PORTRET VAN… HET POPTONEEL KENT VELE ROLLEN: ARTIEST, MANAGER, PROGRAMMEUR, RADIOPLUGGER, LABELMANAGER, PROMOTOR, DISTRIBUTEUR, PLATENBOER EN NOG VEEL MEER. IN IEDERE HEAVEN LATEN WE IEMAND AAN HET WOORD OVER HAAR OF ZIJN VAK OF PASSIE. DIT KEER COLUMNIST EN RADIO-ICOON HUBERT VAN HOOF. HIJ OVERLEED OP OUDJAARSDAG OP 72-JARIGE LEEFTIJD. HIJ WAS AL EEN TIJD ZIEK. OP ZIJN UITDRUKKELIJKE VERZOEK VERSCHIJNT DIT PORTRET NA ZIJN DOOD. TEKST LUDO DIELS FOTO’S HAN ERNEST HUBERT VAN HOOF DRUKTEMAKER 14 HEAVEN MRT/APR 2024 Ola, Hubert Gaat Dood. Zo maakte radiomaker en columnist Hubert van Hoof zijn aankomende dood per app wereldkundig, in de derde persoon enkelvoud. ‘Hubert ‘was kennelijk het personage dat hij had geschapen in de vijftig jaar waarin hij in Nederland radio maakte. Ooit maakte ik mee dat hij zich in Limburg in een gezelschap van muziekjournalisten voorstelde als: ‘Ik ben Hubert on the air’, naar het gelijknamige radioprogramma dat hij op L1 radio presenteerde. Op de laatste dag van het jaar stierf hij. Rock-’n-roll <strong>Heaven</strong> heeft er een druktemaker bij. In juli spraken we hem in zijn tuin, zijn Garden of Eden in Maastricht. “Ik bevind me in een staat van onthechting. Terugkijkend op mijn leven kan ik gelukkig zijn. Ik deed wat ik wilde doen en ik heb veel gezaaid. Een bofkont was ik.” Over die dood moesten we niet al te dramatisch doen daar in die tuin in juli. “Dat overkomt iedereen, vroeg of laat.” En die kanker? “Zelfde verhaal. Ik vraag me nooit af: waarom ik? Een op de drie mensen krijgt ermee te maken. Nee, ik tel vooral mijn zegeningen en ga aan het werk om de deadline te halen, ha ha.” Die deadline betrof een groot aantal columns die hij in koortsachtig tempo voor <strong>Heaven</strong> schreef, het afronden van zijn online radioprogramma voor 40 UP Radio!, z’n archief overdragen en het boek In My Life – 50 Jaar Rock-’n-roll met Hubert van Hoof, een vriendschapsboek waaraan hij werkte met hulp van Frans Ramakers, Jan-Maarten de Winter en Nathalie Kester. Alles heeft hij uiteindelijk gered. Van zijn boek heeft hij de drukproeven nog gezien. Zo nuchter als hij zijn eigen verscheiden tegemoet trad, zo fel en uitgesproken kon hij zijn tegen door hem geconstateerd onrecht, sleetse radioformats en aandachttrekkers. Hij had een aangeboren bullshit detector en wist het koren van het kaf te scheiden. Gewapend met encyclopedische kennis fileerde hij phonies, kielhaalde hij opscheppers en zette hij na-apers, charlatans en andere non-valeurs zonder terughoudendheid voor schut. Een polemiek ging hij niet uit de weg. Zijn wapen: de humor. Zo zette hij de zelfbenoemde popprofessor Blokhuis of producers als Stock, Aitken & Waterman – hij sprak steevast van Fuck, Aitken & Waterman – voor schut. En dat altijd in die typische – idiosyncratische – woordkeus. Veel BN-ers waren bij hem Beschamende Nederlanders die er alles voor over hebben hun aandachtscurve op te krikken. Piepkuikens, leukdoeners, braafmensen, kapsoneslijers, kakelende querulanten, Geile Giel, wakkere wappies, wellnessrechts en yogajes, zomaar een greep uit zijn vocabulaire. Uitgesproken was hij ook over de Nederlandse popmuziek waarbij hij de combinatie hekelde van bombast en wartaal. Door de jaren heen bouwde hij duurzame relaties op met artiesten, zoals met Brendan Croker (in september 2023 overleden), organiseerde regelmatig optredens (zijn hootenanny’s), publiceerde in tal van magazines en presenteerde op festivals als Ramblin’ Roots in Utrecht. Hubert was zichtbaar. “Ik ben er trots op dat ik de rock-’n-rollartiesten die ik bewonderde allemaal in hun goede tijd heb gezien en gesproken. Ik heb Paul Simon geïnterviewd, zag Bruce Springsteen in 1975, sprak mijn helden Van Morrison, Neil Young, Joni Mitchell en Bob Seger. Met Willy Deville kon ik goed schakelen, zeker als het over muziek ging.” Met zijn radioprogramma Op Slag van Maandag voor de KRO lanceerde hij tussen 1985 en 1992 tal van acts die ofwel later doorbraken, zoals Rowwen Hèze, of voor het eerst voet aan de grond kregen in de Lage Landen, zoals Los Lobos. Grondig voorbereid legde hij de bronnen van de hedendaagse popmuziek bloot en wist een publiek op te bouwen voor rootsmuziek en americana. Al vanaf de jaren zeventig was hij in Hilversum actief en werkte er samen met Robert ten Brink, Bram van Splunteren en Felix Meurders. Radio was zijn leven, zijn mysterium magnum, waarmee hij een relatie met de luisteraar opbouwde waarbij de verbeelding vrij spel had. Toen we hem bezochten had hij een aantal boeken op zijn tuintafeltje gelegd die hij belangrijk vond. ”Paustowski’s natuurbeschrijvingen spreken me aan. Ik houd van de natuur. Ben altijd een fervent fietser geweest. Ook heb ik op mijn reizen veel natuurschoon gezien, zoals op de Malediven. I’m a lucky bastard!” Andere boeken op zijn tafeltje: Joel Selvins Here Comes The Night, van James Salter Collected Stories, Paustowski’s Goudrand en Violist van Marc Daniël van Biemen, tevens zijn neef. Hubert kende een zekere zendingsdrang. Hij wilde zieltjes winnen voor de muziek. “Ik zou het uitzendingsdrang willen noemen. Ik bied het aan. En dan is het aan de anderen er iets mee te doen. Ik wil niemand een geweten schoppen of een smaak opleggen. Ik bied aan. Take it or leave it. Muziek is mijn healing force. Ik kom uit een muzikaal Maastrichts nest. Het lag ooit in de bedoeling op het conservatorium piano te studeren. Daar ben ik vanaf geschopt nadat ik vooral boogiewoogie wilde spelen en interesse had in het werk van Erik Satie. Dat beviel het instituut niet. Nee, ze moesten de noten kunnen meelezen en wensten eerbiedwaardige componisten te horen. Ik zei: ‘Jullie hebben toch oren aan jullie
kop, jullie horen toch wat ik speel?’ Dat waren mijn laatste woorden op school. Nooit een dag spijt van gehad. De radio lonkte. Dat was mijn bestemming. Klassieke muziek speelt een belangrijke rol in mijn leven, dat was altijd al zo. Datzelfde geldt voor de rock-’n-roll. Voor mij kunnen die interesses heel goed naast elkaar bestaan. Tranen wellen op als ik het Kaiser Concert (pianoconcert no.5) van Beethoven hoor. Ontroerd raak ik van het tweede pianoconcert van Rachmaninov. Maar ik voel hetzelfde bij Howlin’ Wolf of bij ASTRAL WEEKS van Van Morrison. Die laatste staat voor mij voor ‘the perfect imperfection’.” Misschien is dat ook wel een treffende omschrijving van Hubert van Hoof zelf. ■