11.07.2015 Views

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

VBG Bijlage 1a ADN - RBV advies

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

2.4.2.2 Hoewel de voorkeur wordt gegeven aan gegevens van internationaal geharmoniseerdebeproevingsmethoden, mogen in de praktijk ook gegevens van nationale methoden worden gebruikt,voorzover zij geacht worden gelijkwaardig te zijn. In het algemeen is overeengekomen dat gegevensover de giftigheid voor zoetwater- en zeewatersoorten als gelijkwaardige gegevens kunnen wordenbeschouwd en dat zij bij voorkeur moeten worden afgeleid door gebruik te maken vanBeproevingsrichtlijnen van de OESO of van gelijkwaardige beproevingsmethoden overeenkomstig deprincipes van goede laboratoriumpraktijk (GLP). Indien dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, moetde classificatie worden gebaseerd op de beste beschikbare gegevens.2.4.2.3 Acute aquatische toxiciteit: de intrinsieke eigenschap van een stof om schadelijk te zijn voor eenorganisme bij een kortstondige blootstelling aan die stof.Acuut gevaar (op korte termijn) voor doeleinden van classificatie: het gevaar van een chemisch productveroorzaakt door de acute toxiciteit daarvan voor een organisme gedurende een kortstondigeaquatische blootstelling aan dat chemische product.De acute aquatische toxiciteit moet normalerwijze worden bepaald door gebruik te maken van de 96-uurs LC 50 voor vissen (Beproevingsrichtlijn 203 van de OESO of een equivalent), een 48-uurs EC 50voor een soort schaaldier (Beproevingsrichtlijn 202 van de OESO of een equivalent) en/of een 72- of96-uurs EC 50 voor een soort algen (Beproevingsrichtlijn 201 van de OESO of een equivalent). Dezesoorten worden geacht alle aquatische organismen te kunnen vervangen. Gegevens over anderesoorten zoals Lemna (eendenkroos) mogen ook worden beschouwd indien de beproevingsmethodegeschikt is.2.4.2.4 “Chronische aquatische toxiciteit: de intrinsieke eigenschap van een stof om negatieve gevolgen teveroorzaken voor aquatische organismen gedurende aquatische blootstellingen die vastgesteld zijn inverband met de levenscyclus van het organisme.Gevaar op lange termijn: voor doeleinden van classificatie: het gevaar van een chemisch productveroorzaakt door de chronische toxiciteit daarvan als gevolg van een blootstelling op lange termijn inhet aquatische milieu.Er zijn in mindere mate gegevens beschikbaar over chronische toxiciteit dan over acute toxiciteit en dereeks van beproevingsprocedures is minder ver genormaliseerd. Gegevens verkregen overeenkomstigde Beproevingsrichtlijnen 210 (vissen in vroege levensfase) of 211 (reproductie van de Daphnia) en201 (afremming van algengroei) van de OESO zijn acceptabel. Andere erkende en internationaalaanvaarde beproevingen mogen ook worden gebruikt. De NOEC's of andere gelijkwaardige ECxmoeten worden gebruikt.2.4.2.5 Bioaccumulatie betekent het netto resultaat van opname, transformatie en eliminatie van een stof ineen organisme als gevolg van alle soorten blootstelling (d.w.z. lucht, water, bezinksel/bodem envoedsel).Het bioaccumulatievermogen moet normalerwijze worden bepaald door gebruik te maken van deverdelingscoëfficient octanol/water, gewoonlijk weergegeven als log K ow, bepaald volgensBeproevingsrichtlijn 107 of 117 van de OESO. Terwijl deze een vermogen tot bioaccumulatieweergeeft, verschaft een experimenteel bepaalde bioconcentratiefactor (BCF) een betere maat enmoet indien beschikbaar bij voorkeur worden gebruikt. Een BCF moet worden bepaald overeenkomstigde Beproevingsrichtlijn 305 van de OESO.2.4.2.6 Afbraak (degradatie): de ontleding van organische moleculen in kleinere moleculen eventueel inkooldioxide, water en zouten.Afbraak/degradatie in het milieu kan biotisch of abiotisch (bijv. hydrolyse) plaatsvinden en de gebruiktecriteria geven dit feit weer. Snelle biologische afbraak wordt het meest eenvoudig gedefinieerd metbehulp van de beproevingen voor de biologische afbreekbaarheid (A-F) van Beproevingsrichtlijn 301 vande OESO. Een gemiddeld niveau bij deze beproevingen kan worden beschouwd als een aanwijzing vansnelle afbraak in de meeste aquatische milieus. Dit zijn beproevingen in zoet water en bijgevolg moetook rekening worden gehouden met de resultaten van Beproevingsrichtlijn 306 van de OESO, die meergeschikt is voor het mariene milieu. Indien dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, wordt een<strong>ADN</strong> HOOFDSTUK 2.4 – 2011 2.4 - 2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!