br />

33<br />

9<br />

% van totaal % genoemd als<br />

eerste grond<br />

totaal 324 100<br />

Bron: Beltzer, Knegt & Van Rijs, 1999<br />

Vooral de grond dat de arbeidsverhouding verstoord is, wordt vaak (bij 44% van<br />

de dossiers) in combinatie met andere motieven genoemd. Als eerste grond wordt<br />

in 32 procent van de onderzochte ontbindingsdossiers een verstoorde arbeidsrelatie<br />

genoemd. Overigens is het hier moeilijk om precies aan te geven welke categorieën<br />

tot arbeidsconflicten gerekend moeten worden. Bij een ruime definitie van<br />

conflicten, zal ook bij bijvoorbeeld het motief ‘disfunctioneren’ vaak een conflict<br />

(meningsverschil hierover) op de achtergrond meespelen.<br />

57<br />

44<br />

9<br />

13<br />

44<br />

13<br />

4<br />

40<br />

4<br />

10<br />

32<br />

12<br />

2


Dossieronderzoek ontbindingszaken betreffende zieke werknemers<br />

Een verzoek om ontbinding van de arbeidsrelatie met een zieke werknemer was<br />

mogelijk indien het verzoek vergezeld ging van een reïntegratieplan. Een landelijk<br />

dossieronderzoek (van dossiers waarvan het ontbindingsverzoek in 1999 is gedaan)<br />

toont dat van 1418 ontbindingsdossiers, er 179 (13%) betrekking hadden op zieke<br />

werknemers. Het gaat om 142 (81%) gevallen waarin de werkgever de verzoeker<br />

was. In 18 procent van deze zaken was een verstoorde arbeidsverhouding het<br />

primaire motief om ontbinding aan te vragen (Marcelissen, Knegt, Van de Pas &<br />

Beltzer, 2000). Indien de percentages ook geldig zijn voor het jaar 2000 zou het<br />

gaan om 653 ontbindingsverzoeken gegrond in een verstoorde arbeidsverhouding<br />

van werkgevers op het moment dat de werknemer ziek was (afgerond 1,9% van<br />

alle ontbindingsverzoeken).<br />

De berekening is als volgt: van de 34.434 ontbindingszaken, betreft 13 procent<br />

(4476) van de zaken een zieke werknemer. De verzoeken zijn voor 81 procent<br />

(3626) van de werkgever afkomstig, waarvan 18 procent (653) primair<br />

gemotiveerd wordt met een verstoorde arbeidsrelatie.<br />

Overigens is het bij een aantal andere ontbindingsmotieven - zoals verwijtbaar<br />

gedrag van wederpartij, ongeschiktheid/onbekwaamheid en disfunctioneren van de<br />

werknemer – mogelijk, dat de werknemer een conflict ervaart, zonder dat dit als<br />

motief door de werkgever in het ontbindingsverzoek is aangegeven.<br />

Werkgeversenquête<br />

In 1999 vond in het kader van een onderzoek naar de praktijk van de beëindiging<br />

van arbeidsrelaties in het duale ontslagstelsel onder 849 werkgevers een<br />

telefonische enquête plaats (Van Zevenbergen & Oelen, 2000). In het<br />

onderzoeksrapport zijn de naar sector en grootteklasse opgehoogde gegevens<br />

gepresenteerd. Volgens Van Zevenbergen en Oelen zijn de gegevens algemeen<br />

geldend voor de werkgevers in Nederland. Aan de werkgevers die in de twee jaar<br />

voorafgaand aan het onderzoek minimaal één arbeidsrelatie hadden beëindigd, is<br />

gevraagd op welke wijze deze beëindiging is gerealiseerd.<br />

58


In tabel 4.7 staat hoe de (meest recente) beëindiging op grond van een verstoorde<br />

arbeidsverhouding volgens de werkgevers heeft plaatsgevonden. Uit de gegevens<br />

is niet meer op te maken door hoeveel werkgevers de vraag beantwoord is.<br />

Tabel 4.7: Beëindigingswijze meest recente beëindiging op basis van verstoorde arbeidsrelatie<br />

volgens werkgevers.<br />

Met wederzijds goedvinden 42%<br />

Ontbinding door kantonrechter 31%<br />

Van rechtswege 15%<br />

Ontslag op staande voet 5%<br />

Ontslag in de proeftijd 4%<br />

Vergunning verleend door RDA 2%<br />

Sectorale ontslagprocedure 0%<br />

Totaal 100%<br />

*Bron: Van Zevenbergen & Oelen, 2000.<br />

De meeste werkgevers zeggen dat de arbeidsrelatie bij een verstoorde<br />

arbeidsverhouding beëindigd is op basis van wederzijds goedvinden (42%). Dit<br />

wordt gevolgd door het percentage werkgevers dat ontbinding door de<br />

kantonrechter (31%) noemt. Vijftien procent van de werkgevers geeft aan dat de<br />

arbeidsrelatie van rechtswege eindigt. Bij verstoorde arbeidsrelatie vormt ontslag<br />

op staande voet volgens 5 procent van de werkgevers de wijze van beëindiging.<br />

Slechts bij 2 procent van de verstoorde arbeidsrelaties vindt ontslag volgens de<br />

werkgevers plaats via vergunningverstrekking door de RDA.<br />

4.4 Conclusie<br />

Over verzuim en het beëindigen van de arbeidsrelatie ten gevolge van<br />

arbeidsconflicten wordt nauwelijks iets geregistreerd. Derhalve is weinig bekend<br />

over de uitwegen die bij een arbeidsconflict gekozen worden. De literatuur laat<br />

zien dat arbeidsconflicten verband houden met psychische klachten<br />

59<br />

%*


en met verzuim in de werkende bevolking. De verbanden zijn sterker voor<br />

conflicten met leidinggevenden dan voor conflicten met collega’s. Ook<br />

werknemers die reeds uitgevallen zijn, noemen arbeidsconflicten als reden voor de<br />

uitval.<br />

Van Putten schat dat (in 1993) bij 34.500 tot 69.000 verzuimgevallen<br />

(minder dan 1%) die door verzekeringsartsen gezien zijn (meestal in de eerste<br />

drie ziekteweken), arbeidsconflicten een belangrijke factor voor het verzuim<br />

vormen.<br />

Van de werknemers met psychische klachten, die langer dan 6 weken ziek<br />

zijn, ziet 24 procent een arbeidsconflict als de oorzaak hiervan (ongeveer een<br />

derde van alle arbeidsongeschikten krijgt bij de WAO-instroom de diagnose<br />

‘psychische klachten’). Daarmee vormen arbeidsconflicten een belangrijke<br />

determinant voor langdurig verzuim binnen de diagnosegroep psychische<br />

klachten.<br />

Van de 12-maandszieken (in EPI-onderzoek) heeft 38 procent wel eens<br />

conflicten met de leidinggevende en 36 procent wel eens conflicten met<br />

collega’s gehad in de twee jaar voorafgaand aan ziekmelding. Van alle<br />

werknemers die in 1999 de WAO-keuring bereikten, hadden 48.226<br />

werknemers wel eens conflicten met de leidinggevende gehad en 45.688 wel<br />

eens conflicten met collega’s, in de twee jaar voorafgaand aan ziekmelding<br />

(in verband met dubbeltellingen kunnen de aantallen niet opgeteld worden).<br />

Niet duidelijk is echter hoeveel mensen ten gevolge van de arbeidsconflicten<br />

ziek zijn geworden. Deze percentages en aantallen vormen dus slechts een<br />

bovengrens voor WAO-intrede ten gevolge van conflicten.<br />

Over de wijze van beëindiging van de arbeidsrelatie ten gevolge van<br />

arbeidsconflicten is gedurende de loop van het onderzoek het volgende uit de<br />

literatuur bekend geworden.<br />

Bij 32 procent van de ontbindingsverzoeken vormt een verstoorde<br />

arbeidsrelatie de primaire ontslaggrond. Dit loopt op tot 44 procent van de<br />

60


ontbindingsverzoeken als het gaat om een verstoorde arbeidsrelatie als één<br />

van de ontslaggronden (Beltzer, Knegt, Rijs, 1999). Een zeer beperkt aantal<br />

van ontbindingsverzoeken betreft een aanvraag door de werkgever op het<br />

moment dat de werknemer ziek was. Aanvragen tot ontslagvergunning bij de<br />

Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening in het geval van een verstoorde<br />

arbeidsrelatie komen zelden voor (het betreft 2,8% van alle aanvragen<br />

ontslagvergunning).<br />

Volgens werkgevers komt het vaker voor dat werkgever en werknemer met<br />

wederzijds goedvinden (42%) uit elkaar gaan bij een verstoorde<br />

arbeidsrelatie dan dat er ontslag plaatsvindt. Indien er ontslag aan de orde is,<br />

vindt dit volgens de werkgevers meestal via ontbinding door de<br />

kantonrechter plaats (31%). Slechts in een heel beperkt aantal gevallen (2%)<br />

wordt de arbeidsrelatie beëindigd via vergunningverlening door de RDA<br />

(Van Zevenbergen & Oelen, 2000).<br />

Op basis van de bekend geworden literatuur kan niet worden aangegeven hoe<br />

vaak enerzijds verzuim en anderzijds beëindiging van de arbeidsrelatie in relatie<br />

tot elkaar vóórkomen als uitweg bij een arbeidsconflict.<br />

61


5 ARBEIDSCONFLICTEN OPLOSSEN<br />

5.1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

Dit hoofdstuk gaat over wat werkgevers en werknemers doen om conflicten op te<br />

lossen. Het gaat hierbij om een totaalindruk van activiteiten van werkgevers en<br />

werknemers en sociale partners op dit terrein. Het beschrijven van projecten of<br />

voorbeelden van ‘good practices’ van individuele werkgevers valt buiten het<br />

bestek van het onderzoek. De beschikbare informatie is zeer divers van aard en<br />

versnipperd over een groot aantal aanpalende (beleids)terreinen. Tegelijkertijd<br />

bestaan er hiaten in de literatuur, zodat het niet mogelijk is om een compleet beeld<br />

te verschaffen en het moeilijk is structuur aan te brengen in de uitee<strong>nl</strong>opende<br />

initiatieven. Dit hoofdstuk laat achtereenvolgens zien wat bekend is over:<br />

wat sociale partners doen (par. 5.2),<br />

wat werkgevers doen (par. 5.3), en<br />

wat werknemers doen (par. 5.4) om arbeidsconflicten op te lossen.<br />

Alvorens hierop in te gaan volgt in deze i<strong>nl</strong>eidende paragraaf een korte toelichting<br />

op de manieren om een conflict niet via de juridische weg op te lossen: Alternative<br />

Dispute Resolution (ADR) met inbegrip van mediation.<br />

ADR<br />

Als conflictpartijen er in onderling overleg niet meer uitkomen, zijn twee methoden<br />

van conflictoplossing te onderscheiden: juridische en niet-juridische vormen van<br />

conflictoplossing. Laatstgenoemde worden aangeduid als alternatieve<br />

62


conflictoplossing (Alternative Dispute Resolution, ADR). Er worden twee<br />

belangrijke hoofdvormen van ADR onderscheiden 11 :<br />

Boven partijen: een derde instantie (anders dan de rechter doet een uitspraak).<br />

Voorbeelden zijn: arbitrage, bindend advies en bemiddeling, waarbij de<br />

bemiddelaar actief deelneemt aan het onderhandelingsproces en<br />

compromisvoorstellen doet.<br />

Tussen partijen: bij deze ADR-vormen zijn partijen met elkaar in<br />

onderhandeling om een oplossing te bereiken. Een derde instantie ondersteunt<br />

dit proces vanuit een onpartijdige en onafhankelijke rol. Voorbeelden zijn:<br />

neutraal voorzitterschap, procesbegeleiding, advies, bemiddeling en mediation<br />

(Fluitsma, Markus, & Nooijen, 2001).<br />

Er is in zijn algemeenheid in de conflictbeslechting een gradatie te onderkennen.<br />

De gradatie krijgt vorm in de mate waarin deze informeel respectievelijk formeel<br />

van karakter is, anderzijds naar de mate waarin gejuridiseerd wordt (zie Klijn,<br />

1998). ADR tussen partijen is informeler en minder juridiserend van aard dan ADR<br />

boven partijen.<br />

Mediation<br />

Vooral mediation wordt in toenemende mate gezien als een mogelijkheid om<br />

arbeidsgeschillen op te lossen, zo komt naar voren tijdens de face-to-face<br />

interviews met het Nederlands Mediation Instituut (NMI) en het NICOA. Een veel<br />

gebruikte definitie van mediation is: “een proces van conflictoplossing waarin een<br />

onafhankelijke derde de conflicterende partijen bijstaat om door middel van<br />

onderhandeling een op volledige informatie en consensus gebaseerde oplossing te<br />

verkrijgen. De rol van de bemiddelaar houdt in het reduceren van obstakels in de<br />

communicatie, het maximaliseren van onderzoek naar alternatieven en het zich<br />

11 Bij alle vormen van ADR bestaat de mogelijkheid dat partijen zich laten bijstaan door een<br />

partijbegeleider, zoals bijvoorbeeld een advocaat (naast de partijen).<br />

63


ichten op de behoeften van betrokken partijen” (Moore 1986; naar Van de Velde<br />

en Wijmen, 2001).<br />

Twee belangrijke uitgangspunten van mediation zijn vrijwilligheid en<br />

vertrouwelijkheid. Partijen kunnen niet worden gedwongen om aan een mediation-<br />

proces mee te doen. Bovendien is het noodzakelijk dat partijen hun conflict<br />

erkennen, het eens zijn over de noodzaak om een oplossing te vinden en bereid zijn<br />

zich daarvoor actief in te zetten (Moore 1986; naar Van de Velde en Wijmen,<br />

2001). Van de Velde en Van Wijmen stellen dat mediation een belangrijke schakel<br />

kan zijn in de aanpak van ziekteverzuim en reïntegratie als onderdeel van<br />

Disability Management. In hoofdstuk 2 (paragraaf 2.7) zijn de escalatiestadia van<br />

Glasl beschreven. Auteurs verschillen van mening op welk moment mediation<br />

moet worden ingezet om haar het meest kansrijk te doen zijn. Ook een kwalitatief<br />

onderzoek onder 11 mediators geeft hier nog geen uitsluitsel over (Van de Velde<br />

en anderen, 2001). Op dit moment wordt er zelfs geëxperimenteerd met mediation<br />

op het moment dat de zaak al bij de rechter ligt (Project Mediation Rechterlijke<br />

macht; Tweede Kamer, 1999-2000, 26.352, nr. 19). Er hebben in het kader van dit<br />

project 28 mediations plaatsgevonden op het terrein van arbeidsconflicten. Over de<br />

afloop is ten tijde van het schrijven van dit rapport nog niets bekend.<br />

NMI<br />

De stichting NMI, die in <strong>1995</strong> van start is gegaan, beoogt de toepassing en de<br />

kwaliteit van mediation in Nederland te bevorderen. Het NMI beheert een register<br />

van geaccrediteerde NMI Mediators. Ook worden het aantal aangemelde<br />

mediations op onder meer het terrein arbeidsverhoudingen geregistreerd. In de<br />

jaren 1999 tot en met 28 augustus 2001 zijn bij het NMI 345 mediations op het<br />

terrein arbeidsverhoudingen door mediators gemeld. Lang niet alle mediations die<br />

plaatsvinden, worden echter gemeld.<br />

64


5.2 Sociale partners<br />

Deze paragraaf gaat over de initiatieven door sociale partners op het terrein van<br />

conflictoplossing. Begin jaren negentig hebben VNO-NCW en FNV mat<br />

gereageerd op het zich nieuw aandienende fenomeen mediation. Als argument<br />

werd aangevoerd: “kwesties waarover onderhandeld kan worden, kunnen ook door<br />

beide partijen samen uit-onderhandeld worden; wat vervolgens overblijft zijn<br />

geschillen waar een knoop moet worden doorgehakt, in casu door de rechter.”<br />

(Van der Molen 1997; naar Jagtenberg & De Roo, 2000). In 1998 werden in twee<br />

ronde tafelgesprekken met rechtshulpverleners, zittende magistratuur en<br />

vertegenwoordigers van werkgevers wel mogelijkheden gezien voor mediation<br />

rond beëindiging van het dienstverband. Bovendien reageerde men positief op het<br />

Britse Acas-model voor individuele arbeidsgeschillen. De ‘Advisory Counseliation<br />

and Arbitration Service’ (ACAS), opgericht in 1974, wordt gefinancierd door het<br />

‘department of Trade and Industry’, maar opereert volledig zelfstandig en<br />

onpartijdig, bij het beslechten van arbeidsgeschillen. Er werken ongeveer 600<br />

mediators. Het bestuur van ACAS bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers<br />

en werknemers en gespecialiseerde academici (Jagtenberg & De Roo, 2000, zie<br />

ook: www.acas.org.uk).<br />

Initiatieven op het terrein van mediation<br />

Sociale partners bij de overheid willen mediation en andere vormen van ADR<br />

binnen de publieke sector bevorderen. Om daaraan invulling te geven hebben<br />

sociale partners binnen het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidsperoneel<br />

(CAOP) in september 2000 het Nederlands Instituut voor Conflictmanagement<br />

Overheid en Arbeid (NICOA) opgericht. Het NICOA wordt ondersteund door de<br />

Minister van Binne<strong>nl</strong>andse Zaken en Koninkrijksrelaties en door het ministerie van<br />

Justitie. De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) verleent financiële<br />

steun aan begeleidend onderzoek.<br />

65


Er zijn mediation-projecten van start gegaan bij het ministerie van Onderwijs<br />

Cultuur & Wetenschappen en binnen de sector Politie. De ministeries van Justitie<br />

en van Defensie en de Gemeente Den Haag zullen eveneens een project starten<br />

binnen hun arbeidsorganisatie (de eerste twee projecten zijn beschreven in bijlage<br />

8). Voorts heeft het NICOA een onderzoek uitgevoerd naar de huidige wijze van<br />

conflictoplossing binnen de overheidsorganisatie en de bekendheid met de<br />

toepassing van ADR (dit onderzoek wordt verderop in dit hoofdstuk nog<br />

besproken).<br />

Een soortgelijk initiatief, maar dan in het bedrijfsleven vormt de ‘Stichting ADR<br />

voor het Bedrijfsleven’ (ACB). Deze organisatie is begin 1998 opgericht op<br />

initiatief van het bedrijfsleven en verschillende juridische beroepsgroepen (de<br />

werknemerzijde is niet, zoals bij het NICOA, vertegenwoordigd bij de<br />

initiatiefnemers). ACB heeft als doel alternatieve vormen van geschiloplossing<br />

bekend te maken binnen het bedrijfsleven waarbij de focus met name gericht is op<br />

het aanbieden van mediationservices. Hoewel het ACB ook wil bemiddelen bij<br />

arbeidsconflicten, wordt het in de meeste gevallen benaderd voor zakelijke<br />

conflicten (tussen partners of tussen bedrijven).<br />

Tijdens de face-to-face interviews met VNO-NCW, MKB Nederland en FNV in<br />

het onderhavige onderzoek, wordt duidelijk dat de genoemde initiatieven (NICOA<br />

en ACB) nog niet in alle geledingen van de werkgevers- en<br />

werknemersorganisaties zijn doorgedrongen. Van werkgeverskant wordt niet<br />

gerept en nauwelijks ingegaan op ADR-mogelijkheden zoals bijvoorbeeld<br />

mediation. Conflictoplossing staat bij de gesprekspartners nog niet hoog op de<br />

agenda. De gesprekspartners stellen dat er vooral preventief aandacht wordt<br />

besteed aan kwesties die aan een conflict ten grondslag kunnen liggen (genoemd<br />

worden onder meer: roken, stress en ongewenst gedrag). VNO-NCW laat weten<br />

dat vooralsnog alle aandacht uitgaat naar ‘werkdruk en stress’. De gesprekspartner<br />

sluit niet uit dat arbeidsconflicten als onderdeel daarvan een rol kunnen gaan<br />

spelen.<br />

66


De gesprekspartner van de FNV noemt als belangrijke met arbeidsconflicten<br />

samenhangende beleidsvelden: het individuele klachtrecht, een<br />

klokke<strong>nl</strong>uiderregeling (voor het bedrijfsleven) en het creëren van een open cultuur<br />

waarin problemen bespreekbaar gemaakt kunnen worden. De gesprekspartner<br />

denkt daarbij aan onder meer: gedragscodes, het aanstellen van<br />

vertrouwenspersonen en het inrichten van klachtencommissies. De FNV is<br />

terughoudend ten opzichte van mediation, zeker bij de beëindiging van de<br />

arbeidsrelatie.<br />

Gesprekspartner FNV: “Het is meestal niet de werknemer die om een mediation<br />

vraagt. Mediation wordt door werkgevers gebruikt om snel van werknemers af te<br />

komen. Wij krijgen daar klachten over van werknemers. Werknemers realiseren<br />

zich vaak pas achteraf wat ze afgesproken hebben en welke rechten ze hebben<br />

laten liggen. Vooral bij gebrek aan kennis van het arbeidsrecht, bij Arbo-diensten,<br />

is dit een gevaar.”<br />

De FNV denkt voorts dat kritisch gekeken moet worden welke conflicten zich voor<br />

mediation lenen. Gesprekspartner FNV: ”Soms leidt het falen van een organisatie<br />

ertoe dat de werknemer weg moet; via mediation komt een misstand in de<br />

organisatie dan niet aan het licht.”<br />

Onderzoeken<br />

Het Centrum voor maatschappij-betrokken management van de vereniging VNO-<br />

NCW heeft een tweetal studies mogelijk gemaakt op het terrein van ongewenst<br />

gedrag. Het betreft een studie over het nut van een bedrijfscode, met inbegrip van<br />

gedragscodes (Kaptein, Klamer & Ter linden, 1999) en een studie naar<br />

integriteitsmanagement (Kaptein & Buiter, 2001). Beide studies gaan zowel in op<br />

ongewenst gedrag ten aanzien van de werkgever (fraude, onzorgvuldig gebruik<br />

bedrijfsmiddelen en dergelijke) als op ongewenste omgangsvormen<br />

(machtsmisbruik, pesten en seksuele intimidatie). Momenteel onderzoekt de<br />

Stichting Management Studies van VNO-NCW de mogelijkheid om een studie te<br />

laten verrichten op het gebied van ‘arbeidsuitval ten gevolge van een<br />

arbeidsonbalans tussen werkgever en werknemer’.<br />

67


Het zou dan gaan om verschillende verwachtingspatronen tussen werkgever en<br />

werknemer (“ik dacht dat ik promotie zou krijgen”).<br />

De FNV heeft een aantal onderzoeken verricht of laten verrichten op het terrein<br />

van ongewenste omgangsvormen op het werk. Zo geeft een kwalitatief onderzoek<br />

een beeld van de praktijk van seksuele intimidatie (De Rijk, 1997). Als onderdeel<br />

van het FNV Barometeronderzoek is in 1998 onderzocht in hoeverre pesten<br />

vóórkomt (FNV, 1998). Ook heeft een onderzoek naar ongewenste gedragingen<br />

(Van Veelen, 1999) en een onderzoek naar ongewenste omgangsvormen<br />

plaatsgevonden. In dit laatste onderzoek is (onder meer) op basis van een aantal<br />

groepsgesprekken met betrokkenen bij de aanpak van ongewenste omgangsvormen<br />

(zoals management, personeelszaken, OR-leden, vertrouwenspersonen,<br />

bedrijfsmaatschappelijk werk, bedrijfsartsen, A&O deskundigen, leden<br />

klachtencommissies, bestuurders van bonden, en vertegenwoordigers van de<br />

Arbeidsinspectie) een modelaanpak voor ongewenste omgangsvormen op het werk<br />

ontwikkeld. Het gaat er in dit model om, wie welke taak heeft bij vijf verschillende<br />

stadia bij de aanpak van ongewenste omgangsvormen, te weten: preventie,<br />

signaleren, opvang, interventie en nazorg (Hubert & Scholten, 2000). Op dit<br />

moment wordt gezocht naar ‘pilot-bedrijven’ waar het model geïmplementeerd kan<br />

worden. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hiervoor<br />

subsidiegelden beschikbaar.<br />

Een ander onderzoek van de FNV betreft (potentiële) klokke<strong>nl</strong>uiders. De FNV<br />

heeft van 11 tot 13 april een telefonische meldlijn opengesteld voor werknemers<br />

die een ernstige misstand intern aan de orde hebben gesteld, maar vervolgens nul<br />

op rekest hebben gekregen. Er hebben zich 119 (potentiële) klokke<strong>nl</strong>uiders gemeld.<br />

Verreweg de meeste interne melders trokken aan het kortste eind: 40 procent is<br />

ontslagen of zit in de ontslagprocedure, ongeveer 35 procent heeft zich ziek gemeld<br />

of moeten melden (FNV, 2000). Uiteraard is sprake van zelfselectie en zijn de<br />

percentages niet representatief voor de Nederlandse beroepsbevolking (zie hiervoor<br />

het onderzoek van Vermaas e.a, paragraaf 2.3).<br />

68


Stichting van de Arbeid<br />

In de Stichting van de Arbeid (STAR) maken centrale werkgevers- en<br />

werknemersorganisaties afspraken. De STAR brengt advies uit aan CAO-partijen.<br />

Op het terrein van arbeidsconflicten, als zodanig zijn nog geen aanbevelingen<br />

gedaan. De STAR heeft wel een aantal nota’s uitgebracht op een aantal aanpalende<br />

beleidsterreinen. Zo bracht de STAR in 1990 een aanbeveling uit over klachtrecht<br />

van individuele werknemers. Zij riep individuele werkgevers op om, al dan niet op<br />

voorstel van de ondernemingsraad en in overleg met deze raad, een regeling op te<br />

stellen voor de behandeling van klachten van de in de onderneming van de<br />

werkgever werkzame personen over hen persoo<strong>nl</strong>ijk betreffende aangelegenheden<br />

in verband met de arbeid. De CAO-partijen werd geadviseerd om, rekening<br />

houdend met de situatie in bedrijfstakken en in de ondernemingen, de<br />

totstandkoming van klachtenregelingen in ondernemingen te bevorderen (STAR,<br />

1990).<br />

De STAR-nota over gewetensbezwaren in arbeidsrelaties; een leidraad voor<br />

ondernemingen (1990), sluit hierbij aan. De Stichting overweegt in deze nota dat<br />

‘meer werknemers dan voorheen zich op grond van gewetensbezwaren of<br />

godsdienstige bezwaren verzetten tegen (onderdelen van) hun werk of tegen het<br />

beleid van de onderneming waar zij werkzaam zijn. Deze ontwikkelingen worden<br />

toegeschreven aan het ontstaan van nieuwe ethische vragen in verband met het<br />

ondernemingshandelen, veranderende normen in de same<strong>nl</strong>eving en het mondiger<br />

en bewuster worden van werknemers.’ De publicatie bevat een leidraad voor de<br />

behandeling van gewetensbezwaren in het kader van het sociaal beleid en legt een<br />

relatie met de aanbeveling klachtrecht (zie STAR, 1999).<br />

Een andere aanbeveling die een mogelijke conflictkwestie aangaat, betreft de<br />

aanbeveling over de ‘bescherming van de niet-roker op het werk (1992)’. De<br />

Stichting is van mening dat het formuleren en invoeren van een beleid gericht op<br />

de inpassing van rookgedrag in de arbeidssituatie bij uitstek een zaak is die op<br />

ondernemingsniveau moet plaatsvinden. Zij roept ondernemingen dan ook op tot<br />

het ontwikkelen van een beleid dat is gericht op het zoveel mogelijk tegengaan van<br />

69


hinder, overlast en gezondheidsschade, die door niet rokende werknemers op de<br />

werkplek worden ondervonden als gevolg van het roken door anderen en het al dan<br />

niet op voorstel van de ondernemingsraad en in overleg met deze raad opstellen<br />

van een regeling voor de behandeling van klachten (zie STAR, 1999).<br />

Verder zijn er nog een aantal aanbevelingen verschenen op het terrein van<br />

ongewenste omgangsvormen op het werk: De ‘Verklaring gelijke behandeling<br />

(1998; zie STAR, 1999)’ en de nota ‘Met minderheden meer mogelijkheden (1996;<br />

zie STAR, 1999)’ raken zijdelings aan het onderwerp conflict. Verder zijn er de<br />

‘Aanbeveling inzake het voorkomen en bestrijden van ongewenste intimiteiten op<br />

de werkplek (1990; zie STAR, 1999)’ en de nota ‘Met alle respect! Over<br />

bedrijfscultuur en omgangsvormen op het werk’ (STAR, 1999). In deze laatste<br />

nota is gezame<strong>nl</strong>ijke aandacht voor de bedrijfscultuur in relatie tot het vóórkomen<br />

van ongewenst gedrag vastgelegd. Er worden aanbevelingen gedaan over<br />

maatregelen die in organisaties inzake ongewenst gedrag genomen kunnen worden,<br />

zoals:<br />

a) het in beeld brengen van de actuele situatie: het inventariseren welke vormen<br />

van ongewenst gedrag zich voordoen en de gevolgen en risico’s daarvan;<br />

b) het beschrijven van de gewenste situatie: het doen van een beroep op eigen<br />

verantwoordelijkheid van een ieder, eventueel het opstellen van gedragsregels,<br />

het aangeven van grenzen en het creëren van een draagvlak;<br />

c) het treffen van controle- en klachtvoorzieningen, feedback;<br />

d) het beschrijven van sancties;<br />

e) het (na verloop van tijd) evalueren en zo nodig bijstellen van beleid / maat-<br />

regelen.<br />

Geschillen- en klachtencommissies<br />

Grote ondernemingen kennen veelal geschillencommissies die met betrekking tot<br />

bepaalde geschillen, bijvoorbeeld over functieclassificatie of een disciplinaire<br />

maatregel, al dan niet bindend advies uitbrengen. Geschillencommissies en<br />

scheidsgerechten bestaan er ook op bedrijfstakniveau. Vaak kunnen geschillen<br />

over zaken die bij de CAO geregeld zijn hier voorgelegd worden.<br />

70


Een telefonische enquête naar klachtenregelingen onder 875 bedrijven laat zien dat<br />

(na weging voor sector en bedrijfsgrootte) 19 procent van de bedrijfsvestigingen in<br />

Nederland over een klachtenregeling beschikt. Grotere bedrijven hebben vaker een<br />

klachtenregeling dan kleine. Driekwart van de regelingen heeft een algemeen<br />

karakter. Daarnaast zijn er vooral speciale regelingen voor seksuele intimidatie,<br />

soms in combinatie met onderwerpen als agressie of discriminatie. Werknemers<br />

blijken echter een erg hoge drempel te ervaren om een klacht in te dienen. Ze<br />

vrezen negatieve reacties van het management of van collega’s. Toch lijkt een<br />

formele klachtenregeling wel nut te hebben. Met de invoering van een formele<br />

regeling nemen informeel overleg en bemiddeling in organisaties toe (Boonstra,<br />

Knegt & Tros, 2000).<br />

CAO’s<br />

Er is geen literatuur bekend over het vóórkomen van afspraken met betrekking tot<br />

arbeidsconflicten in CAO’s. Ook de gesprekspartners van de face-to-face<br />

interviews waren niet bekend met afspraken hieromtrent. Wel is in 2000 door het<br />

ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met de Arbeidsinspectie<br />

(nog niet gepubliceerd) een onderzoek verricht naar zes aspecten van<br />

arbeidsomstandigheden in CAO’s, waaronder ‘seksuele intimidatie’ en ‘agressie en<br />

geweld’. De steekproef waarop het onderzoek betrekking heeft, bevat in totaal 131<br />

CAO’s van toepassing op ruim 4,6 miljoen werknemers. Bij 60 (46%) van deze<br />

CAO’s waren in 2000 afspraken gemaakt over seksuele intimidatie. In 19 (15%)<br />

CAO’s stonden afspraken over ‘agressie en geweld’. Bij ‘agressie en geweld’ kan<br />

het zowel gaan om externe agressie, van het publiek, klanten, cliënten, patiënten en<br />

scholieren, als interne agressie van medewerkers. Een nadere analyse zou dus<br />

nodig zijn om te achterhalen bij hoeveel van deze CAO’s wordt ingegaan op<br />

interne agressie en geweld.<br />

71


5.3 Omgang met arbeidsconflicten door werkgevers<br />

5.3.1 Maatregelen werkgevers<br />

Personeelsfunctionarissen besteden in Nederlandse organisaties gemiddeld 18<br />

procent van hun werktijd aan het hanteren en bemiddelen in conflicten (zie De<br />

Dreu, 1999). De bereidheid om conflicten op te lossen als een werknemer eenmaal<br />

ziek is, blijkt niet groot. Van Putten (1996) nam de beoordelingen van<br />

verzekeringsartsen over begeleidingsactiviteiten voor cliënten (n=54) door en vond<br />

dat slechts 29 procent van de werkgevers initiatieven heeft ondernomen om de<br />

verzekerde met een arbeidsconflict weer te laten werken. In 39 procent van de<br />

gevallen heeft de werkgever weinig tot geen initiatieven ondernomen en 32<br />

procent van de werkgevers heeft de terugkeer naar het werk van de<br />

arbeidsongeschikte werknemer met een arbeidsconflict zelfs tegengewerkt. Ook<br />

arbeidsongeschikte werknemers met een arbeidsconflicten hebben het gevoel dat<br />

de werkgever hen niet graag terug wil. Op een schaal van 1 tot 6 (werkgever wil<br />

mij niet graag terug – werkgever wil mij wel graag terug) gaven ze gemiddeld een<br />

1,8 (<strong>Engers</strong>, <strong>1995</strong>).<br />

In 2000 had 25 procent van de bedrijven niet verplichte diensten, buiten de Arbo-<br />

dienst om, laten verrichten. In tien procent betrof het conflictbemiddeling (dat is<br />

dus 2,5% van alle onderzochte bedrijven). Dit blijkt uit de meest recente<br />

arbomonitor van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de<br />

Arbeidsinspectie (2001) waarbij 1800 bedrijven zijn bezocht.<br />

Onderzoek bij overheidssectoren<br />

In juli 2000 heeft het NICOA een enquête afgenomen in een representatief aantal<br />

organisaties in de overheidssectoren (rijk, politie, provincie, gemeenten,<br />

72


waterschappen, universiteiten 12 ) en een aantal zelfstandige bestuursorganen. Het<br />

doel van het onderzoek was inzicht te geven in de wijze waarop individuele<br />

arbeidsconflicten binnen de Nederlandse overheid worden opgelost en in hoeverre<br />

daarbij mogelijkheden bestaan voor toepassing van ADR en vooral mediation. Het<br />

onderzoek vond plaats bij in totaal 503 werkgevers (59%) en werknemers (OR;<br />

41%). Geconcludeerd wordt dat enerzijds een grote belangstelling bestaat voor<br />

ADR als instrumentarium voor conflictoplossing, maar dat daar anderzijds nog<br />

weinig gebruik van wordt gemaakt. Datzelfde geldt voor de bekendheid met en de<br />

toepassing van mediation in het bijzonder. Vooral bij klachtrecht wordt een<br />

duidelijk effect van mediation verwacht (Fluitsma, Markus & Van Nooijen, 2001).<br />

Maatregelen seksuele intimidatie en pesten op het werk<br />

Ongewenste omgangsvormen, zoals seksuele intimidatie en pestgedrag zijn te<br />

beschouwen als vormen van conflicten (zie hoofdstuk 2). In 2000 vond de<br />

evaluatie van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) inzake seksuele<br />

intimidatie, agressie en geweld en pesten op het werk plaats (Soethout & Sloep).<br />

Sinds 1994 zijn werkgevers wettelijk verplicht om werknemers te beschermen<br />

tegen seksuele intimidatie en agressie en geweld. Het gaat bij agressie en geweld<br />

om voorvallen waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastiggevallen,<br />

bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden<br />

met het verrichten van arbeid. In een telefonische enquête onder 780 werkgevers<br />

is nagegaan welke maatregelen de werkgevers getroffen hebben om seksuele<br />

intimidatie, agressie en geweld en pesten op het werk (of de nadelige<br />

consequenties hiervan), tegen te gaan. Ook hebben in het kader van dit onderzoek<br />

1559 werknemers deelgenomen aan een schriftelijke enquête.<br />

12 De respons bij de sector Defensie was gering en derhalve is deze sector niet in het onderzoek<br />

meegenomen.<br />

73


Tabel 5.1: Maatregelen getroffen door werkgevers om seksuele intimidatie te bestrijden volgens<br />

werkgevers en werknemers.<br />

Maatregelen voor opvang, interventie en nazorg Werkgevers<br />

(n=780)<br />

Werknemers kunnen voorvallen in vertrouwen melden<br />

Vertrouwenspersoon aangesteld<br />

Vertrouwenspersoon tijd en ruimte geboden om werknemers in<br />

vertrouwen te spreken<br />

Procedure over afhandeling van klacht opgesteld<br />

Klachtencommissie ingesteld<br />

Vertrouwenspersoon scholing aangeboden<br />

In procedure sancties voor dader opgenomen<br />

*ng = niet naar gevraagd; Bron: afgeleid van Soethout & Sloep, 2000<br />

52%<br />

34%<br />

31%<br />

19%<br />

17%<br />

13%<br />

11%<br />

Werknemers<br />

(n=1559)<br />

43%<br />

57%<br />

Het instellen van een meldpunt en het aanstellen van een vertrouwenspersoon zijn<br />

de meest genomen maatregelen voor de opvang en nazorg bij seksuele intimidatie<br />

(zie tabel 5.1). Bij beleid tegen pestgedrag is het bespreekbaar maken van het<br />

onderwerp (door 13% van de werknemers genoemd) de meest genomen maatregel.<br />

Een voorlichtingscampagne gericht op het tegengaan van pesten wordt door 7<br />

procent van werknemers genoemd.<br />

5.3.2 Ondersteuning werkgevers<br />

Uit de eerder aangehaalde evaluatie van de Arbo-wet (Soethout & Sloep, 2000),<br />

blijkt dat bijna een derde (29%) van de organisaties ondersteuning krijgt bij het<br />

nemen van maatregelen tegen seksuele intimidatie. Een vijfde van de werkgevers<br />

(19%) die geen ondersteuning krijgen vanuit andere organisaties vindt dit wel<br />

wenselijk. Men denkt daarbij aan voorlichtingsmateriaal (59%), aan het op centraal<br />

niveau opvangen van het slachtoffer (39%) en aan een handleiding voor een<br />

klachtenprocedure (26%).<br />

74<br />

ng<br />

ng<br />

ng<br />

ng<br />

ng


Er wordt in het onderzoek genoemd dat werkgevers ondersteuning krijgen van<br />

organisaties zoals branche- of bedrijfstakorganisaties. Uit het rapport wordt niet<br />

duidelijk in hoeverre Arbo-diensten een rol spelen.<br />

Arbo-diensten<br />

De bedrijfsarts heeft een rol bij het begeleiden van de werknemer die het werk<br />

verzuimt met een arbeidsconflict, en moet een advies uitbrengen over diens<br />

arbeidsgeschiktheid (Nauta, Weel, en anderen, 2001). Bedrijfsartsen adviseren<br />

daarbij steeds vaker in situaties die juridische en financiële consequenties kunnen<br />

hebben. Een voorbeeld van zo’n adviestaak is het meewerken aan het invullen van<br />

een reïntegratieplan (bijlage 5) voor een ontbindingsverzoek van de arbeidsrelatie.<br />

Daarbij wordt ondermeer vermeld wat de beperkingen en mogelijkheden zijn van<br />

de werknemer, waarom de werknemer niet meer kan worden herplaatst in eigen<br />

arbeid of ander werk, en wat de visie van de werknemer is ten aanzien van<br />

eventuele herplaatsingsmogelijkheden (Kelder, Weel & Plomp, 2000). Ook bij de<br />

begeleiding van werknemers met arbeidsconflicten ontbreekt het vaak nog aan<br />

bekendheid met de mogelijkheden. Sinds 1996 besteedt de Netherlands School for<br />

Public Health (HSPH) in de opleiding voor bedrijfs- en verzekeringsartsen in een<br />

module aandacht aan conflicthantering (Lenderink, 1997). Daarnaast is begin<br />

oktober 2001 de kenniskring ‘arbeidsconflicten’ van Stichting Expertise Centrum<br />

Reïntegratie (STECR, een initiatief van de Branche Organisatie Arbo-diensten en<br />

het ministerie van SZW) naar buiten gekomen met een werkwijzer<br />

arbeidsconflicten voor Arbo-diensten.<br />

Werkwijzer arbeidsconflicten STECR<br />

Naast een achtergrondstudie over arbeidsconflicten bevat deze werkwijzer een<br />

stappenplan voor de bedrijfsarts die met een arbeidsconflict geconfronteerd wordt.<br />

Duidelijk wordt gemaakt welke rol een bedrijfsarts heeft bij het signaleren van<br />

arbeidsconflicten, de diagnostiek, de interventie en evaluatie. Cruciaal in het<br />

75


egeleidingsproces is of er sprake is van medische beperkingen. Als er geen<br />

medische beperkingen zijn, komt er in principe geen medische begeleiding of<br />

interventie aan te pas. Bij de overige interventies kan de Arbo-dienst weliswaar een<br />

rol spelen, maar dat is niet per definitie noodzakelijk. Deze rol kan bestaan uit het<br />

opstellen van een conflictdiagnostiek en zonodig een advies aan de werkgever voor<br />

een time-out van 2 weken om (gezame<strong>nl</strong>ijk) tot een interventieplan te komen. Bij<br />

de interventies zijn een vijftal mogelijkheden onderscheiden. Bij elke interventie<br />

worden indicaties en contra-indicaties genoemd (zie tabel 5.2)<br />

Tabel 5.2: Interventie naar indicaties en contra-indicaties volgens STECR.<br />

Organisatiekundig<br />

Individugericht<br />

Bemiddelend<br />

Loopbaan<br />

Juridisch<br />

Bron: STECR (oktober, 2001).<br />

Mediation bij zieke werknemers<br />

Indicaties: Sterke verwevenheid met organisatorische aspecten, soortgelijke<br />

problemen/conflicten komen vaker voor binnen afdeling/team.<br />

Contra-indicaties: Een snelle oplossing is noodzakelijk.<br />

Indicaties: Eén van de partijen (of beide) heeft onvoldoende vaardigheden, is<br />

psychisch niet in staat tot constructieve gespreksvoering, of heeft psychosociale<br />

problemen of psychische aandoeningen.<br />

Contra-indicaties: persoo<strong>nl</strong>ijkheidsstoornissen of psychiatrie in engere zin<br />

Indicaties: Partijen hebben elkaar nodig, sterke emotionele lading omtrent het<br />

conflict, conflictproces is in fase I of II (van Glasl, zie paragraaf 2.7).<br />

Contra-indicaties: Partijen zijn niet bereid te werken aan een oplossing, de<br />

gezondheidstoestand van de medewerker belemmert deelname aan<br />

conflictoplossing.<br />

Indicaties: Partijen willen om wat voor reden dan ook niet met elkaar verder,<br />

ernstig verstoorde arbeidsverhoudingen, conflictpartij is teveel ‘beschadigd’ om<br />

binnen organisatie of afdeling te blijven.<br />

Contra-indicaties: Betrokkene kan organisatie feitelijk niet loslaten.<br />

Indicaties: Conflictproces is in fase III (van Glasl, zie paragraaf 2.7), oplossing van<br />

het conflict heeft precedentwerking (functiewaardering), een van de partijen wil het<br />

onderste uit de kan (letselschade), lange geschiedenis van vijandigheid, pogingen<br />

tot conflictregulatie hebben weinig opgeleverd.<br />

Contra-indicaties: Betrokkenen willen zelf verantwoordelijk blijven voor de inhoud<br />

van de oplossing.<br />

Door deelnemers aan face-to-face interviews en door sleutelinformanten van het<br />

NMI wordt gesteld dat bij alle grote Arbo-diensten bekendheid bestaat met<br />

mediation.<br />

76


Sommige Arbo-diensten hebben een deel van de eigen werknemers een opleiding<br />

tot mediator laten volgen. Andere Arbo-diensten werken samen met commerciële<br />

aanbieders. Een aanbieder die zich heeft toegelegd op mediation bij reeds<br />

verzuimende werknemers heeft de registratie die daarover is gevoerd ten behoeve<br />

van het onderzoek aangeleverd (zie tabel 5.3).<br />

Tabel 5.3: Afgewikkelde mediations naar afloop bij één aanbieder tussen 1-4-‘98 en 4-9-‘01<br />

(gegevens zijn niet representatief voor aanbieders van mediation in het algemeen).<br />

Afloop Aantal %<br />

Mediation afgebroken door alle betrokkenen<br />

Mediation afgebroken door werknemer<br />

Mediation afgebroken door werkgever<br />

Mediation afgebroken door mediator<br />

Mediation afgebroken door mediator wegens ziekte wrkn.<br />

Totaal mediation afgebroken<br />

Mediation eindigt in WAO van werknemer<br />

Werknemer exit via Kantonrechter<br />

Werknemer exit, zonder Kantonrechter<br />

Totaal arbeidsrelatie met werknemer verbroken<br />

Werknemer werkt weer bij eigen werkgever<br />

Werknemer vindt elders werk<br />

Totaal werknemers gereïntegreerd<br />

19<br />

7<br />

25<br />

22<br />

13<br />

86<br />

2<br />

41<br />

27<br />

68<br />

59<br />

29<br />

88<br />

22%<br />

8%<br />

29%<br />

26%<br />

15%<br />

100%<br />

100%<br />

60%<br />

40%<br />

100%<br />

67%<br />

33%<br />

100%<br />

% van totaal<br />

afgewikkelde<br />

mediations<br />

Totaal (mediation afgewikkeld) 244 (100%)<br />

Bron: Mediation Centre<br />

Reïntegratie bij de eigen (24%) of een andere (12%) werkgever was het resultaat<br />

van 36 procent van de mediations. Vijfendertig procent van de mediations is<br />

afgebroken. In 28 procent van de mediations wordt de arbeidsrelatie met de<br />

werkgever beëindigd. Bij 1 procent van de arbeidsconflicten waarbij mediation<br />

wordt toegepast (en niet wordt afgebroken), belandt de werknemer uiteindelijk in<br />

de WAO, bij de aanbieder die de registratie heeft opgeleverd.<br />

77<br />

35%<br />

1%<br />

28%<br />

36%


Figuur 5.1: Aantallen mediations bij één aanbieder naar jaar en verwijzer<br />

(gegevens zijn niet representatief voor aanbieders in mediation in het algemeen).<br />

120<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

24<br />

6<br />

22<br />

29<br />

15<br />

40 33 35<br />

34<br />

34 52<br />

27<br />

1998 1999 2000 2001<br />

Bron: InterArbeid Mediation & Consultancy<br />

Overigen<br />

Verzekeraars/<br />

interventiecentra<br />

Arbo-diensten<br />

Mediators worden in geval van arbeidsconflicten in de regel benaderd door een<br />

derde partij die zelf niet bij het conflict betrokken is, zo blijkt uit een kwalitatief<br />

onderzoek onder 11 mediators gespecialiseerd in arbeidsverhoudingen of<br />

arbeidsrecht (Van de Velde, Graat, Landeweerd, & Van Wijmen,<br />

2001).Verschillende verzekeraars die de loondoorbetaling bij zieke werknemers<br />

verzekeren, steunen Arbo-diensten actief om, in het kader van de reïntegratie van<br />

werknemers met arbeidsconflicten, mediators in te schakelen (Bakker, 2000).<br />

Aanbieders van mediation merken in toenemende mate dat verwijzingen ook door<br />

interventiecentra van verzekeraars plaatsvinden, zo blijkt uit het expertinterview<br />

met het NMI. De toename blijkt ook uit een bijgehouden registratie die één<br />

aanbieder hierover opleverde (zie Figuur 5.1).<br />

Kamer van Koophandel projecten<br />

Bij drie Kamers van Koophandel (KvK) zijn in samenwerking met het NMI<br />

projecten op het terrein van mediation gestart. Dit zijn de Kamer van Koophandel<br />

Midden-Brabant, de Kamer van Koophandel Rotterdam en de Kamer van<br />

Koophandel Haaglanden. De insteek van de KvK’s verschilt, maar ze bieden<br />

78


allemaal aan werkgevers, die te maken hebben met conflicten, de mogelijkheid om<br />

gebruik te maken van een mediation-spreekuur. Hoewel de KvK’s in hun<br />

productinformatie hebben vermeld dat het hierbij ook om interne arbeidsconflicten<br />

gaat, blijken werkgevers voornamelijk voor zakelijke geschillen (tussen partners of<br />

met andere bedrijven) naar het spreekuur te komen.<br />

5.4 Omgang met arbeidsconflicten door werknemers<br />

Eerder in dit hoofdstuk is ingegaan op de mogelijkheden die er bestaan voor<br />

conflictbeslechting:<br />

overleg (met conflictpartij);<br />

ADR tussen partijen (mediation/bemiddeling);<br />

ADR boven partijen (arbitrage, klachtencommissie en dergelijke);<br />

Juridische vormen van geschilbeslechting.<br />

Er is weinig bekend over de mate waarin werknemers gebruik maken van de<br />

verschillende oplossingen (of de volgorde daarin). Twee kwalitatieve onderzoeken<br />

onder slachtoffers van systematisch pestgedrag laten zien dat werknemers over het<br />

algemeen eerst proberen het probleem op te lossen. Als dat niet helpt, volgt<br />

berusting of vermijding (vaak door verzuim). Uiteindelijk wordt de arbeidsrelatie<br />

verbroken (Niedl, <strong>1995</strong>, Gross & Zapf, 2001).<br />

Ook over de mate waarin werknemers een oplossing zoeken in ADR tussen de<br />

partijen is weinig bekend. De FNV stelt dat het meestal niet de werknemer is, die<br />

om mediation vraagt (zie paragraaf 5.2).<br />

De evaluatie van de Arbo-wet laat zien wat werknemers doen als ze seksueel<br />

geïntimideerd of gepest worden. Twee derde van de slachtoffers van seksuele<br />

79


intimidatie heeft daarvan melding gemaakt. Zeven procent van alle slachtoffers van<br />

seksuele intimidatie heeft een formele klacht ingediend (ADR boven de partijen).<br />

Bij in totaal een kwart van deze klagers is de situatie echter niet verbeterd. Van de<br />

werknemers die gepest worden heeft 71 procent het pesten gemeld. Bijna de helft<br />

heeft dit gedaan bij een zogenaamd officieel aanspreekpunt. Bij 61 procent van de<br />

melders van pestgedrag is de situatie niet verbeterd (Soethout & Sloep, 2000).<br />

Het is over het algemeen bekend dat werknemers weinig gebruik maken van<br />

mogelijkheden om te klagen (ADR boven de partijen) bij bijvoorbeeld<br />

klachtencommissies of de Commissie Gelijke Behandeling. Meestal is de<br />

(gegronde) angst voor repercussies van de werkgever hiervan de oorzaak (zie<br />

onder meer: Havinga, 2001; FNV, 2000; Boonstra, Knegt & Tros, 2000).<br />

Als werknemers ziek zijn ten gevolge van een arbeidsconflict, onderneemt 45<br />

procent van de werknemers initiatieven om weer aan het werk te komen. Bijna een<br />

even groot percentage (44%) neemt weinig tot geen activiteiten om weer aan het<br />

werk te komen. Elf procent werkt de terugkeer naar het werk tegen (Van Putten,<br />

1996).<br />

5.5 Conclusie<br />

In dit hoofdstuk is beschreven wat bekend is over wat werkgevers en werknemers<br />

doen om arbeidsconflicten op te lossen (onderzoeksvraag 4, zie paragraaf 1.2).<br />

Daarbij is ingegaan op twee niet-juridische vormen van conflictoplossing<br />

(Alternative Dispute Resolution, ADR), te weten:<br />

ADR boven partijen, zoals: arbitrage, bindend advies, klachtencommissie.<br />

ADR tussen partijen, zoals: neutraal voorzitterschap, procesbegeleiding,<br />

advies, bemiddeling en mediation.<br />

80


Allereerst is nagegaan wat sociale partners op het terrein van de<br />

conflictbeslechting aan initiatieven ontwikkelen. De twee belangrijkste<br />

initiatieven betreffen het Nederlands Instituut Conflictmanagement<br />

Overheid en Arbeid (NICOA) en de ‘Stichting ADR voor het Bedrijfsleven’<br />

(ACB). Beide organisaties willen niet-juridische vormen van<br />

conflicthantering bij arbeidsconflicten bevorderen en bieden zelf mediation-<br />

diensten aan. In de Stichting van de Arbeid vindt nog geen overleg over<br />

arbeidsconflicten als zodanig plaats. De meest relevante aanbevelingen van<br />

de Stichting van de Arbeid over aan arbeidsconflicten aanpalende<br />

beleidsterreinen, betreffen: ‘Klachtrecht individuele werknemers (1990)’ en<br />

‘Met alle respect! Over bedrijfscultuur en omgangsvormen op het werk<br />

(1999)’. Onbekend is in hoeverre er in CAO’s afspraken gemaakt zijn over<br />

arbeidsconflicten.<br />

Vervolgens is nagegaan wat er bekend is over wat werkgevers doen om<br />

arbeidsconflicten op te lossen. Buiten Arbo-diensten om wordt er nog nauwelijks<br />

gebruik gemaakt van conflictbemiddeling. Bij alle grote Arbo-diensten bestaat er<br />

ervaring met het aanbieden van mediation. In toenemende mate werken<br />

verzekeringsmaatschappijen op dit terrein met Arbo-diensten samen. Arbo-<br />

diensten krijgen ook steeds meer oog voor de problemen die met arbeidsconflicten<br />

gepaard gaan. Zo is de Stichting Expertise Centrum Reïntegratie begin oktober<br />

naar buiten gekomen met een werkwijzer arbeidsconflicten voor Arbo-diensten.<br />

Tot slot is nagegaan wat in literatuur bekend is over wat werknemers doen om<br />

arbeidsconflicten op te lossen. Er is nauwelijks literatuur gevonden. Het lijkt er<br />

niet op dat werknemers veel gebruik van ADR maken; zo wordt gesteld dat door<br />

werknemers zelf meestal niet om mediation wordt gevraagd. Ook van de<br />

mogelijkheid om te klagen bij klachten- of geschillencommissies wordt weinig<br />

gebruik gemaakt, uit angst voor repercussies van de werkgever.<br />

81


LITERATUUR<br />

Bakker, B.F.M., Jonker, J.K. (1986). Sociale groep; indeling en afleiding.<br />

Voorburg: CBS-nota.<br />

Bakker, N. (2000). Mediation: oude wijn in nieuwe zakken? De opkomst van<br />

bemiddelaars in arbeidsconflicten. Arbo en Milieu, (augustus) 22-24.<br />

Beltzer, R.M., Knegt, R., Rijs, A.D.M. van (1999). Vergoedingen bij ontslag van<br />

werknemers en ambtenaren. Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie b.v.<br />

Björkqvist, K., Österman, K., & Hjelt-Bäck, M. (1994). Aggression among<br />

university employees. Aggressive Behavior, 20, 173-184.<br />

Boonstra, K, Knegt, R., Tros, F.H. (2000). Regelingen inzake een individueel<br />

klachtrecht van werknemers in bedrijven. Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie.<br />

Broersen, J.P.J., Weel, A.N.H., Dijk, F.J.H. van (1989). Periodiek<br />

Bedrijfsgezondheidkundig Onderzoek: Middel en Maatstaf. Amsterdam: BGD<br />

Oost-Gelderland / Coronel Laboratorium, Universiteit van Amsterdam.<br />

CBS. Enquête Beroepsbevolking 1999. Heerlen: CBS.<br />

CBS (2001). Arbeidsomstandigheden: werkbelasting, arbeidsvoorwaarden en –<br />

verhoudingen. Heerlen: CBS, http://statline.cbs.<strong>nl</strong><br />

Commissie Gelijke Behandeling (2000). Jaarverslag 1999. Utrecht: CGB.<br />

Dreu, C.K.W., de (1999). Conflicten in organisaties. Wat hebben we eraan en wat<br />

moeten we ermee? Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van<br />

82


hooglereaar in de Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Universiteit van<br />

Amsterdam. Amsterdam: Vossiuspers AUP.<br />

Dreu, C.K.W., de, Dierendonck, D. van (2001). Arbeidsconflicten en psychisch<br />

welbevinden. Arnhem: Rapport in opdracht van de Nederlandse Stichting voor<br />

Psychotechniek.<br />

Dreu, C.K.W., de Vliert, E. van de (ed). (1997). Using conflict in organizations.<br />

London, Thousand Oaks, New Delhi: Sage Publications.<br />

Einarsen, S., Skogstad, A. (1996). Bullying at work: epidemiological finidings in<br />

public and private organization. European work and organizational psychologist, 5<br />

(2), 185-201.<br />

<strong>Engers</strong>, R.W., van (<strong>1995</strong>). Overspannen in de ziektewet. Een onderzoek naar<br />

oorzaken en het verloop van ziekteverzuim wegens overspanning. Amsterdam:<br />

Tica.<br />

Euwema, M.C. (2000). Conflicthantering. In J.A.M. Winnubst, F. Schuur & J. Dam<br />

(red.), Praktijkboek Gezond Werken, 2, 77-100. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.<br />

Fernandez, F. M. (1998). Stille wateren hebben diepere gronden. Beverwijk:<br />

Multiple Choise.<br />

Fluitsma, Th. F., Markus, N.A., Nooijen, E. van, (2001). Conflictoplossing binnen<br />

de overheid als arbeidsorganisatie. Rapport nulmeting. Den Haag: CAOP.<br />

FNV (1998). Pesten op het werk. Barometeronderzoek. Amersfoort: MU Consult.<br />

83


FNV (2000). Eindrapportage Meldlijn klokke<strong>nl</strong>uiders (11, 12 en 13 april 2000).<br />

Amsterdam: FNV<br />

Glasl, F. (1981). De dynamiek van de escalatie. M&O tijdschrift voor<br />

organisatiekunde en sociaal beleid, 35, p. 278-294.<br />

Glastra, F.J., Meerman, M. & Vries, S. de (1999). Allochtonen en detentie. Den<br />

Haag: ministerie van Justitie/WODC.<br />

Gross, C., Zapf, D. (2001). Conflict Escalation and Coping with Workplace<br />

Bullying. Paper presented at tenth European Congress on Work and<br />

Organizational Psychology. Prague.<br />

Halama, P., Möckel, U. (<strong>1995</strong>). Acht Beiträge zum Thema Psychoterror am<br />

Arbeitzplatz. In Evangelischer Pressedienst (Ed.), epd-Dokumentation, 11,<br />

Frankfurt/M: Gemeinschaftswerk der Evangelischen Publizistik.<br />

Havinga, T. (2001). Repercussies van klagen tegen de werkgever: zaak gewonnen,<br />

baan verloren. In: Loenen (red.) Gelijke behandeling: oordelen en commentaar<br />

2000. Deventer: Kluwer<br />

Heus, P., de, Diekstra, F.M., Schouten, M.H. (<strong>1995</strong>). Seksuele intimidatie op het<br />

werk. Relatie met persoons- en werkkenmerken en klachten. Tijdschrift Sociale<br />

Gezondheidszorg, 73, p. 107-112.<br />

Houtman, I.L.D. en Vroome, E.M.M., de (nog niet gepubliceerd). Arbeidsrisico’s,<br />

gezondheidsklachten en ziekteverzuim in branches: secundaire analyses op POLS<br />

1997, 1998, en 1999. Hoofddorp: TNO.<br />

84


Hubert, A.B. (1996). Mobbing. Systematisch pestgedrag. Een exploratief<br />

onderzoek. Leiden: Faculteit der Sociale Wetenschappen.<br />

Hubert, A.B., Furda, J., Steensma, H.O. (1997). Mobbing en systematisch<br />

pestgedrag bij een bank- en verzekeringsmaatschappij. Leiden: Universiteit van<br />

Leiden, Vakgroep Sociale en Organisatiepsychologie (onderzoeksrapport).<br />

Hubert, A.B., Furda, J., Steensma, H.O. (2001, in druk). Mobbing, systematisch<br />

pestgedrag in organisaties. Twee studies naar antecedenten en gevolgen voor de<br />

gezondheid. Gedrag en Organisatie. Themanummer ‘Conflict en welzijn’.<br />

Hubert, A.B., Scholten, C.M. (2000). Ongewenste omgangsvormen op het werk.<br />

Een onderzoek naar pesten, seksuele intimidatie en racisme. Amsterdam: FNV<br />

Vrouwensecretariaat.<br />

Jagtenberg, R.W., Roo, A.J. de (2000). Mediation in het bedrijfsleven. Belang,<br />

effectiviteit en vooruitzichten. Justitiële verkenningen, 26 (9), 54-69.<br />

Kelder, M.J., Weel, A.N.H., Plomp, H.N. (2000). Dilemma voor de bedrijfsarts.<br />

Bedrijfsarts en bijlage 5: adviseur of executeur? TBV 8, (nr. 8), 242-245.<br />

Klijn, L.P.M. (1998). Mediation in arbeidsrechtelijke conflicten. Tijdschrift voor<br />

Mediation, (2), 47-50.<br />

Kaptein, S.P., Klamer, H.K. Linden, J.C.J., ter (1999). De integere organisatie. Het<br />

nut van een bedrijfscode: Rijswijk: Den Haag media groep.<br />

Kaptein, S.P. , Buiter, F. (2001). De integere organisatie 2. Handreiking voor een<br />

sluitend vangnet voor ongewenst gedrag. Rijswijk: Den Haag media groep.<br />

85


Kramer, J., Bohlmeijer, E. (2001). Conflictsituaties, coping en verzuim bij<br />

allochtone werknemers. Een multicultureel perspectief. Arnhem: Rapport in<br />

opdracht van Nederlandse Stichting voor Psychotechniek.<br />

Laar, M.L.M, van de (1999). Bezwaarprocedure bij ambtenaren kan conflicten<br />

oplossen. TBV, 7, nr. 5, 161-164.<br />

Landelijke Vereniging van antidiscriminatiebureaus en meldpunt (2001).<br />

Kerncijfers discriminatie 2000. Landelijke cijfers over geregistreerde meldingen<br />

van discriminatie. zie: www.lvadb.<strong>nl</strong>/jaaroverzicht.<br />

Lenderink, A. (1997) Conflictmanagement is business. Arbo-artsen krijgen<br />

belangstelling voor mediation. Arbeidsomstandigheden, 11, 505-506.<br />

Leymann, H. (1990). Mobbing and psychological terror at workplaces. Violence<br />

and Victims, 5, 119-126.<br />

Leymann, H. (1993). Mobbing. Psychoterror am Arbeitzplatz und wie man sich<br />

dagegen wehren kann. Reinbeck bei Hamburg: Rowohlt Taschenbuch Verlag.<br />

Leymann, H., Gustafsson, A. (1996). Mobbing at work and the development of<br />

Posttraumatic Stress Disorders. European Journal of Work and Organizational<br />

Psychology, 5, (2), p. 251-275.<br />

Lisv (2001). Trendrapportage Arbeids(on)geschiktheid 2001. Amsterdam: Lisv.<br />

Marcelissen, F., Knegt, R., Pas, I. van de, Beltzer, R. (2000). Het reïntegratieplan<br />

bij verzoeken om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van zieke werknemers.<br />

Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie b.v.<br />

86


Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2001a). Interne notitie inzake<br />

analyses over arbeidsconflicten en verzuim op het CBS databestand POLS 1999.<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2001b). Ontslagstatistiek.<br />

Jaarrapportage 2000. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken, Directie Analyse<br />

& Onderzoek.<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid/Arbeidsinspectie (2001).<br />

Arbomonitor 2000. Den Haag: SZW/Arbeidsinspectie<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (nog niet gepubliceerd).<br />

Aspecten<br />

van arbeidsomstandigheden in CAO’s. Den Haag: SZW/Arbeidsinspectie (intern<br />

concept).<br />

Molenaar-Cox, P.G.M., Giezen, A.M., Jehoel-Gijsbers, G. (2000). Langdurige<br />

arbeidsongeschiktheid in 1999. Trends 1991-1999. Amsterdam: Lisv.<br />

Nauta, A. (1996). Oog om oog en baas boven baas: Interactiepatronen bij<br />

interpersoo<strong>nl</strong>ijk conflict op bureaucratische en organische organisatie-afdelingen.<br />

Proefschrift. Wageningen: Grafisch bedrijf Ponsen & Looijen bv.<br />

Nauta, A., Vries, S. de, Bosch, K., Schie, J. van (2001, in druk). Gezonde<br />

conflicten op het werk: Een theoretisch model. Gedrag en Organisatie.<br />

Themanummer ‘Conflict en welzijn’.<br />

Nauta, A.P., Weel, A.N.H., Kelder, M.J., Jong, R. de (2001). Dilemma voor de<br />

bedrijfsarts. Arbeidsconflicten: wel of niet ‘medisch’? Tijdschrift Bedrijfs- en<br />

Verzekeringsgeneeskunde, 9, (2), 39-43.<br />

Niedl, K. (<strong>1995</strong>). Mobbing/Bullying am Arbeitzplatz. Eine empirische Analyse zum<br />

Phänomen sowie zu personalwissenschaftlich relevanten Effecten von<br />

87


systematischen Feindseligkeiten. Dissertation, Wissenschaftsuniversität Wien.<br />

München: Hampp.<br />

Putten, D.J., Heuvel, S.G. van der, Kremer, A., Smulders, P.G.W., Winter, C.R. de<br />

(<strong>1995</strong>). Arbeidsconflicten en ziekteverzuim. Diagnosestelling voor de Ziektewet in<br />

het algemeen en die bij arbeidsconflicten in het bijzonder. Zoetermeer: College<br />

van Toezicht Sociale Verzekeringen R95/6<br />

Putten, D. van (1996). Arbeidsconflicten en ziekteverzuim. Omvang van verzuim<br />

en oneige<strong>nl</strong>ijk gebruik van de ziektewet. Tijdschrift voor Bedrijfs- en<br />

Verzekeringsgeneeskunde, 4 (3), 89-97.<br />

Rijk, T. de (1997). Alles is toch geregeld? Amsterdam: uitgave Stichting FNV<br />

Pers.<br />

Ritsema van Eck, E.J., Huguenin, P. (1993). Conflicthantering & onderhandelen.<br />

Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />

Soethout, J., Sloep, M. (2000). Evaluatie Arbo-wet over seksuele intimidatie,<br />

agressie en geweld en pesten op het werk. Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie<br />

bv.<br />

Staatsblad 184 (1999). Wet van 18 maart 1999, houdende bepalingen ter<br />

verbetering van de arbeidsomstandigheden (Arbeidsomstandighedenwet 1998).<br />

zie: www.arbo.<strong>nl</strong>.<br />

Stichting van de Arbeid (3 januari 1990). Aanbeveling Klachtrecht individuele<br />

werknemers. Den Haag: STAR.<br />

88


Stichting van de Arbeid (14 december 1999). Met alle respect! Over<br />

bedrijfscultuur en omgangsvormen op de werkplek. publicatienr. 7/99. Den Haag:<br />

STAR.<br />

STECR (oktober 2001). STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten. Hoofddorp:<br />

STECR.<br />

Tweede Kamer (19 november 1999). Meer wegen naar het recht. Beleidsbrief ADR<br />

2000-2002. Brief van de Minister en Staatssecretaris van Justitie. Vergaderjaar<br />

1999-2000, 26 352, nr. 19<br />

Tweede Kamer (2001). Verbetering van de procesgang in het eerste ziektejaar en<br />

nieuwe regels voor ziekmelding, de reïntegratie en wachttijd van werknemers<br />

alsmede met betrekking tot de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever<br />

(Wet verbetering Poortwachter). Memorie van toelichting. Vergaderjaar 2000-<br />

2001, 27 678, nr. 3.<br />

Veelen, W. van (1999). Verslag van het onderzoek ongewenste gedragingen in het<br />

eigen bedrijf. Utrecht: FNV Bondgenoten.<br />

Veerman, T.J. , Schoemaker, C.G., Cuelenaere, B. Bijl, R.V. (2001). Psychische<br />

arbeidsongeschiktheid. Een overzicht van actuele feiten en cijfers. Doetinchem:<br />

Elsevier bedrijfsinformatie b.v.<br />

Velde, C. van de, & Wijmen, F. van (2001). Mediation, een onderdeel van<br />

Disability Management? Maandblad voor Reïntegratie (verschijnt in oktober).<br />

Velde, C. van de, Graat, J., Landeweerd, A. en Wijmen, F. (2001). Ervaringen met<br />

mediation bij arbeidsconflicten. Verslag van een onderzoek naar de praktijk van<br />

mediation bij arbeidsconflicten. Tijdschrift voor Mediation, nr. 1, pag. 2-7.<br />

89


Veldhoven, M. van, Broersen, J.P.J., Fortuin, R.J. (1999). Werkstress in beeld.<br />

Psychosociale arbeidsbelasting en werkstress in Nederland. Amsterdam: Stichting<br />

Kwaliteitsbevordering Bedrijfsgezondheidszorg.<br />

Veldhoven, M. van, en Meijman, T. (1994). Het meten van psychosociale<br />

arbeidsbelasting met een vrage<strong>nl</strong>ijst. De Vrage<strong>nl</strong>ijst Beleving en Beoordeling van<br />

de Arbeid (VBBA). Amsterdam: NIA<br />

Vermaas, J., Linden, R. van der, Serail, T. en Klomps, A. (in druk). De weg van de<br />

klokke<strong>nl</strong>uider: keuzes en dilemma’s. Onderzoek naar de<br />

klokke<strong>nl</strong>uidersproblematiek in Nederland. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken<br />

en Werkgelegenheid.<br />

Vliert, E. van de (1997). Conflict en conflicthantering. In P.J.D. Drenth, Hk.<br />

Thierry, Ch.J. de Wolff (red.). Nieuw handboek arbeids- en<br />

organisatiepsychologie (p. 411-447). Houten/Zaventem, Bohn Stafleu Van<br />

Loghum.<br />

Vries, S. de, Houdijk, D., Vierssen, D. van (1997). Acceptatie van allochtone<br />

agenten. Een onderzoek naar factoren die acceptatie bevorderen en bemoeilijken.<br />

Leiden: Rijks Universiteit Leiden (in opdracht van LSOP).<br />

Zapf, D. (1999). Mobbing in Organisationen – Überblick zum Stand der<br />

Forschung. Zeitschrift für Arbeits- u. Organisationspsychologie, 43, (1), p. 1-25.<br />

Zapf, D., Knorz, C. & Kulla, M. (1996). On the relationship between mobbing<br />

factors, and job content, social work environment, and health outcomes. European<br />

Journal of Work and Organizational Psychology, 5, (2), 215-237.<br />

90


Zevenbergen, R.G. van, Oelen, U.H., (2000). Het duaal ontslagstelselbeëindiging<br />

van arbeidsrelaties in de praktijk. Den Haag: Elsevier bedrijfsinformatie.<br />

91


BIJLAGE 1: SLEUTELINFORMANTEN EN GESPREKSPARTNERS<br />

FACE-TO-FACE INTERVIEWS<br />

1 SLEUTELINFORMANTEN (telefonisch gesproken)<br />

Experts arbeidsconflicten aan universiteiten<br />

1. Universiteit van Amsterdam (dhr. prof. dr. C.K.W. de Dreu)<br />

2. Universiteit van Groningen (dhr. dr. E. van de Vliert)<br />

3. Universiteit van Groningen (mw. A. Nauta)<br />

4. Universiteit van Utrecht (dhr. dr. M. Euwema)<br />

5. Stress-deskundige prof. dr. Compernolle<br />

(tot voor kort hoogleraar aan de VU)<br />

6. Erasmus Universiteit (mw. dr. A.J. de Roo)<br />

7. Erasmus Universiteit (dhr. dr. R. Jagtenberg)<br />

8. Universiteit Nijmegen (Mw. mr. T. Havinga)<br />

Experts bij overige advies/onderzoeksinstellingen<br />

9. Aarts De Jong (dhr. L. Aarts)<br />

10. TNO Arbeid (dhr. D. van Putten)<br />

11. TNO Arbeid (mw. J. van Schie)<br />

12. Nederlands Stichting voor Psychotechniek (mw. S. Sjoldema)<br />

13. Lisv, coördinator onderzoek (dhr. Bruinsma)<br />

14. Coronel Instituut (dhr. drs. E.M. de Croon)<br />

15. IVA (dhr. de Lange)<br />

16. Hugo Sinzheimer Instituut (dhr. R. Beltzer)<br />

17. SKB Expertisecentrum voor Arbeid en Gezondheid / SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst<br />

Services (dhr. dr. J.P.J. Broersen / dhr. dr. M. van Veldhoven)<br />

92


Experts op het terrein van uittreedroutes<br />

18. VNO-NCW (dhr. Blijlevens)<br />

19. Arbeidsbureau Nederland (dhr. J. Meyer en mw. J. Leemans)<br />

20. Kantonrechtbank Utrecht (dhr. mr. J.J.M. de Laat)<br />

21. Ministerie van Sociale Zaken, afdeling Analyse & Onderzoek<br />

(mw. drs. E. Roozen)<br />

22. Gak, juridische afd. (dhr. de Kroon) en afd. Marketing en Communicatie<br />

(dhr. J.L.M. van Loo)<br />

23. WODC (dhr. L. den Ouden)<br />

24. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (mw. I. Braam)<br />

25. Ministerie van Binne<strong>nl</strong>andse zaken (verschillende personen)<br />

Experts sociale partners<br />

26. STAR, secretaris werkgroepen (dhr. E.H. Broekema)<br />

27. FNV vakcentrale (mw. C. Sombroek)<br />

28. MHP/De Unie (dhr. W. Engels)<br />

29. VNO-NCW (dhr. J.J.H. Koning)<br />

30. MKB (mw. H. van Haastert)<br />

31. Algemene Werkgeversvereniging Nederland<br />

(dhr. G. de Bruin en dhr. M. Hendriks)<br />

32. Arbeidsinspectie (dhr. Schaeps)<br />

Experts aanpak arbeidsconflicten<br />

33. N.M.I. werkgroep arbeidsverhoudingen (mw. mr. K. Iest)<br />

34. N.M.I. directeur (dhr. P. Walters)<br />

35. N.M.I. (mw. H. Merens)<br />

36. ACB directrice (mw. mr. M.A. Schonewille) en medewerkster<br />

(mw. C. Wiegman)<br />

37. NICOA (mw. N.A. Markus)<br />

38. STECR, werkgroep arbeidsconflicten (mw. drs. F. Kwee)<br />

39. Het Mediation Centre (dhr. mr. J.K.W.F. Goossens)<br />

40. BOA (dhr. P. Staal)<br />

93


41. Kamer van Koophandel Haaglanden (dhr. M. van Oosten)<br />

42. Ministerie van Justitie, beheerder subsidies mediation (mw. E. Salveda)<br />

43. Mediation Rechtbank projecten (mw. T. Bik)<br />

44. Nederlands Politie Instituut (dhr. R. Linthorst en mw. H. Velsel)<br />

45. Vervangings/Participatiefonds (dhr. L. Gorissen en dhr. H. Heezen)<br />

46. USZO (dhr. R. Zijp)<br />

Experts discriminatie<br />

47 Stichting Radar (dhr. S. Trischein)<br />

48. Commissie Gelijke Behandeling (dhr. van Zeeland)<br />

94


2 GESPREKSPARTNERS FACE-TO-FACE INTERVIEWS<br />

1. Kantonrechter (dhr. mr. J.J.M. de Laat)<br />

2. Lisv (dhr. S. Knepper)<br />

3. FNV vakcentrale, beleidsmedewerker (dhr. R. van Steenbergen)<br />

4. VNO-NCW, beleidsmedewerker arbeidsomstandigheden<br />

(dhr. J.J.H. Koning)<br />

5. MKB Nederland, beleidsmedewerker (mw. H. van Haastert)<br />

6. STECR, werkgroep arbeidsconflicten (mw. drs. F. Kwee)<br />

7. N.M.I., werkgroep arbeidsverhoudingen (mw. mr. K. Iest)<br />

8. NICOA (mw. N. A. Markus)<br />

9. Universiteit van Amsterdam (dhr. prof. dr. C.K.W. de Dreu)<br />

10. Erasmus Universiteit (mw. dr. A.J. de Roo en dhr. dr. R. Jagtenberg)<br />

95


BIJLAGE 2 BESCHRIJVING VBBA-BESTAND<br />

In hoofdstuk 3 is gerapporteerd over analyses op het zogenoemde VBBA-bestand.<br />

In deze bijlage wordt dit bestand besproken. De vrage<strong>nl</strong>ijst Beleving en<br />

Beoordeling van de Arbeid (VBBA; Veldhoven en Meijman, 1994) wordt door<br />

arbo-diensten veel afgenomen voor Periodiek Arbeidsgeneeskundig onderzoek<br />

(PAGO) en losstaand werkbelevingsonderzoek. De gegevens die met de VBBA<br />

tussen <strong>1995</strong> en 1999 zijn verzameld, zijn geaggregeerd naar sector opgeslagen in<br />

een omvangrijk referentiebestand. Het gaat om gegevens van 69.090 werknemers.<br />

De steekproef omvat ruim 1% uit de beroepsbevolking en vormt daar een goede<br />

afspiegeling van. De verdeling over leeftijd en geslacht komt goed overeen met de<br />

samenstelling van de beroepsbevolking, hoewel er in de leeftijdscategorie tot 25<br />

jaar relatief wat minder mensen in het VBBA-bestand vóórkomen (Veldhoven,<br />

Broersen & Fortuin, 1999). Van elf van de veertien bedrijfstakken die het CBS<br />

onderscheidt, zijn voldoende gegevens beschikbaar. De bedrijfstakken<br />

landbouw/visserij, winning delfstoffen en horeca ontbreken nog. Iedere sector<br />

wordt gerepresenteerd door ten minste 1000 respondenten van tenminste 15<br />

verschillende organisaties. Daarbij draagt de grootste organisatie binnen de sector<br />

met maximaal 20 procent aan de respondenten bij.<br />

Het bestand is tot stand gekomen door ‘zelf-selectie’ van zowel organisaties als<br />

respondenten. Het is mogelijk dat vooral organisaties die bepaalde problemen<br />

signaleerden het instrument hebben ingezet om deze te onderzoeken. Ook is het<br />

aannemelijk dat een dergelijk instrument eerder door grote dan door kleine<br />

organisaties (standaard) onder het personeel afgenomen wordt. Bij grote<br />

organisaties heeft de werkgever immers minder zicht op de beleving en de<br />

beoordeling van de arbeid door individuele werknemers dan in kleine organisaties.<br />

96


BIJLAGE 3 BESCHRIJVING VOORBEREIDENDE ANALYSES<br />

1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

(BESTANDEN CI)<br />

In hoofdstuk 3 is gerapporteerd over analyses op het zogenoemde VBBA-bestand,<br />

beheerd door de SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services). Dit bestand bevat onderzoeksgegevens<br />

verzameld met de Vrage<strong>nl</strong>ijst Beleving en Beoordeling van de Arbeid (VBBA).<br />

Deze vrage<strong>nl</strong>ijst bevat twee vragen over arbeidsconflicten, te weten:<br />

Heeft u conflicten met collega’s?<br />

Heeft u conflicten met uw directe leiding?<br />

De antwoordmogelijkheden bij deze vragen zijn: ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’.<br />

Niet duidelijk was of, en zo ja, welke van deze antwoordmogelijkheden gepaard<br />

gaan met een verhoogd verzuim. Ter voorbereiding op de analyses op het VBBA-<br />

bestand is getracht hier een indruk van te krijgen.<br />

Omdat het VBBA-bestand geen gegevens bevat over verzuim, is gebruik gemaakt<br />

van een bestand van het Coronel Instituut (CI) waarin zowel antwoorden op vragen<br />

over arbeidsconflicten (VBBA-vragen) als over verzuim zijn opgenomen.<br />

Nagegaan is welke antwoordmogelijkheden bij de vragen naar conflicten (‘nooit’,<br />

‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd’) gepaard gaan met een verhoogd verzuim. Deze bijlage<br />

doet verslag van deze analyses.<br />

2 Bestandsbeschrijving<br />

Het gebruikte bestand van het CI bevat gegevens van onderzoek uitgevoerd onder<br />

3000 medewerkers van een verder niet te noemen sector (in 1998). De sector<br />

waarin de analyses hebben plaatsgevonden is zeker niet representatief voor de<br />

werkende bevolking in Nederland. Het bestand is verdeeld in twee groepen:<br />

97


solitair werkende werknemers. (n = 1107),<br />

werknemers met een ondersteunende/administratieve functie (n = 363).<br />

De eerste onderzochte groep bestaat bijna uitsluitend uit mannen. Bovendien gaat<br />

het om werknemers die solitair werkzaam zijn en dus weinig contact hebben met<br />

collega’s. De tweede groep waarin ook vrouwen (20%) werkzaam zijn, biedt<br />

mogelijkheden om naar een wat grotere groep werknemers te generaliseren, maar is<br />

desalniettemin ook niet representatief voor de werkende bevolking. Het doel van de<br />

analyses is om een indruk te verschaffen van de mate waarin de verschillende<br />

antwoordcategorieën van de VBBA-vragen naar conflicten, mogelijk gepaard gaan<br />

met verzuim.<br />

Aangezien het onderzoek uit 1998 twee jaar later nog eens herhaald is bij dezelfde<br />

personen, zou het in principe mogelijk zijn om longitudinale verbanden tussen het<br />

hebben van conflicten 1998 en verzuim in 2000 te onderzoeken. Tussen 1998 en<br />

2000 hebben zich bij de onderzoeksgroep echter een aantal veranderingen<br />

voorgedaan, waarmee bij longitudinale analyses rekening moet worden gehouden.<br />

Deze veranderingen zijn beschreven in bijlage 4.<br />

Relevante vragen<br />

In het bestand van het CI zijn naast de VBBA-vragen naar conflicten, zes relevante<br />

vragen opgenomen over verzuim, zie tabel 1.<br />

98


Tabel 1: Vragen over verzuim in bestand CI<br />

1 Verzuimt u nu of heeft u in de afgelopen 12 maanden uw werk wel eens moeten<br />

verzuimen wegens ziekte?<br />

2 Hoe vaak heeft u tot nu toe in de afgelopen 12 maanden uw werk verzuimd wegens ziekte?<br />

3 Hoeveel dagen heeft u tot nu toe in de afgelopen 12 maanden uw werk wegens<br />

ziekte niet kunnen uitvoeren?<br />

4 Verzuimt u nu of heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens uw werk moeten<br />

verzuimen, met als reden één of meerdere van de volgende klachten: gevoel<br />

opgebrand te zijn, oververmoeidheid, overspanning en/of stress, nerveuze<br />

en/of psychische klachten?<br />

5 Hoe vaak heeft u tot nu toe in de afgelopen 12 maanden uw werk moeten verzuimen<br />

met als reden één of meerdere van de volgende klachten: gevoel opgebrand te zijn,<br />

oververmoeidheid, overspanning en/of stress, nerveuze en/of psychische klachten?<br />

6 Hoeveel dagen heeft u tot nu toe in de afgelopen 12 maanden uw werk niet kunnen<br />

uitvoeren met als reden één of meerdere van de volgende klachten: gevoel opgebrand<br />

te zijn, oververmoeidheid, overspanning en/of stress, nerveuze en/of psychische klachten?<br />

Bron: Vrage<strong>nl</strong>ijst ontwikkeld door Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg (Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam)<br />

3 Analyses<br />

Het CI heeft voor het onderzoek een aantal secundaire bivariate analyses op het<br />

genoemde bestand uitgevoerd. In tabel 2 is weergegeven hoe de respons op de<br />

VBBA-vragen voor de beroepsgroepen is verdeeld naar de antwoordcategorieën.<br />

Tabel 2: Respons op VBBA-vragen over conflicten naar antwoordmogelijkheid.<br />

Solitair werkende beroepsgroep;<br />

Conflicten met leidinggevende:<br />

Solitair werkende beroepsgroep;<br />

Conflicten met collega’s:<br />

Ondersteunende/administratieve functie;<br />

Conflicten met leidinggevende:<br />

Ondersteunende/administratieve functie;<br />

Conflicten met collega’s:<br />

Bron: Coronel Instituut<br />

Nooit Soms Vaak Altijd Totaal<br />

99<br />

496<br />

630<br />

170<br />

145<br />

542<br />

456<br />

169<br />

203<br />

36<br />

8<br />

14<br />

6<br />

20<br />

5<br />

8<br />

4<br />

1094<br />

1099<br />

361<br />

358


Een gering aantal werknemers, vooral bij conflicten met collega’s, heeft gekozen<br />

voor de categorieën ‘vaak’ en ‘altijd’. Allereerst is daarom nagegaan of er<br />

überhaupt een verband bestaat tussen het hebben van arbeidsconflicten (soms, vaak<br />

of altijd) met de direct leidinggevende of met de collega’s enerzijds en verzuim<br />

anderzijds. In tabel 3 staan de uitkomsten van eenzijdige toetsing 13 .<br />

Tabel 3: Verbanden tussen conflicten op het werk en zes verschillende verzuimmaten.<br />

Bestand Onafhankelijke<br />

variabele<br />

Bestand: solitair<br />

werkende<br />

beroepsgroep<br />

N=1094<br />

Bestand: solitair<br />

werkende<br />

beroepsgroep<br />

N=1099<br />

Bestand:<br />

Samenwerkende<br />

beroeps-groepen<br />

n=361<br />

Bestand:<br />

Samenwerkende<br />

beroeps-groepen<br />

n=358<br />

Heeft u conflicten met<br />

uw directe leiding?<br />

(nooit versus<br />

soms/ vaak / altijd)<br />

Heeft u conflicten met<br />

uw collega’s?<br />

(nooit versus<br />

soms/ vaak / altijd)<br />

Heeft u conflicten met<br />

uw directe leiding?<br />

(nooit versus<br />

soms/ vaak / altijd)<br />

Heeft u conflicten met<br />

uw collega’s?<br />

(nooit versus<br />

soms/ vaak / altijd)<br />

** p < .05 ; * p < .10 ; - niet significant<br />

Afhankelijke variabele Eenzijdige<br />

toetsing<br />

1 verzuimd afgelopen jaar ja/nee:<br />

2 frequentie verzuim:<br />

3 aantal dagen verzuim:<br />

4 verzuimd om psychische redenen ja/nee:<br />

5 frequentie verzuim psychisch:<br />

6 aantal dagen verzuim psychisch:<br />

1 verzuimd afgelopen jaar ja/nee:<br />

2 frequentie verzuim:<br />

3 aantal dagen verzuim:<br />

4 verzuimd om psychische redenen ja/nee:<br />

5 frequentie verzuim psychisch:<br />

6 aantal dagen verzuim psychisch:<br />

1 verzuimd afgelopen jaar ja/nee:<br />

2 frequentie verzuim:<br />

3 aantal dagen verzuim:<br />

4 verzuimd om psychische redenen ja/nee:<br />

5 frequentie verzuim psychisch:<br />

6 aantal dagen verzuim psychisch:<br />

1 verzuimd afgelopen jaar ja/nee:<br />

2 frequentie verzuim:<br />

3 aantal dagen verzuim:<br />

4 verzuimd om psychische redenen ja/nee:<br />

5 frequentie verzuim psychisch:<br />

6 aantal dagen verzuim psychisch:<br />

13 Op basis van de literatuur mag aangenomen worden dat werknemers met arbeidsconflicten meer<br />

verzuimen dan werknemers zonder conflicten.<br />

100<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

*<br />

**<br />

**<br />

-<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

**<br />

*<br />

-<br />

*<br />

*<br />

*


Bij beide beroepsgroepen zijn er significante verbanden tussen conflicten met de<br />

leidinggevende en de zes verschillende verzuimmaten. Ook conflicten met<br />

collega’s hangen in beide beroepsgroepen significant samen met verzuim in het<br />

afgelopen jaar, al zijn de verbanden een stuk minder sterk dan voor conflicten met<br />

de leidinggevende. Bovendien bestaat er voor enkele verzuimmaten bijvoorbeeld<br />

verzuimduur geen verband of alleen een trend met het hebben van conflicten met<br />

collega’s.<br />

Voor het onderscheiden van de antwoordcategorieën die met verzuim gepaard<br />

gaan, zijn de antwoordcategorieën soms, vaak/altijd 14 afzonderlijk bekeken. De<br />

categorieën ‘soms’ en ‘vaak/altijd’ gaan allen gepaard met een toename van het<br />

verzuim (ten opzichte van de categorie ‘nooit’). Zie ter illustratie hiervan de<br />

figuren 1 tot en met 6. Er is in de meeste gevallen sprake van een lineair verband.<br />

Figuur 1: Verzuim in het afgelopen jaar naar conflicten met de direct leidinggevende<br />

60%<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

(solitair werkende beroepsgroep).<br />

39%<br />

nooit<br />

conflicten met<br />

leiding<br />

(n=496)<br />

48%<br />

soms<br />

conflicten met<br />

leiding<br />

(n=542)<br />

52%<br />

vaak of altijd<br />

conflicten met<br />

leiding (n=56)<br />

14 De antwoordcategorieën ‘vaak’ en ‘altijd’ hadden afzonderlijk niet voldoende respondenten om apart<br />

in de analyse te worden opgenomen en zijn derhalve samengevoegd.<br />

101


Figuur 1 laat zien dat er een lineair verband bestaat tussen conflicten met de<br />

leidinggevende en het al dan niet verzuimen. Van de werknemers die nooit<br />

conflicten heeft 39 procent in het afgelopen jaar verzuimd. Bij werknemers<br />

die zeggen vaak of altijd conflicten met de leidinggevende te hebben, is dit<br />

52 procent.<br />

Figuur 2: Verzuim in het afgelopen jaar naar conflicten met collega’s<br />

50%<br />

40%<br />

30%<br />

20%<br />

10%<br />

0%<br />

(solitair werkende beroepsgroep).<br />

41%<br />

nooit<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

(n=630)<br />

47% 46%<br />

soms<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

(n=456)<br />

vaak of altijd<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

(n=13)<br />

Het verband tussen conflicten met collega’s en het al dan niet verzuimd hebben in<br />

het afgelopen jaar is minder sterk (zie Figuur 2).<br />

De groep die ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met collega’s heeft, heeft eige<strong>nl</strong>ijk een te<br />

geringe omvang (n=13) om percentages op te berekenen. Bij de volgende analyses<br />

is de groep ‘vaak’ en ‘altijd’ bij conflicten met collega’s daarom samengevoegd<br />

met de groep ‘soms’.<br />

102


Figuur 3: Conflicten met leidinggevenden naar verzuimfrequentie (solitair werkende beroepsgroep)<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

61,7%<br />

52,2%<br />

48,2%<br />

29,6%<br />

32,2%<br />

23,2%<br />

niet verzuimd één keer<br />

verzuimd<br />

15,6%<br />

8,7%<br />

28,6%<br />

2 of meer keren<br />

verzuimd<br />

nooit conflicten met<br />

leiding (n=494)<br />

soms conflicten met<br />

leiding (n=540)<br />

vaak/altijd conflicten<br />

met leiding (n=56)<br />

De verzuimfrequentie gaat gepaard met het hebben van conflicten met de<br />

leidinggevende (zie Figuur 3). Van de medewerkers die zeggen nooit conflicten<br />

met de direct leidinggevende te hebben, heeft 8,7 procent twee of meer keren<br />

verzuimd. Dit is 15,6 procent voor werknemers die soms conflicten met de<br />

leidinggevende zeggen te hebben en 28,6 procent voor werknemers die vaak of<br />

altijd conflicten met de direct leidinggevende hebben.<br />

Figuur 4: Conflicten met collega’s naar verzuimfrequentie (solitair werkende beroepsgroep)<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

59,0%<br />

53,0%<br />

niet verzuimd één keer<br />

verzuimd<br />

30,9%<br />

29,7%<br />

17,3%<br />

10,0%<br />

2 of meer<br />

keren<br />

verzuimd<br />

nooit conflicten met<br />

collega's (n=627)<br />

soms/vaak/altijd<br />

conflicten met<br />

collega's (n=468)<br />

De verzuimfrequentie gaat ook gepaard met het hebben van conflicten met<br />

collega’s. Van de werknemers die nooit conflicten hebben heeft 10 procent twee of<br />

meer keren<br />

103


verzuimd. Dit is 17,3 procent onder werknemers wel conflicten met collega’s<br />

hebben (soms, vaak of altijd).<br />

Figuur 5: Verzuimduur naar conflicten met leidinggevenden (solitair werkende beroepsgroep)<br />

90,0%<br />

80,0%<br />

70,0%<br />

60,0%<br />

50,0%<br />

40,0%<br />

30,0%<br />

20,0%<br />

10,0%<br />

0,0%<br />

80,6%<br />

19,4%<br />

nooit<br />

conflicten met<br />

leiding<br />

(n=459)<br />

70,2%<br />

29,8%<br />

soms<br />

conflicten met<br />

leiding<br />

(n=451)<br />

58,9%<br />

41,1%<br />

vaak/altijd<br />

conflicten met<br />

leiding (n=56)<br />

0 tot 7 werkdagen<br />

meer dan 7 werkdagen<br />

Het percentage werknemers dat meer dan 7 werkdagen verzuimt hangt samen met<br />

het hebben van conflicten met de direct leidinggevende (zie Figuur 5). Van de<br />

werknemers die nooit conflicten met de directe leidinggevende hebben, verzuimt<br />

slecht 19,4 procent meer dan 7 werkdagen. Bij werknemers die soms conflicten<br />

met de direct leidinggevende hebben is dit 29,8%. Van de werknemers die vaak of<br />

altijd conflicten met de direct leidinggevende hebben heeft maar liefst 41,1 procent<br />

meer dan 7 werkdagen verzuimd.<br />

104


Figuur 6: Verzuimduur naar conflicten met collega’s (solitair werkende beroepsgroep)<br />

100,0%<br />

80,0%<br />

60,0%<br />

40,0%<br />

20,0%<br />

0,0%<br />

76,2%<br />

23,8%<br />

nooit conflicten met<br />

collega's (n=629)<br />

72,0%<br />

28,0%<br />

soms/vaak/altijd<br />

conflicten met collega's<br />

(n=468)<br />

0 tot 7 werkdagen<br />

meer dan 7 werkdagen<br />

Het percentage werknemers dat meer dan 7 werkdagen verzuimt vertoont een trend<br />

met het hebben van conflicten met collega’s (zie Figuur 6). Van de werknemers die<br />

nooit conflicten met collega’s hebben, heeft 23,8 procent meer dan 7 werkdagen<br />

verzuimd, van de werknemers die soms, vaak of altijd conflicten met collega’s<br />

heeft 28 procent meer dan 7 werkdagen verzuimd.<br />

4 Conclusie<br />

Onderzoeksvraag 2 van dit onderzoek (zie paragraaf 1.2) luidt: Hoe vaak komen<br />

mogelijk met verzuim gepaard gaande arbeidsconflicten voor in de werkende<br />

bevolking?<br />

De analyses op het CI bestand hadden tot doel om na te gaan welke<br />

antwoordmogelijkheden van de VBBA-vragen naar conflicten gepaard gaan met<br />

een toename van het verzuim. Gebleken is dat dit de antwoordmogelijkheden<br />

‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’ zijn.<br />

105


Kantekeningen<br />

Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt, is de frequentie van het voorkomen van<br />

arbeidsconflicten niet het enige criterium dat bepaalt hoe ‘schadelijk’ een conflict<br />

is. De intensiteit, de duur, het conflictstadium, de conflictkwestie, de mate waarin<br />

het conflict gepaard gaat met ongewenst gedrag, en de afhankelijkheid van de<br />

conflictpartij, zijn criteria waarover in de VBBA-vrage<strong>nl</strong>ijst geen vragen zijn<br />

opgenomen.<br />

Een andere kanttekening betreft de ‘causaliteit’ van verbanden. De uitgevoerde<br />

analyses op de bestanden van het Coronel Instituut geven alleen weer in hoeverre<br />

conflicten en verzuim gepaard optreden. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van<br />

een oorzakelijk verband. Het kan bijvoorbeeld omgekeerd ook zo zijn, dat een<br />

toename in ziekteverzuim na verloop van tijd leidt tot conflicten op het werk (al<br />

nemen wij dat op basis van de literatuur niet aan).<br />

106


BIJLAGE 4: VERANDERINGEN TUSSEN 1998 EN 2000<br />

1 I<strong>nl</strong>eiding<br />

(BESTANDEN CI)<br />

In hoofdstuk 3 van dit rapport wordt kort melding gemaakt van analyses die<br />

hebben plaatsgevonden op een bestand van het Coronel Instituut. De analyses en<br />

het bestand zijn beschreven in bijlage 3. Het bestand bevat gegevens van een<br />

onderzoek dat in 1998 heeft plaatsgevonden in een verder niet te noemen sector.<br />

Het bevat zowel gegevens over conflicten (VBBA-vragen naar conflicten met de<br />

direct leidinggevende en met collega’s) als over verschillende verzuimmaten<br />

(verzuimfrequentie, verzuimduur). Het onderzoek is in 2000 bij dezelfde<br />

onderzoeksgroep nog eens herhaald. Daarmee zou longitudinaal onderzoek naar<br />

conflicten in 1998 en verzuim in 2000 in principe mogelijk zijn.<br />

Tussen 1998 en 2000 hebben zich bij de onderzoeksgroep echter een aantal<br />

veranderingen voorgedaan waarmee bij dergelijke analyses rekening zou moeten<br />

worden gehouden. Deze veranderingen zijn in deze bijlage beschreven. Binnen het<br />

bestek van het onderhavige onderzoek is het niet meer mogelijk om de<br />

longitudinale analyses uit te voeren.<br />

107


2 Veranderingen tussen 1998 en 2000<br />

Tabel 1: Respons in ’98 en 2000 uitgesplitst naar het hebben van conflicten met de direct<br />

leidinggevende<br />

Werknemers met conflicten met de<br />

leidinggevende in 1998<br />

Werknemers zonder conflicten met<br />

de leidinggevende in 1998<br />

respons 1998 respons 2000 Respons uitgesplitst naar<br />

conflicten met de<br />

leidinggevende in 2000<br />

598<br />

496<br />

342 (57%)<br />

288 (58%)<br />

Totaal 1094 (100%) 630 (56%)<br />

252 (74%) met conflicten<br />

90 (26%) zonder conflicten<br />

116 (40%) met conflicten<br />

172 (60%) zonder conflicten<br />

Tabel 1 toont dat van de werknemers die in 1998 conflicten hadden met de<br />

leidinggevende 26 procent in 2000 geen conflicten meer heeft. Daarbij komt (staat<br />

niet in tabel) dat van de 32 werknemers die in 1998 ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten<br />

met de leidinggevende hadden, in 2000 nog slechts 3 werknemers zeggen ‘vaak’ of<br />

‘altijd’ conflicten met de leidinggevende te hebben. Van de werknemers die in<br />

1998 geen conflicten met leidinggevende hadden, heeft in 2000 veertig procent<br />

inmiddels wel conflicten (zie tabel 1).<br />

Tabel 2: Veranderingen in de werkomgeving tussen 1998 en 2000 naar conflicten met de<br />

leidinggevende<br />

Werknemers met conflicten<br />

met de leidinggevende<br />

Werknemers zonder conflicten<br />

met de leidinggevende<br />

Verandering van werkgever 21,4% 16,3%*<br />

Baas/ planner opgestapt 21,2% 17,4%<br />

Reorganisatie/fusie van bedrijf 22,0% 19,2%<br />

Andere belangrijke veranderingen<br />

in uw werkzaamheden<br />

21,3% 11,7%**<br />

* p < .10; ** P < .05<br />

In de loop van de tijd kunnen bestaande conflicten zijn opgelost en nieuwe<br />

ontstaan. Voorts kunnen een aantal veranderingen in de werkomgeving ertoe<br />

bijgedragen hebben dat oude conflicten niet meer gerapporteerd worden en nieuwe<br />

conflicten zijn ontstaan (zie tabel 2).<br />

108


Tabel 3: Respons in ’98 en 2000 uitgesplitst naar het hebben van conflicten met collega’s<br />

Conflicten met collega’s in<br />

1998<br />

Werknemers zonder conflicten<br />

met collega’s in 1998<br />

respons<br />

1998<br />

469<br />

630<br />

respons 2000 Respons uitgesplitst naar<br />

conflicten met collega’s in 2000<br />

276 (59%)<br />

358 (57%)<br />

Totaal 1099 634 (58%)<br />

186 (67%) met conflicten<br />

90 (33%) zonder conflicten<br />

95 (27%) met conflicten<br />

263 (73%) zonder conflicten<br />

Tabel 3 laat zien dat van werknemers die in 1998 zeggen conflicten met collega’s<br />

te hebben in 2000 een derde (33%) inmiddels geen conflicten meer heeft (zie tabel<br />

2). Daarbij komt (staat niet in tabel) dat van de 7 werknemers die in 1998 ‘vaak’ of<br />

‘altijd’ conflicten met collega’s hadden, in 2000 nog slechts 2 werknemers zeggen<br />

‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met de leidinggevende te hebben. Van de werknemers<br />

die in 1998 geen conflicten hebben, blijkt 27 procent in 2000 wel conflicten met<br />

collega’s te hebben. Ook hier geldt dat bestaande conflicten kunnen zijn opgelost<br />

en nieuwe zijn ontstaan. Onderstaande veranderingen kunnen daaraan hebben<br />

bijgedragen (zie tabel 4).<br />

109


Tabel 4: Veranderingen in de werkomgeving tussen 1998 en 2000 naar conflicten met collega’s<br />

Werknemers met conflicten<br />

met collega’s<br />

Werknemers zonder<br />

conflicten met collega’s<br />

Verandering van werkgever 19,9% 18,6%<br />

Baas/ planner opgestapt 22,5% 17,6%<br />

Reorganisatie/fusie van bedrijf 23,9% 18,0%*<br />

Andere belangrijke veranderingen<br />

in uw werkzaamheden<br />

23,0% 12,2%**<br />

* p < .10; ** p < .05<br />

3 Conclusie<br />

Verwacht mag worden dat de geschetste veranderingen van invloed zijn bij het<br />

leggen van verbanden tussen het hebben van conflicten in 1998 en het verzuimen<br />

in 2000. Indien een conflict goed is opgelost hoeft men twee jaar later geen<br />

verzuim te veronderstellen. Omgekeerd is het zo dat zich in 2000 nieuwe conflicten<br />

voordoen. Het is op basis van de eerdere analyses aannemelijk dat deze in 2000<br />

met een toename in het verzuim gepaard zullen gaan.<br />

Bij longitudinale analyses zou men dus de groep moeten selecteren die in 1998<br />

conflicten had en in 2000 nog steeds en deze vergelijken met een groep die in 1998<br />

geen conflicten had en in 2000 nog steeds niet. Daarbij is het door de geringe<br />

(overgebleven) waarnemingen in de antwoordmogelijkheden ‘vaak’ en ‘altijd’,<br />

niet meer mogelijk nog naar deze antwoordmogelijkheden te differentiëren.<br />

110


BIJLAGE 5: RISICOGROEPEN ‘VAAK OF ALTIJD’ CONFLICTEN<br />

In hoofdstuk 3 van dit rapport zijn op basis van het VBBA bestand (beheerd door<br />

de SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services) risicogroepen voor conflicten met collega’s en<br />

conflicten met de direct leidinggevende bepaald. Het VBBA-bestand bevat twee<br />

relevante vragen over conflicten, te weten:<br />

Heeft u conflicten met collega’s? en<br />

Heeft u conflicten met uw directe leiding?<br />

De antwoordmogelijkheden bij deze vragen zijn: ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd’.<br />

De categorieën ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’ gaan allen gepaard met een toename van<br />

verzuim ten opzichte van de categorie ‘nooit’. Daarom zijn deze categorieën bij de<br />

analyses ten behoeve van hoofdstuk 3 samengenomen. De risicogroepen voor de<br />

werknemers die ‘vaak of altijd’ conflicten meemaken, wijken hier echter van af.<br />

Deze risicogroepen zijn in deze bijlage weergegeven.<br />

1. Risicosectoren<br />

Tabel 1.1: Sectoren geordend naar het percentage werknemers dat conflicten met collega’s heeft<br />

(vaak of altijd)<br />

n Conflicten met collega’s (vaak of altijd)<br />

Financ. inst. 10393 1,4%<br />

Rep. en handel 2957 1,4%<br />

Zakel.dienstv. 3913 1,6%<br />

Vervoer/comm. 1218 1,7%<br />

Onderwijs 2100 1,8%<br />

Gezondheidszorg 12013 2,0%<br />

Gewogen gemiddelde 2,0%<br />

Opb. best./overheid 12647 2,1%<br />

Nutsbedrijven 1304 2,2%<br />

Bouwnijverheid 2624 2,5%<br />

Overige dienstverlening 2711 2,6%<br />

Industrie 13850 2,9%<br />

Bron: VBBA bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

111


In tabel 1.1 staan de sectoren geordend naar het percentage medewerkers dat<br />

‘vaak/altijd’ conflicten met collega’s rapporteert. De percentages lopen uiteen van<br />

1,4 tot 2,9 procent. Het voor de omvang van de sector in de beroepsbevolking<br />

gewogen gemiddelde is 2 procent. Sectoren waar meer dan 2 procent van de<br />

medewerkers meldt vaak of altijd conflicten met collega’s te hebben zijn:<br />

‘openbaar bestuur en overheid’ (2,1%), ‘nutsbedrijven’ (2,2%), ‘bouwnijverheid’<br />

(2,5%), ‘overige dienstverlening’ (2,6%) en ‘industrie’ (2,9%).<br />

Tabel 1.2: Sectoren geordend naar het percentage werknemers dat conflicten met de direct<br />

leidinggevende heeft (vaak of altijd)<br />

n Conflicten met de direct leidinggevende (vaak of altijd)<br />

Nutsbedrijven 1303 2,9%<br />

Financ. inst. 10389 3,0%<br />

Zakel.dienstv. 3912 3,0%<br />

Gezondheidszorg 11999 3,5%<br />

Vervoer/comm. 1215 3,5%<br />

Gewogen gemiddelde 3,9%<br />

Opb. best./overheid 12625 4,1%<br />

Rep. en handel 2953 4,1%<br />

Bouwnijverheid 2621 4,1%<br />

Industrie 13861 4,5%<br />

Onderwijs 2094 4,6%<br />

Overige dienstverlening 2706 5,2%<br />

Bron: VBBA bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

In tabel 1.2 staan de sectoren geordend naar het percentage medewerkers dat<br />

‘vaak/altijd’ conflicten met de direct leidinggevende rapporteert. Percentages lopen<br />

van 2,9 tot 5,2 procent. Het voor de omvang van de sector in de beroepsbevolking<br />

gewogen gemiddelde is 3,9 procent. Sectoren met een percentage boven dit<br />

(gewogen) gemiddelde zijn: ‘openbaar bestuur en overheid’ (4,1%), ‘reparatie en<br />

handel’ (4,1%), ‘bouwnijverheid’ (4,1%), ‘industrie’ (4,5%), ‘onderwijs’ (4,6%),<br />

en ‘overige dienstverlening’ (5,2%).<br />

112


2. Geslacht<br />

Van de vrouwen rapporteert 1,8 procent ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met collega’s<br />

te hebben. Bij de mannen is dit percentage 2,3 procent.<br />

Ook hebben vrouwen minder vaak conflicten met de direct leidinggevende dan<br />

mannen. Het percentage vrouwen en mannen dat ‘vaak’ of ‘altijd’ conflicten met<br />

de direct leidinggevende heeft is 3,4 procent respectievelijk 4,3 procent.<br />

3. Leeftijdsklasse<br />

Figuur 3.1: Conflicten met collega’s en de direct leidinggevende (vaak of altijd) naar<br />

6,0%<br />

5,0%<br />

4,0%<br />

3,0%<br />

2,0%<br />

1,0%<br />

0,0%<br />

leeftijdsklasse.<br />

55<br />

Bron: VBBA bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

vaak/altijd conflicten met<br />

collega's<br />

vaak/altijd conflicten met<br />

de leiding<br />

In figuur 3.1 staan conflicten (met collega’s en de direct leidinggevende)<br />

weergegeven naar leeftijdscategorie. De percentages voor conflicten met collega’s<br />

variëren niet sterk en schommelen tussen 2 en 3 procent.<br />

Conflicten met de direct leidinggevende (‘vaak’ of ‘altijd’) stijgen lineair met de<br />

leeftijd mee. Zo heeft 3,1 procent van de werknemers jonger dan 25 jaar conflicten<br />

113


met de leidinggevende. In de leeftijdsklasse 35-44 jaar is dat 3,7 procent en bij<br />

werknemers ouder dan 55 jaar is dit opgelopen tot 5,2 procent.<br />

4. Opleidingsniveau<br />

Figuur 4.1: Conflicten met collega’s en met de direct leidinggevende (vaak of<br />

6,0%<br />

5,0%<br />

4,0%<br />

3,0%<br />

2,0%<br />

1,0%<br />

0,0%<br />

Lager onderwijs<br />

MAVO/LBO voltooid<br />

altijd) naar opleidingsniveau.<br />

HAVO/MBO<br />

HBO<br />

Bron: VBBA bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

Universiteit<br />

vaak en altijd confl. met<br />

coll.<br />

vaak en altijd confl. met<br />

leiding<br />

In figuur 4.1 staat het percentage werknemers dat vaak of altijd conflicten (met<br />

collega’s of met de direct leidinggevende) heeft naar opleidingsniveau.<br />

Conflicten met collega’s (vaak of altijd) worden het meest gerapporteerd door<br />

werknemers afkomstig uit het lager onderwijs (4,6%) gevolgd door werknemers<br />

met een voltooide MAVO/LBO opleiding (2,5%). Bij het hoger onderwijs:<br />

HAVO/MBO (1,8%), HBO (1,6%), Universiteit (1%), zijn er minder werknemers<br />

die vaak/altijd conflicten met collega’s melden.<br />

114


Het lagere onderwijs scoort het hoogst als het gaat om conflicten met de direct<br />

leidinggevende (vaak/altijd). Van de werknemers uit het lagere onderwijs zegt 5,4<br />

procent vaak of altijd conflicten met de direct leidinggevende te hebben.<br />

Medewerkers met een HAVO/MBO opleiding (3,5%) en medewerkers met een<br />

HBO opleiding (3,5%) melden relatief het minst ‘vaak of altijd’ conflicten te<br />

hebben met de direct leidinggevende.<br />

5. Sociale groep<br />

Figuur 5.1: Conflicten met collega’s en met de direct leidinggevende (vaak of<br />

6,0%<br />

5,0%<br />

4,0%<br />

3,0%<br />

2,0%<br />

1,0%<br />

0,0%<br />

arbeiders<br />

altijd) naar sociale groep.<br />

Bron: VBBA bestand (SKB Vrage<strong>nl</strong>ijst Services)<br />

conflicten met<br />

collega's<br />

conflicten met<br />

directe leiding<br />

In figuur 5.1 staat het percentage werknemers dat vaak of altijd conflicten heeft<br />

met collega’s en met de direct leidinggevende naar sociale groep. Het percentage<br />

werknemers dat zegt dat conflicten met collega’s vaak of altijd vóórkomen, is het<br />

hoogst onder arbeiders (3,7%). De employés zitten met een percentage dat varieert<br />

van 1,3 tot 1,8 procent redelijk op één lijn.<br />

115


Het percentage dat zegt vaak of altijd conflicten met de leidinggevende te hebben<br />

is eveneens het hoogst onder arbeiders (4,9%). De percentages bij de employés<br />

variëren van 3,4 tot 3,8 procent.<br />

116


BIJLAGE 6: PERCENTAGES CONFLICTVRAGEN POLS<br />

In deze bijlage zijn gegevens met betrekking tot de conflictvragen van het<br />

Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS) gedifferentieerd naar verschillende<br />

risicokenmerken weergegeven. De gepresenteerde percentages zijn over genomen<br />

van de website: http://statline.cbs.<strong>nl</strong>. op 18 oktober 2001.<br />

Sector<br />

Tabel 1: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met de chef naar sector<br />

n (1999/2000) 1999<br />

Cultuur & ov. dienstverlening 171/173 7 19<br />

Landbouw, visserij 144/117 9 7<br />

Onderwijs 289/336 11 11<br />

Gezondheid- en welzijnszorg 615/622 12 13<br />

Financiële instellingen 174/142 14 12<br />

Zakelijke dienstverlening 449/422 16 13<br />

Handel 517/551 18 16<br />

Openbaar bestuur 348/333 18 20<br />

Industrie, delfstoffen, energie 557/563 20 20<br />

Horeca 146/147 21 12<br />

Vervoer, communicatie 242/231 21 22<br />

Bouwnijverheid 282/296 24 14<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

117<br />

2000


Tabel 2: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met collega’s naar sector<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Horeca 146/147 9 21<br />

Zakelijke dienstverlening 449/422 9 15<br />

Landbouw, visserij 144/117 11 9<br />

Cultuur & ov. dienstverlening 171/173 11 17<br />

Bouwnijverheid 282/296 12 16<br />

Financiële instellingen 174/142 12 17<br />

Gezondheid- en welzijnszorg 615/622 13 14<br />

Industrie, delfstoffen, energie 557/563 14 16<br />

Onderwijs 289/336 14 11<br />

Vervoer, communicatie 242/231 15 16<br />

Handel 517/551 18 14<br />

Openbaar bestuur 348/333 20 14<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Geslacht<br />

Tabel 3: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met de chef naar geslacht<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Man % 2681/2701 18 18<br />

Vrouw % 1739/1810 15 12<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Tabel 4: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met collega’s naar geslacht<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Man % 2681/2701 15 17<br />

Vrouw % 1739/1810 13 12<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

118


Leeftijd<br />

Tabel 5: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met de chef naar leeftijd<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

15-24 561/564 18 16<br />

25-34 1331/1297 21 17<br />

35-44 1206/1269 17 17<br />

45-54 1001/1057 14 13<br />

55-64 320/324 7 9<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Tabel 6: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met collega’s naar leeftijd<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

15-24 561/564 15 16<br />

25-34 1331/1297 18 18<br />

35-44 1206/1269 15 16<br />

45-54 1001/1057 10 11<br />

55-64 320/324 6 9<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Opleidingsniveau<br />

Tabel 7: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met de chef naar opleidingsniveau<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Basisonderwijs 420/428 17 14<br />

Vbo 630/671 19 17<br />

Mavo 343/359 16 18<br />

Havo, mbo, vwo 1847/1812 18 16<br />

Hbo, universiteit 1177/1222 15 14<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

119


Tabel 8: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met collega’s naar opleidingsniveau<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Basisonderwijs 420/428 11 13<br />

Vbo 630/671 13 14<br />

Mavo 343/359 11 14<br />

Havo, mbo, vwo 1847/1812 16 16<br />

Hbo, universiteit 1177/1222 14 15<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Sociale groep<br />

Tabel 9: Wel eens (ja soms, ja regelmatig) conflicten met de chef<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Elementaire beroepen 276/278 16 18<br />

Lagere beroepen 1055/1071 20 16<br />

Middelbare beroepen 1770/1783 14 16<br />

Hogere beroepen 881/957 16 15<br />

Wetenschap. beroepen 392/374 17 10<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

Tabel 10: Wel eens conflicten met collega’s<br />

n (1999/2000) 1999 2000<br />

Elementaire beroepen 276/278 10 15<br />

Lagere beroepen 1055/1071 13 13<br />

Middelbare beroepen 1770/1783 14 18<br />

Hogere beroepen 881/957 15 15<br />

Wetenschap. beroepen 392/374 13 14<br />

Bron: Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS), Centraal Bureau voor Statistiek, Voorburg/Heerlen,<br />

2001<br />

120


BIJLAGE 7: REGISTRATIE VAN WERKNEMERS MET EEN<br />

BEROEPSZIEKTE<br />

Werknemers die ten gevolge van een arbeidsconflict psychische klachten<br />

ontwikkelen, kunnen beschouwd worden als werknemers met een beroepsziekte.<br />

Een indicatie van de mate waarin de beroepsziekte gepaard gaat met verzuim is het<br />

percentage problemen dat tijdens verzuimbegeleiding wordt opgemerkt.<br />

Gemiddeld is dat 82 procent voor alle problemen rondom arbeidsverhoudingen.<br />

Sinds 1 november 1999 zijn arbodiensten (bedrijfsartsen) bij de<br />

Arbeidsomstandighedenwet verplicht om beroepsziekten te melden aan het<br />

Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Ondanks deze verplichting is<br />

er sprake van een onderrapportage; nog lang niet alle bedrijfsartsen melden (alle)<br />

beroepsziekten.<br />

Tabel 4.5: Arbeidsverhouding als (mede)oorzaak van in 2000 aan het NCvB gemelde<br />

beroepsziekten.<br />

omschrijving aantal* %** % problemen tijdens<br />

verzuimbegeleiding<br />

opgemerkt<br />

problemen rond eigen functioneren 38 0,6% 87%<br />

problemen met de werksfeer 85 1,4% 91%<br />

problemen met collega's 81 1,3% 86%<br />

gebrek aan sociale interactie 36 0,6% 83%<br />

problemen met werkoverleg 36 0,6% 83%<br />

problemen met wijze van leidinggeven 174 2,9% 75%<br />

conflict in hiërarchische setting ('conflict met chef') 101 1,7% 78%<br />

ongewenste intimiteiten/seksuele intimidatie 7 0,1% 86%<br />

overige risicofactoren in arbeidsverhoudingen 18 0,3% 78%<br />

totaal arbeidsverhouding als (mede)oorzaak 576 9,5% 82%<br />

* Aantal malen genoemd als (mede)oorzaak van een gemelde beroepsziekte in 2000<br />

* * Percentage van het totaal aantal gemelde beroepsziekten in 2000 (N = 6063)<br />

Bron: Uitdraai van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.<br />

In 2000 zijn er 6063 meldingen bij het NCvB binnengekomen. Daarvan vindt bijna<br />

10 procent de oorzaak (mede) in de arbeidsverhoudingen. Het is moeilijk om te<br />

121


epalen welke categorieën daarbinnen tot arbeidsconflicten behoren. Problemen<br />

met collega’s (1,3%) en conflicten met de chef (1,7%), vormen samen in 3 procent<br />

van de meldingen de (mede)oorzaak voor het verzuim volgens de bedrijfsarts.<br />

Echter, zeker als men een ruime definitie van conflicten hanteert (zie hoofdstuk 1<br />

en 2), zijn andere problemen met arbeidsverhoudingen ook heel goed als<br />

arbeidsconflicten op te vatten. Het percentage arbeidsconflicten dat door de<br />

bedrijfsartsen als (mede)oorzaak van een beroepsziekte wordt gezien, schommelt<br />

dus ergens tussen 3 en 10 procent. Het is echter aan te nemen dat hier sprake is van<br />

een onderrapportage; veel bedrijfsartsen zullen arbeidsconflicten nog niet snel<br />

labelen als beroepsziekte. Ongeveer driekwart van de arbeidsconflicten (zowel met<br />

collega’s als leidinggevenden) is ingedeeld bij de diagnose surmenage<br />

(overspannen); ongeveer tien procent bij burnout.<br />

Nogmaals zij opgemerkt dat de cijfers nog weinig dekkend zijn. In de toekomst zal<br />

de registratie mogelijk een betrouwbaarder beeld van het aantal beroepsziekten ten<br />

gevolge van een arbeidsconflict opleveren.<br />

122


BIJLAGE 8: BESCHRIJVING MEDIATIONPROJECTEN BIJ DE<br />

OVERHEID<br />

Tijdens het expert-interview met mevrouw Markus van het NICOA, zijn een aantal<br />

mediation-projecten en initiatieven tot het starten van projecten besproken. De<br />

belangrijkste twee zijn:<br />

1) Proefproject Mediation in de onderwijssector (PO/VO/ BVE),<br />

2) Project Mediation bij de politie.<br />

De ministeries van Justitie en van Defensie en de Gemeente Den Haag zullen<br />

eveneens een project starten binnen hun arbeidsorganisatie. Daarnaast wordt<br />

tijdens het expert-interview met mw. dr. Anna de Roo het ministerie van VROM<br />

genoemd als een organisatie waar aan mediation wordt gedaan. De eerste twee<br />

projecten worden in het hiernavolgende kort beschreven.<br />

Proefproject Mediation in de onderwijssector<br />

In oktober 2001 is een project mediation van start gegaan met een looptijd van 2<br />

jaar in het Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs en de Beroeps<br />

Volwassenen Educatie. Aan het project nemen 80 scholen en 5 BVE-instellingen<br />

deel. Het project zal bestaan uit voorlichting en preventieve scans. Daarnaast zullen<br />

er verwijzers worden aangewezen, die bij conflicten contact op kunnen nemen met<br />

het NICOA. Bij het NICOA vindt ‘Match making’ plaats met een externe mediator<br />

uit een register dat het NICOA beheert. Het project voorziet 175 mediations in de<br />

looptijd van het project.<br />

Project Mediation bij de politie<br />

In het korps Politie Haaglanden loopt van 1 september 2000 tot 1 september 2002<br />

binnen het ‘ziekteverzuimproject’ een deelproject Mediation.<br />

123


Initiatiefnemers van dit deelproject zijn de Arbo-dienst Politie Haaglanden en het<br />

Centrum Mediation Nederlandse Politie (CMP). In het korps Haaglanden is door de<br />

Arbo-dienst met het CMP een protocol afgesproken. Daarin is onder meer geregeld<br />

dat in het kader van dit project alleen door de bedrijfsarts naar mediation verwezen<br />

kan worden. Deze bepaalt in overleg met de klant of mediation een oplossing kan<br />

bieden. De bedrijfsarts schakelt het CMP in. De mediator van het CMP neemt<br />

vervolgens contact op met de partijen voor een intakegesprek. Het project wordt<br />

gefinancierd door het regiokorps Haaglanden. Er is periodiek overleg over de<br />

kwaliteit van de dienstverlening en over de diverse uitdagingen waar het project<br />

voor gesteld wordt. Het CMP houdt gegevens bij over de verrichte mediations, de<br />

lengte en duur. Dit gebeurt volgens de voorschriften van het NICOA.<br />

Naast dit project worden er bij de politie nog diverse activiteiten gepland door het<br />

Nederlands Politie Instituut getiteld ‘Project Mediation in de arbeidsorganisatie<br />

van de politie’. De activiteiten hebben als doel meer kennis en ervaring op te doen<br />

met mediation en mediation als weg naar conflictoplossing onder de aandacht te<br />

brengen. Ten tijde van het schrijven van dit rapport heeft nog geen besluit plaats<br />

gevonden over het al dan niet doorgang vinden van de genoemde activiteiten. Het<br />

projectplan voorziet 4 trajecten:<br />

1) Wetenschappelijk onderzoek naar de uitgangspunten en technieken van<br />

mediation bij de zorg voor politiepersoneel in ruime zin.<br />

2) Inventarisatie en netwerk. Daarbij worden gedurende één dag ervaringen<br />

uitgewisseld tussen bij mediation betrokken functionarissen van enkele<br />

korpsen die al projectmatig of incidenteel met mediation in de<br />

arbeidsorganisatie werken.<br />

3) Abonnementen als vorm om mediation structureel aan te bieden. Een<br />

abonnement is een variabel pakket aangeboden door een professionele<br />

onafhankelijke organisatie, waarin naar keuze opgenomen: voorlichting,<br />

training van verwijzers, ontwikkelen infrastructuur, en randvoorwaarden,<br />

doen uitvoeren (‘matchmaking’) van mediations, monitoring, evaluatie en<br />

124


feedback aan het management. Het traject is erop gericht deze vorm<br />

experimenteel te ontwikkelen bij twee korpsen, ondersteund door het<br />

NICOA<br />

4) Een Mediation-week Politie. In een mediation-week is er voor alle<br />

betrokkenen bij conflicten, zoals korpsen, organisaties, partijen gelegenheid<br />

hun conflict, de mogelijkheid om een lopende procedure, klacht of<br />

anderszins, eenmalig gratis aan te bieden voor mediation door een<br />

professionele mediator. De organisatie en uitvoering zal plaatsvinden in<br />

samenwerking met NICOA en CMP.<br />

125

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!