R ICHTLIJN DIAGNOSTIEK MENTALE RETARDATIELiteratuurBalkom van IDC, Groen SE, Barth PG, Hennekam RCM. Syndroomgebon<strong>de</strong>n gedragskenmerken bijverstan<strong>de</strong>lijk gehandicapten. Tijdschr Kin<strong>de</strong>rgeneeskun<strong>de</strong> 1999;67:1-7.Battaglia A, Carey JC. Diagnostic evaluation of <strong>de</strong>velopmental <strong>de</strong>lay/mental retardation: an overviev. Am JMed Genet 2003;117C:3-14.Curry CJ, Stevenson RE, Aughton D, Byrne J, Carey JC, Cassidy S, Cunniff C, Graham JM Jr, Jones MC,Kaback MM, Moeschler J, Schaefer GB, Schwartz S, Tarleton J, Opitz J. Evaluation of mental retardation:recommendations of a consensus conference. Am J Med Genet 1997:72:468-477.Karnebeek CD van, Jansweijer MC, Leen<strong>de</strong>rs AG, Offringa M, Hennekam RCM. Diagnostic investigationsin individuals with mental retardation: a systematic literature review of their usefulness. Eur J HumGenet 2005;13:6-25.Shevell MI, Majnemer A, Rosenbaum P, Abrahamowicz M. Etiologic <strong>de</strong>termination of childhood <strong>de</strong>velopmental<strong>de</strong>lay. Brain Dev 2001;23:228-235.28
CHROMOSOMENONDERZOEK6. Basispakket van on<strong>de</strong>rzoek6.1. Diagnostisch on<strong>de</strong>rzoek6.1.1. Chromosomenon<strong>de</strong>rzoekVerschillen<strong>de</strong> systematische overzichten (Van Karnebeek et al 2005; Shevell et al 2003) hebben overtuigendaangetoond dat routinematig uitgevoerd chromosomenon<strong>de</strong>rzoek bij alle gevallen van mentale retardatiegerechtvaardigd is. De opbrengst kan sterk variëren en is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re afhankelijk van <strong>de</strong> setting waarinon<strong>de</strong>rzoek gedaan is (bij<strong>voor</strong>beeld instituut, polikliniek, school, populatie) en <strong>de</strong> ernst van <strong>de</strong> mentaleretardatie. Zo blijkt uit het overzicht van Van Karnebeek et al(2005) <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> opbrengst <strong>voor</strong> watbetreft numerieke en structurele chromosoomafwijkingen tezamen in geval van bor<strong>de</strong>rline-mil<strong>de</strong> mentaleretardatie, matig ernstige-diepe mentale retardatie en indien onbekend, als volgt te zijn in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>settings:Bor<strong>de</strong>rline-mil<strong>de</strong> Matig ernstige-diepe Mate van retardatieretardatie retardatie onbekendInstituut 1,8% 17,5% 8,3%Polikliniek 5,4% 7,9% 10%School 5,4% 2,3% 8,8%Populatie 4,1% 26,0% 12,7%Totaal 4,1% 13,3% 9,4%De overall opbrengst ligt in <strong>de</strong> or<strong>de</strong> van 9,5 % (range 1,8-48,5%)(Van Karnebeek et al 2005), inclusiefDown syndroom. Exclusief Down syndroom is dit ongeveer 3,2% (zie on<strong>de</strong>r).Uit alle verzamel<strong>de</strong> gegevens blijken <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> trends:- hogere opbrengst bij ernstiger mentale retardatie (zie boven).- frequentie van numerieke afwijkingen is hoger dan die van structurele afwijkingen, respectievelijk8,3% (range 0-42,9%) en 3,2% (range 0-9,8%) (van Karnebeek et al 2005); dit verschil komt<strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> rekening van Down syndroom. Desondanks blijft <strong>de</strong> opbrengst van structureleafwijkingen binnen elk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> settings van on<strong>de</strong>rzoek en bij elk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>mate van MR <strong>de</strong>rmate hoog, dat bij elk kind met MR chromosomenon<strong>de</strong>rzoek zinvol blijft.- frequentie van numerieke autosomale afwijkingen is hoger dan die van numerieke geslachtschromosomaleafwijkingen (resp. 6,5% en 0,4%; Van Karnebeek et al 2005).- numerieke geslachtschromosomale afwijkingen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>namelijk gevon<strong>de</strong>n in patiënten metbor<strong>de</strong>rline-mil<strong>de</strong> MR, terwijl numerieke autosomale afwijkingen <strong>voor</strong>al gezien wor<strong>de</strong>n in patiëntenmet ernstiger MR (Van Karnebeek et al 2005).- hogere opbrengst als <strong>de</strong> mentale retardatie gepaard gaat met dysmorfiën en/of aangeborenafwijkingen (Van Karnebeek et al 2002). Zo werd een in studie on<strong>de</strong>r 281 kin<strong>de</strong>ren met MR verwezennaar een tertiair centrum <strong>voor</strong> diagnostiek gevon<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> kans op het vin<strong>de</strong>n van eenchromosomale afwijking significant groter werd indien er 6 of meer "minor" afwijkingen aanwezigwaren (Van Karnebeek et al 2002). Maar zelfs in geval van een kind met een bor<strong>de</strong>rline tot mil<strong>de</strong>mentale retardatie zon<strong>de</strong>r dysmorfiën blijft een chromosomenon<strong>de</strong>rzoek geïndiceerd, gezien <strong>de</strong>opbrengst ervan (Van Karnebeek et al 2002).Voor een nieuwe techniek als subtelomere FISH (Fluorescente In Situ Hybridisatie) wor<strong>de</strong>n door VanKarnebeek et al (2005) ook cijfers genoemd: een overall opbrengst van 4,4% (range 0-10,3%), maaraanzienlijk hoger in geval van matig ernstige-diepe MR (6,7 %, range 0-10,3) dan bor<strong>de</strong>rline-mil<strong>de</strong> MR(0,5%, range 0-10,3). In <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> studie naar <strong>de</strong> oorzaak van MR in 281 kin<strong>de</strong>ren werd met<strong>de</strong>ze techniek bij 1/184 (0,5%) een <strong>de</strong>letie gevon<strong>de</strong>n (Van Karnebeek et al 2002). Selectie op basis van eenchecklist werd gesuggereerd, maar <strong>de</strong> effectiviteit ervan werd nog onvoldoen<strong>de</strong> geëvalueerd om het29