HET SCHEMA VAN HET HEELAL - Kabbalah.info
HET SCHEMA VAN HET HEELAL - Kabbalah.info
HET SCHEMA VAN HET HEELAL - Kabbalah.info
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>HET</strong> <strong>SCHEMA</strong> <strong>VAN</strong> <strong>HET</strong> <strong>HEELAL</strong><br />
rav Michael Laitman
INHOUDSOPGAVE<br />
1. INLEIDING TOT DE KABBALA ................................................................................ 3<br />
2. GEESTELIJKE KRACHTEN <strong>VAN</strong> DE MENS ........................................................... 6<br />
3. DE MENS EN DE WERELD ...................................................................................... 25<br />
4. ONTWIKKELING <strong>VAN</strong> DE MENSHEID ................................................................. 44<br />
5. DE NAMEN <strong>VAN</strong> DE SCHEPPER ............................................................................ 46<br />
6. WAAROVER SPREKEN ALLE BOEKEN <strong>VAN</strong> DE TORA................................... 53<br />
7. NOODZAKELIJKHEID <strong>VAN</strong> DE KABBALASTUDIE ........................................... 62<br />
8. <strong>HET</strong> BOEK ZOHAR ................................................................................................... 72<br />
2
1. INLEIDING TOT DE KABBALA<br />
1. In de Zohar (Vaikra, Tazria, blz. 40) is gezegd: “Alle hogere en lagere werelden zijn in de<br />
mens besloten; alles, wat geschapen is en zich in alle werelden bevindt – is voor de mens<br />
geschapen”. Maar zou de mens niet genoeg hebben aan onze wereld en heeft hij nog hogere<br />
werelden nodig?<br />
2. Het doel van de Schepping is om de schepping maximaal te vergenoegen. Zodra bij de<br />
Schepper een gedachte is opgekomen om zielen te scheppen, veranderde deze gedachte direct<br />
in een voltooide handeling, daar voor een handeling is slechts een gedachte van de Schepper<br />
afdoende. Waarom beperkte de Schepper zich dan, om al deze werelden tot aan de onze, de<br />
allerlaagste wereld te scheppen, en plaatste de ziel van de mens in een lichamelijk omhulsel?<br />
3. Het antwoord komt er op neer, dat de wens van de Schepper was om de schepping met Zijn<br />
onthulling van Zijn Volmaaktheid te vergenoegen. Maar hoe uit de Volmaakte als Hij is<br />
konden dermate onvolmaakten voortkomen, dat zij door overeenkomstige handelingen<br />
zichzelf in onze wereld dienen te corrigeren?<br />
De ziel van de mens bestaat uit twee componenten – een licht en een vat, waarbij een vat – dat<br />
is de essentie van de ziel, en het licht, dat een vat vult, is juist een door de Schepper<br />
voorbereide (beschikkende – vert.) genieting. En aangezien het doel is in het vergenoegen van<br />
de zielen, d.w.z. in het bevredigen van hun wensen, bestaat de gehele geaardheid en de<br />
essentie van de ziel alleen in de wens om van het licht van de Schepper te genieten.<br />
4. De schepping – dat is het verschijnen van een object, welk object in generlei vorm<br />
voorheen bestond, uit het niet-zijn. Maar hoe kan men veronderstellen, dat verscheen iets wat<br />
niet bestond in de Schepper?<br />
Het nieuwe, dat de Schepper schiep, bestaat in het scheppen van een vat – een ziel, d.i. de<br />
wens om te genieten. Zulke eigenschap is er niet in de Schepper, aangezien Zijn volmaaktheid<br />
sluit het voorhanden zijn in Hem van een of ander gebrek (wens) uit.<br />
5. Een toenadering (samenvloeiing, vereniging) alsmede een verwijdering (scheiding), welke<br />
in de geestelijke wereld actief zijn, worden door een overeenkomst van eigenschappen van<br />
geestelijke objecten bepaald. Bij het samenvallen van eigenschappen vloeien twee geestelijke<br />
objecten dermate in één samen, dat het onmogelijk is om zij van elkaar te onderscheiden. Het<br />
verschil in eigenschappen van objecten geeft een omvang van hun wederzijdse verwijdering<br />
tot aan het tegenovergesteld zijn aan elkaar in geval van tegengestelde eigenschappen.<br />
6. Aangezien de Schepper – de bron van een genieting is, en de zielen – de ontvangers van<br />
deze genieting zijn, dan verblijven de zielen noodgedwongen in een geestelijke verwijdering<br />
van de Schepper. De wens van de Schepper is om te geven, en de wens van de ziel is – om<br />
alleen te ontvangen. D.w.z., de aard, de essentie, het karakter van de Schepper en de ziel zijn<br />
tegengesteld, en daarom is de ziel vanaf de geboorte maximaal van de Schepper verwijderd.<br />
7. De reden voor het scheppen van alle werelden bestaat daarin, dat de gehele Schepping met<br />
behulp daarvan tot de volmaaktheid kan komen, welke volmaaktheid de Schepper zelf is.<br />
Indien de zielen van de Schepper verwijderd zouden blijven, hoe zou men Hem dan volmaakt<br />
kunnen noemen?<br />
En daarom creëerde de Schepper door achtereenvolgende beperkingen van zijn licht alle<br />
werelden – tot aan onze wereld toe, en plaatste de ziel – een kleine portie van licht, in een<br />
3
lichaam – een omhulsel uit onze wereld. Door het naleven van de wetten van de Tora bereikt<br />
de ziel de samenvloeiing met de Schepper en ontvangt een absolute genieting.<br />
8. Maar de bijzonderheid van de Tora, welke de ziel in staat stelt om met de Schepper samen<br />
te vloeien, is werkzaam alleen in het geval, indien de mens bevat de Tora niet omwille van<br />
een beloning, maar omwille van het verstrekken van vreugde aan de Schepper.<br />
Pas dan bereikt de ziel, door geleidelijk langs de geestelijke trappen op te gaan, welke trappen<br />
werelden heten, de Schepper zelf. Het opgaan bestaat in een geleidelijke verkrijging van een<br />
nieuwe geestelijke eigenschap – het altruïsme (in tegenstelling tot aan de ziel eigen egoïsme).<br />
Door het opstijgen langs de trappen van sfirot en werelden, d.i. naar mate een toenadering tot<br />
de Schepper, ontvangt de ziel een voor haar bestemde genieting van het licht, en bovendien,<br />
[een genieting] van het samenvloeien met de Bron.<br />
9. Hieruit wordt duidelijk de betekenis van een uitspraak uit het boek Zohar, dat alle werelden<br />
zijn alleen omwille van de mens zijn geschapen. Oorspronkelijk werden de werelden door<br />
middel van achtereenvolgende beperkingen van het licht geschapen – tot aan onze wereld toe,<br />
om de ziel in een lichaam te plaatsen, welk lichaam alleen genietingen wenst.<br />
Door de wetten van de Tora te vervullen, bevat de mens geleidelijk de eigenschap van de<br />
Schepper – het altruïsme, [hij] gaat langs dezelfde trappen geestelijk op, waarop de ziel in<br />
onze wereld was neergedaald.<br />
De geestelijke trappen – sfirot, werelden – dat zijn grootheden, maten van het verworven<br />
altruïsme. De mens stijgt geleidelijk op, totdat hij de eigenschap van een volmaakt altruïsme<br />
bereikt, zonder enige wens voor het verschaffen van een genieting aan zichzelf, en pas dan<br />
vloeit de ziel absoluut met de Schepper samen. Voor een zulke toestand is de mens dan ook<br />
geschapen. En daarom zijn alle werelden alleen omwille van hem geschapen.<br />
10. Alle werelden, welke door een achtereenvolgende beperking zijn geschapen, d.i. een<br />
verzwakking van het licht, zijn absoluut geestelijk, hoewel wij ten behoeve van hun<br />
beschrijving juist zulke materiële termen gebruiken, als het opstijgen, afdalen, verschuiving,<br />
copulatie.<br />
Door dat te weten, kan men zonder angst met het bestuderen van de Kabbala aanvangen,<br />
aangezien een belangrijkste vergissing van degenen, die de Kabbala beginnen te leren bestaat<br />
in de verdinglijking, een materialisatie van geestelijke objecten.<br />
11. Uit het voorgaande wordt het duidelijk, dat alle trappen van het verzwakken van het licht<br />
bestaan alleen ten opzichte van zijn verbruikers – de zielen. En hoewel het licht van de<br />
Schepper de gehele Schepping gelijkmatig vult, toch is de ziel in staat om een of andere portie<br />
licht te ontvangen alleen afhankelijk van de geestelijke nabijheid tot de Schepper.<br />
Eveneens als een achter het gordijn schuilende mens met zichzelf achterblijft, hoewel hij<br />
tevens gedeeltelijk of volledig van anderen verborgen is, zo ook het licht, dat van de Schepper<br />
uitgaat – overal één en hetzelfde is, maar allerlei omhulsels, welke wij sfirot noemen,<br />
verbergen hem van ons. Sfirot – dat zijn tien verzwakkende schermen, waarachter het hoogste<br />
licht (de Schepper zelf) verbergt zich van de zielen. En de zielen kunnen hem bevatten, d.i.<br />
het licht ontvangen, alleen in een hoeveelheid, welke door deze schermen - filters afgemeten<br />
worden.<br />
4
Deze schermen - filters bestaan alleen in de werelden Brieja, Jetsiera, Asieja – daar, waar ook<br />
zielen bestaan. In [nog] hogere werelden – de A”K en de Atsieloet manifesteert het licht zich<br />
zonder een of andere omhulsels.<br />
12. De werelden A”K en de Atsieloet bestaan als een noodzakelijke schakel voor het<br />
scheppen van de werelden BaJ”A. Deze werelden bevinden zich in de samenvloeiing met de<br />
Schepper, en met name van hen zal de ziel het licht ontvangen in de gmar tiekoen – in de<br />
toestand van de eindcorrectie.<br />
13. Het is dus duidelijk, dat filters - sfirot, welke het licht van de Schepper verbergen, geen<br />
invloed op het licht zelf uitoefenen, doch slechts verzwakken hem ten opzichte van de zielen.<br />
14. Daarom overal en altijd kan men drie categorieën onderscheiden: het licht van de<br />
Schepper, de ziel, het licht dat de ziel vult. In de ziel (vat) zijn er twee tegenovergestelde<br />
eigenschappen – het verbergen en het onthullen. Aanvankelijk loopt de ziel een fase van het<br />
volledige verbergen van het licht. Maar indien de ziel waardig bevonden wordt, dan verandert<br />
de eigenschap van het verborgen te zijn in zijn tegenpool: hoe grover is aanvankelijk de ziel,<br />
des te meer licht zij bij de correctie van haar van de Schepper verwijderde eigenschappen kan<br />
ontvangen.<br />
5
2. GEESTELIJKE KRACHTEN <strong>VAN</strong> DE MENS<br />
Alles, wat ons bekend is over de Schepping , kan men in de volgenden tabellen<br />
onderbrengen:<br />
SFIROT WERELDEN LICHT TANTA<br />
kether A”K jechieda<br />
chochma Аtsieloet chaja taamiem<br />
biena Brija nesjama nekoedot<br />
Z”A Jetsiera roeach tagien<br />
malchoet Asieja nefesj otiejot<br />
LICHAAM LEVOESJIEM BASES MILIEU KLEDIJ<br />
merg wortel<br />
botten ziel vuur woning hemd<br />
pezen lichaam lucht hof broek<br />
vlees kledij water veld band<br />
huid huis aarde woestijn gordel<br />
Het gemeenschappelijke bij al deze categorieën is, dat elke [categorie] wordt in vier<br />
onderafdelingen verdeeld, en de hoogste – de vijfde categorie – dat is het punt in HaVaJ”A,<br />
kether, A”K, or jechieda, vormt een verband met de Schepper. Er zijn tevens allerlei<br />
subcategorieën – tussencategorieën, welke de bovengenoemde categorieën verbinden.<br />
De uitgangscategorie is de oorspronkelijke Schepping – HaVaJ”A, uit het punt waarvan alle<br />
ktariem (mv. van kether – vert.) uitgaan; uit de letter joed – [waaruit] alle chochmot; uit de<br />
letter hej – alle bienot, enz.<br />
D.w.z., elke uit de bovengenoemde categorieën, op haar beurt, wordt in dergelijke<br />
subcategorieën onderverdeeld, welke subcategorieën, op hun beurt, tot oneindigheid [worden<br />
onderverdeeld] en welke, waarlijk, de Boom des Levens vormen, die uit Eén wortel<br />
voortspruiten, d.i. uit het punt – uit het embryo (de oerschepsel – vert.) – uit de<br />
oorspronkelijke toestand in het licht, welk licht uit de Schepper uitgaat.<br />
2. Als gevolg van de Ts”B (tweede beperking) zijn de keliem kether, chochma en biena (G”R)<br />
gescheiden van keliem Z”A en Malchoet (ACha”P):<br />
in de Ts”A: in de Ts”B:<br />
kether kether<br />
chochma chochma<br />
biena biena<br />
Z “A Z”A<br />
malchoet malchoet<br />
6
waar G”A (kether, chochma en Ga”R de biena – vert.) – dat zijn inwendige keliem, aangezien<br />
men kan ze gebruiken voor het ontvangen van het licht, en ACha”P – dat zijn uitwendige<br />
keliem, aangezien zij kunnen geen licht ontvangen, wegens het ontbreken van geschikte<br />
krachten in de masach. Dienovereenkomstig schijnt in deze keliem van verte het licht, dat als<br />
het ware omringt ze, doch kan het niet binnenkomen.<br />
Als gevolg van deze indeling in de geestelijke wereld, zijn de overeenkomstige categorieën<br />
G”A en ACha”P tevens in onze wereld onderling ingedeeld: d.w.z. het lichaam, ziel en haar<br />
wortel zijn gescheiden van kleding en woning van de mens.<br />
kether wortel<br />
chochma ziel<br />
biena lichaam<br />
Z”A kledij<br />
malchoet huis<br />
Tussen het lichaam en de kleding van een geestelijke partsoef en de wereld bevindt zich de<br />
plaats van kliepot, en daarom heet deze plaats donder, aangezien daar noch inwendige licht,<br />
welk G”A vult, noch het uitwendige licht, welk licht ACha”P omringt. Ten opzichte van de<br />
partsoef Z”A van de wereld Atsieloet dient tot een kleding de talliet, en tot een woning –<br />
hemelgewelf.<br />
De geestelijke toestanden door middel van verhoudingen van materiële objecten van onze<br />
wereld of grafische uitbeeldingen van eenvoudige lijnen en cirkels (direct en omringend licht)<br />
uit te drukken – zulke taak zagen voor zich vele oude kabbalisten.<br />
3. Elke partsoef bestaat uit tien sfirot. Na de Ts”B, indien in een partsoef de aviejoet 0<br />
aanwezig is, kan hij geen licht ontvangen, doch hij bevindt zich slechts in zee van licht – een<br />
genieting, welke tot hem van een hogere partsoef aankomt, waarbij hij niets ontvangt<br />
In een zulk geval zegt men, dat een partsoef zich in de toestand embryo (oebar) bevindt, en<br />
een hogere partsoef – in een toestand van zwangerschap (ieboer). Dat komt, omdat een lagere<br />
partsoef in het geheel geen zelfstandige handelingen (het ontvangen van licht) verricht,<br />
behalve dat hij weigert om het licht binnen zichzelf te ontvangen, omdat hij weet, dat hij de<br />
verleiding om te gaan genieten niet aankan, daar deze de kracht van zijn scherm te boven<br />
gaat.<br />
7
Daarom bevindt hij zich als het ware binnen een hogere partsoef en maakt alleen gebruik van<br />
zijn keliem netsach, hod en jessod. Het in hen passief ontvangende licht heet or nefesj, en<br />
keliem netsach, hod en jessod heten kaved (lever). Door invloed van het vullende licht<br />
groeien deze keliem geestelijk op. D.w.z., door van het licht geleidelijk zijn geaardheid te<br />
ontvangen, vergroten de keliem hun masach, totdat zij de aviejoet 1 bereiken.<br />
Door over de masach op de aviejoet 1 te beschikken, kan een klie al het licht ontvangen, doch<br />
een weinig [licht] – slechts or roeach. En aangezien een hogere partsoef, waarin zich een<br />
oebar bevindt, met sterker licht is gevuld, dan om een oebar van een geweldige ontvangst van<br />
het licht af te schermen (wanneer een genieting drukt, dwingt om hem te ontvangen, en een<br />
klie niet in staat is om zich ervan af te houden) alsmede van het breken (sjviera), houdt een<br />
hogere partsoef op om een lagere te voeden, d.i. om hem het licht door te geven. Daarmee<br />
“stoot” hij hem van zich uit – er vindt een geboorte (lieda) plaats van een zelfstandige, d.w.z.<br />
reeds over zijn eigen scherm beschikkend lichaam (wens). Een op die manier geboren<br />
partsoef kan al het licht in keliem chessed, gvoera en tieferet ontvangen, in aanvulling van het<br />
ontvangen van het licht in keliem netsach, hod en jessod. De keliem chessed, gvoera en<br />
tieferet – ChaGa”T heten lev (hart).<br />
Vervolgens breekt een periode van voeden (jenieka) met melk (chalav), waar or chassadiem –<br />
chalav, welke van een hogere partsoef uitgaat, brengt geleidelijk groot – geeft aan een masach<br />
van een lagere partsoef kracht, totdat hij de kracht op de aviejoet 2 bereikt. En dan zal hij, als<br />
een volwassene, zelf een soort voedsel uit kunnen zoeken, d.i. zelfstandig zal kunnen<br />
uitkiezen en het aanvoerende licht beperken.<br />
Een zulke toestand heet mogien (verstand) – met het verschijnen van de keliem chochma,<br />
biena en daat – ChaBa”D – moach (merg) met dienovereenkomstige licht or nesjama.<br />
Bovendien, deze drie toestanden van een partsoef bekleden elkaar, aangezien bij het<br />
verschijnen van een nieuwe toestand wordt een vorige [toestand] altijd behouden.<br />
4. Op die manier zien wij, dat in een partsoef, welke zich onder de Ts”B bevindt, ontbreken<br />
de keliem kether en chochma, aangezien de kracht van een masach op de meest grove keliem<br />
ontbreekt, welke keliem zich in de sof van een partsoef bevinden. En vandaar verschijnt bij<br />
kliepot een mogelijkheid om voor zichzelf het licht te grijpen.<br />
Daarom is een bijzondere correctie nodig (tiekoen), om aan kliepot geen mogelijkheid te<br />
geven het licht uit een partsoef weg te rukken. Deze tiekoen heet miela – een besnijdenis, het<br />
afhakken op het einde van een partsoef van een deel van huid, daar de huid overeenkomt met<br />
de sfira malchoet.<br />
In onze materiële wereld overeenkomt dit met het afhakken van de voorhuid. Het afhakken<br />
van de klie malchoet - de huid van een partsoef, kan een partsoef voortbrengen, welke<br />
[partsoef] het or chochma ontving – pas dan zal hij zien, wat tot een kliepa, en wat tot de<br />
kdoesja behoort, en hij hakt af, d.w.z. besluit om geen onreine keliem te gebruiken.<br />
Maar dat is niet genoeg, want een kliepa kan het licht ook van andere keliem weggrijpen.<br />
En daarom is het nodig:<br />
Tegen de kliepa Roeach Seara (stormende winde) – [dient men] de voorhuid af te hakken;<br />
(Het blootgestelde deel van het vlees – de Z”A, heet “chasjmal”).<br />
Tegen de kliepa Anan Gadol (grote wolk) – [dient men] de huid van de voorhuid op te rollen;<br />
Tegen de kliepa Esj Mietlakachat (opbrandend vuur) - [dient men] een portie bloed uit te<br />
persen.<br />
8
En pas dan zal de siejoem van een partsoef niet in de malchoet zijn, maar in de jessod – de<br />
klie bassar (vlees), welke klie chasjmal heet, en de op hem overgebleven huid heet kliepa<br />
Noga (schittering), welke kliepa een partsoef dient nog te corrigeren.<br />
De belangrijkste bende van kliepot, d.i. onreine, van de kdoesja afbrengende krachten, is bij<br />
de jessod van een partsoef (kinderen voortbrengend orgaan) geconcentreerd. Vandaar, dat in<br />
onze wereld de aantrekkende kracht, een genieting van het gebruik van overeenkomstige<br />
keliem – de meest grote van alle genietingen, de basis van alle genietingen. En, trouwens,<br />
naar mate de mens geestelijker groeit, des te met grotere kracht kliepot verleiden hem.<br />
Zoals de Talmoed vertelt, na de vernietiging van de Tweede Tempel een echte smaak naar een<br />
copulatie is alleen bij die happy few in onze wereld overgebleven, die de geestelijke krachten<br />
van de hogere werelden beginnen te bevatten. Aangezien hoe hoger een trap men bevat, d.i.<br />
hoe meer licht in de ziel binnenkomt, des te groter is de verleiding voor de kliepot, d.w.z.,<br />
voor de “ik” van de mens om hem voor zichzelf te ontvangen en zichzelf genoegen te<br />
verstrekken.<br />
Maar bij degenen, die een dierlijk leven leiden zijn zowel genietingen, als het lijden van het<br />
dierlijke niveau, omdat de wensen, d.i. keliem, welke door hen bevat worden, bevinden zich<br />
op het laagste niveau van het gehele heelal.<br />
De drie onreine kliepot, t.w. Roeach Seara, Anan Gadol en Esj Mietlakachat heten in de Tora<br />
“Elokiem Acheriem” – “Andere Godden” – ofwel de Slang.<br />
5. De kliepa Noga bestaat uit twee delen – een geschikte voor het gebruik, d.i. waarop men<br />
een masach kan verkrijgen, en een ongeschikte – waarop het onmogelijk is een masach vóór<br />
de gmar tiekoen te maken.<br />
Daarom heet de kliepa Noga de Boom van Goed en Kwaad – afhankelijk van aan wat, aan<br />
welke klie deze kliepa zich aansluit: indien tot keliem met een scherm, d.w.z. tot de keliem<br />
van kdoesja, dan wordt zij de Boom van het Goed, maar indien zij zich tot de keliem aansluit,<br />
welke keliem niet over een masach beschikken, d.i. tot de drie onreine kliepot, dan verandert<br />
zij in de Boom van het Kwaad.<br />
6. De Schepper doet alle kliepot opleven, aangezien zij allemaal ook in eenieder van ons<br />
bestaan opdat wij, door hun verleidingen te boven te gaan, onze masach zouden kunnen<br />
grootbrengen, te laten toenemen, en daardoor langs de trappen der werelden tot aan de<br />
Schepper zelf [zouden kunnen] opgaan, waarbij wij een genieting van de toenadering tot Hem<br />
[zouden kunnen] ontvangen.<br />
Parallel met de werelden ABaJ”A van kdoesja bevinden zich de werelden ABaJ”A van<br />
toem’a (van kliepot, van onreine krachten). Alleen door een bijbehorende kracht van trappen<br />
der kliepa te overwinnen, neemt de mens een plaats tegenover de kliepa op de trap van de<br />
kdoesja in.<br />
Voorbeelden van de kliepa Noga zijn: Batja – de dochter van Farao, Liliet – de vrouw van<br />
Adam, enz. Zij allemaal (duivels, heksen) heersen ’s nachts (een toestand, wanneer het or<br />
chochma niet binnen een klie kan schijnen, wegens het ontbreken van een masach, d.i. het or<br />
chassadiem).<br />
9
Wij zien, dat onze enige mogelijkheid bestaat in het aansluiten van Noga tot de klie kadosj -<br />
bassar óf tot drie onreine kliepot. Alleen daarin is onze vrijheid van de wil – in de keuze van<br />
RaPa”Ch netsoetsiem uit de kliepot Noga en hun overbrenging in de kdoesja. De reine<br />
(kasjer) dieren – dat zijn degenen, die tot de kliepat Noga behoren – [die zijn] geslacht,<br />
gereedgemaakt en op een bijbehorende wijze voorbereid en zo worden zij als het ware in de<br />
kdoesja overgezet.<br />
Ook het volk Israël verenigt zich met de kliepat Noga. De volkeren van de wereld, alsmede de<br />
onreine dieren behoren tot de drie onreine kliepot, welke tot lev ha-even behoren, die men niet<br />
vóór de gmar tiekoen kan corrigeren. Een treffend voorbeeld van de kliepat Noga is para<br />
adoema – de rode koe, een as waarvan werd in de Tempel voor de geestelijke reiniging<br />
gebruikt.<br />
7. Zoals wij reeds eerder hebben geleerd, in keliem van de sof van de Galgalta ontbreekt een<br />
masach, en daarom kunnen zij geen licht omwille van de Schepper ontvangen. De bij hen<br />
aanwezige masach stoot een genieting alleen weg.<br />
Om aan deze masach een aanvullende kracht te geven, daalden nekoedot de Sa”G onder de<br />
taboer van de Galgalta. Nekoedot de Sa”G bestaan, zoals werd aangegeven, uit de Ga”R – die<br />
niets wensen, en de Za”T – die wensen om te ontvangen ten behoeve van de Z”A. Daarom<br />
daar, waar zich Ga”R nekoedot de Sa”G verspreidde – alleen daar verschenen de keliem,<br />
welke keliem geschikt zijn voor het ontvangen van het licht – vanaf de taboer tot chaze<br />
(parsa) van nekoedot de Sa”G.<br />
Om in een deel van de malchoet, welk deel zich onder de parsa bevindt, de eigenschap van de<br />
biena – te geven, in te brengen, is een sjviera voor nodig, aangezien alleen door een<br />
ontploffing kan men dermate tegengestelde egoïstische en altruïstische eigenschappen<br />
verenigen.<br />
Uit Ga”R van de Nekoediem werden de keliem Ga”R van de Atsieloet gevormd, t.w. de<br />
Atiek, de A”A en de Av”I. Als gevolg van het breken (sjviera) vermengden zich de keliem<br />
G”A en ACha”P van de wereld Nekoediem.<br />
Het scheiden van keliem G”A en de biena van de Z”A en de malchoet in de wereld Brieja –<br />
heet miela – besnijdenis. Het opstijgen van G”A en de biena in de Atsieloet laat toe om in de<br />
Atsieloet in aanvulling van de aldaar aanwezige lichten nefesj en roeach tevens het or nesjama<br />
te ontvangen. De in de wereld Brieja overgebleven keliem Z”A en malchoet<br />
vertegenwoordigen de kliepa Roeach Seara.<br />
Het scheiden van keliem G”A en de biena uit de Z”A en de malchoet in de wereld Jetsiera<br />
heet prieja – het oprollen van de huid na de besnijdenis. Het opstijgen van deze keliem in de<br />
Atsieloet roept in de wereld Atsieloet het verschijnen van het aanvullende licht or chaja, en de<br />
overgebleven keliem Z”A en malchoet vertegenwoordigen de kliepa Anan Gadol.<br />
Het scheiden van keliem en de biena in de wereld Asieja heet akiezat dam – het uitscheiden<br />
van bloed. Het opstijgen van deze keliem in de Atsieloet voegt aan de wereld Atsieloet het or<br />
jechieda toe, en de overgebleven keliem Z”A en malchoet heten de kliepa Esj Miklachat.<br />
Deze tiekoeniem – dat is de correctie van de ziel van de mens. Een dier, indien het kosjer is,<br />
wordt gecorrigeerd, aangezien kliepot worden door een bepaalde, correcte doding en het<br />
10
kosjer maken (het zouten) weggenomen – d.i. door het uitscheiden, om precies te zijn, het<br />
stoppen van het bewegen van bloed. De vruchten van bomen, d.i. het vegetatieve niveau van<br />
de Schepping – worden gecorrigeerd door het uitscheiden van de kliepa gedurende de eerste<br />
drie jaren (orla) bij een voorwaarde van het hun verbouwen in het Land Israël.<br />
Dezelfde tiekoeniem vinden plaats ook bij de correctie van het dierlijke en het vegetatieve<br />
niveau van de menselijke ziel.<br />
8. De niet-gecorrigeerde delen van keliem – kliepot heten ook “joed – alef siemanej ktoret” –<br />
elf soorten van reukstoffen. Hun bestaan verplichtte het doen opgaan van ktoret (11<br />
reukstoffen) in de Tempel (zie siedoer “Tfielat kol pe”, blz. 21, en 98).<br />
9. Adam bestaat uit or en klie, waar de ziel – dat is het van de Zo”N de Atsieloet ontvangende<br />
licht – NaRa”N, en klie – dat is het geestelijke lichaam – het ontstaat uit de klie chasjmal van<br />
de Z”A de Atsieloet. Deze klie chasjmal heet tevens kledij (koetonet – hemd, levoesj,<br />
waarover menig maal in de Tora wordt gesproken).<br />
Na de correctie van de zonde bleven alleen nagels in het lichaam van Adam over, welke met<br />
de kliepat Noga verbonden zijn en daarom op hen wordt havdala (scheiding) gedaan tussen<br />
kodesj (sjabbat) en chol (weekdagen) aan het einde van een sjabbat bij het vuurlicht – het licht<br />
chochma, zoals ons reeds bekend is, is in staat om een klie chasjmal uit kliepa in kdoesja over<br />
te laten gaan.<br />
Aangezien deze een vierde klie is, dan – wanneer or chochma in de kether binnenkomt -<br />
verschuift in de Z”A uit de biena or nefesj en op die manier de Z”A – bassar – chasjmal,<br />
wordt een klie kadosj – een zuivere klie.<br />
En wanneer Adam zondigde, voelde hij een behoefte in een kleding – chasjmal en de Z”A de<br />
Atsieloet. De Schepper creëerde voor Hem een nieuwe kledij, maar nu al uit de chasjmal van<br />
Gan Eden Arets – uit de aardse paradijselijke hof – uit de malchoet de Asieja, en de<br />
bovenkleding van de ziel – uit de kliepa Noga. En daarom stamt de geestelijke kleding, d.i. de<br />
klie van de ziel van alle mensen, uit de kliepa Noga – een mengsel van het goed en kwaad.<br />
Door middel van de Tora en de Voorschriften is de mens in staat, om na te hebben beseft, wát<br />
het goed en wát kwaad is, ze te scheiden en het goed – d.w.z. het geschikte deel van de klie –<br />
in de Atsieloet op te heffen. En zo keer op keer, totdat hij de gehele Noga uitscheidt en haar<br />
goed deel in de Atsieloet overbrengt – en daarmee zal hij zijn aardse taak voltooien – en dat is<br />
de taak van eenieder van ons, totdat wij allen samen de komst van de Masjiejach zullen<br />
oproepen.<br />
10. Het materiële lichaam van de mens stamt echter niet uit de Noga, maar uit een geheel<br />
ander materiaal, en de mens gewaarwordt deze twee categorieën – indien hij waardig<br />
bevonden wordt - al binnen het materiële lichaam. De één is zuiver – [die is] uit de chasjmal,<br />
en de tweede – [die is] uit een mengsel van het goed en het kwaad, welke Jetser Tov heet –<br />
het goede [beginsel] en Jetser Ra – het slechte beginsel, neiging, welke stamt uit de kliepat<br />
Noga, die ook “dierlijke ziel” genoemd wordt.<br />
11. Met behulp van een bepaalde motivatie corrigeert de mens de levoesj - kledij voor het<br />
licht nesjama. Door het bestuderen van de Tora brengt de mens de Noga uit de Jetsiera in een<br />
levoesj voor het or roeach, en door het vervullen van Voorschriften brengt hij de Noga uit de<br />
11
Asieja in een levoesj [voor het] or nefesj – en op die manier herstellen wij opnieuw allen in<br />
totaal de levoesjiem, welke vóór de zondeval van Adam waren geweest – en eenieder heeft<br />
zijn aandeel in dit werk, en in overeenkomst daarmee worden aan eenieder de dagen van zijn<br />
leven toebedeeld.<br />
1) Kdoesja (heiligheid)<br />
2) Noga – buitenbedekking van de Slang (neutraliteit).<br />
3) Drie kliepot – de essentie van de Slang (onreinheid).<br />
4) Olam ha-Ze (buiten het geestelijke).<br />
12. In de Kabbala worden geestelijke objecten bestudeerd, die wortels van onze wereld zijn.<br />
Daarom acht ik het noodzakelijk om nog eens de lezer te waarschuwen over het niet<br />
steekhoudend zijn van het toepassen van de verkregen kennis alsmede hun simpele koppeling<br />
aan objecten van onze wereld. Ik zal als voorbeeld een fragment nemen uit het boek van AR”I<br />
“Ets Chaim” (deel 2, sjaar 42):<br />
“Laten wij nu de essentie van onze wereld (olam ha-Ze) bekijken. Dus de hemelgewelven,<br />
welke wij zien (wie zie! – not. van de auteur) in de vorm van tien ons omringende sferen, zijn<br />
tien sferen (sfirot) van de malchoet de Asieja, en in hun centrum bevindt zich de partsoef<br />
malchoet de Asieja – d.w.z., in de plaats van de Paradijselijke Hof der Aarde. En de malchoet<br />
de Asieja zelf heet “Jerusalem”.<br />
“Ets Chaim” (deel 2, sjaar 43): “Laten wij uiteenzetten, wat is de Paradijselijke Hof: dat is het<br />
centrale punt van de equator ten zuiden van het land Israël, tegenover de biena bij de malchoet<br />
de Asieja. En deze Paradijselijke Hof is voor de rechtvaardigen in de toekomstige wereld<br />
bereid, en daar ontbreken alle kliepot”.<br />
Alles, waarover in de Kabbala en in de Tora gesproken wordt, wordt niet voor onze kennis<br />
gezegd, maar als een leidraad tot het handelen. En naar mate van een geestelijke groei van de<br />
mens, indien bij zijn handeling een of andere bij hem ontbrekende kennis over de geheimen<br />
van de wereld nodig is – dan ontvangt hij die [kennis] van boven. Indien hij wenst om deze<br />
kennis niet voor de geestelijke verheffing te verkrijgen – dan zal de verwervingen ervan hem<br />
alleen maar schaden zowel fysiek, als geestelijk.<br />
Hoe de geestelijke wortels, door binnen het materiaal - omhulsel van onze wereld actief te<br />
zijn, ons een zichtbaar en voelbaar beeld van deze wereld geven, in beweging, tijd en ruimte,<br />
hoe deze geestelijke krachten de jaartijden, kleuren, gebeurtenissen bepalen – kortom, op<br />
welke manier de sjchiena de materië bekleedt – dat lukt alleen degene, die waardig bevonden<br />
wordt.<br />
13. De Z”A in de wereld Atsieloet wordt in twee delen ingedeeld: boven de chaze en onder de<br />
chaze. Boven de chaze heet zijn deel Israël en de [hem] bijbehorende noekva heet Lea. Onder<br />
de chaze heet zijn deel Jaakov en de bijbehorende noekva heet Rachel.<br />
Aangezien de partsoef Adam over twee noekva’s beschikt: boden de chaze – Liliet, en vanaf<br />
de chaze tot de siejoem – Chava. De Z”A heet eveneens Adam. Wij hebben reeds geleerd, dat<br />
de noekva van de Z”A ontstond van hem, en zoals in de Tora wordt verteld, hield Jaakov,<br />
[die] ook wel het onderste deel van de partsoef Z”A is, van Rachel, en niet van Lea, daar<br />
alleen zij hem als noekva geschikt was.<br />
12
En wanneer hij van Jaakov Israël is geworden, d.w.z., van de Schepper de tweede naam<br />
ontving – en een nieuwe naam betekent een nieuw niveau – werd hij in volle hoogte als de<br />
Z”A en kon toen begrijpen, dat Lea is groter, dan Rachel, hoger dan zij. Maar zolang hij<br />
Jaakov was kon hij met Lea niet in zievoeg binnenkomen, daar zijn scherm niet afdoende<br />
kracht had om haar te vullen. En daarom diende hij 7 jaar (7 sfirot vanaf de kether tot de<br />
tieferet) wachten, voordat hij de noekva Rachel ontving.<br />
Daarom, wanneer Jaakov Lea verkreeg, was hij in de toestand als nacht, aangezien het licht<br />
chochma aanwezig was zonder het licht chassadiem (d.i. zonder scherm) en na de Ts”A is het<br />
or chozer, zoals bekend, - de noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van het or<br />
chochma.<br />
14. De partsoef Lea in onze wereld wordt met de hoofdtfillien (in het Heb. tfillien sjel rosj –<br />
vert.) geassocieerd. Het werd Mosje gezegd, dat hij op de berg Sinai alleen de nek van de<br />
Schepper te zien zal krijgen, aangezien hij slechts op het niveau van de biena bij de partsoef<br />
Lea was opgestegen, welke [partsoef] een vorm van de letter dalet heeft – de knoop van de<br />
hoofdtfillien, welke zich achter de Z”A bevinden.<br />
De partsoef Rachel overeenkomt met de handtfillien. En natuurlijk, is de tfillien van huid<br />
gemaakt, daar de tfillien met de malchoet overeenkomt – met de noekva’s Rachel en Lea.<br />
15. Zoals bekend, in de Ts”B wordt de tieferet (biena in goef partsoef) in twee delen verdeeld,<br />
want haar bovenste deel tot de biena behoort, tot de keliem Ga”R, terwijl de onderste [deel] –<br />
tot de Za”T, tot de Z”A – daar de biena het licht omwille van hem, voor hem ontvangt.<br />
Hier echter, in de wereld Atsieloet, verdeelde de tieferet de Z”A zich in drie delen – het<br />
bovenste deel behoort tot Lea, het onderste – tot Rachel.<br />
Het middelste deel van de tieferet [van] de Z”A heet in de Tora terafiem – idolen, welke<br />
Rachel van haar vader Lavan stal en gaf zij niet aan Lea te gebruiken, aangezien met behulp<br />
van het middelste deel van de tieferet, welk deel tot Lea is aaneengesloten, een wens ontstaat<br />
om het gehele or chochma te ontvangen, en niet zijn klein deel, dat voor de Z”A nodig is.<br />
En het gehele or chochma kan men niet vóór de gmar tiekoen voor zichzelf ontvangen –<br />
daarom heet een zulke handeling “avoda zara” – idolen, andere goden aanbidden. Lavan<br />
vertegenwoordigt echter de bron van het or chochma – Abba in de wereld Atsieloet.<br />
Uit het gegeven voorbeeld kan men nog eens zien, in hoeverre bijzonder zijn afgodendienaars<br />
en zondaars, welke in de Tora worden beschreven – hoe is hun geestelijk niveau. Zoals in de<br />
Tora wordt gezegd, Mosje, na [in de lucht] te hebben gesprongen, reikte met veel moeite met<br />
zijn staf tot de scheen van Og – de koning van het land Basjan. Zo is het verschil in hun<br />
trappen – niveaus in de geestelijke wereld!<br />
Het verschil bestaat, natuurlijk, nog in datgene, van welke kant – d.i. de Kdoesja of de<br />
Toem’a – de mens zich bevindt. Immers de Farao belichaamt de gehele malchoet – zoals in de<br />
Sjier ha-Sjieriem (Het Lied der liederen 1; 9) wordt gezegd: “Aan een merrie in de wagen van<br />
de Farao stelde ik je gelijk, mijn geliefde”, - zo richt zich de Schepper aan de Sjchiena, de<br />
zielen van rechtvaardigen. Zij, deze zielen, zijn slechts een merrie in de wagen van de Farao.<br />
Alleen na zijn ogen te hebben geopend, na de Hoge Werelden te hebben aanschouwd, kan<br />
men begrijpen, wie zijn de zondaars van de Tora.<br />
13
16. Het middelste deel van de tieferet de Z”A – dat is de plaats van de opening, het stralen<br />
van het or chochma. En daarom heet het de Boom van het Bevatten – Ets Daat. En juist in het<br />
feit, dat dit deel van de Z”A wordt gebruikt, is het verschil besloten tussen de Kdoesja en de<br />
Toem’a.<br />
Biel’am, bijvoorbeeld, ging in Ararej Kedem tot Aza en Azaël om bij hen in leer te gaan, hoe<br />
men deze deel van de Z”A te gebruiken. Het niveau van Biel’am – [is] op het niveau van het<br />
uitgaan van het or chochma uit de malchoet van Lea, en daarom heet hij Biel’am, daar hij<br />
wenste dit licht livlom (verzwelgen).<br />
Lavan was echter de grootvader van Biel’am, en de ziel van Lavan keerde zich in Biel’am<br />
terug, waardoor in hem de wens werd opgewekt om met behulp van terafiem, eveneens als<br />
zijn grootvader, het or chochma te ontvangen. Maar zonder terafiem was hij als een blinde, en<br />
daarom wist hij niet, dat Jaakov met zijn vrouwen en kinderen van hem vluchtte (de Tora.<br />
Beresjiet. Vajetse, 39; 22). Trouwens, Aza en Azaël – dat zijn die twee engelen, welke de<br />
Schepper trachtten te overreden om de mens niet te creëren (zie 4 categorieën:<br />
barmhartigheid, waarheid, gerechtigheid en vrede).<br />
17. Ook de chet van Ets Daat – de zondeval van Adam – vond plaats vanwege het gebruik van<br />
het middelste deel van de tieferet der Z”A. De bedwelmende wijn – het licht chochma, welke<br />
van de sof [van] Lea uitgaat (akvaim, van het woord ekev – hiel, gematria 172), brachten<br />
Adam in een roes (anaviem – druiven, gematria is eveneens 172) en brachten tot de wens om<br />
het middelste deel van de tieferet de Z”A – Ets Daat te gebruiken, wat vóór de gmar tiekoen<br />
verboden is.<br />
Maar had Adam tot de sjabbat [ermee] gewacht – tot de toestand, welke met het opstijgen van<br />
de werelden tot het niveau van de gmar tiekoen overeenkomt, dan zou hij ook de vrucht van<br />
de Ets Daat – de Boom van het Bevatten kunnen nuttigen. Maar als gevolg van het gebruik<br />
van het licht chochma voor zichzelf (daar het scherm op dit licht nog afwezig was), viel hij<br />
van zijn geestelijk niveau, en al zijn 9 sfirot, behalve de kether, vielen in de kliepot, aangezien<br />
hij ging wensen, eveneens als Aza en Azaël, het licht, welk licht aan de zielen alleen in de<br />
gmar tiekoen schijnt.<br />
18. Na de eerste zondeval ging Adam door te zondigen – en er werden hem, op die manier,<br />
sjejdiem, roechiem, lilien (verscheidenheden van onreine krachten, welke het licht chochma<br />
voor zichzelf wensen) – d.i. heksen, vandalen (vernielzuchtige wezens), enz. Hun ontstaan<br />
kwam direct van Adam voort zonder medewerking van Chava – door middel van het<br />
uitstorten van zaad, d.w.z. het ontvangen van het licht chochma zonder noekva – masach, dat<br />
in de Tora als zonde geldt.<br />
Direct daarna, kwam hij bij Chava, en zij werd zwanger met Kaïn – d.w.z. Adam maakte van<br />
een scherm gebruik en wenste het licht chochma in de toestand van kdoesja, niet voor<br />
zichzelf, te ontvangen.<br />
Maar aangezien hij zich nog onder de heerschappij van zijn vorige daden bevond, werd Kaïn<br />
met slechte, egoïstische neigingen geboren. En van hem stamde al die generatie, die tot de<br />
zondvloed leidde.<br />
En alleen uit de tweede zievoeg van Adam met Chava werd Hevel geboren – de partsoef<br />
kdoesja. Vervolgens Adam verliet zijn vrouw wederom, waarbij hij zijn zaad bleef uitstorten<br />
14
– d.i. hij ontving het licht chochma zonder noekva – masach, totdat hij tot Chava opnieuw<br />
terugkeerde en verwekte Sjeth.<br />
19. Kaïn naar zijn aard wenst het licht chochma zonder het licht chassadiem. Hevel, daar hij al<br />
in de kdoesja is geboren, d.w.z. door middel van een scherm, wenst voor alles het or<br />
chassadiem. Aangezien Kaïn ouder is, wat betekent dat hij qua niveau hoger, dan Hevel is,<br />
ontvangt Hevel via hem het licht.<br />
En gezien het feit, dat Kaïn niet wenst om met behulp van een masach het licht te ontvangen –<br />
en zonder masach kan men geen licht aan Hevel doorgeven, staat dat gelijk aan het<br />
vermoorden van Hevel, daar het or chochma – dat is or chaim, het licht van het leven. En op<br />
de vraag van G-d waar is Hevel, antwoordde hij: “Ben ik soms de hoeder mijns broeders? (de<br />
Tora. Beresjiet. 5; 9) – d.w.z., waarom in vredesnaam ben ik verplicht om hem te<br />
bevoorraden, over hem te zorgen, hem or chochma te geven ?<br />
20. De zielen [die ontstaan] uit het uitstorten van zaad, d.i. uit het uitgaan van het licht van de<br />
hemel (zachar), maar die niet de aarde (nekejva, noekva) hebben bereikt, d.i. een masach –<br />
bevinden zich als het waren in de lucht hangende. En pas later het water, het or chassadiem,<br />
kan ze corrigeren.<br />
De zondvloed, eveneens als andere bestraffing van de Tora – dat is geen bestraffing, maar<br />
slechts een tiekoen – correctie. Aangezien deze zielen geen geschikte klie – goef ontvingen,<br />
heten alle deze heksen, vandalen, enz., zonder lichaam. Na de zondvloed echter kunnen deze<br />
zielen geleidelijk in onze wereld neerdalen, waarbij zij zich in lichamen van geestelijk<br />
nieuwgeboren [schepselen] inhullen, en op die manier beweegt de Schepping zich tot de gmar<br />
tiekoen voort.<br />
De zondvloed zelf – dat is een tiekoen, om de kliepot af te scheiden, zodat geen nare<br />
gedachten in ons zouden heersen en zodat wij verleidingen om aan zichzelf genietingen te<br />
verschaffen te boven zouden kunnen gaan. Ook de 10 Haroegej Malchoet is een tiekoen, de<br />
correctie van die 10 druppels zaad, welke bij Josef onder invloed van de vrouw van Potifara<br />
waren uitgescheiden (de Tora. Beresjiet, Vajesjev, 39).<br />
21. Men dient op te merken, dat juist de zielen, welke uit uitstorting van zaad geboren zijn,<br />
zijn hoger, dat degenen, die met behulp van de noekva – masach zijn geboren, aangezien de<br />
eersten zijn niet door een masach beperkt zijn en zijn slechts met de wens van de Zachar (het<br />
mannelijke beginsel, een invloed, het altruïsme, de Z”A) om het licht zonder inkleding van dit<br />
licht in een hem beperkend omhulsel uit het or chassadiem, verbonden zijn. Maar er bestaat<br />
een sterke invloed van kliepot - verleidingen op dergelijke hoge zielen.<br />
22. Adam bevat in zich alle zielen en alle werelden BaJ”A. Na de zondeval verbrokkelde zijn<br />
ziel zich in scherven, welke scherven in de kliepot vielen, welke kliepot in 70 delen –<br />
volkeren zijn ingedeeld. De betekenis van de galoeten (verbanningen) uit Israël (Atsieloet)<br />
naar een vreemd land bestaat daarin, om de joden (altruïstische keliem) met de 70 volkeren<br />
van de wereld te vermengen, om uit die volkeren zuivere zielen uit te laten zoeken, welke<br />
zielen vanwege de zondeval in de kliepot vielen.<br />
Zoals in de Midrasj Rabba is gezegd, het doel van de verbanning en het leven van Israël onder<br />
de goïm bestaat daarin, om de geriem – tot het Jodendom bekeerden – zich tot hem te laten<br />
aansluiten.<br />
15
De grootste kliepa heet Mietsraïm (Egypte) – van woorden miets (jetser, wens), raïm (mv. van<br />
het woord ra – de slechte neiging van de mens, het egoïsme). Daarom maakte Josef aan de<br />
nieuwe bekeerden een besnijdenis, hij stootte de 3 kliepot van de klie kdoesja weg.<br />
Zijn wens was hoofdzakelijk om die sjediem, roegiem (heksen, duivels) te corrigeren, welke<br />
van het uitstorten van zaad van Adam zijn geboren – omdat dat zijn juist de meest hoge<br />
zielen, welke zielen is het in principe mogelijk om te corrigeren alleen door vele<br />
zielstransmissies.<br />
Daarom verscheen het joodse volk (jehoedie – van het woord “jechoed” – vereniging,<br />
samenvloeiing met de Schepper – alsmede van het woord “m’joechad” – bijzondere, omdat<br />
het vrij is van eigenliefde, en alleen zulke [schepselen] kan men “jehoedie” noemen) alleen<br />
met de generatie van Jaakov.<br />
Dat is het volk, welk uit zielen bestaat, die de correctie zijn doorgelopen in zielstransmissies –<br />
gielgoeliem vanaf de Adam tot Jaakov. En vanaf Jaakov begon de correctie van de zielen,<br />
welke zielen baniem (zonen) heten, t.o.v. de zielen van Avraham, Itschak en Jaakov, welke<br />
avot (vaderen) heten.<br />
In Egypte allen waren Egyptenaren. Maar door middel van werk aan zichzelf scheidde zich<br />
van de algemene massa [mensen] een deel – “goj mie kerev goj” – en werd tot een<br />
afzonderlijk volk. D.w.z., de netsoetsiem (het deel van Israël), welk in de kliepot (het deel<br />
Mietsraïm) viel, corrigeerden – zochten uit en brachten omhoog in de Atsieloet – een deel van<br />
de kliepot, en zo ontstond het volk Israël.<br />
23. Maar vóór de zondvloed juist deze hoge zielen negeerden de Schepper – hoofdzakelijk,<br />
zoals de Tora verteld, door het uitstorten van het zaad op de grond. En zij werden gedeeltelijk<br />
door de zondvloed gecorrigeerd, door de uitwerking van lichten chassadiem - maim, door<br />
water, welk water op een klie zijn eigenschappen overbrengt.<br />
De tweede zielstransmissie van deze zielen vond plaats in de “dor haflaga” – de generatie van<br />
het scheiden van mensen in volkeren. De derde zielstransmissie vond plaats in de bewoners<br />
van S’dom.<br />
24. In de mens zijn er drie zielen:<br />
1. nefesj kdoesja – de heilige ziel, welke geen correctie nodig heeft, daar zij alleen uit<br />
het goede bestaat;<br />
2. nefesj Noga – deze bestaat voor de helft uit het goed en voor de helft uit het kwaad, d.w.z.<br />
het hangt van de keuze door ons van onze daden. Indien zij zullen aan onze correctie<br />
bijdragen (in een zulk geval heet een daad “Voorschrift”), dan sluit de Noga zich tot de nefesj<br />
kdoesja. Indien echter onze daad egoïstisch (in een zulk geval heet een daad “zonde”), dan zal<br />
de Noga zich aan de derde ziel van de mens aansluiten – nefesj van drie kliepot;<br />
3. nefesj van drie kliepot – een deel van de ziel, welke men niet kan corrigeren. Maar<br />
geleidelijk, door de tweede ziel (Noga) tot de nefesj kdoesja aan te sluiten, isoleren wij op die<br />
manier de derde ziel van het licht, en zij sterft af.<br />
Adam was geschapen zonder de drie kliepot. De kliepa Noga was in hem dus onophoudelijk<br />
met de nefesj kdoesja verenigd. Daarom diende hij ook te zondigen, zodat een vermenging<br />
16
van alle kliepot zouden plaatsvinden, en vervolgens, door het kiezen voor het goed, het<br />
scheiden van het goed uit het kwaad, het kwaad te vernietigen.<br />
De mens is neutraal. Hij gewaarwordt alleen de op hem werkende krachten, en aangezien op<br />
ons allen vanaf de geboorte een [zekere] kracht (engel) invloed uitoefent, welke engel jetser ra<br />
(het slechte beginsel, het egoïsme) heet, beschouwen wij het in ons opgewekte egoïsme als<br />
onze persoonlijke natuurlijke beginsel, de eigenschap van het lichaam.<br />
Indien de mens stelt zich voor, dat al zijn wensen – die zijn niet van hem, maar die worden<br />
aan hem toegezonden, op hem van buiten opgelegd – zal het hem veel gemakkelijker zijn om<br />
aan zijn wensen tegenstand te bieden.<br />
Stelt u voor, dat u zich al “boven de aarde” bevindt, in de geestelijke werelden, in u kijkt naar<br />
zichzelf en naar uw lichaam van buiten – ziet u, hoe legt het u voortdurend zijn wensen op,<br />
welke wensen u streeft direct te bevredigen, en zo gedurende uw heel leven. En uiteindelijk<br />
blijft het lichaam in de aarde achter. En u – uw “ik”, d.i. uw ziel – kijkt toe en verwondert u<br />
over hoe kan een mens toch zijn geheel leven zich met een zulk nutteloos werk bezighouden –<br />
datgene te vertroetelen, wat gedoemd is om te sterven!?<br />
25. De wereld A”K vulde met het licht de plaats vanaf het begin van de ontwikkeling der<br />
werelden tot de taboer van de A”K. De olam Nekoediem vulde de plaats vanaf de taboer tot<br />
de parsa. De Atsieloet vult de plaats vanaf de parsa en tot het einde, tot het punt van onze<br />
wereld, door op verzoek van rechtvaardigen de keliem van de werelden BaJ”A tot zich, boven<br />
de parsa op te laten stijgen, en daar vult zij met licht. Dat vervult de partsoef Z”A alsmede de<br />
partsoef Malchoet van de wereld Atsieloet.<br />
Daarom begint de Tora juist van hen, daar hij vertelt alleen over datgene, wat op ons<br />
betrekking heeft: “In den beginne schiep G-d de hemel (de Z”A) en de aarde (de Malchoet).<br />
De Malchoet – dat is de som van alle zielen en datgene, wat de Malchoet ontvangt afhankelijk<br />
van het niveau, waar zij zich bevindt, terstond ontvangen ook de zielen, die deze haar toestand<br />
opwekten.<br />
Elke partsoef – dat is, in het algemeen, de verhouding tussen de Z”A en de Malchoet, waar de<br />
Z”A – dat zijn 9 sfirot van het directe licht, en de Malchoet – dat is een masach, welke ze<br />
weerkaatst. De malchoet kan gebruikmaken van keliem hasjpaa (kether, chochma en biena),<br />
en een zulke toestand van de Malchoet heet katnoet; óf [zij kan gebruiken] alle keliem, met<br />
inbegrip van keliem kabbala (vanaf chessed tot de jessod) – en een zulke toestand van de<br />
Malchoet heet gadloet. In de katnoet ontvangt de Malchoet alleen het licht chassadiem; in de<br />
gadloet ontvangt zij ook nog het or chochma.<br />
26. In de wereld Ejn Sof is er geen verschil tussen or en klie. In de Galgalta vult or kether de<br />
klie kether. Maar in de A”B reeds or chochma is in de klie kether, en in de Sa”G – is het or<br />
biena in de klie kether. Op die manier verschijnt een gewaarwording van het tekort aan licht<br />
in de klie en er wordt steeds verdere verwijdering van de klie van het licht opgetekend, zodat<br />
aan het einde van de ontwikkeling van de werelden verschijnt de Malchoet zonder licht, d.i.<br />
het lichaam zonder ziel. En van dit punt af begint het werk van de mens om de<br />
oorspronkelijke toestand te bereiken.<br />
27. “Ramchal. Adier ba Marom”, blz. 25: “De sjvierat keliem in de olam Nekoediem legde de<br />
grondslag voor het ontstaan van de werelden BaJ”A, als gevolg waarvan onze wereld<br />
17
verscheen, en de mens werd geschapen, d.w.z. er werd een basis gelegd voor de gehele<br />
Schepping, welke tot aftakkingen van de olam Nekoediem wordt.<br />
En het scheppen van de mens in de toestand van vrijheid van de wil, de vrijheid van keuze<br />
van zijn daden, welke mens een beloning of een bestraffing ontvangt afhankelijk ervan, zo<br />
was het door de Schepper gepland, zodat uiteindelijk de mens van de Schepper alle voor hem<br />
voorbestemde genieting zonder schaamte zou hoeven te ontvangen.<br />
En om de voorwaarden voor de vrijheid van handeling te scheppen, is het nodig dat in hem<br />
slechte neigingen voorhanden zouden zijn, zodat nu en dan ze over de mens zouden heersen,<br />
en soms de mens ze zou besturen en ze zou ondermijnen, en opdat de gevolgen van deze zijn<br />
handelingen hun weerklank in de Hoge Werelden zouden vinden. En op die manier<br />
verschijnen verschillende naar niveau slechte en goede tijden.<br />
En bovendien, er is een mogelijkheid voor een berouw na een slechte daad, en dat betekent,<br />
dat er een mogelijkheid bestaat om terug in tijd te keren en een of andere handeling te<br />
corrigeren. Ook hieruit stamt de basis af van het belonen en bestraffen, en dat allemaal is het<br />
gevolg van de sjviera en de tiekoen keliem”.<br />
28. Het gehele bestuur van onze wereld gaat van de partsoef Z”A de Atsieloet uit, waarin wij<br />
5 mogelijke toestanden vinden:<br />
a) ieboer (verwekken) – gedurende de eerste 2000 jaren, en in het bijzonder in de egyptische<br />
ballingschap, wanneer de Schepper zich volledig van onze wereld verbergt, alsof Hij onze<br />
wereld verliet en let niet meer op de handelingen van de mensen;<br />
b) jenieka (het grootbrengen met voer) – zoals onze huidige tijd, wanneer onder ons geen<br />
profeten en wonderen zijn, evenmin als de aanwezigheid van de Schepper, behalve enige<br />
kennis over Zijn grootsheid;<br />
c) gadloet 1 (de eerste periode van het volwassen worden) – wanneer de Schepper neemt<br />
duidelijk de macht over de wereld (daarvóór werd onze wereld door Hem bestuurd<br />
onzichtbaar voor ons, en daarom werd het door ons als een toevallig, natuurlijk verschijnsel<br />
gewaarword) in de ogen van Israël en de goïm. Dat was de tijd van de Eerste en de Tweede<br />
Tempels. Maar dat is geen volledige openbaring van de Schepper aan volkeren, daar zij<br />
middels wonderen wordt verwezenlijkt.<br />
d) gadloet 2 (de tweede periode van het volwassen worden) – wanneer de Schepper openbaart<br />
zich voor de ogen (gevoelens) van alle schepselen, Zijn bestuur wordt bevat, en wonderen en<br />
het geloof worden onnodig, en in plaats daarvan komt de Kennis, de gewaarwording van de<br />
Schepper in de voor allen helderen vorm.<br />
e) het opstijgen van de Z”A – een geleidelijke absolute bevatting, samenvloeiing van allen<br />
met de Schepper (Ramchal. Daat tvoenot, blz. 140 – 146).<br />
29. De tijden van alle gebeurtenissen, welke in onze wereld plaatsvinden, zijn in de Malchoet<br />
de Atsieloet bepaald.<br />
a) in de Z”A bevindt zich de bron van alle toekomstige gebeurtenissen, en in de Malchoet –<br />
de tijd, waarin elke ervan zich in onze wereld dient te manifesteren;<br />
18
) in de Malchoet wordt de tijd bepaald van het neerdalen en de tijd van het terugkeren van<br />
elke ziel. De bijzonderheid van de ziel wordt door de tijd van haar geboorte bepaald.<br />
c) de ziel (nefesj) bevindt zich in de Malchoet in overeenkomst met het niveau van or roeach<br />
in de Z”A;<br />
d) de roeach van eenieder is in de eerste 6 dagen van de schepping gevormd, en de nefesj van<br />
eenieder wordt op elk willekeurig tijdstip gedurende 6000 jaren gevormd, en de<br />
eigenschappen van de ziel hangen af van de tijd van haar vorming;<br />
e) indien de ziel van de mens manifesteert zich in deze wereld op dezelfde geestelijke tijd,<br />
wanneer de Malchoet overeenkomt met dat niveau van de Z”A, waar zich de roeach van de<br />
mens bevindt – wordt een succesvol mens geboren;<br />
f) de nefesj ten opzichte van de met haar overeenkomende roeach heet de vrouw van de mens;<br />
g) het leven, succes – hangt van de ziel af. Indien de roeach in de wereld uitgaat, wanneer de<br />
nefesj zich daar bevindt – alles wordt makkelijk aan een zulke mens, zelfs indien hij geen<br />
rechtvaardige is. Zo niet – dan is zijn leven zwaar, zelfs indien hij rechtvaardige is. Daarom<br />
wordt gezegd, dat alles hangt van het geluk – de mazal (het niveau van de roeach van de<br />
echtgenoot van de ziel);<br />
i) er is geen mens, bij wie gedurende de 6000 jaren niet zijn “uur” zou zijn, maar de mens gaat<br />
niet altijd in de wereld uit in overeenstemming met “zijn uur”;<br />
j) alle zielstransmissies (reïncarnaties) van het leven van de mens zijn daarvoor bedoeld,<br />
opdat zijn ziel met “het uur” zou samenvallen en op die manier tot de correctie zou komen;<br />
k) eenieder, die “andermans uur” grijpt, zal hem uiteindelijk aan de ware eigenaar afstaan;<br />
l) alle correcties, welke door de Torastudie en het vervullen van Voorschriften worden bereikt<br />
– zijn slechts daarvoor, om het “uur” te corrigeren. De mens dient een elk uur van zijn leven<br />
te corrigeren (Bieoerej Hagra).<br />
30. In geen geval dient men te denken, dat van onze goede daden ontvangt de Schepper een<br />
genot, en van onze slechte [daden] – droefenis. Alleen maar, omdat Zijn enige wens is om ons<br />
te geven, geven wij Hem door Hem de mogelijkheid te geven om ons te vergenoegen, als het<br />
ware, een genieting. Het is duidelijk, dat dat is slechts voor het oren stelende woord. De<br />
Schepper is boven onze wensen.<br />
Door Zijn wil te vervullen, creëren wij in ons een vat, welk vat in staat is om een genieting te<br />
ontvangen; door die niet te vervullen – brengen wij schade alleen aan onszelf. En dat was Zijn<br />
wil – om een bestuur te scheppen, dat van onze handelingen afhangt.<br />
Een angst voor de Schepper, een dank, verzoeken tot Hem – dat zijn in feite het scheppen in<br />
ons van een klie voor het ontvangen van een genot. Hij is echter boven alle reacties op onze<br />
handelingen. De van ons vereiste voorwaarde is het vervullen van Voorschriften “omwille<br />
van Hem” (lie sjma) – is niets anders, dan het scheppen van het or chozer – de voorwaarde<br />
voor het ontvangen van een genieting, het licht chochma.<br />
19
Er wordt verteld, dat de Ziener uit Lublin aan het einde van Jom Kiepoer antwoordde aan<br />
eenieder op de vraag met het antwoord, welk hij direct van de hemel ontving. En wanneer één<br />
van zijn chassidiem zei, dat zijn verzoek is om alles alleen omwille van de Schepper te doen,<br />
kreeg hij een antwoord: “Zonder het bewijzen van dient!”. En daarom dient men te onthouden<br />
– [dat] de weg van de Tora, de Kabbala, het altruïsme – is alleen voor ons welzijn.<br />
31. Tfiela – een gebed, een verzoek om datgene, wat een klie, een mens werkelijk ontbreekt.<br />
Maar wat als wij niet weten, wat wij eigenlijk nodig hebben, en verzoeken om datgene, wat<br />
wij in feite, helemaal niet nodig hebben? Zoals, bijvoorbeeld, ik heb brood nodig, maar ik<br />
neem per vergissing in de winkel welk. Indien de verkoper een helderziend is, d.w.z., die<br />
begrijpt, wat ik in werkelijkheid nodig heb – dan, zal hij mij, natuurlijk, datgene geven, wat ik<br />
nodig heb, en niet waar ik per vergissing om vraag.<br />
Daarom is het belangrijkste – te verzoeken, maar wat aan eenieder van ons te geven – dat<br />
beslist de Schepper. En daarin is ons geluk, anders zouden wij én onszelf, én de anderen<br />
schade berokkenen. En op elk verzoek, dat tot de Schepper is gericht, is er een antwoord.<br />
32. In de mens zijn er drie wensen:<br />
a) eigen wens – wensen van het lichaam: eten, drinken e.d., welke dient men te vervullen voor<br />
het behouden van een normaal bestaan van het lichaam;<br />
b) andermans wensen – dat zijn wensen, die van buiten worden opgelegd, welke wensen door<br />
het gevoel van schaamte worden opgewekt alsmede door het eisen van eerbetoon, respect,<br />
status van [de kant van] zichzelf gelijken.<br />
In deze beide wensen zijn [de aspecten van] beloning en bestraffing evident, en daarom<br />
bestaat er voortdurend het streven om het gewenste te vervullen.<br />
c) wens van boven – de wens van de Schepper, dat een mens het geestelijke boven het<br />
materiële verkiest. [De aspecten van] beloning en bestraffing zijn niet evident, als in de eerste<br />
twee – en daarom zijn er geen krachten en het bijzondere streven om deze wens te vervullen.<br />
Om de mens toch te dwingen onbewust datgene te vervullen, wat voor Hem nodig is, plaatst<br />
de Schepper in bepaalde objecten van onze wereld genietingen of het lijden, en, op die<br />
manier, bestuurt Hij de mens onderbewust via de eerste twee wensen.<br />
33. Men kan het leven weer tot leven brengen alleen door de engel van dood te doden. En dat<br />
bedoelt de Tora, wanneer zij over vier vormen van het beroven van het leven spreekt:<br />
a) vierendelen – het verdelen in delen, d.i. het scheiden van kliepot (de Malchoet van de<br />
Ts”A) van de kdoesja door middel van het opstijgen van de malchoet in de biena;<br />
b) het verbranden – het ontvangen in de malchoet van eigenschappen van de biena;<br />
c) het doden met een zwaard – met behulp van een zievoeg op de middellijn (kav emtsai);<br />
d) het verstikken – als gevolg van het afwezig zijn van adem der kdoesja door middel van het<br />
vormen van een zievoeg van de Zo”N de Atsieloet.<br />
Pas na alle vier vormen van de vernietiging van de kliepa verdwijnt zij uit de wereld.<br />
20
34. In de gmar tiekoen zullen wij zien, dat datgene, wat ons vroeger als een vervolging van de<br />
kant van goïm leek, zal zich openbaren en het zal geheel tegenovergestelde geopenbaard<br />
worden – dat alle volkeren daarmee alleen de aanwijzingen van de Schepper vervulden om<br />
ons tot het absolute geloof te brengen.<br />
En datgene, wat door ons als de klappen van het lot werd gezien, zal zich in het tegengestelde<br />
onthullen – dat daarmee sloegen de goïm zichzelf, want juist door deze vervolgingen<br />
versnelden zij ons voortschrijden tot de volmaaktheid, en [zij] zichzelf – tot de ondergang.<br />
(Dat gaat op zowel in het kader van geestelijke, religieuze vervolgingen, als ook ten opzichte<br />
van onze innerlijke goïm – gedachten en wensen, welke ons van de Tora wegstoten). (Zohar,<br />
d. 1, blz. 165).<br />
35. Alle werelden, alle schepselen bevinden zich binnen eenieder van ons. In ons zijn er vele<br />
tegenstrijdige beginselen, welke men kan noemen als de Schepper, Adam, Chava, Avraham,<br />
Itschak, Jaakov, Mosje, Josef, David, Farao, goïm, joden, dieren, Tempel e.d. – d.w.z., alles,<br />
wat bestaat en zelfs wat nog niet in onze wereld verscheen, zelfs sterren, landen en steden. En<br />
de mens zelf – dat is ons innerlijk punt, welk punt onze “ik” gewaarwordt.<br />
Bijvoorbeeld, het gewaarworden door ons van het geestelijke uitzichtloosheid heet galoet –<br />
verbanning, ofwel duisternis, ofwel woestijn – afhankelijk van datgene, waar het over gaat –<br />
op welk niveau de mens zich bevindt. De mens kan zichzelf een schepsel noemen, wanneer<br />
hij voelt, dat hij door de Schepper is geschapen. Het goed – dat is het samenvallen met de<br />
Schepper. Het kwaad – elke verwijdering van Hem.<br />
In deze taal (trant – vert.) is de gehele Tora geschreven: zij spreekt over de enige schepsel –<br />
de mens, waarbinnen zich alles bevindt: én de paradijselijke hof, én bomen, én de slang, en de<br />
zondvloed, en de gehele mensheid, in hem worden oorlogen gevoerd, en alles loopt naar het<br />
beoogde einde – wanneer deze mens met de Schepper zal samenvloeien.<br />
De mens – dat is een kleine wereld. De aanvoerders van deze wereld – dat zijn zijn<br />
voornaamste wensen. Rechtvaardigen in de mens – dat zijn zijn gedachten over de<br />
toenadering tot de Schepper. Zondaars – dat zijn [zijn] egoïstische gedachten. Zo dient men<br />
alles waar te nemen wat in de boeken van de Tora beschreven wordt.<br />
36. De gehele geestelijke structuur wordt in drie delen ingedeeld:<br />
a) rechtstreeks de Schepper Zelf;<br />
b) het van de Schepper uitgaande licht;<br />
c) keliem, zielen, welke dit licht ontvangen.<br />
De Schepper Zelf is ons verstand niet in staat te bevatten, en daarom noch naam, noch<br />
eigenschappen welke dan ook kunnen wij Hem toeschrijven. In keliem zijn er twee<br />
karakteristieke tegenpolen – het verbergen en het onthullen. Aanvankelijk verbergen ze de<br />
Schepper.<br />
Zoals, bijvoorbeeld, een mens, welke zich van de blik van een ander sluit. Het verbergen<br />
bestaat uit 10 schermen, welke sfirot heten. Hoe lager is een klie, sfira, des te meer licht zij<br />
verbergt. Maar wanneer de ziel van de mens, dankzij het uitvoeren door hem van bepaalde<br />
voorwaarden - voorschriften, begint deze keliem te beheersen, dan veranderen de<br />
21
eigenschappen van het verbergen, verzwakken van het licht in het tegengestelde, waarbij, zo<br />
groot als vroeger het verbergen was, zo groot manifesteert zich nu het onthullen van het licht<br />
aan deze klie.<br />
En, op die manier, hoewel de Schepper Zelf is absoluut ondoorgrondelijk, openbaart Hij zich<br />
aan ons door middel van het vullen van keliem (vaten) van onze zielen met het van Hem<br />
uitgaande licht, en in die mate is Hij bevattelijk.<br />
Nu wordt het ons geheel duidelijk, dat al die namen en handelingen, welke aan de Schepper in<br />
de Tora, in al haar boeken, worden toegeschreven, worden in onze aarde taal beschreven, en<br />
in geen geval de Schepper Zelf beschrijven, maar slechts over een mate van een reactie van<br />
een klie op het door de Schepper uitstralende licht, om precies te zijn, het opwekken van de<br />
ziel wegens het vullen met een bepaald licht.<br />
37. De trappen van geestelijke verheffing:<br />
het ontvangen – om zichzelf een genieting te geven<br />
het weggeven – om zichzelf een genieting te geven<br />
het weggeven – om te vergenoegen, om een genieting te geven<br />
het ontvangen - om te vergenoegen, om een genieting te geven.<br />
Alleen een handeling is in onze macht, maar geen gedachte, welke met die handeling gepaard<br />
gaat. Een motivatie – deze kan alleen de Schepper Zelf van boven veranderen, in<br />
overeenkomst met ons verzoek. De mens is niet in staat om zijn aard te veranderen, hij hoeft<br />
het ook niet. Wat van hem wordt verlangt is alleen, dat hij dat zou gaan wensen en de<br />
Schepper erom verzocht. En daarom heet het werk aan zichzelf “avodat haSjem” – “het werk<br />
van de Schepper”, want de mens alleen verzoekt, maar de Schepper doet (het boek “Jesjer<br />
dievrej emet”, blz. 13).<br />
38. Elke ziel bestaat uit 10 sfirot, het or pniemi en het or makief.<br />
Het or pniemi bevindt zich in de klie pniemi – in de 10 sfirot, en het or makief bevindt zich<br />
gewoonlijk in de klie makief. Maar Adam en Chava hadden deze klie makief ofwel [klie]<br />
chietson niet. In de Tora wordt verteld, dat zij waren naakt en schaamden zich niet, d.w.z. zij<br />
misten een gewaarwording van het tekort aan deze klie.<br />
En het gewaarworden van een gebrek – dat is altijd de eerste reden voor het opvullen, de<br />
correctie van dit gebrek (zoals bij een zieke, die niet voelt dat hij ziek is – hoewel hij toch<br />
bereid zou zijn om geneesmiddelen te gaan gebruiken, maar hij voelt er geen behoefte aan).<br />
Het gewaarworden van gebrek, een schaamte – daar de klie chietson een deel van de klie, van<br />
de ziel is, welk deel niet met het inwendige licht, or pniemi gevuld is – dwingt de mens<br />
daarom om vooruit te gaan, d.w.z., om een masach op te bouwen en zijn ziel met het licht te<br />
vullen.<br />
En aangezien bij Adam en Chava deze klie ontbrak, waren zij niet bereid tot het uitvoeren van<br />
de rol, waar zij voor geschapen waren. En daarom was het voor hen tevoren voorbestemd om<br />
via de zondeval door te lopen ter verkrijging van een klie chietson.<br />
39. In ons bestaan er twee typen van analyse van omstandigheden: het eerste is – het analyse<br />
van het goed en het kwaad; het tweede is – het analyse van waarheid en leugen.<br />
22
Om te dwingen in de nodige richting tot het doel van de Schepping zich te ontwikkelen en te<br />
handelen, sloot de Schepper in de natuur van de schepping een lichamelijke kracht van de<br />
analyse in op basis van het gevoel “bitter” óf “zoet”.<br />
Bij deze analyse haat de lichamelijke kracht en stoot alles wat bitter is af, aangezien zij zich<br />
[erdoor] slecht voelt, en houdt van zoet, trekt alles wat zoet is naar zich toe.<br />
En deze lichamelijke kracht is volkomen afdoende voor een doelgerichte ontwikkeling van de<br />
levenloze, vegetatieve en dierlijke natuur en het voeren ervan naar de vereiste volmaaktheid,<br />
d.i. naar het door de Schepper gekozen doel.<br />
Alleen de mens is gedwongen om naar het doel te gaan in weerwil van de wensen van het<br />
lichaam, waarbij hij geen keuze maakt tussen twee mogelijke toestanden – zoet óf bitter, maar<br />
in weerwil ervan, [dient te kiezen] uit de toestanden: waarheid – leugen.<br />
40. Zoals ik reeds meermaals herhaalde, vormt de mens het doel van de Schepping, d.w.z.,<br />
alles is omwille van de mens geschapen – alles wat wij leren over de achtereenvolgende<br />
ontwikkeling van de werelden was alleen ten behoeve daarvan, dat hun bewoner - mens<br />
(Adam) zou verschijnen in een kant-en-klare plaats van zijn werk aan zichzelf door middel<br />
van een vrije keuze uit het voor hem zich onthullende beeld van het heelal. En alle hogere<br />
werelden, en ons heelal bestaan alleen maar als een voorziening in het volbrengen van deze<br />
taak – het scheppen voor de mens van condities voor zijn geestelijke verheffing tot het niveau<br />
van de Schepper.<br />
Op het moment van het scheppen van de mens uit de Malchoet de Atsieloet, welke Malchoet<br />
ook de werelden BaJ”A creëerde, stemde haar geestelijke toestand, de geestelijke klie – goef<br />
met deze werelden overeen. D.w.z., de geestelijke bevatting van een gewaarwording, het<br />
besef was bij Adam binnen de grenzen van alle werelden BaJ”A, terwijl wij nu beseffen<br />
slechts een nietig deel van onze wereld, en de werelden BaJ”A gewaarworden wij in het<br />
geheel niet.<br />
En het heeft, natuurlijk, niets met de toestand van ons materieel lichaam te maken – van vlees<br />
en botten, dit [lichaam] is ons metgezel voor een bepaalde tijd, buiten elk verband met de<br />
grenzen van geestelijke gewaarwordingen. (Zoals rav Baruch Ashlag schrijft over zijn vader<br />
in het voorwoord bij het boek “Prie chacham” - zie op onze site – schreef hij alleen datgene,<br />
wat hij zelf bevatte. En zoals wij zien uit zijn werken, zijn beschrijving van het systeem der<br />
Schepping begint met de Oneindige wereld).<br />
De mens is als het ware een gesloten doos, die alles van buiten ontvangt – d.i. de vitale hem<br />
doen oplevende kracht en invloeden, welke alle gewaarwordingen in hem oproepen.<br />
De Schepper weet van tevoren, welke gewaarwordingen zullen Zijn uitwerkingen bij de mens<br />
oproepen. Van ons hangt alleen de wens af om ons op de ontvangst van steeds fijnere<br />
gewaarwordingen in te stemmen – en dan zullen wij ze ontvangen, d.w.z., de krachten zullen<br />
gaan voelen, welke krachten achter de door ons zichtbaar omhulsel van onze wereld actief<br />
zijn.<br />
23
Door geestelijk in de wereld Atsieloet, bijvoorbeeld, te zijn opgestegen, hoewel het materiële<br />
lichaam zich in onze wereld bevindt, gewaarwordt de mens twee werelden tegelijkertijd – én<br />
de wereld Atsieloet, én onze, materiële wereld.<br />
41. Het gehele werk van de mens, welke mens het geestelijke obstakel die onze wereld van<br />
geestelijke werelden scheidt, reeds doorliep, zijn wisselwerking met het Hoogste Licht, is op<br />
het principe van drie lijnen (giemel kaviem) opgebouwd:<br />
a) tot de geestelijke klie van de mens (wens + masach) komt het licht van boven – een<br />
genieting. Deze aanvoer van licht heet “kav jamien” (rechte lijn);<br />
b) een masach – een wilskracht van de mens, zijn onwil om voor zichzelf te genieten, zijn<br />
voorkeur voor de geestelijke nabijheid tot de Hoge boven het persoonlijke egoïsme – stoot dit<br />
aankomend licht - genieting terug. Deze weerkaatsing van het licht heet “kav smol” (linke<br />
lijn);<br />
c) door in duisternis zonder licht te zijn gebleven, besluit de mens om een deel van het licht<br />
uit liefde voor de Hoge te ontvangen. Deze ontvangst van een weinige portie (Va”K) van het<br />
licht - genieting heet “kav emtsai” (de middellijn). Het geestelijke systeem, dat in de modus<br />
van drie lijnen werkt, heet mietkala (weegschaal).<br />
De middellijn, die twee uiterste in evenwicht houdt, heet lasjon ha-kodesj (de heilige taal)<br />
naar het voorbeeld van een meettong van een weegschaal. Daarom juist wordt gezegd, dat de<br />
Tora in de lasjon kodesj is geschreven, daar haar te begrijpen kan alleen hij, die het werk van<br />
de ziel in de kav emtsai beheerst. De geestelijke toestanden door middel van verhoudingen<br />
van materiële objecten van onze wereld of grafische uitbeeldingen van eenvoudige lijnen en<br />
cirkels (direct en omringend licht) uit te drukken – zulke taak zagen voor zich vele oude<br />
kabbalisten.<br />
24
3. DE MENS EN DE WERELD<br />
GOED EN KWAAD. Elke ding in onze wereld – goed of slecht, of zelfs het meest slechte,<br />
heeft recht op het bestaan. En men mag hem niet vernietigen of uit de wereld te verwijderen,<br />
maar het is op ons opgelegd om hem het corrigeren en nuttig te maken. Immers zelfs een<br />
oppervlakkige overpeinzing over het heelal wekt bij ons het gevoel van grandeur en<br />
volmaaktheid op.<br />
Het is bekend, dat de Schepper maakte de schepping niet af. En dat nemen wij waar en<br />
gewaarworden onophoudelijk – én in het algemeen, én in bijzonderheden. Alles bevindt zich<br />
onder invloed van wetten van geleidelijke ontwikkeling – vanaf het ontstaan en tot het<br />
bereiken van de definitieve vorm.<br />
En door dat te beseffen, waarbij wij een of ander element der schepping in een<br />
onverkwikkelijke toestand observeren (een bittere vrucht, een slechte mens, een maatschappij<br />
die zich met haat voedt), beoordelen wij hem niet naar zijn tijdelijke toestand, aangezien wij<br />
al weten, dat de reden voor een dergelijke toestand is – de ontwikkeling. D.w.z., op het<br />
gegeven moment ontwikkelde het zich nog niet tot zijn eindtoestand – de volmaaktheid.<br />
Indien een element van de schepping als een slecht naar zijn eigenschappen wordt gezien –<br />
kan dat niet als bewijs dienen van zijn uiteindelijke eigenschap, want het bevindt zich nog in<br />
overgangstoestanden van het ontwikkelingsproces. En wij kunnen niet beweren, dat het slecht<br />
zal zijn, zoals het aan ons nu wordt vertoond (zoals een zoete appel is bitter in het<br />
rijpingsproces).<br />
Uit het bovengenoemde kan men een conclusie trekken: elk ding dient te zijn geëvalueerd niet<br />
naar zijn tijdelijke vorm, maar naar zijn uiteindelijke, ontwikkelde, volmaakte toestand.<br />
En nu kan men begrijpen het ongefundeerd zijn van de “wereldverbeteraars”, die in onze tijd<br />
zijn verschenen, welke alles om zich heen als onvolmaakt zien en daarom als een behoefte in<br />
de correctie hebbende – d.w.z., in het uithalen van de “niet-gecorrigeerde” delen en in het<br />
vervangen ervan door “gecorrigeerde”.<br />
Maar aangezien de Schepper laat niet toe om iets in de wereld te vernietigen, doch slechts het<br />
omvormen van het kwaad in het goed – tevergeefs zijn alle pogingen van “verbeteraars” om<br />
iets kunstmatig te veranderen – het kwaad blijft. En het kwaad, zijn grootte, bepaalt de<br />
hoeveelheid van trappen der ontwikkeling, welke alle elementen van de schepping zijn<br />
verplicht door te lopen voor het bereiken door hen van de echte volmaaktheid.<br />
En dan zullen slechte, schadelijke elementen, hun eigenschappen, zelf in goede en nuttige<br />
zullen veranderen, zoals juist door de Schepper gepland werd. En pas dan zal de ware<br />
betekenis van een dergelijke trapsgewijze ontwikkeling geopenbaard worden.<br />
Het is nodig om te weten, dat hoewel de boven aangegeven wet van ontwikkeling van de<br />
natuur, welke [wet] alles wat slecht is in het goed en nuttig verandert, is werkzaam van boven.<br />
D.i. zonder onze wens gaf de Schepper aan de mens verstand en macht, opdat hij deze wet<br />
van ontwikkeling onder zijn controle zou nemen – om het ontwikkelingsproces naar onze<br />
wens, naar onze vrije keuze en onafhankelijk van de tijdsverloop zal versnellen.<br />
25
Op die manier, zijn er twee leiders, twee krachten, welke de wegen der ontwikkeling bepalen:<br />
“De Hemelse”, die waarborgt, dat al het kwaad tot het goed en schadelijk – tot nuttig zal<br />
worden gebracht, maar [welke weg] werkt langzaam en pijnlijk. Zodat indien het zich<br />
ontwikkelende element van de schepping levend is, [d.w.z.], over de zintuigen beschikt, dan<br />
wordt pijn gevoeld en hij leed van de meedogenloze hem vooruitduwende ontwikkelende<br />
kracht.<br />
En er is een “Aardse” macht – de afzonderlijke persoonlijkheden, welke [persoonlijkheden]<br />
de Wet der ontwikkeling onder hun controle namen, en daarom zij de kracht hebben om zich<br />
absoluut van de factor tijd vrij te maken, en daardoor het einde – de hoogste trap van hun<br />
ontwikkeling – dichterbij te brengen.<br />
Deze voorwaarde is in de Talmoed weergegeven (Sanhedrin, 98): “Anie – haSjem bieto<br />
hachiesjeno”, d.i. de mensheid kan zelf langs de weg van ontwikkeling gaan, maar indien niet<br />
– dan zal zij alle trappen langzaam en in leed noodgedwongen doorlopen.<br />
Immers, aangezien sprake is van gevoelselementen in de schepping, dan juist bittere<br />
ondervindingen duwen de mensheid tot het overgaan van de meest lage tot de meest hoge trap<br />
der ontwikkeling, waarbij zij “laten niet toe” om te stoppen, daar een vertraging een groter<br />
leed oproept, dan een beweging - en daarom zijn zij gedwongen om zich te ontwikkelen. De<br />
vrijwillige weg van ontwikkeling hangt niet van de tijd af, maar alleen van de grootte van de<br />
wens om het nodige resultaat zo gauw mogelijk te bereiken.<br />
En nu laten wij de kwestie van de correctie van het kwaad in de mens uiteenzetten. Maar eerst<br />
dienen wij afspreken over de betekenissen van deze categorieën – “Goed” en “Kwaad” –<br />
alsmede hun evaluatie. D.w.z., wij dienen duidelijk te bepalen, wat wij onder deze woorden<br />
“goed” en “kwaad” bedoelen, alsook ten opzichte van wie wordt hun evaluatie verricht.<br />
Om dat te begrijpen dienen wij eerst een verband en betrekkingen te evalueren tussen de mens<br />
en de maatschappij, waarin hij leeft en waarvan hij zich voedt, zowel materieel, als ook<br />
geestelijk. De werkelijkheid zegt ons, dat er geen mogelijkheid is voor het bestaan van een<br />
afzonderlijke, van de maatschappij geïsoleerde persoonlijkheid.<br />
D.w.z., de mens is geschapen als een eenheid, als een deel van de maatschappij. Al haar leden<br />
vormen het integrale mechanisme – op die manier, dat er geen vrije beweging van eenieder is,<br />
en eenieder beweegt zich in overeenkomst met de gemeenschappelijke beweging in een<br />
bepaalde richting, welke richting is bepaald door de noodzaak voor het succesvolle werk van<br />
het mechanisme in het geheel.<br />
En indien een storing in één detail van dit mechanisme zal plaatsvinden, dan wordt het niet<br />
beoordeeld als alleen een mankement van deze bewuste eenheid, maar de grootte van de<br />
mankement wordt bepaald in overeenkomst met zijn invloed op het functioneren van het<br />
gezamenlijke werk van het mechanisme in het geheel.<br />
En naar hetzelfde principe tevens in onze analyse – de grootte van nuttigheid of<br />
schadelijkheid van een elke eenheid van de maatschappij dient geëvalueerd te worden niet<br />
naar haar persoonlijke eigenschappen, maar naar haar nuttigheid of schadelijkheid voor de<br />
maatschappij.<br />
26
Er is niet meer in de maatschappij, dan [wat er is] in eenieder van individuen [haar<br />
uitmakende], en de nuttigheid van de maatschappij bestaat in de bruikbaarheid van eenieder.<br />
En wie de maatschappij schade toebrengt, beschadigt uiteindelijk zichzelf, en wie de<br />
maatschappij verrijkt – verrijkt daarmee én zichzelf, daar eenheden – delen van de geheel<br />
zijn, en de som van eenheden vormt een maatschappij.<br />
De vrijheid van een maatschappij en de vrijheid van een individu zijn identiek. Op die manier,<br />
slechte, goede, schadelijke en nuttige kwaliteiten en handelingen worden alleen ten opzichte<br />
van de maatschappij beoordeeld.<br />
Alles wat hierboven gezegd is heeft betrekking op ideale maatschappij, alle leden waarvan<br />
hun verplichtingen ten opzichte van haar vervullen: zij ontvangen niet meer dan wat het hoort<br />
[te ontvangen], d.w.z., zij eigenen zich niet toe wat aan andere toebehoort. Maar indien deze<br />
regel niet nageleefd wordt, dan brengen de overtreders schade niet alleen aan de maatschappij<br />
in het geheel, maar tevens aan zichzelf persoonlijk. Zoals bekend – dat is het verschijnsel, dat<br />
de meeste pijn doet en de correctie nodig heeft.<br />
De genezing is besloten in het beseffen van eenieder, dat zijn welzijn en het welzijn van de<br />
maatschappij – dat is één en hetzelfde, en alleen op die manier zal de wereld tot haar correctie<br />
komen.<br />
WAARHEID, BARMHARTIGHEID, GERECHTIGHEID EN VREDE. Deze vier<br />
categorieën bevinden zich tot onze beschikking voor het bereiken van het doel – het goed en<br />
het geluk. En deze categorieën (begrippen, krachten) gebruikt het Hoge bestuur voor een<br />
geleidelijke ontwikkeling der mensheid tot de nodige, aan de Schepper wenselijke toestand.<br />
Zoals reeds is gezegd, het behoort tot onze mogelijkheden - indien wij dat zou wensen - de<br />
wet van onze ontwikkeling in onze handen te nemen, onder ons bestuur en daardoor onszelf<br />
van vele ziekelijke momenten – die ons anders nog staan te wachten - te bevrijden. En daarom<br />
analyseren wij deze vier categorieën - wat gaven zij ons in het verleden, en wat kan men van<br />
hen in de toekomst verwachten.<br />
WAARHEID. De beste van deze vier categorieën. Wij hebben al gezegd, dat het evenwicht<br />
tussen een individu en de maatschappij wordt gehandhaafd in het geval, wanneer een individu<br />
geeft, d.i. zijn rol ten opzichte van de maatschappij vervult, alsmede zijn deel van de<br />
maatschappij ontvangt, volgens een rechtvaardige verdeling van het gemeenschappelijke<br />
product.<br />
Het gebrek echter van deze categorie is, dat in de praktijk wordt in haar een of ander<br />
mankement vertoond, waardoor zij door de maatschappij niet óverkomt. Wat is dan de reden<br />
voor? En bovendien, bij een wat strakkere analyse van de categorie “Waarheid”, met name<br />
van haar praktische uitwerking, vinden wij, dat zij in dermate vaag en ingewikkeld, dat de<br />
mensheid niet in staat is om haar te volgen.<br />
De “Waarheid” verplicht ons om alle leden van de maatschappij over één kam te scheren,<br />
opdat zij in overeenkomt met het verrichte arbeid zouden ontvangen, niet meer en niet<br />
minder. En dat is de enige rechtvaardige basis. Maar eenieder wenst van het werk van andere<br />
leden van de maatschappij te genieten.<br />
27
Hoe kan men de Waarheid omvormen, zodat zij door de gehele maatschappij aanvaard zou<br />
worden? – Door alle leden van de gemeenschap te verplichten om dezelfde tijd in het werk te<br />
steken? Maar er is toch een verschil in de productiviteit van mensen, al was het maar vanwege<br />
het verschil in de fysieke kracht tussen hen.<br />
Bovendien, is er een psychologisch probleem: bijvoorbeeld, van nature trage mens dient<br />
aanzienlijk meer inspanningen te leveren, dan een vlijtige, en volgens de Waarheid is het<br />
duidelijk, dat men kan één mens niet verplichten om meer te werken dan een ander. Daarom<br />
maken de handige en sterke [mensen] in de maatschappij gebruik van vruchten van<br />
andermans arbeid, aangezien zij minder dan trage en zwakke werken (verbruiken minder<br />
inspanningen).<br />
Bovendien, indien wij de wet van de natuur in acht zullen nemen, dat “de meerderheid bepaalt<br />
de vorm en de wet”, of anders gezegd – “de wet om achter de meerderheid te gaan” (de<br />
meerderheid volgen – vert.), en in de basis de hoeveelheid werkuren zullen leggen – dan<br />
zullen wij volgens de Waarheid een zulke wet niet kunnen aannemen. Immers luie en zwakke<br />
vormen de meerderheid, en zij zullen zich niet prijsgeven aan sterken en ondernemenden om<br />
door hen geëxploiteerd te worden.<br />
Daarom is de enige echte rechtvaardige basis – dat is de hoeveelheid arbeid, welke een<br />
individu afgeeft, met als voorwaarde een waarheidsgetrouw benadering. En daarmee is de<br />
meerderheid in akkoord. Maar dat is in het geheel niet praktisch, aangezien het onmogelijk is<br />
om de grootte van een inspanning te meten en, bovendien, te controleren.<br />
Het is immers onmogelijk te bepalen in hoeverre moeilijk het voor een zwakke is om iets te<br />
doen, hoeveel arbeid zal eenieder leveren in overeenstemming met zijn stemming, gezondheid<br />
en karakter. D.w.z., wij zouden genoodzaakt zijn om de wilsinspanningen van de mens te<br />
gaan meten – in hoeverre zwaar is het voor hem om te werken – wat in principe onmogelijk is<br />
vanwege de individualiteit, het ontbreken van een wetenschappelijke basis en de complexiteit.<br />
De eis van gelijke inspanning van leden van de maatschappij is onmogelijk ook daarom, dat<br />
elke mens voelt zichzelf als de enige in de wereld en hij bekijkt de gehele wereld, de gehele<br />
hem omringende gemeenschap als te zijn in het leven geroepen om hem te bedienen –<br />
bovendien [hij voelt het] in die mate, dat hij acht zichzelf niet verplicht aan de maatschappij.<br />
Kortom, de natuurlijke eigenschap van elke mens is – om de gehele wereld voor zijn eigen<br />
nut te gebruiken, en alles, wat hij aan een ander geeft – dat is alleen uit noodzaak (en ook in<br />
dit geval is er sprake van het gebruik van een ander, maar verborgen, indirect – zodanig, dat<br />
het niet door een ander gevoeld wordt).<br />
De reden daarvoor is, dat een tak (of aftakking) is gelijk aan de wortel, de bron, is dicht bij<br />
hem van nature. En daar de ziel van de Schepper uitgaat, welke Eén en Enige is – en allen zijn<br />
van Hem, dan voelt ook de mens, de zoon van G-d, dat de gehele wereld, alle wezens in de<br />
wereld onder zijn macht zich dienen te bevinden en bestaan voor zijn welzijn.<br />
En het gehele verschil tussen de mensen is alleen in het doel van het gebruik van de wereld:<br />
de een kiest de weg om anderen voor zijn welzijn te gebruiken – voor het ontvangen van<br />
dierlijke genietingen, de ander – voor het bereiken van macht, de derde – voor eerbetoon,<br />
roem. En indien het ook mogelijk was, dan zou eenieder met voldoening de gehele wereld<br />
28
voor het bevredigen van al zijn behoeften tegelijkertijd gebruiken – én voor de rijkdom, én<br />
voor de macht, én voor de roem.<br />
Maar vanwege moeilijkheden, wordt voor één van de mogelijkheden gekozen. En deze “Wet<br />
van Uniek te zijn” – is in het hart van elke mens ingeprent, en geen van ons is vrij van zijn<br />
invloed, en eenieder kiest een deel ervan, in overeenstemming met zijn mogelijkheden en zijn<br />
streven. En deze wet is noch goed, noch slecht – dat is de werkelijkheid en onze natuur, en<br />
men kan hem niet omzeilen of zelfs een beetje verfraaien en verzachten. Deze wet is juist de<br />
Absolute Waarheid.<br />
Hoe kunnen wij nu dan zelfs proberen om aan een lid van een gemeenschap de gelijkheid met<br />
andere leden aanbieden – immers er is niets wat meer tegengesteld is aan de natuur van de<br />
individu! Immers het streven van een individu is – om zich boven de gehele maatschappij te<br />
verheffen.<br />
Op die manier hebben wij ons duidelijk gemaakt, dat met de Waarheid is het onmogelijk om<br />
het leven van een gemeenschap te besturen (alleen in de “gmar tiekoen” zal elke lid van de<br />
gemeenschap zijn absolute instemming met het bestuur van de categorie Waarheid over zijn<br />
leven geven).<br />
BARMHARTIGHEID, GERECHTIGHEID, VREDE. Die waren niet met het scheppen<br />
van de wereld geschapen, doch ontstonden alleen ter gedeeltelijke vervanging van en hulp aan<br />
de categorie Waarheid, waarmee is het onmogelijk, zoals wij ons vergewisten, om onze<br />
wereld te besturen.<br />
Zo is nu gegaan in de geschiedenis, dat hoewel theoretisch wel geacht was, dat de Waarheid<br />
de gemeenschap bestuurt, maar in de praktijk vervingen men haar met een geheel<br />
tegengestelde, en de meest leugenachtigen van haar naam gebruikmaken. En daarom vonden<br />
de zwakke en luie [schepselen] uit en ontwikkelde de categorieën Barmhartigheid en<br />
Gerechtigheid, door hen in de wet van het maatschappelijke leven in te sluiten.<br />
De grondslagen van de maatschappij verplichten de sterken en geslaagden om zwakken te<br />
helpen, opdat die het bestaan van de gemeenschap niet in gevaar zouden brengen.<br />
En daarom bracht men in praktijk de Barmhartigheid (medelijden, aalmoes, hulp). Maar de<br />
natuur van de gemeenschap is zodanig, dat met het ontstaan van de categorie Barmhartigheid<br />
de hoeveelheid zwakken en behoeftigen dermate toeneemt, dat zij hun stempel op de sterke<br />
drukken – en dat leidde tot het verschijnen van de categorie Vrede. Waarbij alle deze<br />
categorieën – Barmhartigheid, Gerechtigheid en Vrede – ontstonden en ontwikkelden zich<br />
alleen vanwege de zwakheid van de categorie Waarheid.<br />
En dat leidde tot de verdeling van de maatschappij in klassen, groepen. Een bepaald deel<br />
ervan nam zich als basis de categorie Barmhartigheid, d.i. een tegemoetkoming, een<br />
opoffering van een deel van zijn aandeel aan anderen. Uit hen ontstonden vervolgens ook<br />
degenen, die de categorie Waarheid aannamen, d.i. het principe – “wat van mij is – is van mij,<br />
en wat van je is – is van je”.<br />
Deze groepen, kan men eenvoudigweg in “bouwers” en “vernietigers” verdelen, waar de<br />
“bouwers” – dat zijn degenen, die over het welzijn van de gemeenschap zorgen en zijn bereid<br />
omwille ervan om hun bezit te delen, en de “vernietigers” – dat zijn degenen, die verkiezen<br />
29
om hun bezit te behouden en zijn niet bereid voor welke offers dan ook omwille van anderen,<br />
zelfs indien dat aan het bestaan van de gemeenschap gevaar oplevert.<br />
VREDE. Wanneer uitwendige omstandigheden brachten deze twee groepen tot hun<br />
tegenstand, en ontstond een gevaar voor hun bestaan, ontving haar ontwikkeling de categorie<br />
“Vrede”, de zin waarvan is, dat beide partijen houden met het conflict op en nemen als een<br />
“waarheidsgetrouw” basis van het bestaan – de coëxistentie.<br />
De aanhangers van deze aanpak zijn, in de regel, uit het aantal van “vernietigers”, de<br />
aanhangers van Waarheid (“wat van mij is – is van mij, wat van je is – is van je”). Daar zij<br />
sterk en ondernemend zijn, zijn zij bereid om risico’s te nemen, zelfs [risico’s voor hun leven]<br />
omwille van de zelfbevestiging.<br />
Terwijl de “bouwers”, de aanhangers van medelijden en barmhartigheid, voor wie het<br />
belangrijkst is – het eigen leven en het leven van de gemeenschap, zijn niet bereid om risico’s<br />
te nemen omwille van het zelfbevestiging van hun standpunt, en daarom blijven zij altijd een<br />
zwakke kant van de gemeenschap. En daarom, natuurlijk, dat de “vernietigers” leiden naar de<br />
Vrede.<br />
Maar aangezien de Vrede is een compromis, daar er geen een basis is voor het invoeren van<br />
de categorie Waarheid, zijn zijn weinige, maar sterke aanhangers niet tevreden met het<br />
bestaande en, voortdurend hervormen de categorie “Vrede”, d.i. veranderen de gemeenschap.<br />
De vrede van een gemeenschap en de mensheid en zelfs een afzonderlijke individu zijn<br />
onderling met elkaar verbonden, en, zijn in het algemeen verenigd. Door de gehele opbouw<br />
als een gesloten systeem te beschouwen, komen wij tot een conclusie, dat dat überhaupt<br />
hetzelfde is.<br />
Bovendien, indien in vorige generaties het leven en het welzijn van de mens waren<br />
afhankelijk van en beperkt door de grenzen van zijn gezin, vervolgens door zijn stad, is zijn<br />
welzijn nu afhankelijk van het welzijn van een staat en geleidelijk wordt het afhankelijk van<br />
het welzijn van de gehele wereld.<br />
En deze afhankelijkheid van het welzijn van staten onderling en eenieder van ons van de<br />
gehele wereld zal in de toekomst nog toenemen. En hoewel dit al duidelijk is, kwam het nog<br />
niet tot het bewustzijn van de gehele bevolking van het planeet, aangezien het vindt plaats<br />
volgens het principe: “Een handeling gaat vooraf aan het bewust-worden van een<br />
verschijnsel”. En alleen de werkelijkheid duwt de mensheid, zoals altijd, vooruit.<br />
Maar behalve deze problemen is er nog één: vier categorieën, welke in eenieder van ons<br />
werkzaam zijn – Barmhartigheid, Gerechtigheid, Waarheid en Vrede – die zich onophoudelijk<br />
in tegenstelling bevinden. Bijvoorbeeld, Barmhartigheid (“wat van je is – is van mij en wat<br />
van mij is – is van je”) spreekt de Waarheid en Gerechtigheid (“wat van mij is – is van mij,<br />
wat van je is – is van je”) tegen. Immers het is volkomen onjuist van het standpunt van<br />
Waarheid om omwille van anderen te werken, dat bederft de mensen, waarbij het leert hen<br />
aan om vruchten van andermans arbeid te gebruiken.<br />
En daarom beweert de Waarheid, dat de mens is verplicht om te bewaren en te vergaren,<br />
opdat hij niet gedwongen zou zijn om als last op andermans schouders in moeilijke tijden te<br />
30
vallen. Hij dient een materieel basis aan zijn nakomelingschap op te bouwen, waarbij hij de<br />
taak van hun voorziening niet op de schouders van de gemeenschap legt.<br />
De categorieën Vrede en Gerechtigheid spreken eveneens elkaar tegen. Immers om een vrede<br />
te hebben – dienen bij sterken en energieke [mensen] de voorwaarden aanwezig zijn om zich<br />
volgens hun inbreng, inspanningen te verrijken. Maar bij onpraktische en luie [mensen] zal<br />
een neergang in hun onderhoud plaatsvinden – tot hun verarming, volgens hun inbreng.<br />
Maar aan de andere kant, hoe kan men een mens ervan beschuldigen, dat hij als niet-energieke<br />
of incapabel is geboren? Zodat Vrede en Gerechtigheid blijven in tegenspraak.<br />
Indien men echter het bezit naar Gerechtigheid verdeeld, bijvoorbeeld, naar de hoeveelheid<br />
monden in het gezin, dan zou dat van de kant van sterken en ondernemenden ontevredenheid<br />
oproepen, tot aan een oorlog toe.<br />
Zo zien wij, dat er geen enkele hoop op vrede in een maatschappij is.<br />
<strong>HET</strong> EGOÏSME – VERNIETIGER. Nu, wanneer ons duidelijk is, hoe tegenstrijdig in ons<br />
de vier opgesomde categorieën zijn, ontstaat er een vraag, maar kan een mens überhaupt tot<br />
een heldere conclusie komen, tot de enige oplossing van het vraagstuk over de opbouw van<br />
een gelukkige gemeenschap?<br />
De basis van alle tegenstrijdigheden – dat is “het uniek zijn”, dat in eenieder van ons spreekt.<br />
En hoewel deze eigenschap ons rechtstreeks van de Schepper is gegeven – de Enige, de<br />
wortel van al het bestaande, roept deze eigenschap, wanneer zij zich met ons egoïsme<br />
verenigt, een vernietiging op en in de bron van alle ellende van de wereld verandert.<br />
En er bestaat geen mens in de wereld, die van deze eigenschap vrij is – van een<br />
gewaarwording van het uniek zijn. En alle verschillen tussen de mensen zijn alleen in<br />
manifestaties van deze eigenschap – in het verwennen van zijn ondeugden, in het bereiken<br />
van rijkdom, macht of eerbetoon.<br />
Het gemeenschappelijke tussen ons is, dat eenieder streeft onophoudelijk, vaak zelfs<br />
onbewust, om alle anderen voor eigen voordeel te gebruiken. En het doet er niet toe, welke<br />
rechtvaardigingsgronden hij zich bedenkt: immers de wens bestuurt een gedachte, en niet de<br />
gedachte – een wens. En nog dat, het gaat erom, dat in hoeverre een mens groter,<br />
“bijzonderder” is – in dezelfde mate is bij hem het gevoel van zijn “uniek zijn” groter.<br />
<strong>HET</strong> GEBRUIKMAKEN <strong>VAN</strong> “<strong>HET</strong> UNIEK ZIJN” ALS EEN MIDDEL VOOR EEN<br />
BEPAALDE ONTWIKKELING <strong>VAN</strong> EEN INDIVIDU. Het gevoel van zijn “uniek zijn”<br />
in het hart van eenieder roept een wens op om alles en allen voor zichzelf op te slokken. De<br />
bron ervoor – dat is de Enig zijn van onze Schepper. Zijn eigenschap riep in ons een<br />
overeenkomstig gevoel op. Maar waarom dit gevoel uit zich in ons in een zulke verdorven<br />
vorm, dermate, dat het een basis van alle vernietigingen wordt, hoewel het van de Bron<br />
uitgaat, Die al het levende voortbrengt?<br />
Het gaat erom, dat er twee kanten zijn in de eigenschap “het uniek zijn”. Indien men van het<br />
standpunt van de Schepper kijkt, d.w.z., van de kant van het samenvloeien met Hem, zet de<br />
eigenschap van “het uniek zijn” tot het altruïsme aan – de eigenschap van de Schepper zelf.<br />
31
Daarom dient de van Hem uitgaande eigenschap van “het uniek zijn” eveneens in ons<br />
altruïstisch te worden gerealiseerd, en niet egoïstisch.<br />
Indien wij echter bekijken, hoe praktisch deze eigenschap in ons werkt, dat zien wij, dat deze<br />
eigenschap werkt volkomen tegengesteld – alleen als het egoïsme – de wens om de rijkste te<br />
zijn, de sterkste te zijn, de beroemdste te zijn – uniek in de wereld. En deze twee kanten van<br />
het zich tonen van “het uniek zijn” staan diametraal tegenover elkaar.<br />
Zo is het bedacht door de Schepper, dat wij zelf het gebruik van deze eigenschap veranderen,<br />
en, na met het egoïstische “uniek zijn” te zijn begonnen zich te ontwikkelen, tot het<br />
altruïstische “uniek zijn” aankomen – eenieder en allen samen. En dat zal de voorwaarde van<br />
het leven van de laatste generaties zijn – om de gewaarwording van het “uniek zijn” van zijn<br />
“Ik” voor de doeleinden van het dienen aan de gehele mensheid te gebruiken. En hieruit kan<br />
men volgende conclusies trekken:<br />
Het bereiken van het geluk kan men alleen beseffen door het feit, dat de vrede van de<br />
maatschappij, staat en mensheid zijn onderling met elkaar verbonden. Zolang de wetten van<br />
de maatschappij de meerderheid bevredigen, wordt de minderheid, die onbevredigd is, alleen<br />
gedwongen om de wetten en de vorm van de maatschappij ge accepteren, maar streeft<br />
voortdurend naar haar verandering.<br />
En indien dat niet door een rechte weg ontvangen wordt, dan maar indirect – door oorlogen<br />
tussen staten op te roepen, met de bedoeling, dat als gevolg van oorlogen een aantal<br />
ontevredenen zal groeien, en op die manier een meerderheid zal ontstaan voor een<br />
verandering van een machtsvorm.<br />
En indien wij die minderheid nemen, voor wie een oorlog – een bron van inkomsten, van het<br />
ontvangen van onderscheidingen en promoties, en tot hen ontevredenen met een vorm van een<br />
maatschappij zullen toevoegen, dan zullen wij zien, dat binnen een maatschappij een grote<br />
hoeveelheid van haar leden aanwezig zijn, die oorlogen en bloed wensen.<br />
De leden van een maatschappij, die met een bestaande toestand echter tevreden zijn verblijven<br />
in de toestand van ongerustheid over de eigen veiligheid en kunnen over de vrede alleen maar<br />
dromen. Daarom is vrede van een individu – de basis en de bron van vrede van een staat.<br />
<strong>HET</strong> LIJDEN EN GENIETINGEN IN <strong>HET</strong> EGOÏSME. Indien wij het door de Schepper<br />
ons aangeboden plan van handelingen proberen te beseffen, dan komen tot een ontdekking,<br />
dat het steen des aanstoots zich in het veranderen van onze natuur bevindt van het egoïsme in<br />
het altruïsme.<br />
En hoewel van het eerste gezicht het plan lijkt ons onrealistisch, zelfs fantastisch, boven onze<br />
krachten, maar na hem te hebben beseft, zullen wij begrijpen, dat alle tegenstrijdigheden<br />
tussen het egoïsme en het altruïsme zijn niet meer dan psychologisch! Immers in<br />
werkelijkheid worden al onze verworvenheden in het leven door één woord bepaald –<br />
“genieting”. Alleen dat wensen wij en dat verwachten wij van onze verworvenheden.<br />
En indien wij alle genietingen samen bij elkaar zullen brengen, welke genietingen de mens in<br />
zijn 70 jaren ontvangt, en al het leed, door hem ondervonden, en de totalen bij elkaar zullen<br />
optellen – dan is het verkieslijker om niet geboren te worden. En indien het zo staat, wat wint<br />
de mens in de vrede, waarbij hij zijn egoïsme gebruikt?<br />
32
In de Tora vinden wij een grote bevestiging van het feit, dat vrede – dat is de meest grote<br />
zegen: “De Schepper zul de kracht aan zijn volk geven en hem met vrede (sjalom) zegenen” –<br />
dat is de zegen, welke beëindigt de Babylonische Talmoed. Het is zwaar op het hart van de<br />
mens, en zijn natuur trekt hem naar beneden. En er is alle kracht van de Tora nodig, om ons<br />
egoïsme te overwinnen.<br />
Het is aanvankelijk moeilijk om er mee eens te zijn, dat alle daden, zelfs de meest naar het<br />
schijnt altruïstische, zijn bij gewone mensen, die de machsom van de Ts”A niet hebben<br />
overgestoken, door het egoïsme worden geleid.<br />
Toen ik nog als kind ziek werd, verboden de artsen mij te eten, en ik wilde juist zeer veel<br />
eten. En zie, mijn oma bracht mij in bed, stiekem van de ouders, nu een biscuitje, dan weer<br />
een stukje gebak – hielde zij van mij dan meer, dan mijn pa en ma? – Zij leden aan het feit,<br />
dat ik wil eten, en aan hem is het verboden om mij een schadelijk voedsel te geven, om<br />
precies te zijn, zij leden aan het feit, dat zij hun eigen wens om het kind te voeden niet konden<br />
bevredigen, en oma kon zich niet dwingen om te lijden en stelde zich gerust door mij het<br />
voedsel te brengen. Wie van hen hield dan toch meer van mij en minder van zichzelf?<br />
Maar de kracht van de Tora onthult zich alleen in haar diepte. En hier bestaat een groot<br />
probleem daarin, dat er zijn vier diepteniveaus in het uiteenzetten in de Tora – psjat<br />
(eenvoudige), remez (toespeling), droesj (allegorie) en sod (geheim). Bovendien, men begint<br />
de Tora met sod te bevatten – omdat de gehele Tora is voor hem [die begint] een geheim is,<br />
vervolgens droesj e.d. – totdat men tot psjat- eenvoudige aankomt, d.i. tot het absolute<br />
begrijpen en het gewaarworden van het gehele heelal (en niet alleen zijn donker punt – onze<br />
wereld).<br />
Bovendien, dit laatste, vierde niveau dient het verplichtende en uiteindelijke doel van elke<br />
beginner – want juist voor deze, laatste bevatting – het samenvloeien met de Schepper – is de<br />
Tora gegeven.<br />
Deze vier bevattingsniveaus zijn in alle boeken van de Tora [te vinden] – van de eerste en tot<br />
die, welke in de tijd van rabbi Ashlag geschreven (vervolgens, vanwege het vallen van<br />
generaties, waren niet alle auteurs onderlegd op alle niveaus van de Tora).<br />
En deze vier niveaus van het verbergen van de geheimen van de Tora zijn werkzaam, d.w.z.,<br />
zijn bevinden zich in elk letter en in elk geschreven woord. Er ontstaat een vraag – indien het<br />
leven en het doel van de schepping hangen van de lessen in de Tora af als het voornaamste<br />
gereedschap van onze correctie van het egoïsme in het altruïsme, waarom is zij, en sterker<br />
nog, haar belangrijkste, het meest effectieve deel – de Kabbala – zo diep is verborgen?<br />
Zoals ik al schreef, nog Aristoteles waarschuwde zijn leerlingen en collega’s om niet toelaten<br />
tot de wetenschap van eenieder die dat wenst, daar de grote massa’s zijn egoïsten en, door een<br />
eigen voordeel te wensen te behalen, zullen zij de wetenschappelijke kennis en<br />
verworvenheden doorverkopen in nadeel van de mensheid.<br />
Daarom eist de Kabbala, welke in zich alle wetenschappen insluit en [welke] de geheimen van<br />
het gehele heelal onthult, het afzien van persoonlijke genietingen (genietingen voor zichzelf –<br />
vert.), opdat haar machtige en fijne geestelijke krachten niet in nadeel van het doel der<br />
mensheid zouden worden aangewend.<br />
33
Maar in het boek Zohar wordt gezegd, dat aan het einde der generaties zal de Kabbala aan<br />
allen geopenbaard worden, en eenieder zich ermee bezig zal kunnen houden, en het zal niet<br />
[meer] nodig zijn om noch een plechtige verklaring af te leggen, noch een strenge selectie van<br />
gegadigden te houden. Aan de andere kant wordt gezegd, dat het gezicht van een generatie zal<br />
zijn als een kop van een hond – schaamteloosheid zal een gewoon verschijnsel zijn. En juist<br />
die generatie zal waardig bevonden voor het bestuderen van de Kabbala.<br />
De reden daarvoor is, dat er geen mensen zullen zijn, die de Kennis zullen wensen, niemand<br />
zal hem wensen, en alleen idealisten zullen, noodgedwongen, in de Kabbala komen. En<br />
natuurlijk zal een strenge selectie van leerlingen niet nodig zijn, en zelfs wie tot het geloof<br />
terugkeert en mensen van jonge leeftijd, zullen in haar binnen kunnen komen.<br />
Maar zonder kennis van de Kabbala is het onmogelijk, zoals Zohar beweert, om van de galoet<br />
er uit te komen en de gmar tiekoen te bereiken, want slechts het in de Kabbala verborgen licht<br />
in staat is om ons te veranderen. En daarom hebben wij een behoefte aan het verspreiden van<br />
de Kennis in zo breed mogelijke kringen van ons volk.<br />
Maar hoe is het mogelijk, gezien het feit, dat de massa’s de Kabbala verwaarlozen, daar [het<br />
bestuderen ervan] hen geen persoonlijk voordeel oplevert alsmede een bevrediging van<br />
dierlijke behoeftes, en het korte verstand ziet de voorbeschikte eeuwige volmaaktheid niet?<br />
Een ondergang van elke beweging in het jodendom begon altijd daarmee, dat een plaats van<br />
een wijlen leider, rav, Admor nam zijn beste leerling en zijn naaste bloedverwant.<br />
Hebben wij dan weer het lijden nodig, om naar deze tijdelijke, heen en weer schietende<br />
wereld, een blik nuchter te werpen? Dat is te vergelijken met een koning, aan wie op de oude<br />
dag een zoon wordt geboren, en hij beschikt van tevoren, van blijdschap, tot zijn<br />
meerderjarigheid een prachtig paleis voor met een geweldige bibliotheek, musici, spijzen,<br />
geleerden en vermaak.<br />
En nu de zoon is opgegroeid. Maar hij is onderontwikkeld – en hij heeft geen vreugde in<br />
wetenschappen; voelt de schoonheid niet; hij is blind en ziet geen prachtige schilderijen; hij is<br />
doof en daarom hoort de geweldige klanken niet; hij is ziek en kan geen spijzen nuttigen. Om<br />
ons toch in staat te stellen om van de voor ons door de Schepper voorbereide genietingen te<br />
genieten, zijn er, zoals meer dan eens al gezegd is, twee wegen voorzien: de weg van de Tora<br />
– de bewuste weg van geestelijke ontwikkeling; óf de weg van het lijden, die ons sowieso op<br />
de weg van de Tora terug zal brengen.<br />
Onze vrijheid van de wil bestaat alleen in het direct kiezen voor de weg van de Tora, óf te<br />
wachten, totdat het lijden ons zal dwingen om voor deze weg te kiezen. In onze natuur zijn<br />
reeds de krachten voor deze keuze besloten.<br />
Om zich ervan te vergewissen, laten wij bekijken, hoe de mens geschapen werd, aan de hand<br />
van een vertelling uit de Midrasj Rabba (deel 6) over de bovengenoemde vier krachten -<br />
engelen.<br />
En de Schepper richtte zich, als het ware tot hen: “Is het de moeite waard om de mens te<br />
scheppen? -<br />
- de Barmhartigheid antwoordde, dat het wel de moeite waard is, daar de mens in staat is tot<br />
de barmhartigheid;<br />
34
- de Waarheid spraak er tegen, dat het niet de moeite waard is, want de mens is leugenachtig;<br />
- de Gerechtigheid antwoordde – het is wel de moeite waard, aangezien hij in staat is tot de<br />
gerechtigheid;<br />
- de Vrede zei – het is niet verstandig, omdat de mens onophoudelijk naar twist is opzoek.<br />
Na hen te hebben verhoord, verstopte de Schepper de Waarheid in de Aarde, hoewel zij als<br />
het ware Zijn stempel (grondslag) is, en antwoordde, dat de Waarheid uit de Aarde zal<br />
opgroeien.<br />
Om te beginnen dienen wij twee volkomen tegengestelde vormen van het bestuur van boven<br />
te begrijpen: de eerste is – het ondersteunen van het bestaan van alles wat leeft; en de tweede<br />
is – de taaie besturende hand, welke duwt en stuurt tot het doel door middel van het lijden.<br />
Aan de ene kant zien wij een uitermate zorgzame hoede, een “zacht” bestuur vanaf het<br />
moment van het verwekken – een prachtig voorbereide plaats voor de prenatale ontwikkeling,<br />
een bescherming van invloed van buiten, het voorzien van alles wat nodig is, een passende<br />
voeding, een voorbereidende plaats in de wereld ook na de geboorte – in de periode van de<br />
eerste ontwikkeling – de zorg van ouders, huis, school, e.d. Hetzelfde observeren wij in de<br />
dierlijke en vegetatieve werelden – een zorgzaam bestuur, dat het verwekken en het<br />
ontwikkelen van elk organisme waarborgt.<br />
Aan de andere kant, ontdekken wij [bij de mens] een wanorde, een vrees, het lijden en een<br />
onafgebroken strijd voor het bestaan op alle daaropvolgende niveaus van het zijn leven, en<br />
met name bij de mens – die zogenaamd het hoogste wezen van de natuur is. Pas aan het einde<br />
van zijn ontwikkeling ziet hij een oplossing van deze tegenstrijdigheid. En de zin van al ons<br />
bestaan is juist in het bereiken van “het eindpunt”, waar alle tegenstrijdigheden beëindigen, en<br />
de mens tot zijn de meest volmaakte toestand aankomt.<br />
Uit tien sfirot zijn de eerste negen invloed uitoefenden, het licht gevenden, terwijl de<br />
malchoet is nemende, wensende te ontvangen. Bovendien zijn de eerste negen vol van licht<br />
zijn, maar de laatste is leeg. En in een elke partsoef ontdekken wij deze tegenspraak. Er zijn in<br />
hem twee soorten licht – or pniemi (inwendig) en or makief (omringend) – en met hen<br />
overeenkomstige keliem – een klie pniemi en een klie makief (ofwel chietson).<br />
En de reden daarvoor is, dat twee onderling tegengestelde krachten of verschijnselen kunnen<br />
zich niet in één drager bevinden, daarom dient er een aparte klie voor het or pniemi en een<br />
aparte – voor het or makief te zijn. Bovendien, indien in de malchoet een masach aanwezig is,<br />
dan ontvangt de malchoet een deel van het licht in zich door middel van het or chozer.<br />
Dusdanig zijn alle geestelijk zuivere objecten opgebouwd – partsoefiem en werelden. Indien<br />
echter in de malchoet een masach afwezig is, en daarom wenst zij het licht voor zichzelf te<br />
ontvangen, dan blijft zij krachtens de Ts”A leeg. Op die manier zijn onreine (kliepa) werelden<br />
opgebouwd, en daarom zijn zij aan de zuivere werelden (kdoesja) tegengesteld.<br />
Zoals het ons reeds is bekend, bestond de enige reden van de Ts”A daarin, dat de zielen<br />
gingen wensen om aan de Schepper te gelijken – d.w.z., om hun egoïstische natuur in de<br />
altruïstische te veranderen. In de werelden van kdoesja is het reeds gebeurd, maar niet in de<br />
werelden van kliepa. En t.b.v. de correctie van de zielen is de mens voor nodig – de drager<br />
35
van twee tegengestelde krachten, welke [mens] juist in onze wereld, op lage<br />
ontwikkelingsstadia (katnoet) met de krachten kliepa is verbonden en van hen lege keliem<br />
ontvangt – wensen, om zich vervolgens qua eigenschappen met de Schepper te verenigen, d.i.<br />
zich tot Hem toe te naderen.<br />
De reden van het bestaan van het begrip tijd in onze wereld is, dat de gemeenschappelijke ziel<br />
– de klie, de malchoet – in twee tegengestelde delen is verdeeld – kdoesja en kliepa – en om<br />
de kliepa te corrigeren en in de kdoesja over te brengen, dienen deze delen zich in één drager<br />
– de mens - te bevinden. Alleen beurtelings – één na de ander – kunnen in één mens de twee<br />
tegengestelde krachten zijn – de tijd van katnoet en de tijd van gadloet. En daarom ontstaat<br />
“tijd”.<br />
Nu zal ons begrijpelijker worden ook de noodzakelijkheid van het “breken van keliem” –<br />
sjvierat keliem. Immers, zoals reeds is gezegd, er is or jasjar (van boven naar beneden van<br />
kether tot malchoet) en or chozer (van malchoet tot kether), welke zich samen in één [licht]<br />
verenigen.<br />
Maar na de Ts”A werd het alleen in de negen eerste sfirot mogelijk gemaakt. In de malchoet<br />
kan tot de gmar tiekoen alleen het or chozer zijn, daar de Ts”A juist op de malchoet was<br />
[gedaan].<br />
En aangezien alle werelden van kliepa werden met name uit deze laatste sfira – de malchoet<br />
geschapen, zijn zij van het licht verstoken en wensen hem hartstochtelijk. Ook de mens,<br />
terwijl hij zich onder de macht van deze onreine krachten bevindt, streeft voortdurend tot<br />
microdoses van het licht in onze wereld – genietingen – en kan zich, natuurlijk, nooit<br />
opvullen, immers een klie blijft leeg en vergroot alleen maar zijn wensen (hoe meer een klie<br />
ontvangt in onze wereld – des te meer hij wenst).<br />
En daarom ontstond een noodzakelijkheid in het breken van keliem, als gevolg waarvan<br />
daalden de 320 vonken van het or chozer onder de parsa in de malchoet af, en juist zij doen de<br />
lege keliem van kliepa opleven – verstrekken kleine genietingen aan de mens, vóórdat hij een<br />
masach zal verkrijgen, en met een masach – een echt licht.<br />
En dat vindt plaats in parallelle systemen van kdoesja en kliepa: de vier werelden ABaJ”A<br />
van de kdoesja tegenover de vier werelden van ABaJ”A van de kliepa (ofwel toem’a). En<br />
wanneer de ene de overhand krijgt wordt de tweede vernietigd: indien de 320 vonken van het<br />
or chozer in de werelden ABaJ”A van de kliepa binnenkomen, dan de ABaJ”A de kdoesja zal<br />
verdwijnen (ten opzichte van ons, zal ophouden ons te beïnvloeden). En indien alle 320 delen<br />
in de werelden ABaJ”A de kdoesja naar binnen zullen komen, dan zal de ABaJ”A de kliepa<br />
(volkomen) verdwijnen, daar zij zonder licht niet kan bestaan, en haar eigen licht zoals bij de<br />
ABaJ”A de kdoesja heeft zij niet.<br />
En de huidige toestand is mogelijk gemaakt – het simultane bestuur over onze wereld door<br />
middel van deze twee systemen en in overeenstemming met de handelingen van de mens, die<br />
vonken uit één wereld in de andere verplaatst en daarmee het bijbehorende bestuur verandert.<br />
Na de shvierat keliem en het vallen van de 320 vonken van licht van de plaats de Atsieloet<br />
(boven de parsa) in de plaats van BaJ”A (onder de parsa), stegen de 288 vonken in de<br />
Atsieloet terug (welke vonken zich in de negen eerste sfirot 9x32= 288 bevonden) en sloten<br />
36
zich tot het systeem van de reine werelden ABaJ”A aan, terwijl in de donkere ABaJ”A<br />
bleven, dus, 32 vonken achter.<br />
Maar in een zulke toestand is het systeem van de donkere ABaJ”A niet in staat om normaal te<br />
functioneren, aangezien er geen bronnen van genieting aanwezig zijn, en daarom is er geen<br />
stimulans voor een of andere beweging bij de bewoners van die werelden (met inbegrip van<br />
onze wereld).<br />
En laten wij nu de aard van de vier krachten nauwkeuriger bekijken, welke krachten wij<br />
boven engelen noemden: Barmhartigheid, Gerechtigheid, Waarheid en Vrede, welke de<br />
Schepper in het vormen van de mens gebruikte, om precies te zijn, van zijn ziel. De ziel<br />
bestaat, als elke [willekeurige] partsoef, uit de 10 sfirot met het inwendige licht en de 10 sfirot<br />
met het omringende licht.<br />
BARMHARTIGHEID – overeenkomt met het inwendige licht in de negen eerste sfirot van<br />
de ziel.<br />
GERECHTIGHEID – dat is het inwendige licht in de malchoet van de ziel.<br />
WAARHEID – dat is het omringende licht in de negen eerste sfirot van de ziel.<br />
VREDE – het omringende licht in de malchoet van de ziel.<br />
Wij hebben reeds gezegd, dat or pniemi en or makief staan tot elkaar in omgekeerde<br />
wederzijdse verhouding. Het or pniemi verspreidt zich van de Schepper tot de schepping<br />
afhankelijk van het voorhanden zijn bij de schepping van een masach en komt de malchoet<br />
niet binnen vanwege de Ts”A.<br />
Het or makief omringt echter alle werelden, eveneens als de Oneindige wereld, en schijnt in<br />
de malchoet net zoals het vóór de Ts”A was. Een klie, waarin het or pniemi schijnt, heet klie<br />
pniemi, en een klie, waarin het or makief schijnt, heet klie makief ofwel [klie] chietson<br />
(uitwendige).<br />
Het is nu duidelijk, waarom Waarheid beweerde, dat alles in de mens is leugen: immers de<br />
mens is verstoken van een klie chietson, en daarom is hij verstoken, overeenkomstig, van het<br />
or makief, en zonder zijn uitwerking is hij niet in staat om het licht van hoge werelden te<br />
ontvangen. Maar Barmhartigheid en Gerechtigheid daarentegen waren tevreden over de<br />
opbouw van de ziel van de mens, aangezien niets stond hen in de weg om de beschikbare<br />
inwendige klie van de ziel met licht te vullen.<br />
Het is gezegd in de Tora: “…En Adam en zijn vrouw waren naakt, maar schaamden zich<br />
niet”. Een kleding, zoals ons al bekend is, levoesj – dat is de klie chietson, en juist in het<br />
ontbreken van deze klie bestaat, zoals de Tora aangeeft, de reden van de zondeval van Adam.<br />
Gezien het feit, dat Adam was zonder klie chietson geschapen, werd hem van tevoren<br />
voorbeschikt om een zonde te begaan.<br />
Adam en Chava, eenieder van hen, waren alleen met een klie pniemi geschapen, d.w.z., [zij<br />
waren] alleen met het systeem van lichte werelden ABaJ”A verbonden, en daarom schaamden<br />
zij zich niet, d.i. zij voelden geen gebrek, daar een schaamte – dat is een gevoel van een<br />
tekortkoming (niet vol zijn, onvolmaaktheid).<br />
37
Maar, zoals bekend, is het gevoel van onvolmaaktheid – dat is de eerste reden, de enige<br />
drijfveer voor een correctie van een gebrek. Zo is een zieke, een ziekte voelende, bereidt om<br />
elke geneeskundige behandeling te ondergaan. Maar indien een mens voelt niet, dat hij ziek<br />
is, ontwijkt hij een genezing op allerlei manieren.<br />
En deze rol – het inbrengen in gewaarwordingen van de mens van een gevoel van het niet vol<br />
zijn, van onvolmaaktheid – vervult een klie chietson, want deze klie is leeg nog van de<br />
Oneindige wereld na de Ts”A, en daarom wekt hij een gewaarwording van leegte, welke<br />
leegte niet met een genieting (licht) is gevuld. In de regel, roept dat het lijden op en daarom<br />
dwingt om dit tekort aan te vullen – om het or makief in deze klie chietson te ontvangen.<br />
Maar bij Adam en Chava ontbrak deze klie, en daarom waren zij niet in staat om het<br />
programma van de schepping te vervullen. En deze klie chietson konden zij verkrijgen pas<br />
nadat zij de zondeval – de arglistige handeling van de Slang - te hebben doorgelopen.<br />
Er bestaan in ons twee soorten van analyse van de werkelijkheid:<br />
1. Goed (het goede) en Kwaad (het slechte).<br />
2. Waarheid en Leugen.<br />
Met deze als leidraad kunnen wij ons ontwikkelen tot een mogelijkheid voor het ontvangen<br />
van een voorbeschikte genieting. De eerste analyse is lichamelijke, d.i. deze analyse is<br />
werkzaam via gewaarwordingen “zoet – bitter”: het afstoten van het bittere als slechte, en het<br />
aantrekken van het zoete als goede. En deze analyse is afdoende voor de levenloze,<br />
vegetatieve en dierlijke naturen (en hun delen in ons) in de ontwikkeling ervan tot het<br />
gewenste resultaat.<br />
Maar in de mens schiep de Schepper een aanvullende kracht – het verstand, welk langs de<br />
weg van de tweede analyse werkt – het afstoten van zich van een leugen, tot aan een haat<br />
ervan, en het aantrekken tot zich van een waarheid. Deze analyse heet “waarheid – leugen”,<br />
en die is actief in elke mens afhankelijk van de mate van zijn ontwikkeling. Deze [analyse]<br />
verkreeg de mens van de Slang, want van nature beschikte de mens, zoals reeds is gezegd,<br />
slechts over de klie pniemi, en de lichamelijke analyse “goed - slecht” (“goed - kwaad”) was<br />
voor hem volkomen voldoende.<br />
Bijvoorbeeld, indien voor onze ogen de rechtvaardigen voor het goed zouden beloond<br />
worden, en de zondaars voor het kwaad bestraft [zouden worden], dan zou de geestelijke<br />
reinheid door ons als zoet en goed genoemd worden, en de kliepa – als slecht en bitter. En in<br />
een zulk geval zou de vrijheid van keuze teruggebracht zou worden tot een regel: “Ik zal jullie<br />
zoet en bitter geven – kies nou toch voor het zoete”.<br />
Dan zou de gehele mensheid er zeker van zijn in het bereiken van de volmaaktheid en zou<br />
afstand nemen van zonden – bittere en slechte in gewaarwordingen, en zich alleen met het<br />
vervullen van voorschriften bezig zou houden. Adam (daar hij besneden, d.i. altruïstisch,<br />
geboren was) werd in de Paradijselijke Hof geplaatst voor het werken en bewaken.<br />
Zijn werk bestond in het vervullen van voorschriften (geboden – vert.), en het bewaken – in<br />
het vervullen van verboden, en de gehele uitvoering bestond in het eten en genieten “omwille<br />
van de Schepper” van de vruchten van de Hof, terwijl de verboden – tot het verbod om uit de<br />
Boom van het bevatten van het Goed en het Kwaad (het goede en slechte) te nuttigen.<br />
38
Op die manier het voorschrift “Doe” was zoet en aangenaam, terwijl het voorschrift “Niet<br />
doen” verwijderde Adam van het bittere en het onaangename. Enfin, de vrijheid van de wil<br />
bestond bij Adam in de keuze voor “kies voor het zoete”. Hij had genoeg alleen aan zijn<br />
zintuigen om te weten wat de Schepper van hem wenst, en om Zijn aanwijzingen te vervullen.<br />
En laten wij nu uiteenzetten, wat eigenlijk achter de naam Slang schuilgaat. Immers er is niets<br />
anders geschapen behalve de wens om te genieten, en het centrale punt van [de schepping] (de<br />
malchoet) heet de doodsengel (Satan, Slang, Farao, enz. afhankelijk van het geval, aspect van<br />
een behandeling).<br />
De Slang beweerde, dat op de dag, wanneer u de vrucht op zult eten (d.w.z., een genieting zult<br />
kunnen ontvangen, eveneens als ook van andere vruchten, niet voor zichzelf, maar om<br />
vreugde aan de Schepper te verstrekken), jullie zullen als de Schepper worden (tot Hem zullen<br />
naderen) en jullie zullen het goed en kwaad bevatten (d.w.z., jullie zullen zien, dat én het<br />
goed, én het kwaad, én het zoet, én het bitter – alles zal alleen zoet (als ten opzichte van de<br />
Schepper) zijn.<br />
D.w.z., jullie zullen de gmar tiekoen bereiken, na het “klokhuis” van de wens om te genieten<br />
te hebben gecorrigeerd, en het in een genieting omwille van de Schepper te hebben veranderd.<br />
En natuurlijk kon de Slang daarmee Chava (Eva) in verleiding brengen, die het doel van de<br />
Schepping wenste te bereiken. Chava ten opzichte van Adam, is als de Malchoet ten opzichte<br />
van de Z”A, en wanneer de Malchoet een wens uit, geeft de Z”A haar het gewenste – immers<br />
het gaat om zuivere handelingen – niet voor eigen genietingen.<br />
De mens en zijn vrouw (Adam – Chava) zijn vanuit het standpunt van de Kabbala dezelfde –<br />
d.w.z., in eenieder van ons – in een man of in een vrouw is er een altruïstisch deel, dat<br />
mannelijk heet, en een egoïstisch deel, dat vrouwelijk heet.<br />
(Laat de lezer zich niet door mij gekwetst voelen voor het feit, dat ik willens en wetens niet<br />
alles vertel en verwar de vertelling – hoe dichter bij onze wereld, des te verborgen is een<br />
vertelling.<br />
De volle, de echte waarheid zal alleen hij bevatten, die in de werelden van de reine ABaJ”A<br />
zal opstijgen, maar vóór die tijd is bij eenieder – alleen een vage voorstelling [van zaken]. Een<br />
echt verband tussen onze en hogere werelden, de essentie van de zielen is het onmogelijk om<br />
te bevatten, terwijl men egoïst zijn, - noch filosofie, noch hocus pocus, en nog minder<br />
cursussen van allerlei kenners zullen helpen).<br />
De Boom van het bevatten van het Goede en het Kwaad – dat is een deel van het niet met<br />
licht gevulde gedeelte van de Malchoet, waarop men nog een masach dient op te bouwen.<br />
Zoals reeds is gezegd, Adam had geen enkel verband met deze leegte, daar hij uit de reine<br />
ABaJ”A geschapen was, d.w.z., hij was een altruïst, die niet naar eigen genietingen streeft,<br />
welke genietingen uit de leegte voortkomen.<br />
En daarom was het hem verboden om zich met de Boom van het Goed en Kwaad (met het<br />
egoïsme, met de onreine ABaJ”A) onder bedreiging van de dood te verenigen (“dood” – het<br />
verdwijnen van het licht, zoals bij alle egoïsten in onze wereld).<br />
Zo begon de Satan (de doodsengel, de Slang) daarmee, dat hij aan Chava het doel van de<br />
Schepping onthulde – om het egoïsme van de Boom van het Goed en Kwaad te corrigeren<br />
39
(d.w.z., om de wens zonder een masach te genieten, welke wens na het ontstaan van alle<br />
werelden zonder licht achterbleef, in de wens om een genieting te geven te veranderen).<br />
En daar het de Waarheid was en zij overeenstemde met de eerder ontvangen voorschriften –<br />
om alle vruchten omwille van de Schepper [te mogen] eten behalve deze boom, geloofde<br />
Chava de Slang. Bovendien, wanneer zij ging wensen om deze te eten - om niet voor zichzelf<br />
te ontvangen, d.w.z., zij bouwde een masach op, al het Kwaad uit de Boom van het Bevatten<br />
van het Goed en Kwaad was verdwijnen en bleef alleen de Boom van het Bevatten van het<br />
Goed over.<br />
En na de eerste keer te hebben geproefd, kon zij stand houden en al het gigantische licht<br />
omwille van de Schepper ontvangen. Maar de tweede keer, wanneer een resjiemo ervan al<br />
was, d.w.z. een gewaarwording van een geweldige genieting en het verlangen tot zijn bron –<br />
de vrucht (het licht, dat met de leegte overeenkomt, d.i. met een oneindige naar volume<br />
genieting) – kon zij de wens om voor zichzelf te genieten niet aan (daar zij de smaak al kende<br />
en streef ernaar zelf). En daarom het nuttigen van de vrucht voor de eerste keer – het<br />
ontvangen van het licht – was in reinheid, maar voor de tweede keer – in zonde.<br />
En dat werd een bron van al het lijden en de reden van de dood, zoals de Schepper ook<br />
waarschuwde: op de dag, wanneer jullie hem proeven – zullen jullie sterven. Aangezien na de<br />
“vrucht” te hebben geproefd ontving de mens lege klie kabbala, en daarom verdween het licht<br />
uit zijn ziel en bleef alleen het primaire leven onderhoudende vonkje achter – ner dakiek.<br />
Het leven van Adam werd in allerkleinste levens verdeeld, en zijn ziel werd in allerkleinste<br />
zielen der mensen verdeeld, generatie na generatie [waarvan] het niet gevulde gedeelte van de<br />
Malchoet corrigeren.<br />
Alle andere scheppingen vielen eveneens van het niveau van de eeuwigheid en<br />
gemeenschappelijkheid op het niveau van kleine kringlopen, zoals de mens. En zij opstijgen<br />
of afdalen afhankelijk van de handelingen van de mens – de enige, die voor de analyse “goed<br />
– kwaad” in staat is.<br />
Als gevolg van de zondeval van Adam en Chava was het verschijnen van twee belangrijkste<br />
kwaden: de Satan (het slechte beginsel in de mens, de doodsengel) – deze kan in hoge<br />
geestelijke sferen opstijgen en de mens beschuldigen.<br />
Nu, na de zonde, is hij via het egoïsme met de mens verbonden, welk egoïsme de mens van<br />
het lege gedeelte van de Malchoet ontving. Op die manier vond een verwijdering plaats tussen<br />
de Schepper en de mens – immers het licht en het egoïsme zijn tegengesteld.<br />
En het tweede gebrek, dat uit de zonde van Adam is ontstaan – is het afdalen van Ra”PaCh –<br />
de 288 vonken van het licht, welke zich in het systeem van de lichte ABaJ”A bevonden (het<br />
resteerde alleen nog om daarheen ook de laatste 32 vonken over te brengen, wat Adam juist<br />
wenste te doen), in het systeem van donkere krachten. Om te voorkomen, dat de wereld<br />
vernietigd zou worden.<br />
Daar nu het systeem van lichte krachten kan de mensen vanwege hun geestelijke discrepantie<br />
– de haat tussen het egoïsme en het licht - niet voeden, daalden de 288 vonken van het licht in<br />
het donkere systeem af, om de mens en onze wereld in alle tijden van zielstransmissies in<br />
lichamen tot de gmar tiekoen te voeden.<br />
40
En hieruit wordt het duidelijk, waarom het donkere systeem van de ABaJ”A de kliepa –<br />
omhulsel – heet, want zij bedekt, gelijk een schil, een vrucht en beschermt hem van een<br />
schade totdat een vrucht rijp wordt, zijn nodige ontwikkeling bereikt. Zo ook de 288 vonken<br />
van het licht, welke in de kliepa zijn overgegaan, voeden onze wereld totdat zij haar doel<br />
bereikt.<br />
Dit tweede gebrek, dat vanwege de zondeval is ontstaan, heet tevens “[Hij] komt en neemt de<br />
ziel weg”, d.i. zelfs dat klein deeltje uit het vorige leven, dat nu in de mens aanwezig is – ook<br />
dat wordt ons door de wereld van kliepot ontnomen.<br />
Het werd meer dan eens over het verband tussen onze wereld en de geestelijke werelden<br />
gesproken als over het verband tussen takken (aftakkingen) en een wortel, waar al het verschil<br />
tussen de werelden alleen in het materiaal van hun opbouw bestaat – materieel in onze wereld<br />
en geestelijk – in andere [werelden], maar niet in verhoudingen tussen de delen,<br />
bijzonderheden van elke wereld of tussen de gelijknamige objecten van de werelden. En<br />
daarom door te weten, wat eist een kliepa in onze wereld, kan men haar hoogste wortel weten.<br />
De wensen van de mens stammen van het systeem van donkere krachten af. En daarom<br />
bestaat op het dierlijke niveau van, bijvoorbeeld, deze, onze wereld het natuurlijk streven tot<br />
een genieting. En het is dermate met het lichaam verbonden, dat slechts een genieting aan het<br />
lichaam een gewaarwording van het leven geeft.<br />
Kinderen (alsmede op het kinderlijke niveau gebleven volwassenen) moeten onophoudelijk in<br />
elke plaats, waar zij hun blik werpen, een genieting vinden, zelfs van onbenullige objecten.<br />
Een laag niveau van hun ontwikkeling eist een vermenigvuldiging van het gewaarwording<br />
van het leven, zodat een behoefte zou ontstaan alsmede een genieting van groei en<br />
ontwikkeling.<br />
En daarom vinden zij plezier in elke kleinigheid. En hoewel het verlangen naar een genieting<br />
– de basis van het leven is, maar het leidt tot het diametraal tegengestelde – tot de dood.<br />
Bijvoorbeeld, een genieting van het openkrabben (bij jeuk) van huid bergt in zich een<br />
vernietiging, d.w.z., een stukje dood.<br />
En indien men deze wens niet overwint, dan zal het openkrabben van huid – daar het een<br />
genieting geeft - tot het vermenigvuldigen van de wens leiden, totdat een beschadigde plek zo<br />
zeer zal doen, dat een genieting in pijn zal veranderen.<br />
Nu kunnen wij ons de opbouw van het systeem van kliepot voorstellen: Rosj – de wens om<br />
voor zichzelf te genieten. Goef – het eisen van een genieting, welke [genieting] onmogelijk is<br />
te verzadigen, aangezien het ontvangen van een portie van een genieting roept direct een<br />
toename van een eis op (zoals bij het openkrabben van huid neemt de wens om door te<br />
krabben steeds toe).<br />
Sof van het systeem – dat is een druppel van dood, welke [druppel] scheidt de laatste<br />
overgebleven vonk des levens af en neemt hem weg.<br />
Precies zoals in de Tora staat, dat de doodsengel brengt het zwaard met een druppel gif aan de<br />
mond van de mens, en de laatste doet zelf zijn mond open. Het zwaard van de doodsengel –<br />
dat is een genieting van kliepot, welke [genieting] ons steeds verder van het eeuwige leven<br />
verwijdert.<br />
41
En de mens, die noodgedwongen is om een genieting voor het voortzetten van zijn bestaan te<br />
ontvangen, doet zijn mond open en voedt zich van het systeem van kliepot, totdat hij een<br />
laatste druppel van het einde des zwaards ontvangt – een definitieve afscheiding van de laatste<br />
vonk des levens.<br />
Enfin, er bestaan twee onderling tegengestelde bestuurssystemen, waarbij als gevolg van de<br />
zondeval van Adam, het voorzien van het bestaan en het onderhoud van onze wereld ging van<br />
het lichte tot het donkere systeem over. En daarom is de orde van het bestuur zo verward: het<br />
verminderen van het licht leidt tot het lijden, en het toenemen [van het licht] – tot een nog<br />
verdere verwijdering van lichte krachten.<br />
En wie honderd heeft wenst 200, en wie 200 [heeft] wenst 400, zoals in het voorbeeld met het<br />
openkrabben van een wond.<br />
Een toename van een genieting doet de dood toenaderen. Daarom dient de mens vóór alles<br />
over het uitsluiten van alle overtolligheden zorg te dragen (zodat het ontvangen overtolligheid<br />
niet terstond zijn wens zal doen verdubbelen) en pas dan [dient hij] te trachten om van het<br />
egoïsme tot het altruïsme over te gaan, om zich met het lichte systeem te verenigen, d.i. het<br />
licht van de Tora - het toenaderen tot de Schepper - waardig bevonden te worden.<br />
Indien de Schepper de engelen na de zondeval van Adam zou raadplegen, dan zouden zelfs de<br />
engelen Barmhartigheid en Gerechtigheid het niet goed zouden bevinden. Immers na de<br />
zondeval kwam de mens volledig van onder hun invloedssfeer uit en verbond zich met<br />
donkere krachten. En de Waarheid is in de grond verstopt, d.w.z., uit het bestuur over de<br />
Schepping is ontslagen.<br />
Vóór de zondeval werd de analyse Waarheid-Leugen verricht. [Ook] de analyse van het<br />
gevoel “zoet - bitter” – daar de 288 deeltjes uit de [totaal van] 320 zich reeds in het lichte<br />
systeem van de werelden ABaJ”A bevonden – [stelde Adam in staat] om door “het zoete” aan<br />
te trekken en “het bittere” af te stoten de correctie voort te zetten. Deze toestand veranderde<br />
nadat de 288 deeltjes van het licht in het donkere systeem zijn gevallen en met zijn krachten<br />
waren vermengd - daardoor ontstond een nieuwe vorm van een analyse: “het zoete” - eerst,<br />
maar aan het einde – “het bittere”, dat leugen heet en een bron van vernietiging is.<br />
Op die manier sloot de mens de nieuwe vorm van analyse met het gevoel aan, en niet door de<br />
kracht van het verstand. De keuze Waarheid-Leugen dient van kracht te zijn tot de volledige<br />
correctie (gmar tiekoen) als tegenwicht voor de oppositie: “het zoete” eerst, en aan het einde –<br />
“het bittere” – de smaak van leugen. En de mens is niet in staat om daartegen weerstand te<br />
bieden.<br />
De Tora is aan de mens gegeven om de zonde van Adam te corrigeren – om de 288 deeltjes -<br />
vonken terug in het lichte systeem van de werelden ABaJ”A ophoog te brengen, als gevolg<br />
waarvan het bestuur van de Schepper tot het lichte systeem der krachten terugkeert, de<br />
verwarring tussen “Waarheid – Leugen”, “zoet – bitter” wordt tenietgedaan, en de analyse<br />
wordt wederom tot de keuze “zoet – bitter” teruggebracht. En deze analyse zal met de komst<br />
van de Masjieach (bevrijder) hersteld worden.<br />
De inspanningen van alle generaties zijn gericht op het verenigen van alle zielen in één [ziel],<br />
welke Adam heet, zoals het vóór de zondeval het geval was. En geen één van ons leeft voor<br />
zichzelf, maar bewust of onbewust – alleen voor dit doel. Zoals wij reeds hebben gezegd,<br />
42
Adam moest de zonde begaan, daar in hem de klie chietson ontbrak voor het ontvangen van<br />
het or makief.<br />
Alleen de mens- de drager van twee tegenstrijdigheden, welke mens met kliepot is verbonden<br />
(onder uitwerking van genietingen vergroot hij zijn lege klie tot een nodige maat), kan door<br />
de Tora en Voorschriften “de kliepa kabbala” – het egoïsme in “de kliepa hasjpaa” – het<br />
altruïsme veranderen.<br />
Maar voordat de mens zich met lichte krachten verenigt, dient hij zich van genietingen te<br />
ontdoen, welke genietingen zijn in hem door het contact met kliepot ontstaan. En van zulke<br />
mensen – rechtvaardigen, welke in staat zijn om hun eigen egoïsme te vernietigen – zijn maar<br />
een paar in een elke generatie.<br />
En de gehele overige massa mensen, welke over een klie chietson – lege klie – beschikt,<br />
bestaat alleen daarvoor, om deze klie aan deze uitverkorenen ter correctie aan te bieden (door<br />
middel van het dienstbetoon, het deelachtig worden aan hen, zelfs noodgedwongen en per<br />
toeval).<br />
Immers alle componenten der mensheid zijn met elkaar onderling verbonden, wisselen met<br />
elkaar en beïnvloeden elkaar materieel, <strong>info</strong>rmatief en geestelijk. En op die manier geven zij<br />
aan weinige rechtvaardigen de mogelijkheid om het or makief – het omringende licht – te<br />
ontvangen.<br />
Maar waarom tegenover elke rechtvaardige staan er miljoenen zondaars? In de natuur zijn<br />
twee factoren werkzaam – kwaliteit en kwantiteit. Degenen, die zich onder uitwerking van<br />
kliepot bevinden zijn geestelijk nietig, zij volgen alleen de wensen van het lichaam en zijn in<br />
staat om zich tegenover een geestelijk sterke rechtvaardige alleen dan te stellen, wanneer zij<br />
in een enorme hoeveelheid mensen, in massa zijn verenigd.<br />
En alleen op die manier kunnen zij hem – natuurlijk, onbewust - met een klie chietson te<br />
voorzien, welke klie met zijn geestelijke kracht overeenkomt. En daarom is eenieder van ons<br />
belangrijk in deze gigantische ketting van het begin der mensheid tot haar einde, maar een<br />
rechtvaardige – hij is het fundament van de wereld.<br />
43
4. ONTWIKKELING <strong>VAN</strong> DE MENSHEID<br />
De mensheid ontwikkelt zich geleidelijk, waarbij elke fase van haar ontwikkeling wordt op<br />
het ontkennen van een voorgaande [fase] opgebouwd. En een periode van het bestaan van elk<br />
maatschappelijk stelsel wordt bepaald door diens bereiken van een zulk stadium, waarbij zijn<br />
gebreken in een voor het ontkennen nodige mate zullen worden onthuld.<br />
En naar mate van het beseffen van het ontkennende, tekent zich een wending ter verplaatsing<br />
in een nieuwe toestand, welke vrij van gebreken van voorgaande is. En deze in elke formatie<br />
onthullende gebreken, welke [gebreken] haar doen afsterven, zijn de essentie van de<br />
ontwikkeling der mensheid.<br />
Deze wet van geleidelijke ontwikkeling is gemeenschappelijk voor de gehele natuur en op al<br />
haar niveaus – van een bittere en onooglijke vrucht, een lelijk eendje, een machteloos jong,<br />
wereldoorlogen – tot een rijpe, standhoudende toestand.<br />
Laten wij als voorbeeld onze planeet nemen. In de oorspronkelijke toestand verscheen een<br />
gasballon, waarin onder werking van aantrekkingskrachten vond een verdikking van atomen<br />
plaats tot hun ontvlammen. Vervolgens door uitwerking van een positieve en een negatieve<br />
krachten daalde de temperatuur af. Dat leidde tot het vormen van een dun, dicht omhulsel.<br />
Maar de strijd was hiermee niet beëindigd – en een vloeibaar gas ontvlamde opnieuw, en<br />
rukte zich naar buiten, waarbij het het gehele omhulsel deed ontploffen, en de toestand keerde<br />
zich tot de oorspronkelijke [toestand], totdat als gevolg van de strijd van twee krachten<br />
wederom een tendens tot het verkoelen overhand nam. En opnieuw is een dun omhulsel<br />
verschenen – maar nu al doorzichtiger, welk omhulsel in staat is om een grotere druk van<br />
binnen vast te houden en gedurende langere periode. Totdat het proces zich opnieuw<br />
herhaalde.<br />
En zo wisselden perioden elkaar af, en telkens verscheen een stevig omhulsel als gevolg van<br />
een steeds grotere dominantie van de positieve kracht, dat het systeem tot een absolute<br />
harmonie bracht.<br />
En vloeistoffen vulden de inwendige leegten der Aarde, en het omhulsel dermate verdikte<br />
zich, dat er een mogelijkheid verscheen voor het ontstaan van een organisch leven.<br />
Maar in tegenstelling tot al het overige – de anorganische, organische en dierlijke werelden,<br />
welke hun ontwikkeling automatisch beëindigden, onder uitwerking van inwendige materiële<br />
krachten, dient de mens een aanvullende, geleidelijke weg der ontwikkeling door te lopen, een<br />
stapsgewijze ontwikkeling van het denkvermogen. Bovendien ook nog een ontwikkeling van<br />
het geheel aan zich gelijkenden – een geleidelijke ontwikkeling van het maatschappelijke<br />
denken en de maatschappij [zelf].<br />
Zoals wij reeds eerder tot klaarheid brachten, zijn er twee wegen voor het bereiken van deze<br />
volmaaktheid – de weg van de Tora óf de weg van het lijden. En daarom gaf ons de Schepper<br />
de techniek, totdat wij tot het “scheppen” van de atoom- en waterstofbom en andere<br />
vernietigingswapens.<br />
En indien het aan de wereld nog niet duidelijk is, welke omvang de toekomstige globale<br />
catastrofen kunnen zijn, zal bij in leven gebleven restanten der mensheid al geen andere weg<br />
44
zijn, dan de wet aan te nemen, welke wet bepaalt, dat een individu en de gemeenschap in het<br />
geheel dienen “voor zichzelf” slechts in die mate te werken, welke noodzakelijk is voor het<br />
bestaan (en niet meer – vert.).<br />
En alle andere producten van de arbeid dienen te worden aangewend voor het welzijn van<br />
behoeftigen. En indien alle volkeren van de wereld ermee akkoord zullen gaan, dan zullen<br />
oorlogen verdwijnen, daar niemand zal zorgen over zichzelf maken.<br />
En deze wet over de noodzakelijkheid van het samenvallen van onze eigenschappen met die<br />
van de Schepper – dat is juist de Tora. En met name over haar is het gezegd, dat in de laatste<br />
dagen van de wereld zullen alle volkeren naar Zion komen, en Masjiejach zal hen deze Tora<br />
leren – het werk aan zichzelf, de ontwikkeling van het altruïsme voor een samenvloeiing met<br />
de Schepper.<br />
En hij zal bewijzen, dat hetzij vrijwillig, hetzij onder druk van omstandigheden, zal de gehele<br />
mensheid de Tora verplicht zijn te ontvangen – langs een snelle weg door middel van het<br />
kiezen van de weg der Tora óf [langs] een pijnlijke, lange weg van zoektochten, door<br />
voortdurend dreigende oorlogen proberen te ontlopen.<br />
Alles, wat hierboven is uiteengezet, is op de essentie zelf van de mens is gebaseerd – op het<br />
egoïsme, op onze natuur. Het van ons door de Schepper vereiste samenvallen van onze<br />
wensen, eigenschappen met die van Hem, verplicht ons om hetzij noodgedwongen, hetzij<br />
vrijwillig het altruïsme als het geestelijke doel van eenieder te aanvaarden. Volgens de<br />
Kabbala, zal de algehele overgang van het egoïsme tot het altruïsme zijn gestalte alleen in de<br />
dagen van Masjiejach aannemen, waardoor juist de geestelijke en materiële bevrijding van de<br />
mensheid val plaatsvinden.<br />
45
5. DE NAMEN <strong>VAN</strong> DE SCHEPPER<br />
Verschillende namen van de Schepper kenmerken de veelvormigheid van Zijn eigenschappen<br />
ten opzichte van de mens. Met andere woorden, wij noemen de Schepper bij die naam, welke<br />
onthult ons zijn eigenschappen in onze gewaarwordingen: Barmhartige, Rechtvaardige,<br />
Dreigende, Ontzagwekkende, Verre of Nabijgelegen.<br />
De Schepper zelf, zoals vele malen werd aangeduid, wordt door ons niet bevat. Slechts het<br />
licht, dat van Hem uitgaat, om precies te zijn, dat gedeelte van het licht, welk in een klie (in<br />
ons) binnenkomt, roept die gevoelens op, welke gevoelens wij de Schepper noemen.<br />
Elk woord, elk teken in de Tora draagt <strong>info</strong>rmatie over de Schepper, Zijn openbaring aan de<br />
schepselen, en daarom zegt men, dat de gehele Tora – dat zijn de namen van de Schepper.<br />
Kether – dat is het licht, dat van de Schepper uitgaat, en welk licht draagt in zich het embryo<br />
van de toekomstige schepping, en daarom wordt deze verborgen vorm van de schepping in<br />
het uitgaande licht met een punt aangeduid, daar een punt is het begin van elke uitbeelding.<br />
Chochma – vervolgens volgt een verspreiding van het licht in de klie voorlopig nog zonder<br />
reactie van de kant van de laatste. Dit stadium heet chochma, en het wordt door een punt<br />
aangegeven alsmede door een uit dat punt uitgaande niet lange lijn, het spoor waarvan laat het<br />
licht in de klie achter – de letter joed.<br />
Biena – drukt een reactie van de klie op het licht uit, het verschijnen van het or chassadiem en<br />
wordt daarom aangeduid als een verspreiding van de lijn in de breedte.<br />
Z”A – overeenkomt met de letter vav – een verspreiding van het or chochma van boven naar<br />
beneden.<br />
Malchoet – wordt met de letter hej, als biena aangeduid.<br />
Enfin, de tien sfirot of vijf trappen van de klie kan men als volgt uitbeelden:<br />
kether '<br />
chochma “joed”<br />
biena “hej”<br />
Z”A “vav”<br />
malchoet “hej”<br />
(in plaats van de letter “hej” wordt de letter “koef” gebruikt uit respect voor de naam van de<br />
Schepper).<br />
Alleen twee soorten licht komen de klie binnen: het or chassadiem en het or chochma.<br />
Ondanks het feit, dat in de geestelijke wereld geen begrip voor plaats is, gebruiken wij de taal<br />
van takken (aftakkingen) en daarom zeggen wij, dat het or chassadiem zich in de breedte<br />
verspreidt (chessed – barmhartigheid, een brede hand, een groot hart, de breedte van de ziel),<br />
terwijl het or chochma verspreidt zich van boven naar beneden – van de Schepper tot de<br />
schepselen, om de overeenkomst van de geestelijke krachten uit te drukken.<br />
46
Indien in de Kabbala een horizontale lijn wordt uitgebeeld, dan wordt het verspreiden in een<br />
klie van het or chassadiem bedoeld. Een verticale lijn overeenkomt met een verspreiding in<br />
een klie van het or chochma.<br />
De bron van alle letters zijn twee van hun wortels – joed en alef. Elke uitbeelding en een letter<br />
in het bijzonder – dat is een klie, welke zich op de witte, kleurloze achtergrond van het licht<br />
getoond wordt. De achtergrond zelf – het licht – heeft geen bepaalde grenzen. Wij zijn niet in<br />
staat om het licht met onze oog en het verstand te bevatten, daar onze zintuigen – dat zijn<br />
eveneens keliem.<br />
Alleen de grens, welke vanaf het punt, zoals ook elke lijn, begint, omdat het een beperking<br />
van het licht voorstelt, geeft ons een mogelijkheid om een of ander van zijn bepaald deel te<br />
bevatten. Een punt – een beperking, het afstoten van het licht (or chozer – nekoedot), en<br />
daarom geeft de som, het totaal van punten, een contour van een letter, een klie. Echter,<br />
natuurlijk ontstaat er een vraag, waarom dan de eerste letter van het alfabet is alef, en niet<br />
joed?<br />
Het wordt verklaard daarmee, dat pas na het vullen en uitstorten van het licht ontstaat een klie<br />
– de wens voor het licht, welk licht in hem geweest was. Deze wensen heten resjiemot. Als<br />
gevolg van het feit, dat de Ts”A is de reden van het uitstorten van het licht uit de keliem in<br />
alle werelden, is het punt van de Ts”A juist de eerste wortel van de letters.<br />
Maar de Ts”A is niet directe wortel van onze werelden BaJ”A. Onze wortel is de Ts”B. De<br />
Ts”A is alleen op één punt voortgekomen – de Malchoet, terwijl de Ts”B – ook op de biena,<br />
d.w.z., twee punten (biena en malchoet verenigden zich).<br />
Na de Ts”A kan een klie het licht alleen dan ontvangen, indien een klie een masach heeft. Van<br />
de grootte van de masach hangt het licht af, welk licht de tien sfirot van de klie ofwel vier<br />
letters van de naam HaVaJ”A vult.<br />
Kether – dat is een punt, de wens van de Schepper, or zonder klie, en daarom overeenkomt de<br />
kether met het skelet van de HaVaJ”A, d.w.z., van de niet-gevulde HaVaJ”A. Op die manier<br />
wordt de partsoef Galgalta alleen als vier letters van de HaVaJ”A aangeduid.<br />
Chochma – overeenkomt met de letter joed en daarom, om een partsoef - d.i. tien sfirot, die<br />
met het or chochma zijn gevuld - uit te beelden, schrijven wij in de letters van HaVaJ”A<br />
overal de letter joed in.<br />
Overeenkomstig ontstonden de namen van alle overige partsoefiem: de partsoef Sa”G is<br />
eveneens met het licht chochma in taamiem gevuld, maar in zijn nekoedot deed zich de Ts”B<br />
voor, dat uitgebeeld wordt met de letter alef in de vulling van HaVaJ”A van de Sa”G.<br />
De partsoef M”A is in het geheel in de Ts”B ingedompeld, daarom is hij volledig met de letter<br />
alef gevuld. De partsoef Bo”N is met de letter hej gevuld, welke [letter] zowel met de<br />
malchoet, als de biena overeenkomt. Wij herinneren u nog eens, dat onder de letter kej wordt<br />
hej bedoeld.<br />
Nu wordt het ons duidelijk, waarom de partsoef chochma A”B heet (getalwaarde is 72), de<br />
partsoef biena – Sa”G (daar zijn getalwaarde 63 is) e.d. De vulling van de HaVaJ”A heet<br />
mieloej (vulling).<br />
47
Andere namen van de Schepper overeenkomen met bepaalde verhoudingen tussen klie en<br />
licht. Bijvoorbeeld, de naam “Elokiem” – behoort tot het or chozer, de naam “Ad’noet” –<br />
geeft de niet-gevulde Malchoet aan, enz. “Riboea” – het vullen van een partsoef met het licht<br />
tijdens het opstijgen van een masach uit de taboer in pe.<br />
In een gebedsboek (siedoer) kan men dikwijls een gezamenlijke schrijfwijze van de namen<br />
HaVaJ”A en Ad’noet aantreffen – dat duidt het zich verenigen van de negen eerste sfirot<br />
(HaVaJ”A) en de malchoet (Ad’noet) aan, ofwel – [het zich verenigen van] het or jasjar en het<br />
or chozer.<br />
De malchoet van de wereld Ejn Sof was volledig met het licht gevuld. Na de Ts”A was deze<br />
Malchoet slechts gedeeltelijk gevuld – van pe de Galgalta tot de parsa. Het doel van de<br />
Schepping om haar te vullen net als in de olam Ejn Sof, zoals vóór de Ts”A.<br />
De partsoef Galgalta, A”B, Sa”G, welke zich boven de taboer van de Galgalta bevinden,<br />
vullen dat deel van de Malchoet van pe tot de taboer, dat met de naam Mem-Beth (42) wordt<br />
aangeduid:<br />
1. Vier letters van de HaVaJ”A de Galgalta.<br />
2. Tien letters van de HaVaJ”A de A”B.<br />
3. Achtentwintig letters van de HaVaJ”A de Sa”G.<br />
In totaal wordt het 42. Daarom overeenkomt met deze naam het gebed “Ana be koach”, welk<br />
uit 42 woorden bestaat, de geheime betekenis waarvan het kenmerk van deze drie HaVaJ”A<br />
bevat.<br />
Soms voor een berekening van eigenschappen van een partsoef, voor een berekening van tijd,<br />
in het bijzonder, gebruikt men verplaatsingen (permutaties) en combinaties van letters, zoals<br />
die in de wiskunde gebruikelijk zijn: uit twee letters – twee permutaties, uit drie – zes, uit vier<br />
– vierentwintig, enz.<br />
Elke partsoef, zoals bekend, wordt in rosj en goef ingedeeld. Zijn rosj – dat is de eenvoudige<br />
(niet-gevulde) HaVaJ”A, daar in rosj zijn er nog geen keliem. Goef van een partsoef – dat is<br />
zijn deel, de Malchoet, die met licht is gevuld afhankelijk van de grootte van haar masach, en<br />
daarom met [de masach] overeenkomt de gevulde HaVaJ”A.<br />
Een partsoef kan men verdelen in negen sfirot en malchoet. Dan overeenkomen de negen<br />
sfirot met de naam HaVaJ”A, en de malchoet overeenkomt met de gematria – een getalwaarde<br />
van deze naam HaVaJ”A.<br />
Er bestaat tevens een indeling van een partsoef in paniem en achoraim, waar paniem<br />
overeenkomt met de directe naam, en achoraim – de riboea.<br />
De vocalisatie van de letters in het Hebreeuws draagt in zich tevens de geestelijke <strong>info</strong>rmatie.<br />
Deze aanduidingen heten nekoedot. Als voorbeeld zie onze siedoer “Tfilat kol pe”, blz. 4.<br />
Otiejot (letters) – dat zijn keliem. Indien een punt zich boven een letter bevindt, dan betekent<br />
dat, dat het licht kwam de klie nog niet binnen. Wanneer een punt zich binnen een letter<br />
bevindt – het licht bevindt zich in een klie, en indien een punt onder een letter staat – duidt het<br />
aan, dat het licht brak een klie en ging in kliepot uit.<br />
48
Het is gezegd, dat de gehele Tora – dat zijn de namen van de Schepper, de gehele Tora<br />
spreekt alleen over de geestelijke werelden, hun toestanden en de wegen van het bevatten van<br />
het Goddelijke.<br />
Wie de Tora leest, kan het best zijn, dat hij zulke namen van de Schepper kust, als Farao,<br />
Bielalm, Amalek. Maar de Schepper is één, slechts Hij Alleen bestuurt de gehele Schepping,<br />
door middel van verschillende, dikwijls tegengestelde krachten. Door Hem is het Kwaad<br />
geschapen, welk Kwaad wij dienen te corrigeren, uit Hem gaat het Goed, het Licht uit. Deze<br />
twee tegengestelde krachten hebben juist de veelheid van namen van de Schepper, en wij<br />
nemen alleen deze namen waar, en niet Hem Zelf. Maar alle namen van de Schepper – dat<br />
zijn Zijn krachten.<br />
Een letter –dat is niets anders, dan een opschrift van een bepaalde toestand van een bepaald<br />
geestelijk object. Een kabbalist gewaarwordt de met letters opgeschreven geestelijke<br />
toestanden van geestelijke objecten en werelden, als een musicus in een partituur leest. En hij<br />
kan, eveneens als elke geestelijke klie met een zievoeg dehakaa, volgens het opschrift in<br />
letters, het licht van de Schepper ontvangen, d.i. correcties van keliem (tiekoeniem)<br />
verrichten.<br />
Als voorbeeld laten een pagina uit een speciaal gebedsboek nemen, alsmede de tabellen der<br />
namen van de Schepper uit het boek Zohar.<br />
49
Er zijn liefhebbers om zich met allerlei berekeningen te houden, vergelijkingen van gematria.<br />
Men voerde de Tora reeds in een computer in en men tracht in haar allerlei wetmatigheden uit<br />
te pluizen. Natuurlijk, zowel in de gehele Tora, als in elk haar kleinste gedeelte, bestaat<br />
oneindige hoeveelheid van allerlei afhankelijkheden – immers de Tora – dat is waarlijk de<br />
Boom des Levens.<br />
Maar wat goeds valt er te verwachten van de ontvangen formules – immers datgene, wat in<br />
feite achter hen schuilgaat, weet alleen hij, die hun geestelijke wortel bevat – en een zulke<br />
mens heeft dan de formule zelf, welke van de computer uitgebracht wordt, niet nodig.<br />
Zou dan werkelijk waar zijn, dat de gematria van de naam HaVaJ”A, dat 26 is, het hart<br />
omhoog in een grote bezieling tot de Schepper doet vliegen, dan uit het doordenken van de<br />
essentie van deze Naam!? Wat heeft dat voor zin om grafische uitbeeldingen van letters te<br />
bestuderen zonder het begrijpen van hun innerlijke betekenis!?<br />
In geestelijke werelden is er immers geen plaats, tijd, beweging, geen enkele uitbeeldingen –<br />
[doch] alleen gevoelens. Maar het slechte beginsel in de mens brengt hem op allerlei manieren<br />
van de rechte weg van het bevatten van de Waarheid af. En daarom zo verzot zijn op<br />
gematria, letters en kavanot degenen, die niet in de Ware Leer zijn ingewijd.<br />
Wat zal een gebedsboek met kavanot van tfiela aan een boerenpummel geven? Zoals rav uit<br />
Kotsk zei (Esjer Dievrej Emet, blz. 11): “Ons werk - de analyse van het goed en kwaad – is<br />
mogelijk uitsluitend in gedachten en wensen (in hersenen en in het hart).<br />
Maar er zijn slimmeriken in onze tijd, die de Kabbala zogenaamd bestuderen en die wanen<br />
zich de gehele wereld te kunnen corrigeren (bieroer netsoetsot van het licht, dat in kliepot zijn<br />
gevallen). En dat doen zij daarmee, dat zij eten met kavanot (gedachtig, met een intentie) –<br />
hoe is het mogelijk, indien zij zelf zich niet op het niveau van deze netsoetsot bevinden!”.<br />
Over zulken zei rav Boenam uit Psjisk (Naim Zmirot Israël, blz. 72): “De voornaamste<br />
gedachte bij het opslokken van het voedsel dient te zijn – kauw heel goed!”<br />
Er is een mening bij een reeks gelovigen, dat elke gewone mens kan zelfs tijdens het eten, het<br />
werken, het uitvoeren van voorschriften of bij het uitspreken van een zegening, een correctie<br />
van geestelijke sferen verrichten. Wij weten al, dat zonder het verkrijgen van een masach is<br />
dat onmogelijk. En een masach – dat is het afzien van alles omwille van de correctie, de<br />
voorwaarde van de Ts”A. Wie in staat is om dat te doen – hij is al niet [langer] een gewone<br />
mens!<br />
De Tora is voor allen geschreven. Maar eenieder voelt, begrijpt haar op zijn eigen manier. Er<br />
is Tora sje bie chtav – de schriftelijke Tora. Maar eenieder begrijpt haar afhankelijk van zijn<br />
klie – van de grootte en de zuiverheid van het hart, van een masach. En aangezien een<br />
masach, die het geestelijke niveau bepaald, in pe staat, komt het licht van de Tora -<br />
afhankelijk van zijn grootte -in de geestelijke klie van de mens binnen.<br />
Dit deel van de Tora – het licht (Tora – dat is or), dat de mens juist op die manier bevat, heet<br />
Tora sje baal pe – de mondelinge Tora (daar zij van pe – masach – afhangt), omdat zij bij<br />
eenieder individueel is, afhankelijk van de grootte van zijn masach. Eenieder begrijpt de Tora<br />
volgens zijn eigen masach, d.w.z., volgens zijn geestelijke klie. Een klie kan alleen datgene<br />
51
evatten, wat in hem binnenkomt; gematria en kavanot – dat is een foutieve methode van het<br />
bestuderen van de Kabbala.<br />
Gematria – dat is slechts een methode van het opschrijven en <strong>info</strong>rmatie, de essentie waarvan<br />
onthult zich niet in het weten van een getal, maar in het samenvloeien met het geestelijke<br />
niveau van een object, welk object met een gegeven getal wordt aangeduid. Daarom wordt er<br />
in de ware Kabbalistische werken zo weinig aandacht aan besteed.<br />
Als voorbeeld van een overgang van geestelijke krachten in materiële objecten kan een<br />
tekening van de toekomstige Derde Tempel dienen, welke Tempel in het boek van Ramchal<br />
“Miesjkanie haEljon” wordt beschreven. Deze grote Kabbalist, welke langs de geestelijke<br />
trappen opsteeg door een gigantisch werk aan zichzelf [te verrichten], zag de krachten, het<br />
licht, de bronnen van de nog niet gematerialiseerde Derde Tempel en aan hen, d.w.z., aan de<br />
wortels ervan, zag hij, in welke vorm, omvang zij in de toekomst gematerialiseerd zullen<br />
dienen te worden. Hij stelde een tekening met alle bijzonderheden samen met het aangeven<br />
van precieze maten van een elk kleinigheid.<br />
52
6. WAAROVER SPREKEN ALLE BOEKEN <strong>VAN</strong> DE TORA<br />
Er waren al herhaaldelijk uitspraken van de wijzen aangevoerd over de zin, het doel en de<br />
inhoud van de Tora. In een beknopte vorm bevatten zij de gehele zin van de Schepping.<br />
Babylonische Talmoed, Makot 23, 2: “De Schepper wenste Israël te begunstigen, daarvoor<br />
gaf Hij hen de Tora en de Mietsvot...".<br />
Jassod More. Even Ezra 8,2: “En nu doe je hart open en luister, dat alle voorschriften, welke<br />
in de Tora zijn opgeschreven alsmede die, welke vervolgens onze wijzen toegevoegd hadden<br />
– hoewel de meeste ervan een fysieke uitvoering vereisen – allemaal zijn zij voor het zuiveren<br />
van het hart, daar de Schepper eist van ons het zuiveren van het hart”.<br />
Tora, Vaiekra 19, 17: “Hebt uw naaste lief als jezelf”. Beresjiet Rabba: “Rabbi Akieva zei –<br />
dat is de algemene wet van de gehele Tora”.<br />
Babylonische Talmoed, Choelien 24 – een discussie, hoeveel jaren verstreken vanaf een<br />
gewone studie tot het eerste geestelijke bevatting.<br />
Babylonische Talmoed, P’sachiem 119 – een discussie over de geheimen van de Tora.<br />
In principe kan men deze lijst tot een volle uitputting van de gehele Tora voortzetten,<br />
aangezien de gehele Tora spreekt alleen over de wegen van toenadering tot de Schepper en<br />
alleen daarvoor is zij gegeven. Maar dat ziet alleen hij, die wenst te zien (zoals voor een<br />
geschiedschrijver is de Tora een geschiedenis, voor een jurist – als een bundel van juridische<br />
wetten en actes).<br />
Zo meent ook de meerderheid van degenen, die de Tora in onze tijd bestuderen, dat de gehele<br />
Tora – dat is slechts een bundel van wetten, en dat al hun studie komt op een juridische<br />
opheldering neer van eisen van de Talmoed, en zij wanen zich, dat daarmee zij alles al<br />
bevatten.<br />
Maar in werkelijkheid raakten zij alleen de fysieke uitvoering van de voorschriften aan. Maar<br />
het belangrijkste is nog ver van hen, aangezien het onmogelijk is om datgene, wat zij wel<br />
bestuderen, zonder de innerlijke inhoud van de Tora te bevatten. En merendeel van de<br />
pagina’s van de Talmoed zijn voor hen gesloten, daar zij openbaren zich alleen door de kennis<br />
van de geheimen van de Tora.<br />
En daarom is het gezegd, Babylonische Talmoed, Sanhedrin, 24: “De Talmoed is het lichaam<br />
van de Tora zonder licht, en hem te belichten kan men alleen via de geheimen van de Tora,<br />
waarover is gezegd: de Tora is licht”.<br />
Daarom schreef de Vilna Gaon: “Er is in de gehele Talmoed zelfs geen één voorschrift, welk<br />
men volledig kan begrijpen zonder het bevatten van het geheime deel van de Tora, waarom<br />
dit voorschrift is gebaseerd, en voordat men het geheime deel begrijpt, zelfs het open gedeelte<br />
van het voorschrift niet duidelijk kan zijn”.<br />
Gewoonlijk degene, die de Babylonische Talmoed begint te bestuderen, begint hem met het<br />
boek Baba Metsieja (de wetten over gevonden voorwerpen, over het terugbezorgen van<br />
verloren voorwerpen, over het verdelen van bezit) met een discussie: “Twee [mensen] houden<br />
een gevonden voorwerp vast”, en op welke manier men dit onder hen kan verdelen.<br />
53
Natuurlijk, dat daar wij in de fysieke wereld bestaan – in de wereld van geestelijke<br />
aftakkingen, dienen wij de wetten van geestelijke wortels fysiek te vervullen. Maar datgene,<br />
wat door ons bestudeerd wordt – dat is het gevolg van de geestelijke krachten, en daarom kan<br />
men uit dezelfde plek in de Talmoed, naar het principe van de Tora “van het lage het hoge te<br />
bestuderen”, de geestelijke wereld te bestuderen.<br />
De “Twee [mensen] houden een gevonden voorwerp vast” wordt dan uiteengezet als twee, d.i.<br />
het goede en het kwade beginselen (het altruïsme en het egoïsme) houden de mens in hun<br />
handen. “het één beweert, dat de mens is van hem, terwijl het ander spreekt hem tegen, dat de<br />
mens van hem is”.<br />
En er wordt een discussie gevoerd op welke manier kan de mens in zichzelf deze twee<br />
beginselen aan het licht brengen en zich van het kwade te distantiëren.<br />
En natuurlijk, zijn aan mijn lezer begrijpelijk de hoofdstukken van de Talmoed over de<br />
reinheid (het zich zuiveren van het egoïsme ) van het lichaam (goef), het zuiveren van vaten<br />
(klie) en het zuiveren van kleding (levoesjiem).<br />
De menselijke wens om “te ontvangen” heet in de Kabbala “aarde”, en over hoe men ermee<br />
dient om te gaan, te verbouwen, te zaaien, te kweken en een oogst te verzamelen (oogst – dat<br />
zijn vruchten , die wij wensen – een toenadering tot de Schepper) wordt in het deel Sjabbat<br />
van de Talmoed behandeld, aangezien na de correctie van de Schepping, op sjabbat, deze<br />
werken teniet zullen worden gedaan (in de gmar tiekoen).<br />
Wij weten al wat zievoeg dehakaa betekent - een zievoeg van de Z”A en de noekva. Hun<br />
geestelijke verbanden brachten juist de wetten voort, welke het jonge paar en echtparen in<br />
onze wereld betreffen (Talmoed, Masechet Kiedoesjiem).<br />
Door deze wetten fysiek te vervullen, stellen wij ons al is het maar op het fysieke niveau in<br />
overeenkomst met geestelijke wortels. Maar natuurlijk, het voornaamste is – het bereiken van<br />
geestelijke overeenkomst, juist deze een toenadering met een wortel geeft.<br />
Het merendeel van de Babylonische Talmoed is met de Agadah gevuld. Agadah – dat is een<br />
allegorische vertelling, maar allen zijn er mee eens, dat het slechts een uiterlijke weergave is<br />
van de geheimen van de Tora in een bijzondere taal, welke taal alleen aan de Opstijgenden<br />
begrijpelijk is.<br />
Een goed leerboek is onze siedoer (het gebedsboek). Het ochtendgebed (zie siedoer “Tfilat<br />
kol pe”, blz. 6) begint met woorden: “Ik dank U, de Schepper, voor het feit, dat U gaf mij<br />
mijn ziel terug”. Eveneens als de gehele Tora kan men dat opvatten als: “Ik dank U, dat ik<br />
(mijn vitale ziel) levend is”.<br />
Maar de Tora bedoelt ook nog een hogere, ware trap: wanneer de mens al over een geestelijke<br />
klie beschikt, heet het in hem aanvoerende hoogste licht “de goddelijke ziel”.<br />
De volgende zegening uit de siedoer is: “Gezegend zijt U, de Schepper, daar U zonderde ons<br />
met Uw voorschriften af en beval ons om de handen te reinigen (letterlijk – wegnemen).<br />
Handen van de mens – dat zijn zijn klie, waarmee hij de gehele wereld in handen wenst weg<br />
te nemen.<br />
54
Het voorschrift van de Tora is echter – dat wij onze handen wegnemen, d.i. weigeren om te<br />
ontvangen. Overeenkomstig daarmee is de fysieke handeling – het wassen van handen, daar<br />
het or chassadiem heet maim – water. Door zich in het or chassadiem “om te spoelen”,<br />
verandert een klie van een egoïstische in een altruïstische, die niet wenst om voor zichzelf te<br />
ontvangen.<br />
En pas na deze zegening kan de mens de Schepper voor de Tora bedanken (blz. 7 van het<br />
gebedsboek), want zolang “de handen onrein zijn”, zien wij geen nut in de Tora. Verder<br />
[komt] een dankzegging voor ons uitverkoren zijn – het is ons reeds duidelijk geworden, dat<br />
het besloten is in een dankzegging voor de bevrijding van het egoïsme.<br />
Alle gebeden worden in twee groepen ingedeeld – dankzeggingen en verzoeken. En beide<br />
spreken zij over één ding – óf dat een verzoek is, dat de Schepper ons van de wereld van<br />
kliepot, waarin wij ons bevinden, uit zal trekken, óf dat onze dankzegging is voor datgene,<br />
wat Hij voor ons reeds deed.<br />
Waarom hebben wij dan een z’n grote verscheidenheid aan gebeden? – Gewoonlijk, omdat én<br />
de verzoeken, én de dankzeggingen op verschillende niveaus van het geestelijke bevatten<br />
verschillend zijn. Afhankelijk van de breedte van het zien, wordt de Schepper aan de Hem<br />
Bevattende (wij spreken over degenen, die in de geestelijke wereld zijn ingegaan, en niet over<br />
wie de siedoer simpelweg leest) voorgesteld nu als de Meester, dan weer als de Bevrijder, nu<br />
als de Vriend, dan weer als de Schepper, nu als de Liefhebbende, dan weer als de<br />
Rechtvaardige, en soms ook als een Wrede, enz.<br />
De bezitter van grote donkere krachten Biel’am (zie de Tora, het hoofdstuk Balak), die qua<br />
grootte Mosje gelijk was - doch met het omgekeerde teken – toen hij op zijn allerhoogste<br />
niveau opsteeg (en kliepot bereiken naar de hoogte het niveau van de Z”A van de wereld<br />
Atsieloet),in plaats van Israël te vervloeken, riep opeens:<br />
“Hoe goed zijn uw tenten, Jaakov, uw woningen, Israel!<br />
Door uw grote liefde<br />
Mag ik Uw Huis binnentreden<br />
En mij in ontzag voor U neerbuigen<br />
Naar Uw heilige arke.<br />
De Schepper, ik heb het Huis waar U zich bevindt lief<br />
En ik buig voor U,<br />
In dank, mijn Schepper,<br />
Ik bid tot U op dit uur dat U het wel wilt aanvaarden,<br />
Omdat Uw liefde zo groot is -<br />
Verhoor mij door een ware bevrijding!”<br />
Hij zag, dat boven de Z”A van de wereld Atsieloet zich alleen de heiligheid en zuiverheid<br />
bevinden (zie de siedoer, blz. 11).<br />
De versen “Adon Olam” en “Iegdal Elokiem chaj”, die verder in de siedoer volgen, zal mijn<br />
lezer zonder moeite begrijpen. Verder volgen de ochtendzegeningen. Het is ons al bekend, dat<br />
nacht – dat is een toestand van een klie zonder het or chochma, wanneer hij niet in staat is om<br />
te zien, d.i. om het Goed-Kwaad analyse te verrichten.<br />
55
- En daarom is de Eerste zegening ’s ochtends voor het feit, dat de Schepper gaf mij het<br />
vermogen om tussen dag en nacht een onderscheid te maken.<br />
- de Tweede zegening is voor het feit, dat Hij mij niet als goj schiep. Ziehier, ik “sta op” “in<br />
de ochtend” en ik ontdek, dat ik niet meer een goj ben (goj – een mens, welke zich onder de<br />
macht van het egoïsme bevindt).<br />
- de Derde – voor het feit, dat Hij mij niet als een slaaf (van mijn lichamelijke wensen)<br />
schiep.<br />
- de Vierde – dat Hij mij niet als een vrouw schiep (een man geeft, beïnvloedt, terwijl een<br />
vrouw – noekva, ontvangt. Het is duidelijk, dat zulke toestanden niet van het geslacht<br />
afhangen).<br />
- de Vijfde – voor het feit, dat de Schepper aan blinden het gezichtsvermogen geeft (de mens<br />
is in de geestelijke duisternis totdat hij het or chochma ontvangt – het or van het zien – de<br />
sfira chochma – dat zijn ogen).<br />
- de Zesde – voor het feit, dat de Schepper naakten bekleedt (laten wij terugdenken aan<br />
naakten Adam en Chava, die geen levoesjiem, d.i. kleding, hadden. Een kleding – dat is het or<br />
chozer, de voorwaarde voor het ontvangen van het or jasjar, het or chochma, het or chaim).<br />
Volgens hetzelfde principe kan men tevens alle overige zegeningen verklaren.<br />
Een gebed leert, fluistert in, wijst de weg aan. Laten wij alleen die plaatsen aanhalen, die voor<br />
de lezer al als voor zich sprekend zijn:<br />
- de Schepper, zegen ons, heilig ons – blz. 35.<br />
- Vele gedachten zijn in het hart van de mens, en slechts de raad (het licht) van de Schepper<br />
zal hem bijstaan – blz. 37.<br />
- Gelukkig is te prijzen hij, die zich in Uw Huis bevindt – blz. 37.<br />
- de Schepper geeft brood (het geloof) aan hongerigen (die een gebrek eraan voelen), bevrijdt<br />
de gevangenen (uit de ballingschap van het egoïsme) – blz. 39.<br />
- Laten wij de Schepper danken, Die juist zo de wereld wenste te scheppen (een rechtvaardige<br />
is hij, die alle verrichtingen van de Schepper rechtvaardigt) – blz. 41.<br />
- En de Schepper zal op die dag Israël (degene, die wenst zich met de Schepper te verenigen)<br />
van Egypte (uit kliepot - egoisme) uit doen komen, en het volk zal [het] bezingen – blz. 45.<br />
Bijzonder kleurrijk en helder klinkt het fragment vóór het Kriejat Sjma – de centrale plaats<br />
van het gehele gebed (blz. 52):<br />
“Onze Vader, ter wille van onze voorouders, die vertrouwen in U hadden, dat U wetten voor<br />
het leven hebt geleerd, verleen ook ons deze gunst en leer ze ons (geef ons de wens om de<br />
weg van de Tora te volgen en de krachten op deze weg, en het verstand om Uw weg te<br />
begrijpen).<br />
56
Barmhartige vader, ontfermt U over ons en inspireer ons hart (dat kwaad is van de geboorte)<br />
om te begrijpen en om ons verstand te gebruiken, luisteren en te leren en de leer over te<br />
brengen, om met liefde strikt na te komen en stand te houden (niet noodgedwongen, maar<br />
bewust en omwille van de geliefde, d.i. onbaatzuchtig) al Uw wetten (die voor ons zo<br />
tegennatuurlijk zijn).<br />
Laat onze harten (wensen) verknocht zijn aan Uw voorschriften, en laat de enige richtsnoer<br />
van ons hart zijn (help om van de naaste als van zichzelf te houden) van Uw Naam te houden<br />
(maar in de natuurlijke liefde tot de Schepper ligt het doel der Schepping, en de liefde voor de<br />
naaste – dat is slechts een middel voor het bereiken van dit doel), zodat wij geen fouten<br />
begaan.<br />
Want in Uw heilige grote en ontzaggelijke Naam hebben wij vertrouwen en verheugen ons<br />
aan de toekomstige bevrijding (d.w.z., wij geloven aan datgene, wat de Tora belooft). Breng<br />
ons tot vrede (sjalom – van het woord sjlemoet – volmaaktheid) van alle windstreken van de<br />
aarde (het egoïsme) en leidt ons rechtop naar ons land (het altruïsme), want U schept een<br />
bevrijding, en op ons (die dat wensen) heeft U Uw keuze bepaald uit alle volken (die niet naar<br />
het geestelijke streven) om ons in waarheid voor altijd dichter bij Uw grote naam te komen<br />
(d.i. wij erkennen de toenadering tot de Schepper als het doel van de Schepping).<br />
Gezegend bent U, de Schepper, die in liefde Zijn keuze op Zijn volk Israël heeft bepaald<br />
(Israël – van woorden Isra – jasjar en El – de Schepper, d.w.z., Israël – dat is datgene, wie<br />
zich direct naar de Schepper richt)”.<br />
Door op een hulp van de Schepper te rekenen, verblijdt zich van tevoren hij, die om een<br />
bevrijding van het egoïsme verzoekt en om dezelfde bevrijding van andere mensen op aarde,<br />
welke zich uiteindelijk in het Enige Israël worden verenigd, welke roept vervolgens: “Hoor,<br />
Israël, onze Schepper is Eén!”, daar hij de samenvloeiing met de Schepper bevat en ziet, op<br />
die manier, dat het doel van de Schepping is – algemene eenheid in de Enige Wortel.<br />
Daarna volgt het hoofdgebed, dat Sjmona Esrej – 18 heet, naar het aantal verzoeken.<br />
En zij zijn allemaal eveneens over hulp, over de redding van het egoïsme, over de<br />
geestelijke bevrijding en de verheffing:<br />
1. De dankzegging voor het feit, dat de Schepper een bevrijding (van het egoïsme) brengt.<br />
2. Dat Hij doden opwekt (het licht in een klie binnenbrengt), bijstaat (op de weg van de<br />
correctie), bevrijdt de gevangenen (van hun wensen), [bevrijdt] de slapenden (wie hun wegen<br />
niet beseften) in de aarde (in het egoïsme).<br />
3. De dankzegging voor het feit, dat de Schepper de Heilige is (d.w.z., [dat Hij] een<br />
Bijzondere is, daar Zijn wens is alleen om te geven en het goed te doen). Enz.<br />
Het gebed beëindigt met een verzoek: “Meester, behoedt mijn tong voor kwaadspreken en<br />
leugens en vernietig de vijanden van mijn ziel (die in mij zetelen), vernietig mijn eigenwaan,<br />
stel mijn hart open voor Uw Tora, zodat ik er naar zal streven Uw aanwijzingen te volgen, En<br />
verijdel snel het plan van allen die iets kwaads tegen mij in de zin hebben op mijn weg naar U<br />
en vernietig wat ze in gedachten hadden (mijn gedachten).<br />
57
Laat mij niet op een ander toornig zijn (toorn – dat is een directe manifestatie van het<br />
egoïsme), niet van afgunst vervuld zijn (niet de wens om te ontvangen te tonen), bevrijdt mij<br />
van het kwade (wens), en laat mijn ziel voor allen als stof zijn, laat U Eenheid in de wereld<br />
zien (zodat in alles wat ons omringt wij U zullen zien), en bouw Uw Huis (in onze harten).<br />
12 mazalot<br />
- tekens van geluk<br />
- het uitstorten van de hoogste overvloed.<br />
Zoals het blijkt uit de bovengemelde navertelling, zijn onze gebeden – eveneens als de gehele<br />
Tora – de middelen voor onze geestelijke verheffing, voor de overgang in de geestelijke<br />
wereld – immers een gebed, zoals reeds is gezegd, dat is juist Ma”N, die de hoogste bron van<br />
het licht opwekt.<br />
Het dunkt mij, dat nu de lezer zelf, na een elk [willekeurig] boek van de Tora geopend te<br />
hebben, zal het voornemen van de auteurs – onze wijzen - zien en begrijpen. En niet de<br />
fragmenten, die hierboven zijn aangehaald, maar alle boeken van de Tora zullen een<br />
bevestiging zijn van wat reeds veelvuldig is gezegd: de Tora is ons als een middel (en niet als<br />
een doel op zich) gegeven ter verheffing en samenvloeiing met de Schepper.<br />
De tijd in onze wereld is het gevolg van het veranderen van geestelijke wortels, daarom zijn er<br />
op sjabbat aanvullende gebeden en lezingen uit de Tora.<br />
***<br />
Een gewone overgang van sfira tot sfira, van de wereld tot de wereld vindt plaats dankzij het<br />
feit, dat de malchoet – de laatste sfira van een voorafgaande, hogere – wordt tot de eerste sfira<br />
- kether van een lagere, daaropvolgende.<br />
Maar bij een overgang van de wereld A”K tot de wereld Atsieloet vonden aanvullende<br />
veranderingen plaats met het doel om het licht te verzwakken, opdat de keliem van de wereld<br />
58
Atsieloet niet gebroken zouden raken, zoals met de keliem van de wereld Nekoediem het<br />
geval was.<br />
De partsoef Atiek verbindt de olam A”K met de olam Atsieloet, d.w.z., de Atiek – dat is als<br />
het ware een tussenschakel tussen de A”K en de Atsieloet. En daarom wordt de partsoef A”A<br />
als de kether van de wereld Atsieloet geacht.<br />
De Atiek behoort nog tot de Ts”A, terwijl de A”A zich al volledig onder de heerschappij van<br />
de Ts”B bevindt. Daarom komt de kwestie van de lichttransmissie uit de Ts”A in de Ts”B<br />
neer op het overbrengen van het licht van de Atiek tot de A”A, en nu de A”A geeft het licht<br />
verder door aan de Zo”N en aan ons, die met hem verbonden zijn.<br />
Het overbrengen van het licht van de A”A naar beneden neemt honderden pagina’s van de<br />
Talmoed Esser Sfirot in beslag. Wij zullen echter proberen om deze kwestie in kort bestek in<br />
grote lijnen te begrijpen.<br />
Het overbrengen van het licht van de A”A tot de onderstaande Av”I vindt plaats met behulp<br />
van een uitwendige ten opzichte van de A”A partsoef, welke partsoef Searot Diekna van de<br />
A”A heet – het haar van de baard (naar de analogie van onze, uitwendige ten opzichte van het<br />
lichaam, beharing).<br />
De Av”I overeenkomen met de sfira biena en daarom zijn zij onverschillig voor het licht<br />
chochma, en eigenlijk ook voor de Ts”B. Het overbrengen van het licht, komt, in het<br />
algemeen, neer op een voorbereiding, correctie gedurende 6000 jaren van de keliem, welke in<br />
de olam<br />
Nekoediem gebroken waren, en op hun vulling met het licht.<br />
Alles komt neer op het overbrengen van het licht van de A”A tot de Z”A via de partsoef Av”I,<br />
welke partsoef tussen hen is opgesteld. Deze partsoef van searot van de A”A is de wortel, de<br />
bron van onze baarden (aftakkingen).<br />
Niet dat onze baarden met hem verbonden zijn, zoals men dikwijls denkt, als men het verbod<br />
om zijn haar te laten knippen en zich te scheren verklaard. Het verbod om zijn haar te laten<br />
knippen en zich te scheren (om precies te zijn, het verbod betreft alleen het scheren en dan<br />
alleen nog in punten van de slaap en de onderkin) komt uit onze wens om de wortel na te<br />
doen, om een aftakking met haar wortel tegenover elkaar te plaatsen, maar zij – de wortel en<br />
de aftakking – zijn op geen wezen met elkaar verbonden.<br />
Door een baard af te knippen, brengen wij geen schade aan geestelijke werelden, alleen onze<br />
wensen roepen een reactie op, maar niet de fysieke handelingen (ik bedoel niet de mietsvot –<br />
de voorschriften van de Schepper, Zijn wens, dat wij in onze wereld bepaalde handelingen<br />
fysiek zullen naleven).<br />
Het zich verspreiden van het licht, een haar heet mazal – geluk in een letterlijke vertaling<br />
(vandaar een gezegde, dat alles hangt van een geluk af).<br />
In totaal bestaan er 13 delen van een baard – de wegen van het neerdalen van de<br />
heerlijkheid – het licht op de Z”A en verder op ons:<br />
1. Vanaf het oor tot de onderkin – de bakkebaarden.<br />
59
2. De snor.<br />
3. Beharing van wangen.<br />
4. Vrije van haren plaats in het midden van de snor.<br />
5. Vrije van haren plaats onder de mond.<br />
6. Van twee kanten van de mond.<br />
7. Vrije van haren jukbeenderen.<br />
8. Voorkant van de baard (mazal eljon),<br />
dat zich tot de borst verspreidt.<br />
9. Kort haar binnen het bovendeel van de baard.<br />
10. Achterkant van de baard, die tot de biena hoort.<br />
11. Achterkant van de baard, die tot de malchoet hoort.<br />
12. Vrije van haar mond.<br />
13. Algemene verspreiding langs alle delen van de baard van achteren (mazal tachton).<br />
In onze gebeden herhalen wij deze 13 delen van het neerdalen van het licht des levens naar<br />
ons op Jom Tov, op Rosj chodesj, Jom Kiepoer en Hosjana rabba vóór het lezen van de Tora<br />
(zie siedoer, blz. 224), en tevens in tachanoen, wanneer men hem leest.<br />
Een zichtbaar verband tussen ons gebed en de hogere sfirot blijkt uit de tekst, die in Sfirat<br />
haOmer gelezen wordt. Maar zoals reeds is gezegd, indien de mens zijn gedachten en wensen<br />
(hersenen en het hart) tot de Schepper richt, dan vervangt het alle kavanot, omdat hij schakelt<br />
ze allemaal automatisch in, door ze tot de Bron Zelf te verheffen.<br />
In één van de boeken van de Tora – in het boek Micha, worden 13 delen van de baard van de<br />
A”A aangegeven, en in de Tora (Choemasj) worden tot twee keer toe met hen<br />
overeenkomstige 13 delen in de Z”A aangewezen:<br />
Delen Z”A A”A<br />
1 El Mie el kamocha<br />
2 Rachoem Nose avon<br />
3 Ve chanoen Ve over al pesja<br />
4 Erech apaim Le sjeariet nachalato<br />
5 Lo iechziek lead apo<br />
6 Ve rav chessed Kie chafets chessed hoe<br />
7 Ve emet Jasjoev ve hierachamejnoe<br />
8 Notsar chessed Iechbosj avonatejnoe<br />
9 Ve alafiem Ve tasjliech be metsoelot jam<br />
60
10 Nose avon Tieten emet le Ja’akov<br />
11 Oe pesja Chessed le Avraham<br />
12 Ve chata Asjer niesjba le avotejnoe<br />
13 Ve nake Mie jamet kedem<br />
61
7. NOODZAKELIJKHEID <strong>VAN</strong> DE KABBALASTUDIE<br />
De eerste systematische uiteenzetting van de beginselen van de Kabbala is in het boek Zohar<br />
gegeven. Vervolgens, vele eeuwen vóór het verschijnen van de grote Kabbalist AR”I, slechts<br />
enkelingen beoefenden in het geheim de Kabbala. AR”I had enkele leerlingen. Maar alleen<br />
één ervan – Chaim Vital, volgens zeggen van AR”I zelf, begreep zijn leer en schreef die<br />
correct op.<br />
De leerlingen van AR”I waren op hun beurt eminente kenners van de Tora.<br />
Direct na de dood van zijn leraar begon Chaim Vital de door hem opgeschreven stof te<br />
systematiseren. Men kan zich alleen verbazen over een gigantische hoeveelheid van de stof,<br />
die woord in woord opgeschreven werd volgens de woorden van de Leraar – meer dan een<br />
tiental boekdelen van een kriebelige tekst. Hieronder wordt een reeks gedachten uit het<br />
voorwoord bij het boek Sjaar hakdamot van Chaim Vital uiteengezet.<br />
Elke generatie, welke de komst van de Masjiejach niet waardig werd bevonden en [welke<br />
generatie] de Tempel niet opbouwde, staat gelijk aan de generatie, welke de Tempel<br />
vernietigde. Waar hangt dan de komst van de Masjiejach van af? In het boek Zohar is een<br />
éénduidig antwoord op gegeven: zolang de mensen zich met een “droge” Tora bezighouden,<br />
welke alleen over de fysieke, doch niet over de geestelijke vervulling van de voorschriften<br />
spreekt, zal de Masjiejach niet komen. Het geestelijke doorgronden van de Tora is alleen met<br />
behulp van de Kabbala mogelijk.<br />
De studie van de Tora dient niet op een eigen voordeel neerkomen – noch ter verkrijging van<br />
voordelige plaatsen, noch voor het eerbetoon en evenmin omwille van de rang rabbi en wijze.<br />
Over dergelijke mensen, die een dergelijk voornemen koesteren, is in de Talmoed (Bracht,<br />
17) gezegd, dat het voor hen beter zou zijn om helemaal niet geboren te worden.<br />
De Tora kan tegelijkertijd een geneesmiddel en een gif zijn – zij kan doen opleven óf een<br />
dodende kracht zijn.<br />
De Tora bevat alle vier werelden ABaJ”A. Wanneer de Tora zich nog in de wereld Atsieloet<br />
bevindt, dan heet zij de Kabbala. Daar is zij vrij van alle haar verbergende omhulsels.<br />
Juist in overeenstemming met deze Tora (naar de opbouw van de wereld Atsieloet) vormde de<br />
Schepper de overige werelden, met inbegrip van onze wereld. De Schepper, terwijl Hij de<br />
wereld schiep, keek in de Tora. De Atsieloet – dat is een zuivere goddelijke wereld, waar nog<br />
geen verdeling is in het goed en het kwaad – de kdoesja en de kliepa. De Tora is daar<br />
volkomen open op zichzelf, zonder enige omhulsels.<br />
De Tora van de wereld Jetsiera heet tevens “de Boom van het bevatten van het goed en<br />
kwaad”, in verhouding tot de Tora in de wereld Atsieloet is zij gelijk een dienstmeid, een<br />
bijzit ten opzichte van haar meesteres. In de Tora van de wereld Jetsiera zijn veranderingen en<br />
zelfs tegenstrijdigheden, welke in de Tora van de wereld Atsieloet ontbreken. In de Tora van<br />
de wereld Jetsiera wordt reeds gesproken over het goed – kwaad, kasjer – pasoel, heilig –<br />
onheilig.<br />
De Misjna en de Talmoed, hoewel zij op basis van de geheimen van de Tora zijn<br />
samengesteld, heten slechts haar lichaam, in tegenstelling tot de Kabbala, die de ziel van de<br />
Tora heet. En zoals de wijzen van de Talmoed zelf plachten te zeggen (Sanhedrin, 24) – de<br />
62
Talmoed kan schijnen alleen door middel van het boek Zohar, waarover juist is gezegd, dat de<br />
Tora is licht.<br />
En er is geen twijfel, dat indien de wereld Brieja slechts een omhulsel en een kliepa van de<br />
wereld Atsieloet is, gelijk de weekdagen ten opzichte van de sjabbat, zo ook de Tora van de<br />
wereld Brieja – de Misjna – slechts een kliepa van de Tora van de wereld Atsieloet is, d.i. de<br />
Kabbala.<br />
De Kabbala is verborgen door de Misjna, door de Babylonische en Jeruzalemse Talmoeden,<br />
zoals een graankorrel onder een aantal bovenlagen, omhulsels wordt verborgen. Alleen een<br />
wijze zal begrijpen waarom de Misjna een kliepa wordt genoemd ten opzichte van de Kabbala<br />
– immers alle begrippen van de Misjna beperken zich met onze wereld, door lage en grove<br />
materiële ingrediënten.<br />
De kliepa echter draagt bij aan het bewaren van een graankorrel, tenzij men haar voor<br />
schadelijke doeleinden gebruikt.<br />
Maar indien het doel van het bestuderen van de Tora is in het behalen van een of ander<br />
voordeel (behalve dan een bevrijding uit het egoïsme) persoonlijk voor zichzelf, dan wordt<br />
het geacht, dat men zich niet met de Tora bezighoudt, doch met haar substitutie, en degenen,<br />
die [op die manier de Tora bestuderen] worden geen kinderen van de Schepper geacht, maar<br />
slaven, welke een loon eisen en slechts omwille van een loon werken.<br />
Zoals in de Talmoed (Brachot, 34) is gezegd, bestaat het verschil tussen onze wereld en de<br />
toekomstige wereld alleen in het veranderen van de aardse macht in de hemelse en daarom is<br />
de hemelse Tora – de Kabbala – de Tora van de Masjiejach.<br />
Eenieder dient zich met de Misjna en de Talmoed bezighouden in die mate, waarin zijn<br />
hersenen dat kunnen uithouden, maar vervolgens dient men met het bestuderen van de<br />
Kabbala aan te vangen, in overeenkomst met de laatste wilsbeschikking van de koning David<br />
aan zijn zoon Sjlomo – “bevat de G-d van onze vaderen en dien Hem”.<br />
En indien de lessen in de Talmoed aan de beginner moeilijk zijn, dan kan hij zich volledig<br />
met de Kabbala bezighouden, zoals is gezegd (Talmoed. Choelien, 24): “Wie geen goed<br />
resultaat (van zijn studie) na vijf jaren zag – zal hem niet meer zien”. Maar ook in een zulk<br />
geval dient men in plaats van de Talmoed vereenvoudigde, beknopte leermiddelen te<br />
bestuderen, om zich in het uitvoeren van de voorschriften niet te vergissen.<br />
In het boek Zohar zijn vier grootse geleerden beschreven, die in de Pardes zijn binnengegaan:<br />
PaRDe”S – een afkorting van psjat (een eenvoudige uiteenzetting), remez (een toespeling),<br />
droesj (een allegorie) en sod (een geheim).<br />
De drie eerste uiteenzettingen worden tot kliepot gerekend. Zij zijn oppervlakkig ten opzichte<br />
van het geheime. En daarom is alleen rabbi Akieva, die de geheime uiteenzetting machtig<br />
was, was de enige van de vier wijzen die met vrede van de Pardes er uitkwam. Er wordt een<br />
geestelijke reis in de werelden ABaJ”A bedoeld, welke werelden PaRDe”S (pardes – hof)<br />
heten.<br />
De drie overigen – leden schade: de één ervan begreep geen van de uiteenzettingen en werd<br />
ongelovig (wat ook in onze tijd [met een dergelijk verschijnsel] overeenkomst vertoont uit het<br />
63
onbegrip van de zin van de Tora), de tweede begon andere krachten aan te bidden – de idolen,<br />
en de derde raakte van de weg af.<br />
Vanaf Adam, die de Boom van het Bevatten van het Goed en het Kwaad (de Tora van de<br />
werelden BaJ”A) koos boven de Boom des Levens (de Tora van de wereld Atsieloet – de<br />
Kabbala), het aantal tegenstanders van het bestuderen van de Kabbala neemt toe. En een lijst<br />
van ellende groeit. Daarin is de reden van het feit, dat de eerste Stenen Tafelen, die tot de<br />
Boom des Levens behoren, werden door andere vervangen, die tot de Boom van het Bevatten<br />
van het Goed en het Kwaad behoren.<br />
De Misjna, de dienstmeid van de Tora, leidde tot de vernietiging van de eerste en de tweede<br />
Tempels en tot deze laatste bittere en langdurige ballingschap, de uitkomst waarvan is alleen<br />
mogelijk door het bestuderen van de Ware Wijsheid – de chochmat emet – de Kabbala.<br />
Alleen met behulp van het boek Zohar (Naso, 124) “zullen de zonen Israëls uit de<br />
ballingschap terugkeren”.<br />
Nog de profeet Eliejahoe voorspelde aan rabbi Sjimon, dat deze zondeval van Adam zal tot<br />
onze dagen duren, totdat wij met liefde tot het bestuderen van de ware wijsheid terug zullen<br />
keren – en pas dan zullen wij uit de ballingschap terugkeren.<br />
De Zohar (Toldot, 139) verklaart de reden van de langdurig zijn van onze ballingschap als<br />
volgt: “Het gehele volk Israëls wordt als het ware in drie groepen ingedeeld. De eerste groep –<br />
dat is het gewone volk. De tweede – de wijzen, die zich met de eenvoudige uiteenzetting van<br />
de Tora bezighouden, en de derde – de Kabbalisten.<br />
Over de eerste groep zei de Schepper: “Zij kennen mij niet”. De derde groep noemde Hij<br />
“Mijn zonen”. En de tweede groep, die het bestuderen van de Kabbala verwerpen en zich<br />
slechts met een eenvoudige uiteenzetting bezighouden en daarbij beweren, dat dat is juist de<br />
Tora, noemde Hij “kwade wijzen, die geen goed kunnen doen. En Hij, de Schepper, helpt hem<br />
niet. En zij herhalen alleen maar eindeloos hun eenvoudige, grove verklaringen en pilpoeliem<br />
(warrigheden), en juist zij zijn de reden van al het lijden”.<br />
De eerste groep gelijkt op dieren. Hun ziel is dierlijk, en zij gaan door, als dieren. Al hun<br />
bezigheid is in het bewonen van de aarde, in haar bewerken en in het maatschappelijke<br />
verkeer, en al hun streven – in het verzadigen van het lichaam. Daarom verwoesten zij de ziel.<br />
“En Mij bevatten zij niet, - zei de Schepper, - immers zij zijn ver van de Tora, die het Leven<br />
heet, en daarom zijn zij dood voor de toekomstige wereld” (olam ha-ba).<br />
De tweede groep – de wijzen, die zich met de Tora bezighouden – hun ziel daalt van de hemel<br />
neer, en niet stijgt van de aarde op, als bij de eerste groep, maar er is geen licht in hun Tora,<br />
omdat hun Tora – dat zijn grove gematerialiseerde omhulsels van onze wereld, waarvan de<br />
Talmoed gebruik maakt. En de 32 stromen van de hoge wijsheid door “13 regels van het<br />
uiteenzetten” zijn volkomen verborgen van hen.<br />
Degenen, die zich aan de Kabbala toewijden zijn de zonen van de Schepper – zij ontvangen<br />
de sleutels van de Poorten des Levens – en de duisternis van onze wereld verandert in het<br />
licht van alle werelden, en de duisternis van de Talmoed in zijn eenvoudige uiteenzetting van<br />
onze wereld verandert door een kabbalistische uiteenzetting in het licht, en al hun Tora die<br />
van de Kabbalisten – vert.) is licht! En alle moeilijkheden van de uiteenzetting van de<br />
Talmoed worden door hen veranderd in een felle, brede weg.<br />
64
Het gaat niet over de nutteloosheid van het bestuderen van de Talmoed. Immers dezelfde<br />
rabbi Akieva – de enige die van de Pardes is uitgekomen, d.w.z., die alle werelden en hun<br />
geheimen bevatte, hield zich, terwijl hij nog in onze wereld was, met zijn uiteenzetting bezig.<br />
Maar wie zich alleen met de eenvoudige studie van de Talmoed bezighoudt, trekt als het ware<br />
een rouwgewaad op de Tora aan, en elke dag verwijt hen de stem, die van de berg Chorev<br />
uitgaat: “Wee u, die de Tora beschamen”.<br />
De volkeren van de wereld hebben gelijk, wanneer zij zeggen – welk verschil is er tussen<br />
jullie en onze Tora (leer – vert.), immers ook onze tora – dat zijn allerlei vertellingen. En wee<br />
aan degenen, die een dergelijke houding tot de Tora oproepen. Zij verlengen onze<br />
ballingschap en vermenigvuldigen ons lijden, maar steeds wensen zij niet zich met de<br />
Kabbala bezig te houden, waarbij zij allerlei argumenten - rechtvaardigingen bedenken.<br />
En waar hebben zij dat voor nodig – immers zij staan te boek als wijzen. Maar de domheid is<br />
in de diepte van hun ogen (af te lezen). Zo ook Avraham noemde Eliëzer – één van het volk<br />
der ezels, omdat hoewel die de Tora van Avraham zelf leerde, werd hij niet waardig bevonden<br />
om de Sjchiena – de Goddelijke straling - te zien.<br />
Zo ook allen, van klein tot groot, die in hun studie alleen het eenvoudige bestuderen nastreven<br />
en die niet wensen om de Ware Wijsheid te bevatten, zoeken voor zichzelf allerlei<br />
rechtvaardigingen op en beweren, dat er geen Tora is, behalve hun uiteenzetting. Er bestaat<br />
geen twijfel, dat voor hen geen deel is in de toekomstige wereld – immers daar alleen hij<br />
deelachtig kan zijn, die zich met de geheime Tora bezighoudt, en “wie vóór de aanvang van<br />
sjabbat niet werkte, wat zal hij eten op sjabbat?”<br />
Wie zich echter met de Kabbala bezighoudt wordt de zoon van de Schepper genoemd. Over<br />
hem is het gezegd: “dat is – Mens!”. Immers al zijn voornemens zijn – omhoog, tot zijn<br />
Schepper.<br />
Het doet er niet toe, wat zijn de gewaande redenen bij degenen, die van het bestuderen van de<br />
Kabbala afziet. Het is voor hen afdoende, wat zij hebben, en indien zij met datgene wat zij<br />
hebben tevreden zijn, dan verlengen zij daarmee onze ballingschap”.<br />
Het bestuderen van de Kabbala wekt een dorst naar een gewaarwording op, een toenadering<br />
tot de Schepper. In de Talmoed (Chagiega, 14) wordt beschreven, hoe drie [mensen] voor de<br />
Schepper verschijnen: de één leerde de Choemasj (Pentateuch), de ander – de Misjna en de<br />
derde – de Talmoed. Vraagt hen de Schepper: “Hebben jullie zich met de Kabbala<br />
beziggehouden, streefden jullie om Mijn Grootsheid te bevatten? – immers Ik heb geen<br />
grotere vreugde, dan om wijzen te zien zich in de Kabbala te verdiepen”.<br />
De tanaim zelf (de samenstellers van de Misjna) beweren, dat door de Kabbala niet te<br />
bestuderen, vervult de mens zijn verplichting van de Torastudie in het geheel niet. De mens<br />
dient met al zijn krachten naar het bevatten van de Kabbala te streven. Immers juist daarmee<br />
verstrekt hij een vreugde aan de Schepper, Die Zijn zonen ziet bezig zijn met het bevatten van<br />
datgene, wat door Hem geschapen is, welke zonen Zijn Grootsheid bevatten.<br />
Terwijl noch de Misjna, noch de Talmoed, noch de wetten en regels van het vervullen van de<br />
voorschriften enige voorstelling over de Schepper en Zijn Schepping zullen geven.<br />
Integendeel, er zijn wetten, waarmee het verstand niet in staat is om in te stemmen, welke<br />
[wetten] de haat van de volkeren van de wereld tot Israël opwekken, alsmede glimlachen van:<br />
65
“Is dat nou de Tora, welke aan jullie door uw G-d is opgelegd om een hoorn van een rund te<br />
nemen en op een Nieuwjaar te blazen, waarmee u de kwade geesten verdrijft?” De essentie<br />
van de Tora is in het bevatten van de Hoge. De zogenaamde wijze, die zich met de Misjna en<br />
de Talmoed bezighoudt, wordt een slaaf genoemd, aangezien hij dient omwille van een<br />
beloning. Wie echter de Kabbala bestudeert – corrigeert de Schepping, brengt haar tot de<br />
gmar tiekoen en daarom dient hij de Schepper.<br />
Juist daarvoor is de mens geschapen, om zich met de Kabbala bezig te houden. En indien men<br />
een beloning voor de gewone Tora kan ontvangen – dan is dat alleen in deze wereld; echter in<br />
de toekomstige wereld wordt alleen hij beloond, die zich naar zijn vermogen met de wijsheid<br />
van het boek Zohar bezighield”.<br />
Het is bekend, dat de zielen van Israël stammen van Adam af. De ziel van Adam – dat is de<br />
som van alle zielen. Bij eenieder, die over de ziel beschikt, bestaat een lichaam – een deel van<br />
het lichaam van Adam, de nefesj – dat met het deel van Adam, de nefesj, overeenkomt; de<br />
roeach – [overeenkomt met] het deel van zijn roeach; de nesjama – met het deel van zijn<br />
nesjama.<br />
Het lichaam van Adam bestaat uit 248 spieren en 365 pezen. Zo ook de ziel. En al deze delen<br />
zijn onderling met elkaar verbonden en hangen van de Tora af, van haar 248 voorschriften<br />
“doen” en de 365 verboden “niet-doen”. Eveneens alle werelden zijn naar het beeld van één<br />
mens geschapen met 613 (248+365) delen. En de mens is verplicht om met behulp van de<br />
Kabbala zijn wortel in Adam alsmede in alle werelden te bevatten.<br />
En juist in onze, laatste generaties, doet deze Wetenschap voor allen haar poorten open en is<br />
voor eenieder toegankelijk, zoals nooit tevoren. Maar deze wijsheid wordt aan eenieder<br />
individueel alleen van boven door het licht van de Schepper onthuld. En niet door een droge<br />
studie van de Kabbala, gelijk elke andere wetenschap, maar door een persoonlijke, Goddelijke<br />
openbaring (volgens de zuiverheid van het hart alsmede de voornemens van de dorstende).<br />
Rabbi Sjimon gaf de volmacht juist aan rabbi Abba om alles in het boek Zohar op te<br />
schrijven, aangezien de laatste kon door een bijzondere, geheime wijze, de Leer uiteenzetten –<br />
om aan ons, de laatste generaties, deze Leer bekend te maken, opdat wij met behulp daarvan<br />
de Masjiejach zouden oproepen.<br />
En daarom verscheen in onze wereld een bijzondere ziel van mijn Leraar – rabbi Itschak Luria<br />
Ashkenazi – AR”I, die ons datgene, wat in het boek Zohar geschreven is, onthulde. Zijn<br />
geestelijke verheffing was het resultaat van de hardnekkige studie en het werken aan zichzelf,<br />
en niet het gebruikmaken van de krachten van de Kabbala (Kabbala maasiet), daar het<br />
verboden is.<br />
Chaim Vital schrijft: “Deze wetenschap is de bron van het leven, en daarom noemde ik dit<br />
boek, welk naar de woorden van mijn leraar is opgeschreven, “Ets Chaim” – “De Boom des<br />
Levens”.<br />
De aanmerking van de auteur:<br />
Degene, die het navertelde voorwoord van Chaim Vital in het origineel zal lezen, zal<br />
vergewist zijn, dat vele scherpe beschuldigende fragmenten liet ik hier buiten beschouwing.<br />
66
In geen geval geringschatte Rav Chaim Vital het bestuderen van de Misjna en de Talmoed.<br />
Het bestuderen ervan in nodig voor de fysieke vervulling van de voorschriften. En in die<br />
omvang is het volkomen gerechtvaardigd.<br />
Maar zijn inzicht in het bestuderen van de Tora te begrijpen is voor ons absoluut<br />
noodzakelijk, aangezien hij de enige ware leerling van AR”I is, die (AR”I) ons de sleutels tot<br />
het boek Zohar doorgaf en die de eerste systematische uiteenzetting van de opbouw van alle<br />
geestelijke werelden gaf. Hij bevatte ze nog tijdens zijn bestaan in onze wereld – d.w.z., hij<br />
was een mens, die de eigenschap van de Schepper zelf verkreeg, die zijn Schepper bevatte,<br />
die in de wereld van de zielen en de tijdloosheid boven het aardse leven uitging. De laatste<br />
allerlaagste geestelijke trap doet onze wereld ontstaan alsmede alles, wat er in bestaat.<br />
Niets anders is geschapen, behalve de wens om een genieting te ontvangen, een gebrek op te<br />
vullen. Het verschil is alleen wat deze wens is. In de geestelijke wereld, in onze wortels is de<br />
wens om te vergenoegen. In onze wereld is dat de wens om voor zichzelf te genieten.<br />
Maar de verhoudingen tussen de objecten én in de geestelijke wereld, én in onze wereld zijn<br />
dezelfde. En daarom zien wij, hoe alles in werking wordt gebracht door het gewaarworden<br />
van een tekort aan iets: een plus trekt een minus aan; chemische elementen verbinden zich<br />
volgens de valentie, naar hetzelfde principe vindt een interactie van fysische velden.<br />
Naar gelijkenis met de geestelijke werelden is ook onze wereld uit vier typen van toestanden<br />
der materie opgebouwd: de vaste, de vloeibare, de gasvormige en de plasmatoestand (aarde,<br />
water, lucht en vuur). Eveneens in ons bevinden zich al deze toestanden van de materie.<br />
En eveneens als in de geestelijke werelden bevat het allerkleinste deeltje in zich de delen van<br />
alle overige details van het heelal. Zo, bijvoorbeeld, ook het lichaam van de mens bevat in<br />
zich alle chemische elementen van de natuur, al haar krachten.<br />
Zowel alle elementen van de opbouw van de geestelijke werelden zijn onderling met elkaar<br />
verbonden, zo samenhangend is ook alles in onze wereld; er bestaat eveneens een onzichtbare,<br />
doch duidelijke samenhang tussen de geestelijke wortel en zijn materieel gevolg – de<br />
aftakking.<br />
Daarom zijn ons zowel fysieke, als morele voorschriften, mietsvot en kavanot zijn gegeven.<br />
Zonder het vervullen van fysieke voorschriften is er geen verband tussen een wortel en zijn<br />
aftakking. De fysieke vervulling van een voorschrift is absoluut noodzakelijk, daar deze<br />
vervulling uit het zich bevinden van de uitvoerder in onze wereld voortvloeit.<br />
Maar er is sprake van een nominale uitvoering van de door de Tora vereiste voorschriften. In<br />
de laatste tijd namen echter de bedachte aanvullingen bij fysieke uitvoering van de<br />
voorschriften ongekend toe – de reden waarvan is [te vinden] in het ontbreken bij de gelovige<br />
massa’s van het begrip over het doel van de voorschriften, van hun morele uitvoering –<br />
omwille waarvan zij worden uitgevoerd.<br />
Alleen door een kavana – door een intentie in het hart, door een emotionele verdieping,<br />
concentratie van gedachten, door een motivatie kan men (en dient men) een elk voorschrift<br />
onophoudelijk aanvullen. Alleen in deze richting zijn aanvullingen en nauwgezetheid van de<br />
kant van de uitvoerder nodig. Wat echter het overige betreft zijn de fysieke en moreel -<br />
geestelijke uitvoering van de voorschriften onverbrekelijk.<br />
67
Juist dat bedoelde Chaim Vital. Het is niet voor niets dat de samensteller van het eerste<br />
wetboek van het joodste leven “Sjoelchan Aroech” Josef Karo samen met Chaim Vital bij<br />
AR”I leerde.<br />
Naar overlevering vanaf het jaar 1995 zullen de ogen van een brede kring van gelovigen<br />
opengaan op de ware uitvoering, op het doel van de voorschriften, en miljoenen zullen met<br />
het bestuderen van de Kabbala aanvangen, waarmee zij de correctie van de wereld – de komst<br />
van de Masjiejach zullen bespoedigen.<br />
Het bevatten van de wijsheid van de Tora vindt langs de vier achtereenvolgende trappen<br />
plaats – PaRDe”S – psjat (een letterlijke betekenis), remez (een toespeling), droesj (een<br />
beschrijvende betekenis) en sod (een geheime betekenis). De laatste trap – de geheime zin van<br />
de Tora, de meest innerlijke, was aan enkelingen bekend, aan de aartsvaderen, bijvoorbeeld,<br />
d.w.z., aan degenen, die over een bijzondere ziel beschikten, nog vóór de overhandiging van<br />
de Tora aan het gehele volk. Daarom juist wordt het gezegd, dat onze voorouders alle<br />
voorschriften vervulden.<br />
De nieuwigheid bij het overhandigen van de Tora was daarin, dat zij aan allen toegankelijk<br />
werd, op al haar vier trappen, waarbij zelfs de meest ongeletterde een mogelijkheid van het<br />
verband met de Tora ontving door louter de fysieke uitvoering van haar voorschriften.<br />
En indien de mens streeft zelfs zonder bijzonder hoge geheime motivaties (kavanot), maar<br />
slechts naar gewoonte, als gevolg van de opvoeding, het vervullen van de voorschriften – het<br />
wonder van de Tora – bestaat daarin, dat geleidelijk de Tora hem dermate zuivert, dat indien<br />
gewenst, wordt het verdere bevatten van alle vier trappen mogelijk. En dat gaat voor eenieder<br />
op.<br />
En daarom is het gezegd, dat de voorschriften vereisen geen voorafgaande intenties (kavanot),<br />
en het voorschrift zelf – is al een mogelijkheid voor de meest achterlijke om te beginnen zich<br />
te verheffen en zich te heiligen, aangezien er is geen mens, die niet in staat is om de<br />
voorschriften zonder de nodige motivatie uit te voeren en die zich op die manier geleidelijk<br />
tot het bestuderen en uitvoeren van motivaties (kavanot) zal voorbereiden.<br />
Daarin is de grootsheid van de Tora besloten, dat zelfs voor de “onbekwamen” een<br />
mogelijkheid bestaat om zich te verheffen. Zoals wordt gezegd, “de Tora spreekt in de taal<br />
van de mens” – d.w.z., zij richt zich tot eenieder in zijn [eigen] taal. En het niet begrijpen van<br />
de Tora hindert ons niet om de voorschriften te vervullen, d.i. het ontzegt ons de mogelijkheid<br />
niet om ons te verheffen – aangezien het wonder, een bijzondere eigenschap van de Tora – om<br />
de mens te helpen te groeien – is zelfs in een puur automatische uitvoering van de<br />
voorschriften in zit.<br />
Laten wij als voorbeeld een vrouw nemen, die vrijgesteld is van het uitvoeren van gebiedende<br />
voorschriften (mietsvot ose – positieve mietsvot). Volgens de Tora is een vrouw verplicht om<br />
de wetten alleen niet te overtreden, d.i. de verbiedende voorschriften (mietsvot lo taase –<br />
negatieve mietsvot) te vervullen.<br />
De voorschriften, de uitvoering waarvan door een factor tijd wordt bepaald, zijn op haar niet<br />
opgelegd. Uit de geschiedenis weten wij echter, dat in ons volk vrouwelijke profeten waren.<br />
Een profeet – dat is een mens, die een “direct contact” met de Schepper heeft, die met Hem<br />
omgaat.<br />
68
Een zulk geestelijk niveau kan zelfs een vrijgestelde van de meeste “aardse” voorschriften<br />
vrouw bereiken. D.w.z., van het geestelijke bevatten het resultaat is van de juiste motivatie, en<br />
niet in het toenemen in aantal ervan.<br />
Zelfs ter uitvoering van de eenvoudigste handeling, bijvoorbeeld, het voorschrift van het<br />
kosjer maken van vlees, dient een vrouw in het bestaan van de Schepper te geloven, in<br />
datgene, dat zij Zijn voorschrift vervult, in de wetten gelooft, die door de wijzen zijn<br />
ingesteld: op welke manier dingen kosjer maken, enz.<br />
Dus, het geloof, dat:<br />
1. de Schepper ons aanwees om de voorschriften te vervullen;<br />
2. door de wil van de Schepper te vervullen, verstrekken wij Hem een vreugde;<br />
3. er is een genieting bij de uitvoerder dat hij een vreugde aan de Schepper verstrekt.<br />
Dit geloof kan bij het uitvoeren van het meest “eenvoudige” voorschrift het begin zijn van de<br />
geestelijke groei tot het niveau van profeten – zoals het geval was met, bijvoorbeeld, de<br />
profetes Dvora – de rechter over Israël, bij wie zelfs witbaardige wijzen voor een advies<br />
kwamen.<br />
Maar alles wat boven gezegd is verplicht ons, natuurlijk, niet om al ons leven op het<br />
kinderlijke niveau van het begrijpen van de Tora te blijven – d.w.z., zonder motivaties van<br />
voorschriften machtig te zijn, zonder het begrijpen van de inrichting en bestuur der werelden<br />
– terwijl onze bevatting van de ons omringende materiële wereld wordt gedurende ons heel<br />
leven met de dag uitgebreid.<br />
Een rustige coëxistentie van deze twee vormen van het bevatten – een verstijfde en een<br />
vooruitgaande in één mens is onmogelijk. In de regel, leidt dat tot het verzwakken van het<br />
verband van de mens met de Tora.<br />
De Tora en zelfs haar geheim deel – de Kabbala – zijn in de omgangstaal, in de aardse taal<br />
van de mens uiteengezet, in woorden, die wij in de dagelijkse omgang gebruiken. En<br />
eveneens als een elk woord een bepaald begrip weergeeft, zo ook een elk woord in de Tora<br />
geeft een bepaalde geestelijke bevatting weer, een betekenis, een gedachte – het licht, dat door<br />
dit woord bevat wordt.<br />
D.w.z., hoewel “de Tora in de taal van de mens spreekt”, maar “de gehele Tora – dat zijn de<br />
namen van de Schepper”, d.i. een elk woord van de Tora vertegenwoordigt een bepaalde<br />
eigenschap van de Schepper, een bepaald niveau van een gewaarwording – het bevatten van<br />
Hem door de mens.<br />
In het kort kan men in de Tora vier groepen woorden (namen) onderscheiden:<br />
1. Onuitspreekbare vierletterige naam van de Schepper – HaVaJ”A, welke de gehele Tora<br />
bevat. D.w.z., de gehele Tora – dat zijn slechts verschillende niveaus van het bevatten van<br />
deze naam.<br />
2. De tien onuitwisbare namen. (Onuitwisbare – omdat bij het begaan van een fout in het<br />
schrijven is de correctie verboden en een rol wordt ter aarde besteld).<br />
69
3. Bepalende namen, zoals: “stond op”, “ging” e.d., welke de handelingen van de Schepper<br />
beschrijven.<br />
4. De overige worden van de Tora, die als het ware pijpleidingen zijn, waarlangs de overvloed<br />
op een bevattende [mens] neerdaalt – in overeenkomst met het feit, dat “de gehele Tora – dat<br />
zijn de namen van de Schepper”.<br />
Uit alle boeken van de Tora alleen in het boek Zohar worden al deze vier groepen woorden<br />
onthuld. En op elk woord wordt zijn volledige betekenis gegeven, aangezien de Zohar leert<br />
ons een bepaalde – geestelijke – bevatting van woorden. Qua uiterlijk is de tekst van de Zohar<br />
uit de omgangswoorden, de aardse woorden samengesteld. Op welke manier dan bevatten wij<br />
hun innerlijke betekenis?<br />
Zoals ons reeds is bekend, overeenkomt de wereld Atsieloet met de naam HaVaJ”A, en zijn<br />
tien sfirot – dat is de onthulling, de verklaring van de tien onuitwisbare namen. De betekenis<br />
echter van de woorden “opstijgen”, “afdalen”, “katnoet”, e.d. – het aantrekken, uitstorten van<br />
het licht – is niets anders, als het ophelderen van de woorden van de Tora “kwam ophoog”,<br />
“ging”.<br />
Door het bestuderen van de Kabbala wordt tevens de betekenis van overige woorden van de<br />
Tora bevat.<br />
De Tora is ons op de berg Sinai gegeven in haar absolute volmaaktheid en volheid, met alle<br />
vier niveaus van haar bevatting – de PaRDe”S. Maar er werd toegestaan om alleen een deel<br />
ervan op te schrijven, welk deel het uitvoeren van de voorschriften verklaard. En ook dan niet<br />
in alle volheid en diepte – d.w.z., psjat (een woordelijke betekenis).<br />
En bovendien, datgene, wat is opgeschreven, is verboden om mondeling door te geven, en<br />
omgekeerd – het mondelinge deel van de Tora is het verboden om op te schrijven, maar<br />
slechts door te geven, zoals Mosje gaf aan Josjoea door, en Josjoea – aan de wijzen, enz.<br />
Totdat in de dagen van rabbi Akieva besloot men om het eerste deel van de Tora, welk over<br />
het vervullen van de voorschriften spreekt, aan te vullen, opdat de ware wetten niet in<br />
vergetelheid zouden raken.<br />
En op die manier werd de Misjna opgeschreven, en vervolgens ook de Talmoeden –<br />
Babylonische en Jeruzalemse.<br />
Maar van de overige drie delen van de Tora – remez, droesj, sod – werd het verbod<br />
opgeheven. En slechts enkelingen, die de geestelijke werelden, de geheimen van de Tora<br />
bevatten, schreven hun gedachten en visioenen heimelijk op, welke Megielat S’tariem<br />
(geheime openbaringen) heten.<br />
En zoals rabbi Meir, de leerling van rabbi Akieva, de Misjna begon te schrijven, welke Misjna<br />
rabbejnoe haKadosj voltooide, zo ook de andere leerling van rabbi Akieva – rabbi Sjimon bar<br />
Jochaj, begon in dezelfde tijd de overige drie delen van de Tora op te schrijven, en zijn<br />
leerlingen voltooide dit werk.<br />
Maar dit handschrift was alleen aan enkele uitverkorenen toegankelijk om bestudeerd te<br />
worden. En in het vervolg was [dit boek] voor vele eeuwen helemaal verborgen, zelfs voor<br />
enkelingen. Vanwege de ontwikkeling van generaties en het geestelijke factor tijd (het<br />
70
naderen van de dagen van Masjiejach), werd het boek Zohar opnieuw ontdekt, maar nu al<br />
voor allen.<br />
En nu het is ons duidelijk geworden, dat het onmogelijk is om in het bestuderen van de Tora<br />
zich alleen met één haar deel psjat te beperken, aangezien de Tora op de berg Sinai in al de<br />
volheid van haar vier delen PaRDe”S is overhandigd, welke de vier trappen van het bevatten<br />
van de Tora vertegenwoordigen.<br />
Bovendien, er is niemand onder ons, die niet zou kunnen, terwijl hij de voorschriften vervult,<br />
zelfs zonder motivatie “omwille van de Schepper”, tot de allerhoogste geheime laatste trap<br />
komen, d.i. tot het vervullen van de voorschriften in hun ware omvang – het genieten van de<br />
Schepper.<br />
71
8. <strong>HET</strong> BOEK ZOHAR<br />
De fragmenten uit het boek Zohar.<br />
“TWEE PUNTEN”<br />
Zohar: rav Chieja begon: Het begin van de wijsheid – is het ontzag voor de Schepper. Maar<br />
het zou correcter zijn om te zeggen: het einde van de wijsheid. Immers het ontzag – dat is de<br />
eigenschap van de malchoet, de laatste der sfirot. Maar, - vervolgde rav Chieja – de malchoet<br />
– dat is de eerste trap tot de sfira chochma.<br />
En daarom is het gezegd: “Opent voor Mij de poorten der gerechtigheid”, aangezien de<br />
malchoet gerechtigheid (tsedek) heet, “zijn dat de poorten tot de Schepper”. En wie niet naar<br />
binnen is gegaan – op geen manier tot de Schepper kan toenaderen – immers Hij – de<br />
Allerhoogste (d.i. letterlijk “boven alles”) en daarom schiep Hij vóór Zich een hele rij van<br />
gesloten poorten.<br />
Het commentaar: de Schepper is volledig verborgen voor de onwaardigen, dusdanig, dat de<br />
gewone mens voelt de Schepper niet, maar kan alleen geloven in Zijn bestaan. Hij is<br />
verborgen naast de poorten, alleen door het open waarvan kan men tot Hem naderen. Op die<br />
manier is het duidelijk, dat er bestaat een bepaalde volgorde van het bevatten, openbaring van<br />
de Schepper door schepselen.<br />
Maar aan het einde van deze poorten plaatste de Schepper speciale poorten met meerdere<br />
grendelsloten. Deze laatste poorten is dan de malchoet in de malchoet, en dat zijn eerste<br />
poorten op de weg van de opstijgende tot de Hoogste wijsheid. En daarom is het gezegd: “Het<br />
ontzag voor de Schepper is het begin van de wijsheid”, daar juist dit zijn – de eerste poorten,<br />
die tot de kennis van de Schepper leiden.<br />
Zohar: En na alle poorten plaatste de Schepper bijzondere (poorten) – met meerdere sloten,<br />
ingangen en hallen. En Hij zei: “Wie wenst tot Mij te komen – deze poorten zullen voor hem<br />
de eerste zijn, laat hem door hen binnenkomen”. Deze poorten – de eerste tot de Hoogste<br />
wijsheid – tot het ontzag voor de Allerhoogste. En dat is juist de malchoet, die “resjiet”<br />
(eerste) heet.<br />
Het Commentaar: Wie de Schepper bevat ondervindt op zich de uitwerking van sloten,<br />
ingangen en hallen. En aangezien dat zijn hoge, niet op te vangen door de gewone gevoelens,<br />
van de analyse door het verstand lastig te beschrijven begrippen, dient men zijn emotionele<br />
krachten in het bijzonder in te spannen, om al was het minimaal te beseffen waar de Zohar<br />
over spreekt.<br />
De Schepper zelf is absoluut ondoorgrondelijk. Zijn wens in de Schepping was om de zielen<br />
te scheppen en ze te vergenoegen, en daarom kan bij een schepping geen begrip zijn over een<br />
genieting in het verwijderen van de Schepper. Bovendien, het is gezegd: “De Schepper<br />
wenste in de lage scheppingen te huisvesten”. Deze twee tegenstrijdigheden spreken over<br />
absoluut tegengestelde eigenschappen van de Schepper en de schepping.<br />
Onze wereld is geschapen in de vorm van het absolute egoïsme, en de enige eigenschap uit de<br />
bekenden – daar die zo ten opzichte van ons wordt onthult – is de eigenschap van de<br />
Schepper: de wens om te vergenoegen. En daarom ontkent al Zijn bestuur – de schepping te<br />
vergenoegen - zoals dat in onze wereld zich manifesteert, absoluut de gedachte van de<br />
schepping.<br />
72
Zo nemen wij waar – voelen en evalueren dit bestuur in onze gewaarwordingen – in onze<br />
keliem kabbala – het egoïsme. En dat is de essentie van grendels – sloten op de poorten. En<br />
hoewel zijn er vele tegenstrijdigheden en feiten in onze wereld, die het bestaan van de eenheid<br />
van de Schepper ontkennen, die in het begin, ons van Hem als het ware verwijderen – maar<br />
indien wij toch door de wilsinspanning de voorschriften van de Schepper met liefde vervullen,<br />
d.i. omwille van de Schepper, dan veranderen allen krachten, die ons van Hem wegduwen –<br />
mits wij ze overwinnen – in de poorten van het bevatten van Zijn wijsheid.<br />
In elke tegenstrijdigheid is er een eigenschap om een nieuwe trap van het bevatten van Hem te<br />
onthullen. En degenen, die binnenkomen veranderen op die manier de duisternis in het licht<br />
en de bitterheid in de zoetigheid – in overeenstemming met de twee wegstotende krachten –<br />
de logische tegenstrijdigheden en ongemak, beperkingen van fysieke handelingen.<br />
Evenredig, naar mate de wegstotende krachten krachtig waren, veranderen zij in de tot de<br />
Schepper aantrekkende [krachten]. En elke van de krachten wordt een poort der<br />
rechtvaardigheid, aangezien zij het doel onthult, de zin van de gehele Schepping – de welzijn<br />
van de scheppingen.<br />
Maar voordat de scheppingen niet waardig bevonden worden om hun egoïsme in het<br />
altruïsme te veranderen, zijn de poorten stevig dichtgesloten en zij dienen als een struikelblok,<br />
welk ons van de Schepper scheidt en daarom heten zij sloten, daar zij laten niet toe om tot de<br />
Schepper te naderen.<br />
Maar indien wij strijden met hun verkoelende uitwerking, dan veranderen de sloten van<br />
poorten – en daar, waar vroeger duisternis was – [komt] het licht, en in plaats van het<br />
gewaarworden van bitterheid – [komt] de zoetheid. En op elk slot worden nieuwe poorten<br />
geopend – het niveau van het bevatten van het Hoogste bestuur, en deze niveaus heten hallen<br />
(ejchalot) van wijsheid.<br />
Wij zien dus, dat sloten, poorten, hallen – dat zijn drie vormen van gewaarwordingen van het<br />
Bestuur, die ons achtereenvolgend beïnvloeden.<br />
Zohar: de Tora begint met het woord “beresjiet” (in den beginne), waar de eerste letter beth<br />
betekent 2 (daar de letters van het alfabet worden voor het numereren gebruikt). Dat spreekt<br />
over twee punten in de malchoet – één waarvan is verborgen, en het tweede toont zijn<br />
eigenschappen.<br />
En aangezien tussen hen geen tegenspraak is, heet resjiet, d.i. één, maar niet twee, daar<br />
degene, die één punt verkiest, dient ook het tweede te nemen – immers zij vormen een<br />
eenheid, zoals de Schepper één is.<br />
Het Commentaar: Deze twee punten – de malchoet en de biena, waar de malchoet – klie<br />
kabbala, en de biena – klie hasjpaa, door de Ts”B samengebonden. De malchoet zelf, als één<br />
punt, kan niets onthullen – met het licht schijnen. En alleen haar verbinding met de biena stelt<br />
de wereld in staat om te bestaan en zich tot het doel voort te bewegen – wanneer de gehele<br />
malchoet de eigenschappen van de biena in de gmar tiekoen zal ontvangen en zij in één punt<br />
zullen samenvloeien – waarover de uitspraak juist zegt, dat op die dag zal de Schepper en Zijn<br />
Naam één zijn, en de aarde (de malchoet) vol van kennis van de Schepper (or chochma).<br />
73
Gezien deze twee punten heet de malchoet tevens de Boom van het Goed en het Kwaad –<br />
afhankelijk van hoe men hem gebruikt. Hij kan tot het goed leiden (de eigenschap biena –<br />
barmhartigheid) of tot het kwaad (taaiheid – als een uiterste vorm van het egoïsme). En omdat<br />
een vrees nodig is vanwege de mogelijkheid zich in de keuze van de weg te vergissen, heet de<br />
malchoet iera (ontzag). En zolang de mens deze eerste poorten niet overwint, zal hij<br />
voortdurend in twijfels verblijven – immers soms valt het in het geheel niet te analyseren –<br />
wat leidt tot het goed, en wat - tot het kwaad.<br />
74