11.07.2015 Views

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

2.2.7.2.3.3.3 Er moet worden aangetoond dat aan de in 2.2.7.2.3.3.2 aangegeven prestatienormen is voldaan, inovereenstemming met het bepaalde in 6.4.12.1 en 6.4.12.2.2.2.7.2.3.3.4 De monsters die radioactieve stoffen in speciale toestand omvatten of nabootsen, moeten wordenonderworpen aan de valproef, de slagproef, de buigproef en de hitteproef, aangegeven in2.2.7.2.3.3.5 of alternatieve beproevingen aangegeven in 2.2.7.2.3.3.6. Voor elk van de beproevingenmag een ander monster worden gebruikt. Na elke beproeving moet een uitlogingsonderzoek of eenbeproeving van de volumetrische lekkage op het monster worden uitgevoerd volgens een methode,die niet minder gevoelig is dan de methoden aangegeven in 2.2.7.2.3.3.7 voor de niet-verspreidbarevaste stof, of in 2.2.7.2.3.3.8 voor stoffen in capsules.2.2.7.2.3.3.5 De betreffende beproevingsmethoden zijn:a) Valproef: Het monster moet van een hoogte van 9 m op de trefplaat vallen. De trefplaat moetovereenkomen met de definitie 6.4.14 van het ADR.b) Slagproef: Het monster moet worden geplaatst op een loden plaat die rust op een vlak vastoppervlak, en worden getroffen door de platte zijde van een staaf van zacht staal, zodanig dat eenstoot wordt gegeven die gelijk is aan een vrije val van een massa van 1,4 kg van een hoogte van 1m. De platte voorzijde van de staaf moet een diameter van 25 mm bezitten, waarvan de kantenzijn afgerond tot een straal van 3,0 ± 0,3 mm. Het lood, met een hardheid tussen 3,5 tot 4,5 op deschaal van Vickers en een dikte van niet meer dan 25 mm, moet een oppervlak bedekken datgroter is dan het oppervlak bedekt door het monster. Voor elke beproeving moet het monster opeen onbeschadigd gedeelte van de loden plaat worden geplaatst. De staaf moet het monster opzodanige wijze treffen dat de grootst mogelijke beschadiging wordt veroorzaakt.c) Buigproef: Deze beproeving is slechts van toepassing op langgerekte, smalle bronnen dieenerzijds een minimum lengte bezitten van ten minste 10 cm en anderzijds een verhouding van delengte tot de minimale dikte van ten minste 10. Het monster moet stevig in een horizontale positieop zodanige wijze zijn ingeklemd, dat het voor de helft van zijn lengte uit de buitenzijde van deklem uitsteekt. De stand van het monster moet zodanig te zijn dat aan het monster de grootstmogelijke schade wordt toegebracht wanneer het vrije deel wordt getroffen door de platte zijde vaneen stalen staaf. De staaf moet het monster zodanig treffen dat een stoot wordt gegeven diegelijkwaardig is aan een vrije verticale val van een massa van 1,4 kg van een hoogte van 1 m. Deplatte voorzijde van de staaf moet een diameter van 25 mm bezitten, waarvan de kanten zijnafgerond tot een straal van 3,0 ± 0,3 mm.d) Hitteproef: Het monster moet in lucht tot een temperatuur van 800 °C worden verhit en gedurendeeen periode van 10 minuten op die temperatuur worden gehouden, en moet daarna kunnenafkoelen.2.2.7.2.3.3.6 Monsters die radioactieve stoffen in een gesloten capsule omvatten of nabootsen mogen wordenuitgezonderd van:a) de beproevingen, voorgeschreven in 2.2.7.2.3.3.5 a) en b), onder voorwaarde dat de massa van deradioactieve stof in speciale toestand:i) kleiner is dan 200 g en dat de monsters in plaats hiervan worden onderworpen aan deslagproef van klasse 4, voorgeschreven in ISO-norm 2919:1999, "Radiation protection -Sealed radioactive sources – General requirements and classification (Stralingsbescherming -Gesloten radioactieve bronnen - Algemene eisen en classificatie); ofii) kleiner is dan 500 g en dat de monsters in plaats hiervan worden onderworpen aan deslagproef van klasse 5 voorgeschreven in ISO-norm 2919:1999, "Radiation protection - Sealedradioactive sources – General requirements and classification (Stralingsbescherming -Gesloten radioactieve bronnen - Algemene eisen en classificatie).b) de in 2.2.7.2.3.3.5 d) voorgeschreven beproeving, onder voorwaarde dat deze in plaats hiervanwordt onderworpen aan de hitteproef Klasse 6 voorgeschreven in ISO-norm 2919:1999, "Radiationprotection - Sealed radioactive sources - General requirements and classification(Stralingsbescherming - Gesloten radioactieve bronnen - Algemene eisen en classificatie).2.2.7.2.3.3.7 Op monsters, die niet-verspreidbare vaste stoffen omvatten of nabootsen, moet een bepaling van deuitloging worden uitgevoerd op de hierna volgende wijze:a) Het monster moet gedurende 7 dagen bij omgevingstemperatuur in water wordenondergedompeld. De hoeveelheid water die bij de beproeving moet worden gebruikt, moetvoldoende zijn om te waarborgen dat aan het einde van de beproevingsperiode van 7 dagen hetresterende vrije volume van het niet-geabsorbeerde en niet in een reactie gebruikte water tenminste 10% van het volume van het beproevingsmonster van de vaste stof zelf is. Het water moet<strong>ADN</strong> HOOFDSTUK 2.2 - 2011 2.2 - 124

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!