16.04.2024 Views

Geschiedenis Magazine 3 2024

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL NUMMER 3 • JAARGANG 59 • APRIL-MEI <strong>2024</strong><br />

GESCHIEDENIS<br />

DE SUCCESSEN<br />

VAN PIET HEIN<br />

Middeleeuwse saga’s:<br />

Een succesvol IJslands<br />

exportproduct<br />

Vlooienburg 17e eeuw:<br />

de eerste multi-etnische buurt<br />

van Nederland<br />

WO II SPECIAL<br />

• Hoe neutraal was Zwitserland?<br />

• Rotterdamse corpsstudenten<br />

bij het verzet<br />

• Vergeten D-Day: Italië, 1943<br />

DE WIEG VAN DE<br />

ZIJDEROUTE<br />

losse verkoop € 8,95<br />

EXTRA DIK NUMMER<br />

BP


Inhoud<br />

COVERVERHAAL<br />

10 Piet Hein<br />

We kennen hem van de zilvervloot die hij in 1628 op de<br />

Spanjaarden veroverde. Hij was toen al jaren actief voor<br />

de West-Indische Compagnie. Zo nam hij in 1624 de<br />

zwaarbewapende Portugese stad San Salvador (Brazilië)<br />

in. Een buitenkans: nu zou de lucratieve handel in suiker<br />

in Nederlandse handen komen...<br />

22 Vlooienburg<br />

Het eiland Vloeyenburg is in 1596 aangeplempt in de<br />

Amstel als opslagruimte voor bouw- en brandhout.<br />

Nu staat er de Stopera. Er woonden en werkten in de<br />

17de eeuw kooplieden, middenstanders, industriëlen,<br />

chirurgijns, arbeiders en anderen uit alle windstreken.<br />

Wandel mee door deze eerste multi-etnische buurt van<br />

Nederland.<br />

56 Bang voor het vaccin<br />

Iedereen was als de dood voor hondsdolheid. Een<br />

werkend geneesmiddel was er lang niet. Waarom stuitte<br />

dan de effectieve vaccinatie die Louis Pasteur in de 19de<br />

eeuw ontwikkelde, aanvankelijk op veel weerstand?<br />

16<br />

ZIJDEROUTE<br />

We denken vaak dat de zijderoute rond 100 v.Chr. ontstond toen<br />

de Chinese keizer zijn kooplieden naar het westen stuurde. Maar<br />

dat klopt niet. De langeafstandshandel kwam al eeuwen eerder<br />

tot bloei in het Perzische Rijk.<br />

2<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


34 SPECIAL WO 2<br />

Rotterdam<br />

Rotterdam lééfde zo’n beetje van het Duitse achterland in<br />

1940. Hoe reageerden de conservatieve studenten in de<br />

stad op de invasie en het bombardement?<br />

60 Saga’s als exportproduct<br />

The Lord of the ring, de Hobbit, opera’s van Richard<br />

Wagner, Hollywood-kaskrakers over de dondergod<br />

Thor… ze zijn allemaal schatplichtig aan het literaire<br />

erfgoed van IJsland: de saga’s. Ze vormen een uniek en<br />

fantasierijk verhalenuniversum maar ze vertellen ook<br />

de daadwerkelijke geschiedenis van de Vikingen en hun<br />

nakomelingen.<br />

Narvik<br />

Hitlers waagstuk. Op 9 april 1940 nam Hitler een grote<br />

strategische gok: hij stelde bijna zijn hele Kriegsmarine<br />

in de waagschaal om Denemarken en Noorwegen te<br />

veroveren.<br />

Italië<br />

D-Day van Italië, 1943: een cruciale campagne voor<br />

de geallieerde herovering van Europa, met veel<br />

slachtoffers… maar toch vergeten.<br />

Zwitserland<br />

Zwitsers klopten zich na de oorlog op de borst dat<br />

hun land zich had ingezet voor vluchtelingen en dat<br />

het neutraal was gebleven. Maar dat ideaalbeeld moet<br />

worden doorgeprikt.<br />

66 Roofzuchtige CEO’s<br />

Ondernemers verdienden fortuinen in de VS, ook in<br />

de 19de eeuw. Velen etaleerden deze nieuwe rijkdom<br />

zonder enige gêne. Bradley en Cornelia Martin<br />

bijvoorbeeld organiseerden in 1897 een bal waarvoor<br />

het Waldorf-Astoria Hotel in New York werd omgetoverd<br />

tot een replica van het paleis van Versailles. Anderen<br />

betaalden echter de prijs voor deze buitensporige<br />

weelde.<br />

4 Column<br />

6 Nieuws<br />

15 Wereldgeschiedenis door de lens van<br />

één enkel dorp.<br />

26 Zeven ‘Moeders des Vaderlands’<br />

52 Een herontdekte stad uit de oudheid<br />

70 Eten wat de pot schafte:<br />

de nieuwe aardappel<br />

72 Boeken<br />

80 Agenda<br />

MET<br />

RECEPT<br />

Op de cover: Perzische strijders, decoratie uit het paleis van koning<br />

Darius (ca. 550-486 v.Chr.) in Susa (Pergamon Museum, Berlijn).<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 3


COLUMN<br />

MARIANNE MOOIJWEER<br />

Groezelig en verguld<br />

Steenrijke<br />

ondernemers<br />

die ongehinderd<br />

geld<br />

binnenharkten<br />

‘Mark Twain, America’s best humorist’,<br />

luidt de titel van deze prent uit 1885<br />

(Library of Congress).<br />

‘Nou, hiér giet het!’: de geijkte<br />

reactie als ik op een<br />

regenachtige dag telefoneer<br />

met een onbekende<br />

en mijn achternaam<br />

noem – verzin zelf zouteloze varianten<br />

voor ander weer. Vermoeiender wordt het<br />

als ze eraan toevoegen: ‘Dat heeft u zeker<br />

wel eens vaker gehoord.’ Tsja. Ik ben dus<br />

de laatste die een naamgrap mag maken,<br />

maar ik maak toch een uitzondering voor<br />

mijn gehate leraar Duits. Ik heb zijn vak<br />

na de vierde opgelucht als overbodige<br />

bagage overboord gekieperd – hij heette<br />

Ballast. ‘Sie sollen sich konzentrieren!’,<br />

maande hij wanhopig. Ik had gewoon belangrijker<br />

dingen aan mijn hoofd (jongens,<br />

en jongens) en deed het minimum. Ik ben<br />

er niet trots op, maar zo was het.<br />

Meneer Ballast kwam in mijn gedachten<br />

bij de hilarische klaagzang ‘The Awful<br />

German Language’, een hoofdstuk uit The<br />

Tramp Abroad (1880) van de Amerikaanse<br />

schrijver Mark Twain. Hij is in Heidelberg<br />

en volgt er Duitse les maar struikelt over de<br />

eigenaardigheden van die taal. Een bericht<br />

dat hij zogenaamd uit de krant citeert: ‘In<br />

het ziekenhuis hier werd gisteren met succes<br />

een woord van dertien lettergrepen uit<br />

een patiënt verwijderd.’<br />

Mark Twain (ofwel Samuel L. Clemens) is<br />

bekend om zijn avonturenboeken over<br />

Tom Sawyer en Huckleberry Finn, maar<br />

publiceerde veel meer. Hij sabelde met zijn<br />

satirisch gevoel voor humor neer wat hij<br />

absurd of verwerpelijk vond. In zijn boek<br />

The Gilded Age. A Tale of Today (1873) waren<br />

dat de inhaligheid, oplichterij en politieke<br />

corruptie rondom de grondspeculatie.<br />

Later leenden historici die term voor het<br />

Amerika van de late 19de eeuw: het ‘vergulde<br />

tijdperk’ van steenrijke ondernemers<br />

die ongehinderd geld binnenharkten en<br />

protserig hun nieuwe welvaart tentoonspreidden.<br />

Ook andere schrijvers laakten de<br />

impact van het ongebreidelde kapitalisme,<br />

zoals de zeer productieve Upton Sinclair.<br />

The Jungle uit 1906, het bekendste van<br />

zijn bijna honderd boeken, speelt in de<br />

industriële slachterijen in Chicago. Hij wilde<br />

mededogen en verontwaardiging wekken<br />

met gruwelverhalen over de slechte<br />

arbeidsomstandigheden: spekgladde tegelvloeren,<br />

manshoge lekkende vaten met<br />

chemicaliën, de onverbiddelijke lopende<br />

band. De lezers vreesden echter vooral dat<br />

hun vlees niet oké was. Nog hetzelfde jaar<br />

werd de Meat Inspection Act aangenomen,<br />

maar de werkvloer bleef gevaarlijk.<br />

Dan had Jacob Riis meer eer van zijn werk.<br />

We zouden hem nu een onderzoeksjournalist<br />

noemen. Hij ging met een camera de<br />

achterbuurten van New York in, experimenteerde<br />

er met flitslicht, en confronteerde in<br />

zijn boek How the other half lives (1890) de<br />

rest van de stad met een groezelige verborgen<br />

wereld vol criminaliteit en armoede.<br />

Zijn boeken en veelbezochte lezingen met<br />

indringende lichtbeelden leidden tot sloop<br />

van de bouwvalligste huurkazernes aan<br />

Mulberry Street. Veel bewoners verzetten<br />

zich daartegen, tot onbegrip van Riis<br />

en andere hervormers die onvoldoende<br />

beseften dat die mensen, vaak pas in de VS,<br />

bewust voor de lage huren van de sloppen<br />

kozen. Riis zelf had er als verse immigrant<br />

uit Denemarken ook gewoond, maar was<br />

zo snel mogelijk vertrokken. Hij snapte niet<br />

dat anderen wél bleven: zij probeerden zo<br />

soms te sparen voor een groter huis om<br />

hun familie te laten overkomen. Zo kan het<br />

dat Riis, de pionier in realistische fotoreportages,<br />

van historici het verwijt kreeg dat hij<br />

te weinig oog had voor de realiteit.<br />

Marianne Mooijweer is hoofdredacteur van<br />

<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>.<br />

Lees verder over de Gilded Age op p. 66<br />

4<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


TIPS VOOR DE BOEKENWEEK<br />

‘Je weet altijd te weinig van<br />

je eigen land.’ – JAN BROKKEN<br />

Waarom kunstenaars eind<br />

19de eeuw vanuit de hele<br />

wereld naar Volendam reisden<br />

Reis mee naar de levendige kunstwereld van<br />

Volendam rond 1900. Een bruisende tijd die<br />

lang onderbelicht bleef in onze geschiedenis.<br />

Meesterverteller Jan Brokken, onthult in zijn<br />

meeslepende vertelling de magie achter de<br />

eenvoudige vitrages van Hotel Spaander. Een<br />

boeiend verhaal dat je opnieuw doet beseffen:<br />

we weten altijd te weinig over ons eigen land.<br />

Tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog wordt<br />

de grootvader<br />

van de auteur<br />

onthoofd. De even<br />

onvoorstelbare<br />

als bloedstollende<br />

geschiedenis van<br />

een man die op het<br />

verkeerde moment<br />

op de verkeerde<br />

plaats is.<br />

De slavernij bleef<br />

in Nederlands-<br />

Indië ook na de<br />

officiële afschaffing<br />

voortbestaan.<br />

Reggie Baay vertelt<br />

een vergeten<br />

hoofdstuk uit<br />

de Nederlandse<br />

koloniale<br />

geschiedenis.


NIEUWS<br />

Wat kwam er in de media over geschiedenis? Is er iets interessants ontdekt? Een recent inzicht?<br />

<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> maakt een selectie uit het nieuws. Met bijdrage van Herman Clerinx (HCI).<br />

WO2 in kleur<br />

Samuel Noach, beter bekend onder<br />

zijn bijnamen ‘Goedkope Sam’ en<br />

‘De man van Deventer’, was een textielhandelaar<br />

in die plaats. Hij werd<br />

geboren in 1882, leerde het vak als jongen<br />

en begon op zijn 18de voor zichzelf, in linnen<br />

lakens. Hij ging eerst langs de deuren<br />

met een grote kar en had later een winkel,<br />

die hij niet zelf bemande want hij was liever<br />

op pad. Hij maakte heel modern reclame<br />

voor zijn zaak: met een foto van zichzelf<br />

kondigde hij zich in kranten aan met ‘Hier<br />

ben ik!’ en hij maakte zichzelf als een soort<br />

Forrest Gump onderdeel of zelfs middelpunt<br />

van belangrijke gebeurtenissen. De<br />

foto die hiernaast is afgedrukt, is echter<br />

niet zo’n reclamekiekje: de optimistisch<br />

ingestelde Noach had geweigerd onder te<br />

duiken toen de oorlog begon. Hij werd gefotografeerd<br />

op het dakterras van zijn pand,<br />

klaar voor vertrek naar een Sallands werkkamp.<br />

Vandaar is hij gedeporteerd, eerst<br />

naar Westerbork en toen naar Auschwitz,<br />

waar hij in 1942 werd omgebracht.<br />

Hoewel er tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />

zeker kleurenfoto’s zijn gemaakt, was dit<br />

oorspronkelijk een zwart-witexemplaar. Het<br />

is een van de 600 foto’s die colorist Jakob<br />

Lagerweij onder handen heeft genomen. Hij<br />

vond ze bij Nederlandse instellingen als het<br />

NIOD, in lokale archieven, bij provincies en<br />

gemeenten en in privécollecties, maar ook in<br />

bijvoorbeeld België, Canada, Australië, Duitsland<br />

en de VS. Lagerweij heeft de beelden<br />

gerestaureerd en op basis van gedegen historisch<br />

onderzoek ingekleurd; de schrijvers<br />

Ad van Liempt, Matty Verkamman en Jaap<br />

Visser namen de informatieve, toegankelijke<br />

bijschriften voor hun rekening. De vier delen<br />

van WO2 in kleur behandelen de periode<br />

vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog<br />

tot en met de Politionele Acties in Indonesië.<br />

Die omvang en tijdsspanne maken het<br />

project uniek. Gebeurtenissen in Nederland<br />

(en in iets mindere mate België) vormen de<br />

rode draad, maar er is ook flink wat aandacht<br />

voor andere landen. Meer informatie via de<br />

website van Jakob Lagerweij: www.cpoj.nl<br />

Een van de boeken uit de serie WO2 in kleur<br />

winnen? Stuur een mailtje met uw adres<br />

naar redactie@geschiedenismagazine.<br />

nl o.v.v. WO2 in kleur. De winnaars krijgen<br />

bericht.<br />

Reus tegen<br />

Vikingen<br />

Er ligt een naakte man op een heuvel<br />

bij het dorp Cerne Abbas ten<br />

noorden van Dorchester (Dorset).<br />

Hij ligt er al eeuwen: doordat er ooit<br />

begroeiing is weggehaald en sleuven zijn<br />

gegraven en vervolgens opgevuld met verpulverde<br />

kalksteen, is er een grote figuur te<br />

zien, met in zijn hand een vervaarlijke knots<br />

met uitsteeksels. Historici hebben lang<br />

gedebatteerd over zijn herkomst, leeftijd<br />

en betekenis en konden er geen betrouwbare<br />

geschreven bronnen over vinden.<br />

Recent onderzoek heeft uitgewezen dat de<br />

Reus van Cerne Abbas uit de vroege middeleeuwen<br />

stamt, en historici hebben met<br />

die kennis in het achterhoofd opnieuw naar<br />

oude documenten uit de periode 700-1100<br />

gekeken. Volgens de nieuwste theorie,<br />

gepubliceerd in het blad Speculum (Chicago<br />

University Press, januari <strong>2024</strong>), stelt<br />

hij Hercules voor. Die speciaal gevormde<br />

knots was al in antieke beeltenissen zijn<br />

vaste attribuut. De onderzoekers denken<br />

dat de van grote afstand zichtbare kalkman<br />

bedoeld was als herkennings- en verzamelpunt<br />

voor troepen om de Vikingaanvallen<br />

af te slaan. Het stuk is te lezen via<br />

https://www.journals.uchicago.edu/<br />

met zoekterm Cerne Abbas.<br />

6<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Virtueel<br />

museum van<br />

Vlaanderen<br />

Onder de naam FAAM (Flanders<br />

All Around Museum)<br />

heeft de Vlaamse overheid<br />

een virtueel museum<br />

geopend. Dat geeft een beeld van wat<br />

in veel Vlaamse musea, erfgoedinstellingen,<br />

steden en dorpen te bekijken<br />

valt. FAAM is echter ruimer opgevat<br />

dan simpelweg een internetcatalogus<br />

met foto’s. FAAM wordt opgebouwd<br />

rond zeven ‘belevings’-thema’s’: eten<br />

en drinken, samen leven, plezier,<br />

wonen, werken, leren en ontdekken,<br />

geloven en twijfelen. De bezoeker<br />

krijgt een selectie afbeeldingen te<br />

zien, vergezeld van uitleg op het niveau<br />

van een 14-jarige. Daarna volgen<br />

verwijzingen naar bijvoorbeeld musea<br />

of historische plekken. Games moeten<br />

de beleving compleet maken.<br />

FAAM valt via het internet of via een<br />

app te bekijken. De app bevat ook<br />

augmented virtuality, zoals een reconstructie<br />

van het Rubenshuis of van<br />

een wolharige mammoet die ooit in<br />

Dendermonde werd gevonden. (HCl)<br />

https://www.faam.vlaanderen/nl<br />

260 meter boven de grond<br />

Manhattan, 20 september 1932.<br />

Hoog boven de 41ste straat<br />

zitten elf bouwvakkers op een<br />

stalen balk. Ze werken aan<br />

de gebouwen die samen het Rockefeller<br />

Centre zullen vormen. Een fotograaf wil wat<br />

plaatjes schieten nu dit enorme prestigeobject,<br />

midden in de depressiejaren, zijn<br />

opleverdatum nadert. De mannen werken<br />

goedmoedig mee. Sommigen gaan op de<br />

balk liggen voor een nep-dutje, andere<br />

Wikimedia Commons.<br />

gooien een bal over, maar vooral dit beeld<br />

met hun lunch wordt beroemd. New Yorkgangers<br />

zonder hoogtevrees kunnen sinds<br />

kort de foto nadoen, op dezelfde hoogte als<br />

destijds: 260 meter boven de grond. Een belangrijk<br />

verschil is wel, dat zíj veilig worden<br />

vastgegespt.<br />

Tickets: zie https://www.rockefellercenter.<br />

com/attractions/top-of-the-rock-observation-deck/<br />

MIDDELEEUWS TOURS<br />

De Franse stad Tours, in het jaar<br />

1500. Kousenmaakster Jehane<br />

Bernarde is op weg om zijden<br />

kousen af te leveren bij Monseigneur<br />

de Dunois, een familielid van de Franse<br />

koning Lodewijk XII. Via een app kunnen we<br />

Jehanne volgen op haar wandeling, doet ze<br />

verslag van haar leven en zien we de straten<br />

en gebouwen van middeleeuws Tours; historici<br />

geven achtergrondinformatie. De stad<br />

is in afwachting van de feestelijke intrede<br />

van de koning met zijn nieuwe bruid, Anne<br />

van Bretagne. De kousenmaakster zoekt<br />

tijdens haar wandeling naar de klant door<br />

Tours meteen naar een nieuw boek voor<br />

haar eigen collectie: Jehanne kon net zoals<br />

veel andere vrouwen uit de ambachtsklasse<br />

lezen en had veel belangstelling<br />

voor boeken. De inventaris<br />

van haar bezittingen die<br />

na haar overlijden in 1516<br />

werd opgemaakt, noemt<br />

er tien. Het onderzoek<br />

van Margriet Hoogvliet<br />

(RUG) staat aan de basis<br />

van Hidden Tours. Het<br />

geheel is onderdeel van<br />

het HistoryCity-project,<br />

een samenwerking tussen<br />

historici van verschillende<br />

Europese universiteiten, die tonen hoe<br />

mensen zich 500 jaar geleden door hun steden<br />

bewogen. Sommige van de gebouwen<br />

die zij kenden staan er nog, andere allang<br />

niet meer, maar die zijn via de app weer<br />

te zien. Andere steden in de serie zijn bijvoorbeeld<br />

Florence, het Beierse Landshut,<br />

Exeter, Hamburg en Deventer.<br />

Zie voor meer informatie en tips voor<br />

downloaden de website<br />

https://historycityapps.org/<br />

Tours, begin 16de eeuw (Wikimedia Commons).<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 7


MEER NIEUWS, ARTIKELEN EN COLUMNS? KIJK OP WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL<br />

Herontdekking van de indianen<br />

Wat als Hitler en Göring wél<br />

hadden gezegevierd in de<br />

Slag om Engeland? Wat als<br />

Napoleon een vrouw was<br />

geweest? Boeiende vragen,<br />

maar historici kunnen er weinig mee omdat<br />

een sluitend antwoord onmogelijk is. De<br />

geschiedenis is nu eenmaal verlopen zoals<br />

die is. Wat niet betekent dat het onzinnig is<br />

om op een andere manier naar dat verloop<br />

te kijken, integendeel. De uitkomst stond<br />

immers niet van tevoren vast. Het levert<br />

juist een rijker en eerlijker beeld op als we<br />

ook naar het verleden kijken vanuit het perspectief<br />

van de mensen die zich verzet<br />

hebben tegen de overwinnaars. Dan<br />

komt beter uit dat de ‘verliezers’ niet<br />

altijd passieve of weerloze slachtoffers<br />

waren. Zo schetste Pekka<br />

Hämäläinen krachtige en vindingrijke<br />

indianenvolken in zijn<br />

The Comanche Empire (2008) en<br />

Lakota America. A New History<br />

of Indigenous Power (2019).<br />

Hämäläinen boorde met<br />

verrassend resultaat nieuwe<br />

bronnen aan, terwijl andere<br />

historici er steeds beter in<br />

slagen om schijnbaar simpele<br />

inboedellijsten van slavenhouders<br />

of rechtbankverslagen<br />

zó uit te leggen dat die allerlei<br />

tot nu toe nauwelijks bekende<br />

details prijsgeven over het leven<br />

én het verzet van slaafgemaakten.<br />

Sommigen pleiten er op basis daarvan<br />

zelfs voor de hele geschiedenis<br />

te herschrijven. Dit doet onder andere<br />

het 1619 Project in de Verenigde Staten.<br />

Het traditionele nationale verhaal ziet<br />

een beginpunt in 1620: toen arriveerde de<br />

Mayflower met de protestantse, Engelse (en<br />

witte) ‘Pilgrim Fathers’. Een jaar eerder was<br />

echter in Virginia het eerste slavenschip aangemeerd.<br />

De betrokken auteurs hameren<br />

op de centrale rol van de slavernij en haar<br />

nasleep in de Amerikaanse geschiedenis en<br />

presenteren 1619 als het eigenlijke geboortejaar<br />

van de natie.<br />

Zij gaan daarbij, betoogt Ned Blackhawk,<br />

ten onrechte voorbij aan de fundamentele<br />

betekenis van de indianen: díe waren er al<br />

ver voor 1619 en hebben cruciale gebeurtenissen<br />

en ontwikkelingen beïnvloed.<br />

Blackhawk, hoogleraar geschiedenis aan<br />

Yale University en lid van de Te-Moak-stam<br />

(onderdeel van de Westelijke Shoshones in<br />

Nevada), begint zijn boek The Rediscovery of<br />

America. Native Peoples and the Unmaking<br />

of US History (in januari in vertaling uitgekomen<br />

bij Omniboek) dan ook niet aan de<br />

oostkust. Hij start met katholieke paters<br />

Ook de Seneca kwamen in 1763 in opstand. Deze<br />

prent is van chief Ki-on-twog-ky (begin 19de<br />

eeuw, Library of Congress).<br />

op verkenningstocht door New Mexico en<br />

Arizona – Spaans-koloniaal gebied. Hij zet<br />

consequent de indiaanse invloed op de<br />

vorming van de VS in de schijnwerpers. Hier<br />

halen we er één voorbeeld uit: de aanloop<br />

naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog<br />

(1776-1783) tegen de Britten. Er brak<br />

in 1763 een grote opstand uit van stammen<br />

ten zuiden van de Grote Meren tegen het<br />

nieuwe Britse gezag – de Britten hadden<br />

kort tevoren de Fransen als politieke macht<br />

van het Amerikaanse continent verjaagd. De<br />

indianen eisten de respectvollere behandeling<br />

die ze kenden van de Fransen, die ook<br />

nog eens scheutiger waren met geschenken<br />

zoals kleding, tabak, kruit en wapens. Zulke<br />

gratis goederen maakten het de chiefs<br />

makkelijker om hun alliantie met de Fransen<br />

aan hun volk uit te leggen; ze hadden kruit<br />

en wapens trouwens nodig om te jagen en<br />

bont te kunnen verkopen. De Britten stopten<br />

met die geschenken én behandelden<br />

de indianen niet als bondgenoot<br />

maar als overwonnenen. Bovendien<br />

trokken er steeds meer witte boeren<br />

naar deze streken. Ze wilden er<br />

een nieuw bestaan opbouwen<br />

maar kwamen in conflict met de<br />

oorspronkelijke bewoners. De<br />

opstand ging gepaard met grof<br />

geweld tegen vooral die nieuwe<br />

boeren en hun gezinnen. Duizenden<br />

van hen werden gedood of<br />

gevangen genomen.<br />

De rebellie tegen de Britten had<br />

niet het effect waar de indianen<br />

op hoopten, maar grote impact<br />

had ze wél: het idee ontstond dat<br />

Europeanen en indianen onverenigbare<br />

blokken waren die van elkaar<br />

gescheiden dienden te zijn, elk in hun<br />

eigen territorium, en dat een centrale<br />

overheid krachtig moest optreden tegen<br />

‘de indiaanse dreiging’. Dit resulteerde op<br />

de langere termijn in het reservatenbeleid,<br />

waardoor veel stammen naar onvruchtbare<br />

terreinen in het westen werden gedeporteerd.<br />

Maar op de kortere termijn was er een<br />

ander, politiek gevolg: Londen wees het gebied<br />

ten westen van de bergrug van de Appalachen<br />

voorlopig aan de indianen toe en<br />

verbood nieuwe boeren de bergen over te<br />

steken. De schatkist was leeg, het geld voor<br />

hun militaire bescherming ontbrak. Maar de<br />

landhonger was groot en het verbod droeg<br />

sterk bij aan het anti-Britse sentiment aan<br />

de Amerikaanse oostkust. In 1776 leidde dit<br />

tot de Onafhankelijkheidsoorlog waaruit de<br />

Verenigde Staten werden geboren...<br />

8<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


29 maart – 30 juni <strong>2024</strong><br />

op Amstel 51<br />

Hoe een koopman de<br />

stad heeft veranderd<br />

Hoofdbegunstiger<br />

Founder<br />

Hoofdpartner educatie<br />

Tentoonstellingspartners<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 9


DEZE MAAND<br />

400 JAAR GELEDEN<br />

9 mei 1624<br />

De WIC verovert de Bahia<br />

(Portugees-Brazilië)<br />

Piet Hein en het<br />

‘groot desseyn’<br />

10<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


RONALD PRUD’HOMME VAN REINE<br />

De West-Indische Compagnie werd opgericht in 1621,<br />

om na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand met<br />

Spanje op zee de oorlog voort te zetten. De VOC deed<br />

dit in de Oost, de WIC richtte zich op de West en kreeg<br />

van de Staten-Generaal het alleenrecht op kolonisatie,<br />

handel en kaapvaart in de gebieden rond de Atlantische Oceaan.<br />

Hier hadden Spanje en Portugal – die sinds 1580 dezelfde koning<br />

hadden en dus beide vijand waren van de Republiek – veel lucratieve<br />

mijnen en plantages. Vooral de kolonies van Portugal waren<br />

aanlokkelijk. Er kwam behalve suiker ook verfhout vandaan,<br />

waar kleurstoffen voor textiel uit werden gewonnen. In<br />

oktober 1623 werd het plan opgesteld om die Portugese<br />

gebieden in de West samen met Portugese<br />

slavenforten in westelijk Afrika te veroveren: het<br />

‘groot desseyn’.<br />

De eerste actie was gericht op de zwaarbewapende<br />

stad San Salvador aan de Bahia<br />

de Todos os Santos (de Allerheiligenbaai)<br />

in Brazilië. Dit was een grote en dus kostbare onderneming, wat<br />

verschillende leden van het WIC-bestuur, de Heren Negentien,<br />

huiverig maakte. De voorstanders meenden echter dat de Bahia,<br />

waar de grote WIC-schepen zonder problemen konden manoeuvreren,<br />

met een goede planning betrekkelijk gemakkelijk kon worden<br />

verrast. Vanuit de Bahia zouden vervolgens diverse andere gebieden<br />

in Amerika eenvoudig zijn te overvallen. Er was alleen wel wat haast<br />

bij: eind april, uiterlijk begin mei 1624 zouden de laatste suikerschepen<br />

van het seizoen naar Portugal vertrekken, en die wilde de WIC<br />

ook buitmaken. Met meerderheid van stemmen werd uiteindelijk<br />

besloten de vloot die onder leiding van de Amsterdammer<br />

Jacob Willekens voor een operatie tegen Portugees Luanda<br />

was bijeengebracht was (zie kader), eerst naar Brazilië te<br />

zenden. Rotterdammer Piet Hein – bij velen bekend<br />

als veroveraar van de Spaanse Zilvervloot – werd<br />

viceadmiraal.<br />

Hels vuur<br />

Aan het einde van 1623 was in alle stilte de<br />

vloot met bestemming San Salvador uitgerust:<br />

22 schepen en 4 jachten, bemand met ongeveer<br />

3300 koppen (inclusief een groot aantal<br />

soldaten) en bewapend met circa 450 kanonnen.<br />

Kolonel Johan van Dorth was aangewezen<br />

om als gouverneur op te treden nadat de stad<br />

was veroverd.<br />

De schepen bereikten de Bahia op 8 mei 1624 (behalve<br />

Van Dorths schip, dat onderweg afgedwaald<br />

was). Ze ankerden ‘s avonds op enige afstand, om niet<br />

te worden ontdekt. Die avond en nacht werd alles in<br />

gereedheid gebracht om de volgende ochtend te kunnen<br />

toeslaan.<br />

De Bahia is een wijde inham, afgescheiden van de oceaan door het<br />

eiland Taparica. San Salvador ligt aan de noordzijde van de ingang,<br />

aan een eigen baai op een steile heuvel. Vanuit drie forten hielden<br />

de Portugezen de binnenlopende schepen in de gaten; ook waren<br />

ze begonnen aan de bouw van een waterfort, met steil uit zee oprijzende<br />

muren, die met geschut waren bezet.<br />

De landingstroepen werden op de vier grootste Nederlandse schepen<br />

geconcentreerd. In de ochtend van 9 mei voeren de Nederlanders<br />

in de richting van het fort San Antonio, dat tezamen met de<br />

andere forten een hels vuur op hen opende. De kanonnen waren<br />

echter zo hoog opgesteld dat ze maar weinig schade aanrichtten.<br />

Om de vijand te misleiden bleven de landingstroepen, circa 1200<br />

man, aanvankelijk bij de rest van de vloot, die de baai binnenzeilde<br />

en op een musketschot afstand van het waterfort voor anker kwam.<br />

Willekens stuurde drie boten met elk twintig man aan boord naar de<br />

Gezicht op San Salvador en de forten aan de ingang van de baai<br />

van waaruit de Nederlandse vloot beschoten wordt tijdens de<br />

verovering op 10 mei 1624 (detail van prent van Claes Jansz. Visscher<br />

uit 1624). Op het portret staat Piet Hein. Hij liet zich in 1625<br />

voor het eerst schilderen, met de gouden ketting die hij van de<br />

Staten-Generaal had ontvangen als dank voor zijn inzet bij San<br />

Salvador. Hij gaf de opdracht aan de Rotterdamse schilder Jan<br />

Daemen Cool, in die jaren de toonaangevende portrettist van de<br />

Maasstad (kopie uit 1629 naar een origineel van Cool uit 1625;<br />

beide afbeeldingen, Rijksmuseum Amsterdam).<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 11


vijftien Portugese schepen die voor de stad lagen, en een deel van<br />

deze vijandelijke schepen werd inderdaad buitgemaakt. Ze bleken<br />

geladen met suiker, wijn en andere waren.<br />

Vanuit het waterfort brachten de Portugezen wél veel schade aan<br />

de Nederlandse schepen toe. Daarom besloot Willekens tegen<br />

de avond een aanval op dit bolwerk te wagen. Piet Hein kreeg<br />

de leiding en volgens een ooggetuige schoot zijn schip eerst alle<br />

borstweringen, schanskorven en geschut kapot. Daarna moesten<br />

de Nederlandse manschappen de negen voet hoge muren zien te<br />

beklimmen, onder vijandelijk vuur vanuit de stad. Heins trompetter<br />

arriveerde als eerste op het platform en werd meteen doodgeschoten.<br />

Hein zelf was de tweede maar bleef ongedeerd; achter hem<br />

volgde razendsnel de rest. De Portugezen sloegen op de vlucht en<br />

lieten veel gesneuvelden achter. Aan Nederlandse zijde vielen vier<br />

12<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


In 1625 heroverden Spaans-Portugese troepen de Allerheiligenbaai en San<br />

Salvador onder leiding van Don Fadrique de Toledo. Op deze allegorie uit<br />

1635 zien we rechts van de gewonde schutter enkele verslagen Nederlanders.<br />

Ze smeken Toledo (in groene broek) om genade. Hij wijst als antwoord<br />

naar het wandtapijt dat op een rots is aangebracht: dáár komt de genade<br />

vandaan. Zijn vorst is erop afgebeeld, Filips IV, die als zegevierende heerser<br />

wordt gekroond door Minerva, godin van onder andere de wijsheid, en<br />

door zijn belangrijke adviseur Gaspar de Guzmán de Olivares. De schilder,<br />

Juan B. Maíno, verbeeldde hiermee onder andere de toenmalige reputatie<br />

van Olivares als kundige overwinnaar die de verslagen vijanden ridderlijk<br />

behandelt. Ook de milde gang van zaken na de Spaanse her-inname van<br />

Breda in 1625 droeg hieraan bij.<br />

Onder: houten beeld van luitenant-admiraal Piet Hein (ca. 1650, Rijksmuseum<br />

Amsterdam).<br />

zandige inham aan land gezet. De soldaten zagen kans langs<br />

een smal pad de stad aan de noordzijde te naderen, maar<br />

wachtten met aanvallen tot de volgende ochtend.<br />

doden en acht à tien gewonden door toedoen van<br />

de naar schatting 600 man sterk verdediging.<br />

Het werd langzamerhand donker en nog steeds werd<br />

het waterfort vanuit de stad fel beschoten. Nadat de kanonnen van<br />

het fort onbruikbaar waren gemaakt besloot Hein tot de terugtocht.<br />

Willekens had inmiddels het sein gegeven voor de landing bij fort<br />

San Antonio. Het krijgsvolk werd daartoe groepsgewijs in een<br />

Witte vlag<br />

In de stad ging ondertussen het gerucht dat de Nederlanders<br />

al gearriveerd waren en veel inwoners<br />

vluchtten. Bij het krieken van de dag stonden de<br />

soldaten op het punt de aanval in te zetten, toen<br />

een Portugees met een witte vlag boven de<br />

stadsmuur verscheen. Hij schreeuwde dat bijna<br />

iedereen al gevlucht was. In slagorde trokken de<br />

soldaten vervolgens de stad binnen.<br />

Piet Hein voer diezelfde morgen met zijn matrozen<br />

naar de kust om San Salvador ook van<br />

de zeezijde aan te vallen. Aan land gekomen<br />

zag hij geen enkele Portugees en van het strand<br />

naar boven lopend, ontdekte hij dat de Nederlandse<br />

soldaten de stad al ingenomen hadden<br />

en bezig waren de woningen en de kloosters<br />

te plunderen. Op de buitgemaakte schepen<br />

bevonden zich 1400 kisten suiker, siroop en<br />

huiden. Verder namen ze flessen wijn, brood<br />

en zout mee. In de pakhuizen werden naar<br />

schatting 2500 kisten suiker gevonden alsmede<br />

een partij tabak.<br />

Nadat beoogd gouverneur Van Dorth enkele weken<br />

later eindelijk ook was aangekomen, herstelde hij<br />

de orde en liet hij de fortificaties van de stad zoveel<br />

mogelijk versterken. Rondom de bebouwing werd<br />

een hoge wal met een droge gracht opgeworpen.<br />

Tot in juli 1624 bleven de Nederlandse schepen voor<br />

anker liggen in de baai. Af en toe liepen er argeloos<br />

vijandelijke koopvaarders binnen, die overmeesterd<br />

werden: dat betekende een welkome aanvulling van<br />

de eigen voedselvoorraad.<br />

In de Republiek ontving men eind augustus het bericht<br />

dat San Salvador gevallen was. Grote vreugde<br />

bij de Staten-Generaal en de bevolking was het<br />

gevolg, en de feestelijkheden her en der in het land werden opgefleurd<br />

met veel vuurwerk. Versterking van de troepen in de Bahia<br />

stelde men mede vanwege het gevorderde seizoen vooralsnog uit<br />

tot in het nieuwe jaar.<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 13


Het oorspronkelijke plan<br />

Na de oprichting in 1621 duurde het een paar jaar voordat<br />

de WIC zich aan een grote onderneming tegen de vijand<br />

durfde te wagen: eerst moest er voldoende kapitaal beschikbaar<br />

zijn. In de zomer van 1623 was dat zover, mede<br />

door buitenlandse investeerders. Op 3 augustus 1623<br />

besprak het WIC-bestuur, de Heren Negentien, de mogelijkheden<br />

voor een militaire operatie in de West. Gedacht werd<br />

aan het onderbreken van de verschepingen van zilver uit<br />

de mijnen in Bolivia en Mexico. Ook werd overwogen het<br />

vervoer van suiker uit de plantages in Brazilië te verhinderen.<br />

Voor de uitvoering van deze plannen was echter een<br />

grondige voorbereiding noodzakelijk en liever wilden de<br />

Heren Negentien op korte termijn een daad stellen. Zo<br />

hoopten ze meer investeringen binnen te halen.<br />

Algemene instemming kreeg het plan om het overvaren<br />

van slaven uit Afrika naar de Spaans-Portugese kolonies in<br />

de West tegen te gaan, en zo een tekort aan arbeidskrachten<br />

in de mijnen en op de plantages te bewerkstelligen.<br />

Hiervoor waren geen grote, sterke vloten nodig; met snelle<br />

en beperkte acties tegen schepen en afscheephavens<br />

moest het kunnen lukken. Dat maakte het plan relatief<br />

goedkoop.<br />

De slaventransporten vanuit de Angolese stad Luanda<br />

waren het belangrijkste mikpunt: die waren de laatste jaren<br />

enorm in aantal toegenomen. De Portugezen in Luanda<br />

verdienden daar veel geld mee. De slaven waren krijgsgevangenen<br />

uit oorlogen die de Portugezen in het binnenland,<br />

tot in Congo, met de lokale heersers hadden gevoerd.<br />

Overzee leverden zij de Portugezen bij verkoop enkele<br />

honderden guldens de man op.<br />

Zo profijtelijk leek de Heren Negentien deze slavenhandel<br />

dat zij overlegden of de Compagnie er niet zelf aan<br />

moest deelnemen. Ze stelden een speciale commissie in<br />

die de voors en tegens moest onderzoeken. Het pleit werd<br />

vooralsnog gewonnen door degenen die zich op Bijbelse<br />

gronden verzetten tegen de handel in mensen. Tot ongeveer<br />

1635 zou de WIC zich officieel niet met slavenhandel<br />

bezighouden – daarna zoals bekend wel.<br />

De Heren Negentien wilden zo snel mogelijk een vloot<br />

uitrusten om Luanda te veroveren en steun te verlenen aan<br />

de inheemse bevolking tegen de Portugezen. Maar het liep<br />

anders: de schepen voeren volgens een nieuw plan, het<br />

‘groot desseyn’, toch eerst naar de West.<br />

Verzwakt<br />

Dit bleek een vergissing. Terwijl de Portugezen meteen toen ze in<br />

juli het nieuws vernamen samen met Spanje een grote hulpexpeditie<br />

organiseerden, raakte de Nederlandse verdedigingsmacht in en<br />

rond de stad juist ernstig verzwakt. Op 23 juli werden vier koopvaarders<br />

naar het vaderland teruggestuurd; ze waren door de WIC<br />

ingehuurd en bewapend, en moesten dus zo snel als de zaak het<br />

toeliet buiten dienst worden gesteld. Op 28 juli vertrok Willekens<br />

vervolgens, geheel volgens orders, met tien ingehuurde koopvaarders<br />

naar West-Indië om in Punta Araya op de kust van Venezuela<br />

een lading zout te pakken te krijgen. Vandaar zeilde hij naar de<br />

Republiek terug, waar hij eind december 1624 arriveerde.<br />

Ook Piet Hein vertrok uit San Salvador, op 5 augustus 1624; hij<br />

moest als opperbevelhebber over een klein eskader van vier<br />

schepen krachtens het ‘groot desseyn’ eerst enkele Portugese bezittingen<br />

aan de westkust van Afrika aanvallen, voor hij naar de Bahia<br />

terug zou keren. Hij veroverde een paar schepen voor de kust van<br />

Luanda in Angola, maar die plaats bleek te goed versterkt om er een<br />

aanval op te doen.<br />

Hein keerde in maart 1625 zoals gepland terug voor de Braziliaanse<br />

kust, waar hij tot zijn verrassing merkte dat de Portugezen San<br />

Salvador belegerden. Zijn scheepsmacht was echter te klein om<br />

nog iets tegen de vijandelijke vloot te ondernemen. Hij wist dat de<br />

WIC een vloot van 32 schepen onder opperbevel van Boudewijn<br />

Hendrickszoon naar Brazilië had gestuurd om versterkingen over te<br />

brengen, maar die was er nog niet. Op 30 april 1625 gaf de Nederlandse<br />

bezettingsmacht in San Salvador zich over. Hein wachtte<br />

tevergeefs op Hendrickszoon en voer na een paar dagen met zijn<br />

vloot huiswaarts.<br />

Gouden medaille voor Hein<br />

Hendrickszoon kon toen hij eind mei eindelijk ter plekke was alleen<br />

maar constateren dat de Portugezen het hele gebied al in hun<br />

macht hadden en zag af van een – zonder Heins ondersteuning zinloze<br />

– aanval. Een deel van zijn schepen vertrok onder commando<br />

van Andries Veron naar de West-Afrikaanse Goudkust, in een ultieme<br />

poging nog iets van het ‘groot desseyn’ te realiseren. Veron voegde<br />

zijn schepen samen met een vloot onder leiding van Jan Dirckszoon<br />

Lam. De gecombineerde vloot van zestien schepen en een strijdmacht<br />

van 1200 man viel vervolgens het grote Fort Elmina aan. De<br />

Portugezen waren echter vooraf gewaarschuwd en slachtten met<br />

behulp van de inheemse bevolking 441 Nederlandse soldaten af<br />

terwijl ze lagen uit te rusten op het strand. Daarmee was voorlopig<br />

een einde gekomen aan de grote ondernemingen van de WIC in<br />

Amerika en Afrika. Het ‘groot desseyn’ verviel. De volgende jaren lag<br />

het accent op kaapvaart. Pas met de verovering van Brazilië in 1630<br />

kwam daarin verandering.<br />

Alles was mislukt, maar Piet Hein had zich bij San Salvadors eerste<br />

verovering wel een buitengewoon bekwaam bevelhebber getoond.<br />

De Staten-Generaal schonken hem uit erkentelijkheid een gouden<br />

medaille aan dito ketting ter waarde van driehonderd gulden.<br />

Vanwege zijn succes ontbrak het hem de volgende jaren niet aan<br />

nieuwe opdrachten. De belangrijkste was in 1628 de verovering van<br />

een Spaanse zilvervloot, waarin hij glansrijk slaagde. Als opperbevelhebber<br />

liet Piet Hein zich kennen als een groot organisator, met oog<br />

voor zijn manschappen.<br />

Ronald Prud’homme van Reine is historicus. Hij heeft diverse boeken<br />

gepubliceerd over de Nederlandse maritieme geschiedenis van de 17de en<br />

18de eeuw.<br />

VERDER LEZEN<br />

f Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC, Walburg Pers,<br />

2013<br />

f Ronald Prud’homme van Reine. Admiraal Zilvervloot. Biografie<br />

van Piet Hein, De Arbeiderspers, 2003<br />

<br />

14<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


OVERLEVEN IN KOBARID<br />

Het Sloveense grensplaatsje Kobarid hoorde<br />

tussen 1500 en 1915 bij Oostenrijk. Daarna walste<br />

de 20ste eeuw over de inwoners heen. Theo<br />

Toebosch vertelt hun verhaal<br />

Mussolini komt langs<br />

‘Duce! Duce!’ De inwoners van Kobarid<br />

juichten Mussolini toe, toen hij in de<br />

middag van 20 september 1938 staande<br />

in zijn Alfa Romeo het dorpsplein opreed.<br />

Op dat moment heette Kobarid al weer<br />

bijna twintig jaar Caporetto. En sinds het Verdrag van Rapallo,<br />

dat in 1922 de grenzen tussen Italië en het koninkrijk<br />

Joegoslavië had geregeld, waren de inwoners officieel allemaal<br />

Italianen. En dus was het ‘normaal’ dat dorpelingen<br />

gingen studeren in Bologna, werken in een fabriek in Turijn<br />

of huishoudster werden in Rome.<br />

Hoe hard ze ook voor hem juichten, de Duce zelf zag de<br />

Kobariders nog niet als volwaardige Italianen. Voor hem<br />

waren het allogeni, wezens met een vreemde afkomst.<br />

Maar met onderwijs in alleen de Italiaanse taal, het verbod<br />

op Sloveense taal en cultuur, en huwelijken met Italianen<br />

moesten ze volgens Mussolini op een dag wel échte Italianen<br />

kunnen worden.<br />

Op de omgeving had Mussolini al zijn stempel gedrukt.<br />

Overal verrezen bouwwerken in fascistische stijl. Het<br />

kerkje voor Sint Antonius, dat vanaf een heuvel op het<br />

dorp uitkeek, was onderdeel geworden van een sacrario militare,<br />

een monument ter ere van 7014 Italianen die hier in de Eerste<br />

Wereldoorlog waren gesneuveld. Hun stoffelijke resten lagen<br />

achter marmeren platen met het opschrift presente: ze waren als<br />

het ware klaar om op het commando van de Duce opnieuw de<br />

strijd aan te gaan.<br />

Jongens en mannen uit Kobarid hadden meegewerkt aan de<br />

bouw van het oorlogsmonument. Een welkome aanvulling op<br />

hun inkomen. Dat bij de werkzaamheden de resten van een<br />

voor-Romeinse nederzetting waren verwoest, hadden ze voor lief<br />

moeten nemen. Nu stonden ze met honderden uit de omringende<br />

dorpen langs de kant om te zien hoe Mussolini het ossuarium<br />

kwam inwijden. Gekleed in uniform liet de Duce zich ontvangen<br />

door vrouwen en meisjes in klederdracht, die muziek maakten en<br />

een dans uitvoerden. Een meisje in het uniform van de Balilla, de<br />

fascistische jeugdbeweging, sprak hem toe: ‘Duce, uit naam van<br />

alle bewoners van Caporetto bied ik u deze bloemen aan uit de<br />

bergen waar u hebt gevochten.’ Terwijl een van de lokale fascisten<br />

haar optilde, drukte de Duce een kus op haar voorhoofd.<br />

Wat Mussolini niet wist: het meisje, Tatjana geheten, was de<br />

dochter van een heimelijke Sloveense nationalist. En hij was<br />

niet de enige in Kobarid die zich ook na twintig jaar nog altijd<br />

verzette tegen de Italiaanse overheersing. Meerderen waren lid<br />

van TIGR, de verzetsbeweging die zich inzette voor de bevrijding<br />

van het gebied rond Triëst, Istrië, Gorizia en Rejika. De TIGR-cel<br />

in Kobarid zorgde vooral voor de verspreiding van Sloveense<br />

Ansichtkaart 1908 (Wikimedia Commons).<br />

lectuur, maar Frans Kavs uit het nabije gehucht Cezsoča hoorde<br />

bij de verzetsmensen die ook geweld wilden gebruiken. Hij had<br />

het plan om, als Mussolini het ossuarium had ingewijd, op diens<br />

auto te springen en een bomgordel tot ontploffing te brengen.<br />

De volgende dag kopten de internationale kranten echter niet<br />

‘Mussolini gedood in Caporetto!’ Kavs had op het laatste moment<br />

van de aanslag afgezien. Mogelijk omdat zich te veel inwoners<br />

rond Mussolini bevonden. Er is ook het onbevestigde verhaal dat<br />

de Britse geheime dienst MI6 de aanslag had afgeblazen, omdat<br />

ze meenden dat Mussolini bij de geplande besprekingen tussen<br />

de Britse premier Chamberlain en Hitler in München een vredesrol<br />

zou kunnen spelen.<br />

Nadat Mussolini ongeschonden was vertrokken, moesten de<br />

Kobariders nog vijf jaar ‘onder Italië’ doorbrengen. De Duce kwam<br />

niet meer langs. In het Kobarid Museum herinnert een foto aan<br />

zijn laatste bezoek: Mussolini geeft Tatjana een kus op haar voorhoofd.<br />

Ontelbare fascisten hadden vervolgens Tatjana aangeraakt<br />

op de plek waar Mussolini haar had gekust. Precies daar had ze<br />

een moedervlek gekregen. ‘Een cadeautje van Mussolini en een<br />

straf van God,’ zei ze er tot haar dood in 2011 gekscherend over.<br />

Volgende aflevering: De partizanenrepubliek van Kobarid<br />

Theo Toebosch is journalist, gespecialiseerd in archeologie, erfgoed,<br />

oudheid en geschiedenis. Van hem verscheen Kobarid. Het dorp met te veel<br />

geschiedenis (De Bezige Bij, 2023).<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 15


De wieg<br />

van de<br />

Zijderoute<br />

16<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


DAAN NIJSSEN<br />

In 128 v. Chr. kwam de<br />

Chinese diplomaat Zhang<br />

Qian aan in Bactra, een stad<br />

in het huidige Afghanistan.<br />

Hij was door zijn keizer naar<br />

Centraal-Azië gestuurd om<br />

er nieuwe bondgenoten te<br />

vinden, maar vooralsnog<br />

had hij geen successen<br />

geboekt. Wat moesten<br />

de mensen daar immers<br />

met een onbekende keizer<br />

die duizenden kilometers<br />

naar het oosten leefde? De<br />

diplomatieke missie was<br />

mislukt en Zhang Qian restte<br />

niets anders dan met lege<br />

handen terug te reizen naar<br />

China. Maar eerst zou hij<br />

nog een jaar doorbrengen in<br />

Bactra om daar zijn verslag<br />

op te tekenen. Hij keek er zijn<br />

ogen uit.<br />

Muur in Khiva. Oezbekistan (Shutterstock).<br />

In Bactra waren goederen uit alle<br />

windstreken te krijgen: dadels en wol<br />

uit Babylonië, goud en glaswerk uit<br />

Egypte, specerijen en parels uit India,<br />

wierook en mirre uit Arabië, de mooiste<br />

en sterkste paarden uit de vruchtbare<br />

Ferganavallei ten noordoosten van de stad.<br />

Deze goederen werden geleverd door karavanen<br />

die soms wel duizenden kilometers<br />

hadden afgelegd: over de door Parthische<br />

wachtposten bewaakte Khorasanroute, die<br />

van Mesopotamië door Noord-Iran naar<br />

Centraal-Azië liep, of de met Indiase handelsposten<br />

uitgeruste Uttarapatha, die van<br />

de Golf van Bengalen door Noord-India<br />

naar Centraal-Azië ging. Andere kooplieden<br />

voeren op schepen met behulp van<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 17


de moessonwinden de Indische Oceaan<br />

over. Er was in Bactra ook Chinese zijde te<br />

krijgen, die via India werd geïmporteerd.<br />

Zhang Qian merkte dat er veel vraag naar<br />

was en opperde dat de keizer het zelf naar<br />

Centraal-Azië kon exporteren om zo zijn<br />

invloed uit te breiden. Op die manier kon<br />

hij toch nog bondgenoten winnen en was<br />

de missie niet helemaal voor niets geweest.<br />

Het bezoek van Zhang Qian wordt wel<br />

beschouwd als het begin van de Zijderoute.<br />

Uit zijn eigen verslag blijkt echter dat er<br />

in het Midden-Oosten al een uitgebreid<br />

netwerk aanwezig was van allerlei handelsroutes,<br />

die soms al duizenden jaren<br />

oud waren en in de loop der eeuwen met<br />

elkaar verstrengeld waren geraakt. De grote<br />

steden in Mesopotamië, het Nijldal en het<br />

Indusdal vormden de motor achter dit<br />

handelsnetwerk. Hier ontstond al vroeg een<br />

grote vraag naar vele soorten goederen die<br />

elders gewonnen of geoogst werden. Denk<br />

bijvoorbeeld aan bouwmaterialen als hout<br />

en steen, metalen als brons en tin, edelmetalen<br />

als zilver en goud, edelstenen als lapis<br />

lazuli en carneool en andere luxegoederen<br />

waaronder wierook en specerijen.<br />

Pax Persica<br />

De vraag naar zulke waardevolle goederen<br />

bevorderde de handel, maar leidde ook<br />

vaak tot oorlogen. Zo organiseerden de<br />

Akkadische koningen Sargon (r. 2326-2270<br />

v. Chr.) en Narām-Sîn (2246-2210 v. Chr.)<br />

gewelddadige expedities naar het Cederwoud<br />

(Syrië) en de Zilverbergen (Turkije)<br />

om daar hout en zilver buit te maken. In de<br />

Late Bronstijd (1600-1200 v. Chr.), onderwierpen<br />

de Egyptische farao’s de vorsten<br />

van Kanaän om de handelsroutes naar<br />

Mesopotamië en Anatolië veilig te stellen<br />

en annexeerden ze het koninkrijk Kush<br />

om de handel met sub-Saharaans Afrika<br />

te bevorderen. In het eerste millennium<br />

v. Chr. brachten de koningen van Assyrië<br />

en Babylonië grote delen van het Midden-<br />

Oosten onder hun heerschappij en konden<br />

ze waardevolle goederen als tribuut of<br />

belasting opeisen.<br />

De Pax Persica maakte hier een eind aan:<br />

door de opkomst van het Perzische Rijk<br />

(550-330 v. Chr.) kwam een langdurige<br />

vrede in de regio tot stand en kon de<br />

langeafstandshandel pas echt opbloeien.<br />

De Perzische koningen smeedden een<br />

enorm gebied aaneen tot één wereldrijk.<br />

Het strekte zich uit van de Middellandse<br />

Zee tot aan de Indische Oceaan en tot diep<br />

in Centraal-Azië. Kooplieden konden nu<br />

veilig en eenvoudig door het hele Midden-<br />

Oosten reizen en dit was bevorderlijk voor<br />

de uitwisseling van goederen en ideeën.<br />

De Perzische koningen stimuleerden de<br />

oplevende langeafstandshandel door langs<br />

bestaande karavaanwegen herbergen<br />

op te richten die één dagreis van elkaar<br />

verwijderd waren. Hier konden reizigers<br />

overnachten en van paard wisselen. Ze<br />

legden ook forten aan met garnizoenen<br />

die de wegen vrij moesten houden van<br />

struikrovers. Reizigers dienden weliswaar<br />

tol te betalen op deze ‘Koninklijke Wegen’,<br />

maar kregen daar een veilig handelsnetwerk<br />

voor terug.<br />

Boodschappen betalen met zilver<br />

De langeafstandshandel stimuleerde de<br />

opkomst van een markteconomie. Deze<br />

ontwikkeling werd bovendien gefaciliteerd<br />

door het toenemende gebruik van zilver<br />

als betaalmiddel. De Perzische koningen<br />

speelden hier een belangrijke rol in. Zij<br />

zochten voortdurend naar nieuwe manieren<br />

om van de handel en de nijverheid in<br />

hun rijk te profiteren en tolheffing was daar<br />

maar één onderdeel van. Hun voornaamste<br />

inkomstenbron was het jaarlijkse tribuut<br />

dat ze door de satrapen (gouverneurs)<br />

lieten innen: deels in de vorm van waardevolle<br />

goederen die in het rijk te krijgen<br />

waren, maar gaandeweg ook steeds vaker<br />

in de vorm van zilver en goud. Bovendien<br />

konden de Perzische koningen hun onderdanen<br />

oproepen om mee te helpen bij hun<br />

bouwprojecten. Dit werd ook gezien als een<br />

vorm van belasting. De corveearbeiders<br />

B<br />

De Perzische koning Darius I ontving jaarlijks<br />

tribuutbetalingen uit handen van afgezanten<br />

van de door zijn leger veroverde gebieden. Die<br />

delegaties zijn met hun geschenken afgebeeld<br />

langs een trap naar de Grote Audiëntiezaal (de<br />

Apadana) van het paleis in Persepolis waartoe<br />

Darius de opdracht had gegeven. Het was de<br />

administratieve en ceremoniële hoofdstad van<br />

zijn rijk (afbeeldingen Wikimedia Commons).<br />

A. Afgezant uit de Indusvallei met goud.<br />

B. De Lydiers presenteren naast schalen en<br />

bokalen ook een strijdwagen inclusief twee<br />

paarden.<br />

C. De Meden brengen onder meer schalen, een<br />

zwaard en ringen mee.<br />

A<br />

18<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


ZIJDEROUTE<br />

Perzische strijders, wandversiering 6de-5de<br />

eeuw v.Chr. uit het paleis van koning Darius<br />

in Susa (Louvre, Parijs).<br />

C<br />

ontvingen rantsoenen die deels bestonden<br />

uit voedsel en deels uit zilver, dat ze vrij<br />

konden besteden.<br />

Er kwam tijdens de Perzische overheersing<br />

steeds meer zilver in omloop. Het was al<br />

langer een ruilmiddel en werd ook vaak<br />

gebruikt als een standaard om de waarde<br />

van goederen te bepalen. Door de waarde<br />

van de aangeboden goederen in zilver uit te<br />

drukken, konden kooplieden eenvoudiger<br />

tot een eerlijke ruil komen. Daarvandaan<br />

was het een kleine stap om de goederen<br />

bij een handelsovereenkomst direct in te<br />

ruilen voor zilverstukken, die later weer<br />

konden worden omgewisseld voor andere<br />

goederen. Vanwege het gemak ontvingen<br />

de Perzische koningen ook liever zilver als<br />

tribuut en betaalden ze hun corveearbeiders<br />

er bij voorkeur in uit. Ook de gewone<br />

bevolking ging zijn dagelijkse boodschappen<br />

met zilver betalen.<br />

Op kleitabletten in Babylonische tempelarchieven<br />

uit de periode 626-484 v.Chr. zijn<br />

de hevige prijsschommelingen te zien die<br />

een opkomende markteconomie kenmerken.<br />

Tevens tonen de tabletten dat er<br />

een soort ondernemersklasse in opkomst<br />

was. Het gaat hier om vrije burgers die de<br />

akkers, boomgaarden en kuddes van de<br />

tempels en de hovelingen beheerden. Ze<br />

kochten deze soms ook zelf op met het zilver<br />

dat ze hadden verdiend en sommigen<br />

wisten zo een kapitaal te vergaren. Het was<br />

gebruikelijk dat tempels handelsgewassen<br />

zoals wol of dadels lieten verbouwen.<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 19


Gouden en zilveren munt uit de tijd van koning<br />

Darius I (British Museum Londen).<br />

De opbrengst verkochten ze en met het<br />

verdiende zilver voorzagen ze in hun eigen<br />

behoeften. Uit contracten met tempelmedewerkers<br />

blijkt dat sommige ondernemers<br />

deze cash crops voor de tempels naar<br />

de afzetmarkten vervoerden. Zij konden<br />

dan zelf een deel van de winst houden.<br />

Het vervoer van goederen kwam hierdoor<br />

steeds meer in private handen te liggen en<br />

daardoor werd de handel steeds vrijer.<br />

Vertrouwen<br />

Hoe vaker met zilver (en goud) werd<br />

betaald, des te groter de behoefte aan standaardwaardes<br />

en gegarandeerde zuiverheid<br />

van de betaalmiddelen. Er werden al<br />

wel standaardgewichten gehanteerd om<br />

het zilver en goud bij transacties te wegen,<br />

maar sjoemelen was eenvoudig, door<br />

bijmengen met gewone metalen. Een door<br />

de koning gewaarborgd keurmerk om de<br />

waarde te bepalen, zou dat probleem tegengaan.<br />

Met andere woorden: er ontstond<br />

vraag naar officieel muntgeld waar je blind<br />

op kon vertrouwen.<br />

De koningen van Lydië hadden al eerder<br />

munten uitgegeven, vaak als statussymbool<br />

(zie kader), maar de Perzen brachten ze<br />

onder Darius I (r. 522-486 v. Chr.) pas echt<br />

massaal in omloop. Hij bracht de gouden<br />

dariek uit (dat is niet afgeleid van de naam<br />

van de vorst, maar van het Oud-Perzische<br />

zarig, wat ‘gouden’ betekent) en de zilveren<br />

siglos (afgeleid van het Akkadische shiqlu<br />

en verwant aan het Hebreeuwse shekel,<br />

wat ‘gewicht’ betekent) – met daarop een<br />

afbeelding van de koning die geknield een<br />

boog ter hand neemt. De darieken en de<br />

sigloi werden in de oude Lydische hoofdstad<br />

Sardes geslagen.<br />

Je kon in het gehele rijk met de darieken<br />

en de sigloi betalen, maar uit opgravingen<br />

blijkt dat ze vooral werden gebruikt in<br />

de grensgebieden, zoals Anatolië en het<br />

Egeïsche Zeegebied in het westen en het<br />

Hindoekoesjgebergte en het Indusdal in<br />

het oosten. In de kerngebieden bleven de<br />

plaatselijke gewichten, zonder koninklijk<br />

keurmerk, de boventoon voeren. Dat<br />

muntgeld vooral in de grensgebieden werd<br />

gebruikt, zegt mogelijk iets over de aard<br />

van de handel. Men had daar namelijk<br />

te maken met kooplieden van buiten het<br />

Perzische Rijk, die men niet altijd kende<br />

of vertrouwde. In dat soort gevallen was<br />

het handig om vooraf de waarde van de<br />

goederen te bepalen en gelijk over te steken<br />

bij het betalen.<br />

Muntgeld stamt uit de<br />

7de eeuw v.Chr.<br />

Het koninkrijk Lydië (dat in het<br />

huidige Anatolië lag) was<br />

beroemd om zijn rijkdom.<br />

Die was voor een belangrijk<br />

deel te danken aan<br />

het goud en zilver in zijn<br />

rivieren. In de bodem van<br />

de Pactolus dolf men ook<br />

elektrum, een natuurlijke<br />

legering van goud en zilver,<br />

waarbij de verhouding tussen die<br />

twee bestanddelen nogal kon verschillen.<br />

Er kon makkelijk mee worden<br />

gefraudeerd. In een poging de elektrumverwerking<br />

te reguleren liet de<br />

Lydische koning Alyattes II (r. 619 en<br />

561 v.Chr.) elektrum munten met een<br />

standaardverhouding van ongeveer<br />

55% goud en 45% zilver slaan en bedrukken<br />

met een koninklijke stempel.<br />

Het gebruik ervan was aanvankelijk<br />

niet heel wijdverbreid. Ze lijken vooral<br />

te hebben gediend als statussymbool.<br />

Zijn zoon en opvolger Croesus verving<br />

ze door standaard gouden en zilveren<br />

munten, de zogeheten staters, waarop<br />

een leeuw en een stier stonden afgebeeld.<br />

In de kerngebieden, daarentegen, vond de<br />

handel meestal plaats tussen mensen die<br />

elkaar kenden en vertrouwden. Zij bepaalden<br />

onderling de prijs (zoals bij afdingen)<br />

en vaak werd bij het leveren van het ene<br />

goed niet meteen een ander goed terugverwacht.<br />

Het was dan aan beide partijen<br />

om de transactie – en daarmee de vriendschap<br />

– gelijkwaardig te houden. Kortom,<br />

handel was gebaseerd op vertrouwen in de<br />

persoon waarmee je handel dreef. Door de<br />

uitvinding van muntgeld kreeg alles een<br />

prijskaartje en hoorde gelijk oversteken<br />

bij elke transactie. Dit maakte het voor<br />

kooplieden die hun waren aanboden in<br />

gebieden die niet onder het gezag van<br />

een Perzische satraap vielen, makkelijker<br />

om handel te drijven. Een gevolg was wel<br />

dat handel steeds minder persoonlijk<br />

en meer ‘zakelijk’ werd. Handel was niet<br />

langer gebaseerd op het vertrouwen in de<br />

handelspartner, maar in het vertrouwen op<br />

het geld.<br />

Koning Croesus werd<br />

in 547 v.Chr. verslagen<br />

door de Perzische vorst<br />

Cyrus de Grote en Lydië werd<br />

ingelijfd bij het Perzische Rijk. Onder<br />

Cyrus en zijn opvolger Cambyses II<br />

bleef het munthuis van de Lydische<br />

hoofdstad Sardes overigens staters<br />

produceren, die voornamelijk in West-<br />

Anatolië werden gebruikt. Later liet<br />

de Perzische koning Darius I hier ook<br />

zijn darieken en sigloi slaan. Intussen<br />

gaven ook enkele Griekse stadstaten<br />

eigen munten uit. In het grootste deel<br />

van het Perzische Rijk bleef het echter<br />

gebruikelijk om te handelen met goud<br />

en zilver zonder koninklijk keurmerk.<br />

Pas na de veroveringen van Alexander<br />

de Grote in de 4de eeuw v.Chr. werd<br />

muntgeld in het hele Midden-Oosten<br />

gangbaar.<br />

De uitvinding van het muntgeld, die volgde<br />

op het toenemende gebruik van zilver of<br />

goud als betaalmiddel en de privatisering<br />

van de handel, die op hun beurt mogelijk<br />

werden door de Pax Persica, stimuleerden<br />

allemaal de langeafstandshandel. Dit<br />

economische en financiële proces was al<br />

eeuwen gaande en kwam door het ontstaan<br />

van het Perzische Rijk in een stroomversnelling.<br />

Toen al werd de basis gelegd<br />

voor het uitgebreide handelsnetwerk waar<br />

Zhang Qian in Bactra mee in aanraking<br />

kwam, en dat later de Zijderoute werd genoemd.<br />

China hoefde zich na Zhang Qians<br />

bezoek alleen maar aan te sluiten.<br />

Daan Nijssen studeerde Oudheidstudies aan de<br />

VU en is werkzaam als schrijver en onderzoeker.<br />

Van hem is verschenen Het wereldrijk van het<br />

Tweestromenland (Omniboek 2021) en Alle wegen<br />

leiden naar Babel – De voorgeschiedenis van de<br />

Zijderoute (Omniboek 2023).<br />

<br />

20<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Hoog tijd voor<br />

een boek van<br />

Walburg Pers<br />

PETER LONGERICH<br />

De Sportpalastrede 1943<br />

Goebbels en de totale oorlog<br />

‘Ik vraag u: Willen jullie een totale oorlog?’, aldus Joseph Goebbels<br />

op 18 februari 1943 in het Berlijnse Sportpalast. Zijn rede wordt<br />

beschouwd als een verraderlijk voorbeeld van nazi-propaganda.<br />

MARC NOYONS<br />

Chai – Leven – Life<br />

Gesprekken met wegbereiders<br />

van het Nationaal Holocaustmuseum<br />

in Amsterdam<br />

Noyons sprak honderden mensen die deze<br />

geschiedenis naar het nu en de toekomst<br />

willen brengen en besloten bij te dragen<br />

aan de totstandkoming van het Nationaal<br />

Holocaustmuseum.<br />

KLAAS A.D. SMELIK<br />

Hitlers ultieme oorlog<br />

Jodenvervolging in bezet Europa<br />

De vernietiging van de Joden in Europa<br />

tijdens het Derde Rijk (Sjoa) was in<br />

verschillende opzichten uniek en roept<br />

nog steeds vele vragen op.<br />

JAN JULIA ZURNÉ<br />

Oorlogsboeven<br />

Alledaagse criminaliteit tijdens<br />

de Tweede Wereldoorlog<br />

Tijdens de Tweede Wereldoorlog schoten<br />

de criminaliteitscijfers de hoogte in.<br />

Juist door voorheen ‘nette’ burgers.<br />

Hoe rechtvaardigden ze hun daden?<br />

Verkrijgbaar bij de lokale boekhandel of<br />

rechtstreeks te bestellen door deze QR-code<br />

te scannen met smartphone of tablet<br />

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief:


Een blokje om<br />

op Vlooienburg<br />

22<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


In de Amsterdamse buurt Vlooienburg woonden en<br />

werkten in de 17de eeuw houthandelaren, kooplieden,<br />

middenstanders, chirurgijns, arbeiders en anderen uit alle<br />

windstreken en van uiteenlopende religieuze gezindten.<br />

Historisch-archeologisch onderzoek werpt nieuw licht<br />

op de bewoners van deze eerste multi-etnische buurt<br />

van Nederland. Maarten Hell geeft een routebeschrijving.<br />

Marijn Stolk licht enkele interessante vondsten toe.<br />

Het eiland Vloeyenburg is<br />

in 1596 aangeplempt in de<br />

Amstel om opslagruimte<br />

voor bouw- en brandhout<br />

te bieden. Het lag op de<br />

plek waar nu de Stopera staat, het stadhuis-<br />

en operagebouw aan het Waterlooplein.<br />

De oorspronkelijke naam herinnert<br />

aan de vroegste periode waarin<br />

dit stukje stad geregeld overstroomde.<br />

In de 17de eeuw maakten de houtkopers<br />

plaats voor migranten. De buurt was in<br />

trek bij Sefardische Joden uit Spanje en<br />

Portugal, en later vooral bij Midden- en<br />

Oost-Europese Joden, de Asjkenaziem.<br />

Zij vonden er voldoende betaalbare<br />

huisvesting en ruimte voor hun religieuze<br />

instellingen zoals synagogen, rituele<br />

baden en koosjere vleeshallen.<br />

Vlooienburg bleef de kern van de latere,<br />

omvangrijkere Jodenbuurt, maar was<br />

geen ‘getto’ waar Joden zich móesten<br />

vestigen, zoals bestond in bijvoorbeeld<br />

Venetië. Op Vlooienburg woonden<br />

voornamelijk Joden maar ook leden van<br />

de gereformeerde kerk en relatief veel<br />

christelijke ‘dissenters’, zoals katholieken<br />

en lutheranen uit Duitsland en<br />

Scandinavië en Britse puriteinen. Zij<br />

kwamen naar het eiland omdat er al<br />

familie of kennissen woonden en omdat<br />

er werk, woonruimte en eigen godshuizen<br />

waren. Verder had een kleine groep<br />

zwarten hier hun thuis. Ze kwamen uit<br />

de WIC-koloniën naar Amsterdam, waar<br />

ze vrije mensen waren. Ze werkten zelf-<br />

De Lange Houtstraat, hoek Korte Houtstraat rond<br />

1650 (reconstructie door Mikko Kriek/Tijm Lanjouw,<br />

4D Research Lab, Universiteit van Amsterdam,<br />

2020).<br />

standig, bijvoorbeeld als zeeman, of in de<br />

huishoudens van Sefardische Joden.<br />

Begin 20ste eeuw liet het stadsbestuur<br />

een deel van de verpauperde en verkrotte<br />

woningen slopen. Er kwam soms<br />

vervangende nieuwbouw, maar een deel<br />

bleef braak liggen en werd bijvoorbeeld in<br />

beslag genomen door de Joodse onderdelenverkoper<br />

Jack Maandag en diens<br />

‘autokerkhof’ (een term die hijzelf voor<br />

zijn sloperij had bedacht).<br />

Tijdens de Duitse bezetting werden de<br />

overgebleven Joodse bewoners naar de<br />

vernietigingskampen afgevoerd. Het ooit<br />

zo levendige eiland werd een spookstad.<br />

De laatste woonhuizen moesten in 1981<br />

wijken voor de bouw van de Stopera. Archeologen<br />

legden toen honderd percelen<br />

bloot, inclusief 95 beerputten. De hierin<br />

aangetroffen vondsten geven samen met<br />

diepgravend archiefonderzoek een beeld<br />

van het leven op Vlooienburg.<br />

Voor de bouw van<br />

de Stopera legden<br />

archeologen honderd<br />

percelen bloot, inclusief<br />

95 beerputten<br />

Voor een kennismaking met een diverse<br />

groep bewoners uit de tweede helft van<br />

de 17de eeuw lopen we een rondje om<br />

het oostelijke bouwblok. De routebeschrijving<br />

hoort bij de afbeelding op p. 24;<br />

we lopen met de klok mee.<br />

Lange Houtstraat<br />

Beginpunt A is de bakkerij van Johannes<br />

Franck, strategisch gelegen in het hart<br />

van het eiland. Franck, een Duits-lutherse<br />

migrant, levert koosjer brood en – met<br />

Pesach – matses aan zijn Joodse buurtge-<br />

<br />

VLOOIENBURG<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 23


noten. Zij mogen zelf geen broodbakkerij<br />

beginnen omdat Joden geen toegang hebben<br />

tot de meeste gildeberoepen. Opzichters<br />

van de Portugees-Joodse gemeente<br />

zien erop toe dat de bakker wel de Joodse<br />

‘spijswetten’ (kasjroet) in acht neemt.<br />

Francks naaste buurman in de Lange<br />

Houtstraat, Jacob Vaz Martines (B), is een<br />

uit Madrid afkomstige zijdehandelaar. In<br />

Amsterdam trouwt hij met een dertienjarig<br />

meisje uit zijn geboortestad; zelfs<br />

binnen de traditie van de lagere Joodse<br />

huwelijksleeftijden is zijn bruid aan de<br />

jonge kant. Vaz Martines doet zaken met<br />

andere Sefardische kooplieden en koopt<br />

zijde in bij de handelscompagnieën.<br />

We passeren nu eerst het buurhuis, waar<br />

de weduwe woont van een gereformeerde<br />

waagdrager, een transportarbeider die<br />

goederen naar de stadswaag droeg. Dan<br />

zien we een laag gebouw (C) met een<br />

L-vormig gebouw erachter. Dit is de<br />

‘kaatsbaan’ van Vlooienburg. Hier kun<br />

je een vroege vorm van tennis spelen,<br />

een drankje drinken en pijproken in de<br />

bijbehorende herberg. De gereformeerde<br />

exploitant verdient aan de consumpties<br />

en de verhuur van kaatsballen en rackets.<br />

Kaatsen is populair, maar wordt in de<br />

jaren 1690 verdrongen door de kolfsport.<br />

De kaatsbaan verloedert hierna tot een<br />

bordeel waar Joodse jongemannen en<br />

christelijke prostituees elkaar treffen; ook<br />

zit er een illegaal gokhuis waarvan de uitbater<br />

met valse dobbelstenen en doorgestoken<br />

kaarten zijn klanten beduvelt.<br />

De beide aanpalende panden (D) zijn<br />

eigendom van Imanoel Benveniste. Deze<br />

getalenteerde drukker kwam in 1639<br />

van Venetië naar Amsterdam, waar hij<br />

een grotere afzetmarkt vond voor zijn<br />

Hebreeuwse en Jiddische boekuitgaven:<br />

een uitdijende Joodse gemeenschap en<br />

internationale exportmogelijkheden. Zijn<br />

meesterwerk, een uitgave van de Babylonische<br />

Talmoed met commentaren van<br />

rabbijnen en andere schriftgeleerden,<br />

verkoopt echter slecht. Neveninkom-<br />

Kaart van Vlooienburg met de halteplaatsen in<br />

letters. Detail kaart van Balthazar Florisz van Berckenrode<br />

uit 1657 (Stadsarchief Amsterdam).<br />

sten verwerft Benveniste uit de verhuur<br />

van een etage aan twee alleenstaande<br />

Sefardisch-Joodse vrouwen, die Sevilla<br />

ontvluchtten om aan de inquisitie te ontkomen.<br />

Een van hen, Leonarda Nunes,<br />

bracht haar katholieke dienstmeid mee,<br />

die zich in Amsterdam tot het Jodendom<br />

bekeerde. Dit tot ongenoegen van haar<br />

moeder in Spanje: in 1656 stuurt zij potige<br />

mannen naar de Lange Houtstraat om<br />

de bekeerde dochter terug te halen, maar<br />

buurtgenoten weten dit te voorkomen.<br />

Naast Nunes woont Fela, een zwarte<br />

vrouw (E). We kennen haar voornaam<br />

en adres uit de administratie van het<br />

armenkerkhof, waar zij in 1658 is begraven.<br />

Hoogstwaarschijnlijk werkt zij in de<br />

huishouding van een Portugees-Joodse<br />

koopman, al wonen er ook zwarten op<br />

24<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


zichzelf in de buurt, uit Afrika, Brazilië en<br />

het Caribisch gebied.<br />

We wandelen verder langs de gang<br />

(steeg) van een turfdrager, een winkeltje<br />

en een Joodse koopman uit de Italiaanse<br />

vrijhaven Livorno tot we aankomen bij<br />

huis het Rode Paard (F). De huurder<br />

hiervan, Samuel de Crasto, is een Joodse<br />

chirurgijn-barbier uit Bordeaux. Hij<br />

behandelt vleeswonden en botbreuken<br />

en kan ledematen amputeren, maar je<br />

kunt ook bij hem terecht voor scheren<br />

en knippen. Chirurgijns staan lager op<br />

de maatschappelijke ladder dan ge-<br />

Zelfportret van Gaspar Méndez del Arroyo, alias<br />

Abraham Idaña. Titelblad van Libro yntitulado<br />

Providencia de dios […] (Amsterdam 1683) (Rare<br />

Book and Manuscript Library, Columbia University<br />

Libraries, NYC.).<br />

studeerde geneesheren, zoals Ephraim<br />

Bueno die verderop woont aan de<br />

Houtgracht. In tegenstelling tot dokters<br />

zoals Bueno mag De Crasto uitsluitend<br />

Joodse patiënten behandelen en knippen.<br />

Hij werkt ook voor Bikur Holim, een<br />

Sefardisch-Joodse organisatie belast met<br />

de ziekenzorg van armlastigen.<br />

Naast de chirurgijn huist Joshua Sarphati<br />

Pina (G). Hij is boekhouder en publiceert<br />

een succesvol boek over het internationale<br />

betalingsverkeer met de wervende<br />

titel De lichtende koopmans fackel en<br />

reductie van wisselen (1664).<br />

Leprozengracht en<br />

Zwanenburgerstraat<br />

Rechtsaf slaan we de Leprozengracht<br />

op. Hier zijn de huizen grotendeels in<br />

Sefardisch-Joodse handen. Zo is Leonora<br />

de Paz alias Ester Levi eigenares-<br />

bewoonster van huis de Cyperse Kat<br />

(H). Enkele katten zullen later ook<br />

haar grafsteen sieren op Beth Haim,<br />

de Joodse begraafplaats in Ouderkerk.<br />

Twee huizen verder (I) resideert David<br />

d’Aguilar, boekhouder en tolk van een<br />

schatrijke Portugees-Joodse koopman.<br />

Hij woont aan de straatkant en runt in<br />

het achterhuis een suikerraffinaderij.<br />

Na de Leprozengracht lopen we de Zwanenburgerstraat<br />

in. Deze huizenrij langs<br />

de Amstel is het deftigere gedeelte van<br />

Vlooienburg, al zitten er wel wat fabrieken<br />

en werkplaatsen, zoals de drukkerij<br />

van de rabbijn en auteur Menasseh<br />

ben Israel. Ondanks zijn internationale<br />

bekendheid levert zijn drukwerk onvoldoende<br />

op om zijn gezin te onderhouden.<br />

Menasseh woont in huis met zijn<br />

zwager, een geslaagde makelaar, en hun<br />

beider gezinnen. De zeven huizen naast<br />

het zijne worden bewoond door Joodse<br />

kooplieden en twee Noord-Franse<br />

textielververs. Daarna treffen we een<br />

volgende succesvolle Joodse drukker<br />

aan de Amstel: Joseph Athias (K). Athias<br />

is de eerste Jood die lid wordt van het<br />

boekdrukkersgilde. Hij werkt nauw samen<br />

met niet-Joodse drukkers, letterzetters<br />

en zakenpartners. Zo verkoopt hij<br />

met een katholieke weduwe naar eigen<br />

zeggen een miljoen Bijbels in Engeland<br />

en Schotland.<br />

Op de stoep voor Athias’ drukkerij kun<br />

je de weeïge geur opsnuiven van de<br />

naastgelegen suikerraffinaderij De Vier<br />

Suikerbroden (L), genoemd naar de<br />

vorm waarin de suiker wordt verkocht.<br />

Dit bedrijf van een lutherse suikerbakker<br />

uit Aken beslaat een groot deel van<br />

het binnenterrein. Tot het complex<br />

behoren ook huurwoningen met uitzicht<br />

over de Amstel, waar in 1639 de schilder<br />

Rembrandt en zijn Saskia tijdelijk<br />

verbleven. Twee huizen verder passeren<br />

we de rumoerige werkplaatsen van een<br />

hamerende koperslager uit Hamburg en<br />

zijn timmerende buurman uit Alkmaar,<br />

respectievelijk van lutherse en gereformeerde<br />

huize.<br />

VLOOIENBURG<br />

Korte Houtstraat<br />

Halverwege de Zwanenburgerstraat<br />

kunnen we de Korte Houtstraat in. Vlak<br />

na de hoek staat het huis genaamd<br />

Admiraal Tromp (M). Hier houdt een<br />

tweede Joodse chirurgijn praktijk. Aan<br />

de overkant zien we het uithangbord<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 25


Opgegraven<br />

Portugese kookpot uit de Korte<br />

Houtstraat (ca. 1600-1650). Dergelijke<br />

kookpotten waren in de 17de eeuw zeer<br />

gebruikelijk in Portugal en worden bij<br />

opgravingen daar veelvuldig teruggevonden.<br />

In Nederland is zulke kookwaar<br />

uitsluitend aangetroffen op de plek van<br />

het voormalige Vlooienburg. Deze Portugese<br />

potten (tachos) werden niet op grote<br />

schaal verhandeld in Noordwest-Europa;<br />

ze moeten wel uit de huisraad van de<br />

Portugese Vlooienburgers komen. Het<br />

lijkt erop dat deze eerste generaties migranten<br />

kookgerei van thuis meenamen<br />

en gebruikten, om vervolgens over te<br />

stappen op lokale producten, aangezien<br />

de meeste kookpotten<br />

van dit<br />

type dateren<br />

uit de periode<br />

1600 tot 1675.<br />

Strooppot (ca.1600-1700),<br />

afkomstig uit een beerput<br />

op het binnenterrein van de<br />

suikerraffinaderij op Vlooienburg.<br />

Bovenop de potten<br />

werden een soort kegelvormige<br />

aardewerken trechters<br />

geplaatst waarin warme suikerrietstroop<br />

werd gegoten. Zo ontstonden<br />

de suikerkegels of suikerbroden<br />

waarnaar de naam ‘de Vier Suikerbroden’<br />

van de Duits-Lutherse suikerbakker op<br />

Vlooienburg verwijst.<br />

Indiase zijden doek uit een beerput<br />

aan de Lange Houtstraat (ca. 1650-<br />

1725), een van de wonderbaarlijk goed<br />

bewaard gebleven textielfragmenten<br />

die het onderzoek in de beerputten van<br />

Vlooienburg in 1980-1981 aan het licht<br />

bracht. Het patroon is ontstaan door<br />

de tie-dye-techniek, waarbij er voor het<br />

verven eerst stukjes stof bijeen<br />

geknoopt worden met touw – op<br />

die plekken bereikt de verf de<br />

stof niet. Deze techniek kwam<br />

destijds nog niet voor in Europa<br />

en gezien kleur en patroon lijkt<br />

het erop dat deze doek is geïmporteerd<br />

uit de regio Rajasthan<br />

in India, mogelijk door één van de<br />

textielhandelaren op Vlooienburg.<br />

Portugese drinkkopje<br />

uit de beerput van Lange<br />

Houtstraat 54 (3F) (ca. 1600-1650).<br />

In 17de-eeuws Portugal waren ongeglazuurde<br />

aardewerken drinkkopjes –<br />

pucaros – ontzettend populair. Binnenin<br />

zijn kleine sliertjes van klei te zien. Deze<br />

werden soms opzettelijk aangebracht<br />

om de afgifte van de mineraalachtige<br />

kleigeur en -smaak te bevorderen. Dit<br />

exemplaar is waarschijnlijk gemaakt in<br />

Coimbra (Portugal) en meegebracht door<br />

migranten om hen aan de smaken en<br />

geuren van hun thuisland te herinneren:<br />

in 1695 omschreef de Italiaanse filosoof<br />

en schrijver Lorenzo Magalotti de geur<br />

van pucaros (buccheri in het Italiaans) als<br />

die van ‘dampende zon-gebrande aarde<br />

na een regenbui’. Drinkkopjes zoals deze<br />

en fragmenten hiervan zijn in Nederland<br />

vrijwel alleen bekend van opgravingen bij<br />

het voormalige Vlooienburg en omliggende<br />

straten.<br />

Vondsten: afdeling Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam. Foto’s: R. Tousain.<br />

van de ‘Tempel Salomons’ (N). In dit<br />

religieuze museum toont een leraar Hebreeuws<br />

geïnteresseerden uit binnen- en<br />

buitenland tegen betaling van entreegeld<br />

zijn zelfgemaakte houten schaalmodel<br />

van de Bijbelse tempel van Salomon.<br />

We komen bij het eindpunt van ons<br />

blokje om: het woonhuis van Gaspar<br />

Méndez del Arroyo, alias Abraham Idaña<br />

(O). Hij was een geslaagd zakenman in<br />

Madrid, tot hij in 1660 met zijn vrouw en<br />

twee zoontjes op de vlucht sloeg voor de<br />

inquisitie omdat hij niet voor zijn Joodse<br />

geloof kon uitkomen. In Amsterdam<br />

kon dat wel en kochten zij dit huis op<br />

Vlooienburg. Met zijn textielbedrijf, door<br />

te handelen in VOC-aandelen en de verhuur<br />

van zijn benedenverdieping houdt<br />

hij de schoorsteen rokend.<br />

Abraham Idaña is ook actief als schrij-<br />

ver. In de vorm van gefingeerde brieven<br />

aan de Spaanse inquisitie steekt hij de<br />

loftrompet over zijn nieuwe woonplaats, in<br />

de hoop dat andere Spaanse crypto-Joden<br />

zijn voorbeeld volgen en naar Amsterdam<br />

komen. Met vaste hand kopieert Idaña<br />

tevens polemische geschriften tegen het<br />

christendom, verluchtigd met tekeningetjes.<br />

Het zelfportret op het titelblad van<br />

zijn manuscript is een zeldzame afbeelding<br />

van een bewoner van Vlooienburg.<br />

Driehonderd jaar na het overlijden van<br />

Abraham Idaña vonden archeologen een<br />

‘vuurtest’ in de beerput achter zijn huis. In<br />

zo’n kom met een oortje kon je steenkooltjes<br />

aansteken en dan veilig verplaatsen. Mensen<br />

zetten ze in een stoof. Lekker voor Idaña’s<br />

Spaanse voeten in het koude Holland.<br />

Marijn Stolk is archeoloog. Ze promoveerde op<br />

het proefschrift The Archaeology of Vlooienburg:<br />

Materiality and Daily Life in Multicultural Amsterdam,<br />

1600-1800 (Universiteit van Amsterdam,<br />

2022).<br />

Maarten Hell is historicus. Zijn boek Verloren<br />

wereld in de Amstelbocht. Leven op Vlooienburg<br />

1600-1815 komt medio april uit bij Walburg Pers.<br />

Fela was niet de enige zwarte vrouw die<br />

op Vlooienburg woonde; meerdere zwarte<br />

mensen hadden zich al vanaf de late 16de<br />

eeuw in de buurt gevestigd. Eerder schreef<br />

Mark Ponte in <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> over<br />

hun leven. Verder lezen?<br />

Scan de QR-code of ga naar<br />

https://geschiedenismagazine.nl/de-eerste-zwarteamsterdammers<br />

26<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


MACHTIGE VROUWEN<br />

Moeders des<br />

Vaderlands<br />

Op ‘grotemannengeschiedenis’ komt de<br />

laatste tijd kritiek: het ophangen van het<br />

verleden aan de daden van politieke en<br />

militaire leiders zou achterhaald zijn. En dat<br />

terwijl de geschiedenis van Grote Vrouwen<br />

nog maar net van de grond komt. Maar<br />

historici zijn bezig met een inhaalslag:<br />

vrouwen blijken machtiger dan we dachten.<br />

Zeg ‘Vaderlandse geschiedenis’ en het gros van de mensen<br />

denkt aan grote vorsten en staatslieden als Filips<br />

de Stoute, keizer Karel V, Johan de Witt en natuurlijk<br />

Vader des Vaderlands Willem van Oranje. Dat zijn de<br />

mannen die de Nederlanden vormden, die oorlog<br />

voerden, vrijheid brachten en eenheid creëerden. Vraag naar de<br />

vrouwen die in dat verhaal een rol speelden en de gemiddelde<br />

Nederlander zal misschien met Maria van Bourgondië op de<br />

proppen komen. Zij is de enige staatsvrouw in de canon van de<br />

Nederlandse geschiedenis, afgezien van de eerste vrouwelijke<br />

minister Marga Klompé.<br />

Maar waarom zit Margaretha van Male niet verankerd in ons<br />

collectieve geheugen, de stammoeder van de Bourgondische<br />

Nederlanden? Waarom denken we niet automatisch aan Maria<br />

van Hongarije, de landvoogdes die dankzij haar onderhandelingstalent<br />

de financiële, godsdienstige en militaire eenheid in de<br />

Nederlanden wist te versterken? En waarom weet niet iedereen<br />

wie Albertine Agnes was?<br />

De afgelopen jaren is baanbrekend onderzoek verricht naar de<br />

politieke invloed van deze en andere hooggeplaatste adellijke<br />

vrouwen in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Soms<br />

waren dat erfdochters die vanwege het uitblijven van mannelijke<br />

erfgenamen de volledige heerschappij over de dynastieke bezittingen<br />

kregen. Anderen wierpen zich als (financieel) onafhankelijke<br />

weduwe op als bestuurder, of als regentes voor hun minderjarige<br />

zoon. Gemalinnen regeerden geregeld samen met hun<br />

echtgenoot of vervingen hem tijdelijk. Zij allen werden van jongs<br />

af aan voorbereid op een mogelijke politieke en bestuurlijke rol,<br />

omdat het noodlot altijd kon toeslaan: een echtgenoot kon overlijden,<br />

of er kwam geen nageslacht. Van vrouwen werd kortom,<br />

Margaretha van Male<br />

(16de-eeuwse kopie,<br />

anoniem. Musée de<br />

l’Hospice Comtesse,<br />

Ville de Lille).<br />

net als van mannen, verwacht dat ze zich zouden inzetten voor<br />

hun dynastie en hun onderdanen.<br />

Het gedrag van vorstinnen lag wél constant onder een vergrootglas.<br />

Als een vrouw te openlijk de macht uitoefende, heette ze<br />

‘mannelijk’, heerszuchtig of dominant. Vrouwen dienden vroom<br />

te zijn, bescheiden en nederig. Maar wie zich staande wist te<br />

houden, kon het ver schoppen. Hier belichten we zeven van die<br />

krachtige vrouwen.<br />

1 Margaretha van Male (1350-1405)<br />

Margaretha van Male legde de grondvesten voor de Bourgondische<br />

macht in de Lage Landen. Als enig kind en erfdochter van<br />

Lodewijk II van Male, graaf van Vlaanderen, en Margaretha van<br />

Brabant, erfde ze maar liefst vijf graafschappen. Via haar huwelijk<br />

met Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, kwamen deze<br />

gebieden onder Bourgondische heerschappij, uiteindelijk ook<br />

het hertogdom Brabant. Dankzij haar bestuurlijke, diplomatieke<br />

en financiële optreden kreeg de Bourgondische staat voet aan de<br />

grond in het noorden.<br />

1<br />

28<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


FEMKE DEEN<br />

Margaretha werd opgevoed met de overtuiging dat zij verantwoordelijk<br />

was voor het veiligstellen van het erfgoed voor het<br />

nageslacht. Ze eiste na haar huwelijk dan ook een actief aandeel<br />

op in het bestuur. Ze onderhandelde vaardig over het heffen van<br />

belastingen en bleek een harde maar gerespecteerde gesprekspartner<br />

van de grote steden van Vlaanderen. Ze was een belangrijke<br />

diplomatieke schakel tussen haar Franse echtgenoot en de<br />

Nederlanden en speelde als ‘natuurlijke vrouwe van Vlaanderen’<br />

een doorslaggevende rol in de verzoening tussen Bourgondiërs<br />

en opstandige Vlamingen. Ze bevestigde verschillende privileges<br />

van Vlaamse steden, waarbij ze liet zien een goed oog te hebben<br />

voor hun economische belangen.<br />

Zij en Filips versterkten hun invloed in het noorden verder door<br />

een strategisch dubbelhuwelijk te arrangeren: dochter Margaretha<br />

van Bourgondië trouwde met Willem van Beieren, erfgenaam<br />

van Henegouwen, Holland en Zeeland, terwijl oudste zoon Jan<br />

trouwde met Margaretha van Beieren, de zus van Willem.<br />

Margaretha en Filips belichaamden een vorm van tweehoofdig<br />

bestuur dat werd overgenomen door hun nakomelingen.<br />

Vanwege de uitgestrektheid van de bezittingen delegeerde de<br />

hertog een deel van de macht aan Margaretha, op wier militaire,<br />

diplomatieke en financiële capaciteiten hij vertrouwde. Zo was<br />

zij het die in 1373 het land in staat van paraatheid bracht om een<br />

aanval van de hertog van Lancaster te weerstaan. Ook speelde ze<br />

een belangrijke diplomatieke rol in de totstandkoming van vrede<br />

tussen Engeland en Frankrijk.<br />

Margaretha was financieel onafhankelijk en leende haar man<br />

grote sommen geld. Na zijn overlijden in 1404 volgde oudste zoon<br />

Jan zonder Vrees hem op als hertog van Bourgondië, maar Margaretha<br />

behield de graafschappen Vlaanderen, Artois en Franche-<br />

Comté. Deze bleef ze actief besturen. Toen ze later ook Brabant<br />

erfde, schoof ze haar derde zoon Anton naar voren, maar ze bleef<br />

hem nauwlettend controleren en voorzien van advies, manschappen<br />

en geld. Na haar dood in 1405 was de Bourgondische macht<br />

stevig gevestigd in de Lage Landen – dankzij Margaretha.<br />

2 Margaretha van Bourgondië (1374-1441)<br />

De reputatie van Margaretha van Bourgondië wordt overschaduwd<br />

door die van haar dochter, Jacoba van Beieren, de gravin<br />

van Holland, Zeeland en Henegouwen. Margaretha speelde echter<br />

een beslissende rol in de geschiedenis die Jacoba bekend maakte:<br />

de strijd om de macht in Holland en Zeeland.<br />

Margaretha werd door haar ouders Margaretha van Male en Filips<br />

de Stoute opgevoed met een groot dynastiek bewustzijn en haar<br />

moeder had getoond welke rol vrouwen konden spelen in het beschermen<br />

en uitbouwen van zowel de dynastie van herkomst, als<br />

die waarin ze trouwden. Na haar huwelijk met Willem van Beieren<br />

was Margaretha’s lot verbonden aan diens graafschappen Holland,<br />

Zeeland en Henegouwen. Deze erfenis moest veilig worden<br />

gesteld voor de wettige erfgenaam: Jacoba, die enig kind bleef.<br />

Tijdens haar huwelijk behartigde Margaretha actief en behendig<br />

de belangen van zowel de Bourgondische als de Beierse dynastie,<br />

wat de alliantie tussen de vorstenhuizen versterkte. Zo bemiddelde<br />

ze tussen haar broer Jan zonder Vrees en de koning van<br />

Frankrijk, toen deze in onmin waren geraakt.<br />

Na de dood van haar echtgenoot lieten de Bourgondiërs hun oog<br />

vallen op de erfgoederen van Jacoba. Margaretha koos voor haar<br />

dochter en gebruikte daarbij alle middelen waarover ze beschikte.<br />

Als weduwe was ze financieel onafhankelijk, sterker, ze was schatrijk,<br />

en ze maakte gebruik van een breed netwerk van bondgenoten.<br />

Bovendien zocht ze huwelijkspartners voor haar dochter<br />

die haar vooruit konden helpen. Tegelijkertijd hield Margaretha<br />

voor de buitenwereld een schijn van neutraliteit op, waardoor ze<br />

Jacoba’s belangen beter kon behartigen aan de onderhandelingstafel.<br />

De druk op moeder en dochter nam toe toen de verschillende<br />

huwelijken van Jacoba geen nakomelingen opleverden. In een poging<br />

de Bourgondiërs te slim af te zijn, schoof Margaretha zichzelf<br />

in Brabant als ‘wettige erfvrouw’ naar voren toen haar neef stierf<br />

zonder erfgenaam. Deze claim was legitiem, en Margaretha wist<br />

haar aanspraak jarenlang te gebruiken als pressiemiddel. Uiteindelijk<br />

kozen de Staten van Brabant voor haar tegenstander, Filips<br />

de Goede. Pas toen Jacoba de strijd noodgedwongen staakte en<br />

afstand deed van de grafelijke macht over Holland, Zeeland en<br />

Henegouwen, gaf Margaretha tegen betaling haar aanspraak op<br />

Brabant op.<br />

Margaretha van Bourgondië tijdens haar huwelijk met Willem van Beieren<br />

in 1385 te Kamerik. Zij staan rechts, en links staan (Willems zus) Margaretha<br />

van Beieren en (Margaretha’s broer) Jan van Bourgondië (Breslauer<br />

Froissart, Staatsbibliotheek Berlijn).<br />

<br />

2<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 29


niet zien. Wel benoemde ze generaals en onderhandelde ze over<br />

voorraden en versterking van de grenzen. Daarnaast bewandelde<br />

ze het diplomatieke pad. Ze onderhandelde persoonlijk<br />

met Eleonora, koningin van Frankrijk, om de vriendschap tussen<br />

de twee landen te herstellen. Haar uitvoerige correspondentie<br />

bewijst hoe handig ze haar positie wist te verbeteren. Ze deed<br />

zich voor als bescheiden en kwetsbaar (geaccepteerde vrouwelijke<br />

eigenschappen) om haar daden en ambities te verhullen.<br />

Strategisch zette ze vooral haar zwakke gezondheid in, waardoor<br />

ze bevelen van Karel V kon omzeilen, sturen of negeren zonder<br />

zijn gezag expliciet in twijfel te trekken. Toen ze in 1555 terugtrad<br />

als landvoogdes liet ze de Nederlanden achter als een gebied dat<br />

meer dan ooit een eenheid vormde.<br />

3<br />

Maria van Hongarije was van 1531 tot 1555 regentes<br />

der Nederlanden. Sinds de dood van haar echtgenoot in<br />

1526 kleedde ze zich in het zwart en droeg ze de witte<br />

weduwekap. Hier is ze afgebeeld in reiskleding (prent ca.<br />

1538-1553, Rijksmuseum Amsterdam).<br />

3 Maria van Hongarije (1505-1558)<br />

Maria van Hongarije valt in de categorie ‘machtige weduwe’,<br />

maar ze nam ook toen haar man, koning Lodewijk II<br />

van Hongarije, nog leefde actief deel aan de politiek van het hof.<br />

Na zijn dood in 1526 was Maria als weduwe zonder erfgenaam<br />

vier jaar lang regentes van het koninkrijk totdat haar broer Ferdinand<br />

de troon overnam. Toen vroeg haar broer, keizer Karel V, haar<br />

om landvoogdes van de Nederlanden te worden. Ze maakte haar<br />

reputatie als kundig bestuurder al snel waar en in 1540 verleende<br />

Karel V haar volledige en absolute macht over staatsraden, financiën<br />

en andere justitiële zaken. Zo kreeg ze ongekende politieke<br />

macht en een bevoorrechte juridische positie, die ze onder meer<br />

gebruikte om de territoriale eenheid van de Nederlanden te bevorderen.<br />

Behendig behartigde ze de belangen van haar onderdanen<br />

bij de keizer, en haar verzoenende aanpak hielp de interne<br />

onrust te beteugelen. Ze wist de zware belastingdruk te verminderen<br />

door het gebruik van creatieve financiële strategieën.<br />

Ook bij de vele gewapende conflicten die in deze periode werden<br />

uitgevochten, onder meer in het kader van de godsdienststrijd,<br />

speelde Maria een belangrijke rol, al liet ze zich op het slagveld<br />

4 Louise de Coligny (1555-1620)<br />

Na de moord op Willem van Oranje in 1584 bleef<br />

Louise de Coligny, zijn vierde vrouw, achter<br />

met de zes maanden oude Frederik Hendrik<br />

én de zorg voor vijf stiefdochters.<br />

Door de vele schulden die Willem<br />

voor de strijd gemaakt had, waren ze<br />

berooid. Vaak wordt ze neergezet<br />

als tragische weduwe, maar dat is<br />

onterecht: ze bouwde haar positie<br />

snel uit. Als dochter van hugenotenleider<br />

Gaspard de Coligny bezat<br />

ze in Frankrijk een invloedrijk<br />

netwerk van protestantse adel.<br />

Vriend en verwant Hendrik van<br />

Navarra werd in 1589 gekroond<br />

tot Hendrik IV van Frankrijk. Louise<br />

werd, mede door het slim inzetten<br />

van haar enorme (correspondentie)<br />

4<br />

Louise de Coligny<br />

als weduwe van<br />

Willem van Oranje<br />

(ongedateerd,<br />

atelier Michiel van<br />

Mierevelt, Mauritshuis<br />

Den Haag).<br />

netwerk, een van zijn naaste vertrouwelingen.<br />

Dit gebruikte ze om te bemiddelen<br />

tussen de Republiek en het Franse<br />

hof, in gesprekken met de koning of zijn<br />

gezanten. Door haar diplomatieke vernuft<br />

waren beide partijen ervan overtuigd dat<br />

ze hún belang diende.<br />

Bij alles wat ze deed, hield ze de belangen<br />

van de Oranje-Nassau-dynastie in het oog.<br />

Zo arrangeerde ze strategische huwelijken<br />

voor enkele dochters van Willem van<br />

Oranje met machtige protestantse edelen<br />

in Frankrijk en Duitsland. Ze gaf tevens haar<br />

politieke kennis door aan haar stiefdochters:<br />

in hun vele onderlinge brieven noemden zij zichzelf en elkaar<br />

‘staatsvrouwen’ (femmes d’état). Na hun huwelijken verspreidde<br />

zich zo een nieuwe generatie politieke vrouwen door Europa en<br />

vormden hun hoven bouwstenen van een machtig internationaal<br />

netwerk. Louise resideerde in Paleis Noordeinde waar ambassadeurs<br />

en andere invloedrijke personen in en uit liepen. Het<br />

30<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


hoogtepunt van haar loopbaan als staatsvrouw was in 1607-1608,<br />

tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan het Twaalfjarig Bestand<br />

(de tijdelijke wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje<br />

die in 1609 inging). Toen deze dreigden vast te lopen, moest<br />

Louise erbij komen. Ze wist stiefzoon Maurits uiteindelijk te overtuigen<br />

van de noodzaak om vrede te sluiten. En passant sleepte ze<br />

er nog een aantal financiële voordelen voor de Oranje-Nassaus uit.<br />

5 Isabelle Clara Eugenia van Spanje (1566-1633)<br />

Van ‘Infante’ Isabella, vorstin en landvoogdes van de Zuidelijke<br />

Nederlanden, bestaat het beeld dat zij het bestuur overliet aan<br />

haar echtgenoot, aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Niets is<br />

minder waar. Isabella was dé spil in de betrekkingen tussen het<br />

hof in Madrid, politici én bevolking in de Zuidelijke Nederlanden.<br />

Op kritieke momenten was zij het die de spanning tussen de<br />

verschillende partijen verhielp.<br />

Isabella was de dochter van koning Filips II van Spanje en diens<br />

derde vrouw Elisabeth van Valois. Haar vader betrok haar al vroeg<br />

bij staatszaken, omdat ze lange tijd de enige troonopvolgster leek<br />

te zijn. Haar inbreng in zijn beleid was groot; vooral de laatste ja-<br />

Aartshertogin Isabella in haar habijt van de orde der Clarissen (eerste helft<br />

17de eeuw, prent naar schilderij van Rubens, Rijksmuseum Amsterdam).<br />

ren van zijn regering volgde Filips vaak haar advies. Hij benoemde<br />

haar in 1598 samen met echtgenoot Albrecht tot soevereine<br />

vorsten van de Zuidelijke Nederlanden.<br />

Volgens tijdgenoten deed de aartshertog niets zonder zijn<br />

vrouw in te lichten en vroeg hij haar in alle kwesties om advies.<br />

Isabella onderhield goede contacten met de machtigste factie<br />

aan het hof in Madrid. De eerste jaren van hun regeerperiode<br />

woedde de strijd met de opstandige Republiek en Isabella genoot<br />

meer gezag bij het leger dan haar man, die weinig militair<br />

talent bezat. Ze kreeg bijvoorbeeld voor elkaar dat de soldaten<br />

soldij kregen zodat zij niet gingen plunderen, wat weer negatief<br />

op het hof zou afstralen. Isabella was geliefder dan de afstandelijke<br />

Albrecht, ook door haar barmhartigheid en besluitvaardigheid.<br />

Ze speelde een centrale rol in het populariteitsoffensief<br />

van de Habsburgers.<br />

Isabella speelde als mecenas een sleutelrol in de grote economische<br />

voorspoed en culturele bloei die tijdens het Twaalfjarig<br />

Bestand (1609-1621) ontstond. Na de dood van Albrecht in<br />

1621 nam ze het habijt op en trok ze zich terug uit het wereldlijke<br />

leven, maar bleef landvoogdes. Ook in haar eentje bleef<br />

haar politieke en diplomatieke invloed groot: neef Filips IV, koning<br />

van Spanje, vroeg haar regelmatig om politiek en militair<br />

advies.<br />

Isabella was geliefder dan de<br />

afstandelijke Albrecht, ook<br />

door haar barmhartigheid en<br />

besluitvaardigheid. Na zijn dood<br />

in 1621 nam ze het habijt op, maar<br />

bleef landvoogdes<br />

5<br />

6 Albertine Agnes (1634-1696)<br />

Albertine Agnes van Oranje-Nassau kan gezien worden als stammoeder<br />

van de huidige Oranje-Nassaus: die stammen in rechtstreekse<br />

lijn van haar af én ze nam als eerste stadhoudersvrouw<br />

het regentschap op zich. Ze was de vijfde dochter van Frederik<br />

Hendrik van Oranje-Nassau en Amalia van Solms. Ze trouwde in<br />

1652 met achterneef Willem Frederik van Nassau-Dietz, stadhouder<br />

van Friesland, Groningen en Drenthe.<br />

Na twaalf jaar huwelijk overleed haar echtgenoot en werd<br />

Albertine Agnes benoemd tot voogdes van haar minderjarige<br />

zoon Hendrik Casimir II. In de praktijk trok Albertine Agnes meer<br />

macht naar zich toe. Direct na de dood van haar echtgenoot<br />

nam ze zijn politieke netwerk over en oefende steeds meer bevoegdheden<br />

uit die toekwamen aan de stadhouder: ze woonde<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 31


6<br />

Albertine Agnes met haar kinderen Amalia, Hendrik Casimir II en Sophia<br />

Hedwig (1668, door A.L. van den Tempel, Fries Museum).<br />

de vergadering van de vertegenwoordigers in de Staten bij en<br />

bemoeide zich met politieke en militaire benoemingen. Ze trad in<br />

feite op als regentes.<br />

Haar daadkracht had ze vooral nodig in het Rampjaar 1672, toen<br />

de Republiek van alle kanten tegelijk werd aangevallen. Friesland<br />

dreigde ingenomen te worden door de bisschop van Münster. Er<br />

heerste grote onvrede dat de Friese Staten geen actie ondernamen<br />

en Albertine Agnes besloot de leiding te nemen. Ze eiste een<br />

vergaand defensieplan waarin een waterlinie en het uitbreiden<br />

van verdedigingswerken waren opgenomen, en stelde daartoe<br />

een memorie op.<br />

Het lukte Albertine Agnes om haar (minderjarige) zoon te laten<br />

benoemen tot stadhouder en kapitein-generaal van Friesland.<br />

Wettelijk bezat Hendrik Casimir nu de macht, in werkelijkheid<br />

berustte die bij haar, omdat hij nog zo jong was. Ze mobiliseerde<br />

de burgerbevolking en oefende grote invloed uit op de interne<br />

hervormingen die de rust onder de ontevreden Friezen moesten<br />

herstellen. Het plan dat de Friese legerleider Johan Maurits uiteindelijk<br />

en met succes in 1672 in werking stelde tegen de troepen<br />

van Münster was gebaseerd op haar memorie. Haar diplomatieke<br />

hulp bij het verkrijgen van toestemming bij de Friese Staten hiervoor<br />

bleek onontbeerlijk.<br />

Albertine Agnes heeft als de facto legerleider de val van Friesland<br />

voorkomen, en speelde daarmee een grote rol in het behoud van<br />

de Republiek in 1672. De prinses van Oranje had de oorlog en<br />

de binnenlandse onrust slim gebruikt door als semi-stadhouder<br />

boven de partijen te gaan staan. Mede daardoor vestigde ze in<br />

Friesland een vrijwel soeverein, erfelijk stadhouderschap. Als<br />

eerste regentes legde ze bovendien de basis voor generaties<br />

regentessen na haar.<br />

32<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


7<br />

Oorspronkelijk zat dit miniatuurportret van de jonge Engelse<br />

prinses Anna van Hannover op een gouden snuifdoos die ze in<br />

1734 schonk aan haar aanstaande man Willem van Nassau-Dietz.<br />

Hij was toen aan het kuren in Bath (Rijksmuseum Amsterdam).<br />

7 Anna van Hannover (1709-1759)<br />

Anna van Hannover staat bekend als arrogant en dominant – zo<br />

werden sterke vrouwen wel vaker getypeerd. Anna was namelijk<br />

daadkrachtig, ambitieus, intelligent en ze had groot strategisch<br />

inzicht. Ze was de dochter van de Engelse koning George II, en<br />

droeg de titel princess royal. Ze had zelf op de Engelse troon willen<br />

zitten maar stemde toch in met een huwelijk met Willem van<br />

Nassau-Dietz, prins van Oranje, vorst van Oranje-Nassau en stadhouder<br />

van Friesland, Groningen en Gelderland. Ze hielden hof in<br />

Leeuwarden, waar Anna en Willem gezamenlijk optrokken in de<br />

dagelijkse politiek van de provincies waarover Willem regeerde.<br />

De verwachting was dat Willem snel stadhouder van de gehele<br />

Republiek zou worden (na het overlijden van Willem III in 1702<br />

was er in de rest van de gewesten geen stadhouder benoemd)<br />

maar daar moesten ze hard voor lobbyen.<br />

Uiteindelijk werd Willem in 1747 inderdaad tot stadhouder van de<br />

Republiek benoemd, en een jaar later werd het stadhouderschap<br />

overerfbaar. Als Willems rechterhand en adviseur droeg Anna in<br />

belangrijke mate bij aan dit resultaat. De twee verhuisden naar<br />

Paleis Huis ten Bosch in Den Haag, waar Anna, tijdens haar jeugd<br />

in Londen leerling van Georg Friedrich Händel en een begaafde<br />

muzikante, optrad als mecenas van musici en operahuizen. Ze<br />

wist zo de reputatie van het stadhouderlijke hof op vorstelijke<br />

hoogten te krijgen.<br />

De prinses oefende via Willem veel invloed uit op de belangrijke<br />

kwesties van die tijd: het beknotten van de macht van de<br />

regenten en het bedwingen van de rebellie tegen corrupte belastinginners<br />

(de zogeheten Pachtersoproeren). Daarbij zette ze<br />

haar wat besluiteloze man soms flink onder druk. Ze woonde zijn<br />

beraadslagingen bij en nam diverse initiatieven voor reorganisatie<br />

van bestuur en administratie.<br />

Na Willems dood trad Anna op als regentes voor haar zoon, de<br />

latere stadhouder Willem V. Ze werd benoemd tot ‘Gouvernante<br />

der Verenigde Nederlanden’. Dat betekende dat ze het stadhouderschap<br />

waarnam, inclusief de militaire functies van kapiteinen<br />

admiraal-generaal. Haar sterke leiderschap werd niet door<br />

iedereen gewaardeerd. Veel regenten werkten haar tegen, ook<br />

omdat diverse steden terug wilden keren naar het Stadhouderloze<br />

Tijdperk van vóór 1747. Om hun vertrouwen te winnen verscheen<br />

Anna in 1752 in de Staten-Generaal, waar ze zeer tactisch<br />

voorstelde om de omvang van het leger van de Republiek te<br />

reduceren. Dat was welkom, want de steden betaalden deels de<br />

militaire kosten.<br />

Verdienste<br />

Dat haar echtgenoot Willem IV erfelijk stadhouder werd van de<br />

gehele Republiek en dat deze positie na zijn dood bleef bestaan,<br />

is zeker ook Anna’s verdienste. Net als de andere hier behandelde<br />

vrouwen leverde ze een belangrijke en vaak over het hoofd geziene<br />

bijdrage aan de eenheid en stabiliteit van de Nederlanden.<br />

Het wordt tijd dat meer mensen daarvan weten.<br />

Femke Deen schreef een biografie over<br />

Anna van Saksen, de tweede vrouw van<br />

Willem van Oranje en werkt nu aan het<br />

levensverhaal van zijn derde echtgenote,<br />

Charlotte de Bourbon. Zie www.<br />

femkedeen.nl<br />

Samen met Ineke Huysman voerde ze<br />

de redactie van Moeders des Vaderlands.<br />

Vrouwen die de Nederlanden vormden<br />

(Atlas Contact, <strong>2024</strong>), een bundel<br />

waarin achttien historici een portret<br />

schetsen van evenveel middeleeuwse<br />

en vroegmoderne vrouwen die via het<br />

politieke bedrijf hun stempel drukten<br />

op gebeurtenissen die we tot nog toe vooral associëren met mannen. Dit<br />

artikel is op die bijdragen gebaseerd.<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 33


SPECIAL WO II<br />

Conservatieve<br />

studenten in verzet<br />

Innig waren de handelsbetrekkingen tussen Rotterdam en Duitsland voor de<br />

Tweede Wereldoorlog. Al sinds eind 19de eeuw lééfde de stad van het Duitse<br />

achterland en het bombardement van 14 mei 1940 tastte dat nauwelijks aan. Veel<br />

handelaren maar ook studenten en docenten van de Nederlandsche Economische<br />

Hoogeschool (de latere Erasmus Universiteit) bleven naar eigen zeggen neutraal. In<br />

werkelijkheid werd er flink gecollaboreerd. Het sprak dan ook allerminst vanzelf<br />

dat de conservatief denkende leden van jaarclub De Keien in verzet zouden komen.<br />

Maar ze deden het toch, laat Merel Leeman zien.<br />

De revue Het hart van Rotterdam in het Arena Theater<br />

trok in de zomer van 1940 veel studentenpubliek.<br />

Schrijver Anton Koolhaas meende dat de Rotterdammers<br />

na het rampzalige bombardement van 14 mei<br />

wat luchtigheid konden gebruiken. Op 31 augustus,<br />

terwijl de brokstukken in het centrum nog werden opgeveegd en<br />

de brandlucht nog was te ruiken, ging het stuk onder begeleiding<br />

van het Rotterdams Philharmonisch Orkest in première. Een van<br />

de teksten: “Het puin is helemaal niet zo lelijk als je het zo ziet in<br />

die felle zon, tegen de strakblauwe lucht, of in het begin van de<br />

34<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


avond, onder dat rosse horizontale schijnsel…”<br />

Ik volgde acht studenten die rond deze tijd aan de Nederlandsche<br />

Economische Hoogeschool in Rotterdam begonnen: Frits Ruys,<br />

Wim van Dissel, Jan Vis, Han Goudswaard, Mans Mees, Charles van<br />

der Sluis, Ernst Roosegaarde Bisschop en Arthur van der Stok. Ze<br />

waren afkomstig uit welgestelde liberaal-conservatieve handelsfamilies<br />

en werden veelal klaargestoomd voor familiebedrijven<br />

als Ruys’ Handelsvereeniging en scheepvaartbedrijf Furness. Ze<br />

werden lid van het corps en vormden samen jaarclub De Keien.<br />

Na het verwoestende bombardement moest het dagelijkse leven<br />

zo snel mogelijk weer worden opgepakt, vond het stadsbestuur,<br />

en de meeste eerstejaars studenten gingen daar graag in mee.<br />

Het oude uitgaansgebied aan de Schiedamschedijk was weggevaagd,<br />

maar in de zeemanscaféetjes en dancings op schiereiland<br />

Katendrecht vonden de studenten nieuw vertier. Duitse soldaten<br />

mochten er van hun superieuren niet komen: Für Wehrmacht<br />

verboten, meldde een bordje bij de toegangsweg – ze waren als<br />

de dood voor geslachtsziekten.<br />

Voor het eerst stonden de Keien op eigen benen. Grote idealen<br />

of talenten hadden ze niet of in elk geval nog niet ontdekt.<br />

Ze vierden vooral het studentenleven. Toch rolden deze acht<br />

Foto uit november 1940, toen de Keien net hun jaarclub geformeerd hadden<br />

(foto uit Merel Leeman, De Keien. Rotterdamse studenten tussen handel<br />

en verzet 1940-1945, Atlas Contact, 2023).<br />

De door het Duitse bombardement van 14 mei 1940 en de brand die erop<br />

volgde zwaar beschadigde Laurenskerk (schilderij uit 1943 door Marius<br />

Richters, Museum Rotterdam).<br />

‘kooplieden-in-de-dop’ in de loop van de oorlog in het verzet, één<br />

voor één, soms jaren na elkaar en via allerlei omwegen. De keuze<br />

om de Keien centraal te stellen binnen een breder onderzoek naar<br />

verzet van Rotterdamse studenten heb ik gemaakt nadat bij één<br />

van de nabestaanden op zolder een kist werd gevonden, waar<br />

onder meer correspondentie tussen de Keien in bleek te zitten,<br />

hun logboek, aantekeningen over hun verzet én documentatie<br />

over hun studentenleven. Nu kon het in historisch onderzoek vaak<br />

onderbelichte dagelijkse studentenleven en de groeiende bereidheid<br />

tot verzet in de eerste oorlogsjaren worden gereconstrueerd.<br />

Joodse docenten weg<br />

De eerste serieuze bres in hun tamelijk onbezorgde vrije leventje<br />

was het ontslag van Nico Polak op 26 november 1940, hun hoogleraar<br />

bedrijfskunde. Die dag hoorden de Keien over de invoering<br />

van het Duitse verbod voor Nederlandse Joden om te werken in<br />

de ambtenarij, waardoor ook twee andere Joodse docenten de<br />

Hoogeschool moesten verlaten. Rotterdamse studenten bezonnen<br />

zich op actie. In Delft en Leiden waren de studenten al uit protest<br />

de straat op gegaan. De Keien namen zich voor om plannen<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 35


daartoe te bespreken tijdens de borrel op de corpssociëteit aan de<br />

Eendrachtsweg, maar dat liep anders. Na een paar drankjes brak<br />

tussen de studenten een soort veldslag uit. ‘De Keien handhaven<br />

zich op de kast van de bibliotheek,’ aldus een notitie van die dag<br />

in het logboek van de jaarclub, waarin ze een paar keer per week<br />

hun belevenissen als corpsstudenten bijhielden. ‘Boven in de<br />

vestiaire een soort kliniek van kotsenden. Jenever gedronken. De<br />

schade: honderd gulden.’<br />

De Keien zelf zagen het probleem<br />

niet zo. Hitler had beloofd dat<br />

Rotterdam de grootste havenstad<br />

van het Derde Rijk zou worden.<br />

Had niet gewoon het recht van de<br />

sterkste gezegevierd?<br />

ontbrak, al waren er ook in Rotterdam wel degelijk studenten<br />

die zich vanaf het begin verzetten. Vaak waren ze voor mei 1940<br />

betrokken geweest bij de strijd voor een maatschappelijke doel<br />

en sloten ze zich na de Duitse inval als logisch vervolg daarop<br />

aan bij het verzet. Onder hen waren communisten, Nederlanders<br />

met een Indische achtergrond en feministen. Ze behoorden nooit<br />

(helemaal) tot de studentenbubbel.<br />

De Keien wel. Bij hen was dat eerste oorlogsjaar weinig te merken<br />

van betrokkenheid bij slachtoffers van de nazi’s. Ze bezochten<br />

op 18 februari 1941 op de sociëteit een lezing ‘over Joden’ van<br />

de Hervormde evangelist Karel Hoekendijk, die de vervolgingen<br />

bekritiseerde, maar verder kwam er weinig commentaar op de<br />

Vertier tijdens de bezetting: de Keien met vriendinnen op roeiclub De<br />

Maes in 1941 (foto uit Merel Leeman, De Keien…, Atlas Contact, 2023).<br />

Het waren leden van de Rotterdamsche Vrouwelijke Studentenvereniging<br />

die het eerst in actie kwamen. Hun protestbrief werd<br />

door de Keien, zo’n vijfhonderd andere studenten en bijna alle<br />

docenten ondertekend. Rector Magnificus George Gonggrijp<br />

beloofde het document naar het departement voor Onderwijs<br />

te sturen, maar in plaats daarvan schreef hij zelf een brief naar<br />

de Sicherheitsdienst, die hij verzekerde dat de protestbrief in zijn<br />

bureaulade bleef en studentenprotest in Rotterdam zou uitblijven.<br />

Gonggrijps weigering de brief van de studenten te versturen gebeurde<br />

op last van de handelslieden in het bestuur van de Hoogeschool,<br />

die hij beloofd had elke grote beslissing voor te leggen. De<br />

Hoogeschool paste zich vooral aan de Duitse bezetting aan.<br />

Zó anti-Duits waren trouwens ook de economiestudenten niet.<br />

Ze werden opgeleid voor het handelsleven dat op grote schaal<br />

met de Duitsers samenwerkte of zelfs collaboreerde. In dezelfde<br />

maand dat Nico Polak werd ontslagen, werd Karel van der Mandele,<br />

de machtigste man van het Rotterdamse economische leven én<br />

aan de Hoogeschool, één van de leiders van een reorganisatie van<br />

de Nederlandse economie onder Duits gezag, waardoor het Nederlandse<br />

bedrijfsleven aangesloten werd op de Duitse oorlogseconomie.<br />

De Hoogeschool kreeg de taak om in zijn onderwijs en<br />

onderzoek het traditioneel liberale bedrijfsleven te overtuigen van<br />

de ‘noodzaak’ van deze geleide economie.<br />

De Keien kregen bijvoorbeeld op college te horen dat deze reorganisatie<br />

geen Duitse import, maar in zekere zin een voortzetting<br />

was van de Nederlandse gilden. De Keien zelf zagen het probleem<br />

niet zo. Hitler had beloofd dat Rotterdam de grootste havenstad<br />

van het Derde Rijk zou worden. Had niet gewoon het recht van de<br />

sterkste gezegevierd?<br />

Pension in het Oude Westen<br />

De Keien en veel andere Rotterdamse studenten aarzelden. Wat<br />

werd er van hen verwacht? Hun docenten liepen meer in de pas<br />

dan in andere steden en een pasklare handleiding voor verzet<br />

36<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


www.atlascontact.nl<br />

Herinnering aan verzet<br />

Na de oorlog studeerden de Keien die de oorlog hadden overleefd<br />

af. Ze kregen leidende functies in hun familiebedrijven, een<br />

toekomst die al bij hun geboorte was vastgelegd. Het handelsleven<br />

ontkwam na de oorlog grotendeels aan berechting door de<br />

Centraal Zuiveringsraad, waarin nota bene Karel van der Mandele<br />

zitting nam. Hij kreeg in 1955 zelfs een Zilveren Anjer voor ‘onbesproken<br />

vaderlandsch gedrag’ – van prins Bernhard. Voor de<br />

Keien was de herinnering aan hun verzet na 1945 vaak pijnlijk en<br />

complex – niet alleen door de dood van Frits Ruys. Hun ‘heroïsche’<br />

vrijheidsstrijd was in de maanden rond de bevrijding uiterst<br />

controversieel geworden door liquidaties en het leiderschap<br />

van een Kei over een NSB-kamp in Hoek van Holland, waarin<br />

sprake was van mishandeling en ziektes. Verschillende oud-verzetsleiders,<br />

die tijdens de oorlog dagelijks in het studentenpension<br />

over de vloer kwamen, raakten verwikkeld in schandalen, o.a.<br />

door zelfverrijking met fondsen bestemd voor onderduikers. De<br />

herinnering van de Keien aan de oorlog draaide steeds meer om<br />

hun held Frits, wiens werk zij voortzetten via het Frits Rudolf Ruys<br />

Fonds, dat kampen en sinterklaasfeesten organiseerde voor de<br />

kinderen van omgekomen verzetsleden. Toen dat fonds in 1964<br />

werd opgeheven, worstelden sommige Keien met de vraag naar<br />

de betekenis van hun verzet. Zij hadden immers nooit een breder<br />

programma voor maatschappelijke verandering gehad, terwijl<br />

hun radicale verzetswerk mijlenver leek af te staan van hun huidige<br />

positie als handelslieden en leden van de bestaande orde.<br />

Zij hebben nooit publiekelijk kritiek geuit op de Hoogeschool of<br />

economische collaboratie aangekaart. Elk van de Keien moest nu<br />

alleen op zoek naar de zin van zijn verzet.<br />

Jodenvervolging vanuit studentenkringen. Vooral bij de confessionele<br />

verenigingen heerste in die tijd openlijk antisemitisme.<br />

Dat voorjaar organiseerden katholieke studenten nog een lezing<br />

over eugenetica. De Keien namen Hoekendijks praatje over de<br />

Jodenvervolging niet zo zwaar op en na afloop barstte het feest<br />

op de sociëteit los. Wim werd voortijdig afgevoerd. ‘Die lul dronk<br />

ook alles door elkaar,’ meldde het logboek.<br />

Zijn verzet wortelde in<br />

conservatief-liberale waarden<br />

als de natie, het koningshuis en<br />

het geloof<br />

In mei 1941 betrokken de Keien een studentenpension aan de<br />

Claes de Vrieselaan 21a in de stadswijk het Oude Westen, beheerd<br />

door het echtpaar Riedé, een oud-zeeman en zijn vrouw. Zij kookten<br />

voor de studenten en wasten hun kleren. De dagen vulden<br />

zich met bridgepartijtjes, roeifeestjes en braspartijen. Ontgroeningen<br />

en dinertjes gingen de hele oorlog door, zelfs tijdens de<br />

hongerwinter.<br />

Frits Ruys verzette zich wél<br />

Er was één Kei die direct een radicaal andere koers had gekozen:<br />

Frits Ruys had als militair meegevochten tijdens de meidagen<br />

in 1940 en zette de strijd na de capitulatie ondergronds voort.<br />

Frits spioneerde, hielp Joden en de familieleden van gevallen of<br />

en gefusilleerd. Terwijl de ‘kooplieden-in-de-dop’ hun leven riskeerden,<br />

collaboreerde het bedrijfsleven op grote schaal.<br />

gevangen kameraden. De andere Keien merkten dat hij soms<br />

urenlang aan de telefoon hing en af en toe een tijdlang verdween.<br />

achterland?<br />

Ze vermoedden wel iets, maar kregen van hem weinig te horen.<br />

en doceerde aan de Universiteit van<br />

Amsterdam, deed onderzoek aan<br />

De meeste Keien hoefden ook niet zoveel te weten, zolang Frits<br />

waaronder nrc, De Revisor en De<br />

Groene Amsterdammer. De Keien is<br />

haar eerste boek.<br />

maar bij de meeste van hun uitjes aanwezig was.<br />

Frits haalde de andere Keien één voor één over hem bij zijn werk<br />

te helpen, als hij dacht dat zij de juiste mentaliteit hadden ontwik-<br />

Het tot nu toe nauwelijks bekende verhaal van een groep studenten<br />

die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het gebombardeerde<br />

Rotterdam betrokken raakte bij het verzet tegen de Duitse bezetter<br />

Het is 1940, Rotterdam ligt in puin, maar student ben je maar één keer in je<br />

leven. En dus ging het studentenleven door: er werd ontgroend, gestudeerd<br />

en gedanst, cafés werden bezocht, vriendschappen gesloten. In september<br />

begonnen acht studenten aan hun studie aan de Nederlandsche Economische<br />

Hoogeschool in Rotterdam, de voorloper van de Erasmus Universiteit, en<br />

vormden ze jaarclub De Keien. Mettertijd raakten ze één voor één betrokken<br />

bij verschillende verzetsgroepen. Daarin werkten ze samen met studenten<br />

van andere verenigingen, communisten, havenarbeiders en zeelieden. Zo ook<br />

de Kei Frits Ruys, die uitgroeide tot verzetsheld – hij werd eind 1944 verraden<br />

Historica Merel Leeman sprak nabestaanden en deed uitgebreid archiefonderzoek,<br />

ook in veel niet of nauwelijks eerder gebruikte bronnen. Aan de<br />

hand van het verhaal van de acht Keien vertelt zij de geschiedenis van het<br />

bredere studentenverzet in Rotterdam, en werpt ze licht op de centrale vraag:<br />

hoe kom je in verzet in een havenstad die leeft van de handel met het Duitse<br />

Merel Leeman is historica en literatuur<br />

wetenschapper. Zij promoveerde<br />

Columbia University en schreef voor<br />

verschillende kranten en tijdschriften,<br />

Merel Leeman<br />

keld. Zijn verzet, dat historici tot dusver nauwelijks hebben onderzocht,<br />

wortelde niet in een concreet programma voor maatschappelijke<br />

verandering, maar in conservatief-liberale waarden als<br />

de natie, het koningshuis en het geloof. ‘Goede’ daden kwamen<br />

volgens Frits alleen voort uit de kameraadschap en opoffering<br />

tussen leden van een kleine kring zoals de jaarclub; van abstracte<br />

ideologieën moest hij weinig hebben. ‘Leven wij dan zo weinig<br />

intens en zo langs elkaar heen?,’ had Frits de studenten in september<br />

1941 nog verweten. Vóór alles groeide de actiebereidheid van<br />

de overige Keien door hun bewondering voor Frits’ bevlogenheid.<br />

Frits plaatste de Keien bij verschillende grote illegale organisaties,<br />

– de Inlichtingendienst, de Landelijke Hulp aan Onderduikers,<br />

het Nationaal Steun Fonds en de knokploegen – die nu in het<br />

studentenpension een gezamenlijk trefpunt vonden. Leiders van<br />

andere plaatselijke verzetsorganisaties kwamen soms dagelijks<br />

aan de Claes de Vrieselaan over de vloer en wisselden onderduikadressen,<br />

bonnen en informatie uit; gestrande piloten huisden er<br />

soms wekenlang op de vliering. Tijdens die illegale bijeenkomsten<br />

konden de sterke waarden van de jaarclub, hoopte Frits, eenheid<br />

en inspiratie geven aan het steeds beter en breder georganiseerde<br />

verzet.<br />

Door Frits werd het studentenpension aan de Claes de Vrieselaan<br />

in 1943 langzaam een centrum van verzet. Nadat hij in november<br />

1944 door verraad van een oud-studiegenoot opgepakt en<br />

gefusilleerd werd, kregen zijn vrienden vooraanstaande posities<br />

binnen het Rotterdamse verzet. Zo zette Charles een inlichtingendienst<br />

op, die verraad binnen en buiten het verzet met talloze<br />

liquidaties bestrafte; Ernst werd hoofdredacteur van de illegale<br />

krant De Vrije Pers, een samenwerking<br />

tussen bijna de hele illegale pers in de<br />

Merel Leeman<br />

havenstad. De Keien, die nog niet zo lang<br />

geleden kibbelden over vrouwen en de<br />

juiste feestjes, hadden het vrije studentenleven<br />

(ten dele) voor de vrijheidsstrijd<br />

Rotterdamse studenten tussen handel<br />

en verzet 1940-1945<br />

opgegeven.<br />

Merel Leeman is historica. Van haar verscheen<br />

De Keien. Rotterdamse studenten tussen handel<br />

en verzet 1940-1945 (Atlas Contact, <strong>2024</strong>).<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 37


SPECIAL WO II<br />

Hitlers waagstuk<br />

Op 9 april 1940 nam Hitler een grote strategische gok: hij stelde bijna zijn hele<br />

Kriegsmarine in de waagschaal om Denemarken en Noorwegen te veroveren. Ivo<br />

van de Wijdeven bespreekt waarom hij dat risico nam.<br />

Hitlers oorlogsindustrie draaide begin 1940 op volle<br />

toeren, maar zonder het ijzererts uit het hoge noorden<br />

van Zweden zou die krakend en piepend tot stilstand<br />

komen. Via een spoorwegverbinding werd het<br />

onmisbare erts naar het Noorse havenstadje Narvik<br />

vervoerd en vervolgens kwam het via de Noorse kustwateren en<br />

de Oostzee uiteindelijk in Duitse hoogovens terecht.<br />

Vandaar dat de regeringen in Londen en Parijs plannen maakten<br />

om het neutrale Noorwegen binnen te vallen bij Narvik – zij hadden<br />

Duitsland al meteen na de inval in Polen op 1 september 1939<br />

de oorlog verklaard, al was er nog geen militair treffen geweest.<br />

Geestelijk vader van het idee om Narvik in te nemen was Winston<br />

Churchill – toen nog minister van Marine of, op zijn Brits, de First<br />

Lord of the Admiralty. Officieel gold Narvik als essentieel onderdeel<br />

van een noordelijke route naar Finland, om de Finnen te<br />

hulp te kunnen komen in de Winteroorlog tegen de Sovjet-Unie,<br />

maar toen die op 12 maart 1940 voorbij<br />

was, bleven de plannen op tafel liggen.<br />

De verovering van Narvik was immers een<br />

ideale manier om Hitlers wapenfabrieken<br />

te treffen.<br />

Aangezien de plannen om Finland te hulp<br />

te komen openlijk werden bediscussieerd<br />

om Stalin schrik aan te jagen, was ook Hitler<br />

op de hoogte. Narvik was voor hem onmisbaar<br />

en hij geloofde dat het de geallieerden<br />

ernst was: in februari had de Royal Navy de<br />

Duitse tanker Altmark in Noorse wateren<br />

geënterd.<br />

De Führer zinde op een tegenzet. Zijn generaals<br />

kregen opdracht om eigen invasieplannen<br />

uit te werken. Alle schepen die de<br />

Kriegsmarine ter beschikking had moesten<br />

worden ingezet om eenheden van de<br />

Wehrmacht te laten landen op strategische<br />

punten langs de hele Noorse kust van Oslo<br />

tot Narvik. Ook de Luftwaffe deed mee met<br />

de invasie.<br />

De verovering van Noorwegen moest<br />

niet alleen het vervoer van het ijzererts veilig stellen, de Noorse<br />

fjorden vormden tegelijkertijd een mooie nieuwe uitvalsbasis<br />

voor Duitse onderzeeërs die in de Atlantische Oceaan vijandelijke<br />

schepen moesten gaan bestoken.<br />

Verrassingselement<br />

Dit plan was behoorlijk riskant. Hitler kon verwachten dat de<br />

Britten en Fransen met tegenmaatregelen zouden komen. De<br />

Royal Navy was véél sterker dan de Kriegsmarine. Het verrassingselement<br />

was daarom essentieel voor het succes van wat<br />

operatie Weserübung werd gedoopt – ‘oefening aan de rivier de<br />

Weser’, een afleidingsmanoeuvre. Ook Denemarken was doelwit.<br />

Als dat veroverd was, zouden de Duitsers de toegang tot de<br />

Oostzee controleren en, belangrijker nog, de beschikking krijgen<br />

over Deense vliegvelden. Want het was de bedoeling dat de<br />

Luftwaffe van daaruit de Kriegsmarine te hulp kon schieten in de<br />

Duitse soldaten marcheren Oslo binnen, 9 april<br />

1940 (alle afbeeldingen Wikimedia Commons).<br />

38<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


strijd tegen de machtige Royal Navy. In de nacht van 6 op 7 april<br />

1940 kwam Hitlers oorlogsmachine in beweging. De grootste<br />

Duitse vloot aller tijden – maar liefst 23 zware oorlogsbodems en<br />

talloze lichtere oorlogsschepen, transportschepen en onderzeeërs<br />

– vertrok uit havens in het noorden van het land. In de vroege<br />

ochtend van de negende verschenen ze bij een reeks Deense en<br />

Noorse kuststeden.<br />

Denemarken viel de nazi’s als een rijpe appel in de schoot. Ze<br />

wisten simpelweg de haven van Kopenhagen binnen te varen, het<br />

hoofdkwartier van de Deense strijdkrachten te veroveren en het<br />

koninklijk paleis te omsingelen. Koning Christiaan X en zijn voltallige<br />

regering capituleerden al na zes uur. Doorvechten achtte zij<br />

zinloos. In ruil voor hun snelle overgave was de Duitse bezetting<br />

relatief welwillend: de Denen mochten in overleg hun eigen binnenlandse<br />

beleid blijven maken.<br />

Voor Oslo lag hetzelfde draaiboek klaar, maar daar liep het anders.<br />

Tot verrassing van de Duitsers brachten de antieke kanonnen en<br />

torpedo’s van het fort Oscarsborg hun vlaggenschip, de nagelnieuwe<br />

kruiser Blucher, tot zinken toen het de haven in probeerde<br />

te komen. Van de voorgenomen overrompeling kwam niets terecht.<br />

Toen de nazi’s een dag later de Noorse hoofdstad innamen,<br />

waren de regering en het koningshuis al gevlogen Zij gaven zich<br />

niet over maar verschansten zich in het noorden; het Noorse leger<br />

bood taai verzet.<br />

Op de andere plekken langs de Noorse kust verliep operatie<br />

Weserübung succesvoller; plaatsen als Kristiansand, Trondheim<br />

en Bergen werden allemaal ingenomen. Maar de Kriegsmarine<br />

Duitse troepen tijdens de invasie in Noorwegen, voorjaar 1940 (ingekleurd<br />

door Julius Jääskeläinen).<br />

leed pijnlijke verliezen. De Royal Navy wist samen met de Noorse<br />

kustverdediging een groot aantal Duitse schepen tot zinken te<br />

brengen of te beschadigen.<br />

De strijd rond Narvik<br />

Ook het strategisch zo belangrijke Narvik werd op 9 april veroverd,<br />

maar de Duitse verliezen waren hier het grootst. De tien<br />

modernste torpedobootjagers in de vloot werden nadat ze de<br />

troepen aan land hadden gezet naar de bodem van de fjord<br />

gejaagd in twee grootscheepse aanvallen door de Royal Navy.<br />

De Britten hadden min of meer vrij spel, omdat de Luftwaffe niet<br />

zo ver noordelijk kon opereren: de dichtstbijzijnde vliegvelden<br />

lagen simpelweg te ver weg – vliegtuigen hadden door hun kleine<br />

brandstoftanks een beperkte actieradius.<br />

Buiten de bezette kuststeden bleef het Noorse leger zich verzetten<br />

tegen de Wehrmacht, maar de Noren werden wel steeds<br />

verder naar het noorden gedreven. Een geallieerde poging om<br />

Trondheim, de tweede stad van het land, te heroveren mislukte<br />

door de aanvallen van Duitse Stuka-duikbommenwerpers. De<br />

nazi’s hadden nu heel het dichter bevolkte zuiden van Noorwegen<br />

bezet en ze installeerden in Oslo een marionettenregering onder<br />

leiding van de Noorse nationaalsocialist Vidkun Quisling.<br />

Alleen in het noorden boden de Noren en hun geallieerde<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 39


Oorlogsposter, met onderin de in mei 1940 naar Londen gevluchte koningin<br />

Wilhelmina en de Noorse koning Haakon VII, die pas na twee maanden van<br />

verzet de wijk naar Londen nam.<br />

bondgenoten nog weerstand. Sterker nog, ze gingen over tot het<br />

offensief. De nadruk kwam op de strijd rond het afgelegen Narvik<br />

te liggen. Door de havenstad te heroveren en vervolgens stand te<br />

houden in het hoge noorden hoopten ze Hitler af te snijden van<br />

het cruciale ijzererts. Narvik werd sinds 9 april door de nazi’s bezet<br />

met een 5.600 man sterk samenraapsel van speciaal opgeleide<br />

Gebirgsjäger (bergjagers), gedropte parachutisten en de overlevende<br />

bemanningen van de torpedobootjagers die de Britten er<br />

eerder in de fjord tot zinken hadden gebracht.<br />

Omdat dat laatste relatief eenvoudig was gelukt, meende<br />

Churchill dat het een peulenschil zou zijn om de Duitse tegenstand<br />

bij Narvik op te rollen. Het tegendeel was waar. Dankzij<br />

het onherbergzame terrein en een dik pak sneeuw waren de<br />

verdedigers zwaar in het voordeel. Het kostte een gecombineerde<br />

geallieerde troepenmacht van Britse, Franse, Poolse en Noorse<br />

eenheden – in totaal zo’n 24.500 militairen – grote moeite om de<br />

stad te veroveren. Dat lukte pas op 28 mei.<br />

Na de val van Narvik leek het een kwestie van tijd voor de nazi’s in<br />

Noord-Noorwegen zouden zijn verslagen. Noorse soldaten pakten<br />

stevig door en dreven de Duitsers terug tot aan de grens van het<br />

neutrale Zweden. Daar stonden de evacuatietreinen al klaar. De<br />

Zweden zouden de hele oorlog neutraal blijven maar realpolitik<br />

noopte hen tot handel met de nazi’s – onder meer in ijzererts – en<br />

permittenttrafik, dat wil zeggen dat Duitse troepen in bepaalde<br />

gevallen over Zweeds grondgebied mochten reizen.<br />

Maar de Duitsers hoefden geen gebruik te maken van de Zweedse<br />

evacuatietreinen. Het waren juist de geallieerde soldaten die het<br />

veld ruimden: achter de rug van de Noren hadden Londen en Parijs<br />

besloten om de Britse, Franse en Poolse eenheden halsoverkop<br />

terug te trekken uit Noorwegen. De Noren moesten zichzelf maar<br />

zien te redden. De reden? De Duitse inval in Nederland, België en<br />

Frankrijk in mei 1940. De strijd verliep daar dusdanig dramatisch<br />

voor de geallieerden dat het onverantwoord werd geacht om de<br />

operatie in Noorwegen voort te zetten.<br />

Het besluit om terug te trekken werd al vóór de geallieerde<br />

verovering van Narvik genomen. Het uiteindelijk succesvolle geallieerde<br />

slotoffensief aldaar was bedoeld als afleidingsmanoeuvre<br />

voor de evacuatie van de Britse, Franse en Poolse troepen uit<br />

Noorwegen. Die werd op 9 juni voltooid. De Noorse koning Haakon<br />

VII en zijn regering namen de wijk naar Londen en vormden er<br />

een regering in ballingschap. De achtergebleven Noorse soldaten<br />

konden niets anders doen dan zich overgeven aan de nazi’s.<br />

Hoge prijs<br />

Operatie Weserübung werd zo toch een succes. Het Zweedse<br />

ijzererts was veiliggesteld. Hitlers hoogovens konden op volle<br />

toeren blijven draaien, maar de Duitsers betaalden een hoge prijs<br />

voor hun overwinning. Relatief veel uiterst moderne marineschepen<br />

waren verloren gegaan. De Kriegsmarine kwam dit verlies<br />

eigenlijk nooit meer te boven. Daarnaast moest er permanent een<br />

bezettingsmacht van 400.000 Wehrmacht-soldaten in Noorwegen<br />

worden gelegerd en die konden niet meer aan andere fronten<br />

worden ingezet.<br />

Voor de Britten was de militaire campagne in Noorwegen een<br />

strategische mislukking. De Royal Navy was er ook niet bepaald<br />

ongeschonden vanaf gekomen en bleek erg kwetsbaar voor luchtaanvallen.<br />

En aan het eind van het liedje kreeg Hitler Narvik ook<br />

nog eens min of meer cadeau toen de geallieerden zich plotseling<br />

terugtrokken uit Noorwegen.<br />

De politieke ontevredenheid over de Britse prestaties in het hoge<br />

noorden was zelfs zo groot dat de regering van Neville Chamberlain<br />

ten val kwam. Winston Churchill nam op 10 mei 1940<br />

het stokje over en loodste de Britten als premier door de zware<br />

oorlogsjaren. Het is de ironie van de geschiedenis kwam dat juist<br />

de architect van het plan om Narvik te veroveren, politiek garen<br />

spon bij het falen ervan.<br />

Ivo van de Wijdeven is historicus en analist. Zijn nieuwste boek is Alle rafelranden<br />

van Europa – De geschiedenis van Europa en zijn buren (Unieboek/<br />

Spectrum).<br />

VERDER LEZEN<br />

f Jack Green & Allessandro Massignani, Hitler Strikes North. The<br />

Nazi Assault on Norway & Denmark, Frontline Books, 2013<br />

<br />

40<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


5000 JAAR<br />

MILITAIRE<br />

GESCHIEDENIS<br />

Bestel je tickets op<br />

NMM.NL


Een Canadese soldaat in actie in Capua tijdens de Italiaanse<br />

campagne, 1943 (NARA, ingekleurd door Julius Jääskeläinen,<br />

via Wikimedia Commons).<br />

(1943-1945)<br />

De eindeloze<br />

Italiaanse<br />

veldtocht<br />

42<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


In 1943 begint het er beter uit te zien voor de geallieerden. Ze zijn in 1942<br />

Noord-Afrika binnengevallen en hebben de as-mogendheden er inmiddels bijna<br />

verdreven. Op alle fronten is de Duitse suprematie verleden tijd. Over het uitdelen<br />

van de volgende klap bestaat verschil van mening bij de westelijke geallieerden.<br />

De discussies zijn fel maar uiteindelijk besluiten ze dat Italië het volgende doelwit<br />

wordt. Het is het begin van een lange, bloedige campagne, signaleert Marco<br />

Middelwijk. Waarom zijn we die dan toch vergeten?<br />

SPECIAL WO II<br />

De Amerikanen willen begin<br />

1943 alles in werking stellen<br />

om zo snel mogelijk via<br />

Noord-Frankrijk Duitsland<br />

zelf binnen te vallen, maar<br />

de geallieerden zijn nog niet klaar voor<br />

deze invasie. Vooral het Amerikaanse<br />

leger zelf is nog niet op voldoende sterkte<br />

en het benodigde materieel is nog niet<br />

beschikbaar: in 1943 woedt de strijd om<br />

de controle op de Atlantische Oceaan in<br />

alle hevigheid. De Sovjet-Unie eist een<br />

invasie in Frankrijk van de westelijke<br />

bondgenoten, om het oostfront te ontlasten.<br />

Churchill heeft dit eerder ook toegezegd,<br />

maar nu wil hij, om de druk hoog<br />

te houden, eerst de Middellandse Zee<br />

veiligstellen en het fascistische Italië uit<br />

de oorlog stoten. In mei 1943 heeft hij een<br />

ontmoeting met Britse en Amerikaanse<br />

generaals over het vervolg van het succes<br />

in Noord-Afrika. Churchill gaat voor<br />

de kaart staan, wijst Italië aan en zegt:<br />

‘We moeten de zachte onderbuik van de<br />

Middellandse Zee opensnijden’. Dit is uiteindelijk<br />

ook de uitkomst: in de nacht van<br />

9 op 10 juli 1943 luiden luchtlandingen de<br />

invasie van Sicilië in.<br />

In de ochtend doemen de honderden<br />

geallieerde schepen voor de zuidkust<br />

op, waarna beschietingen en amfibische<br />

landingen volgen. Het eiland wordt verdedigd<br />

door Italiaanse en Duitse troepen,<br />

en met name de Duitse eenheden leveren<br />

taai verzet. Wat de geallieerden hier<br />

merken, zal hen ook op het vasteland van<br />

Italië parten spelen. In dit bergachtige gebied,<br />

nauwelijks begroeid, met snelstromende<br />

rivieren in de valleien, kunnen de<br />

geallieerden hun voordeel – veel troepen<br />

Kinderen uit het Siciliaanse Belpasso op een<br />

Britse tank, augustus 1943 (Imperial War Museums<br />

Londen).<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 43


en massale vuurkracht van schepen,<br />

vliegtuigen en pantservoertuigen – maar<br />

moeilijk uitbuiten. Het Italiaanse terrein<br />

is ideaal voor de verdedigende partij.<br />

Zoals de Amerikaanse kolonel Robert<br />

T. Frederick na de oorlog tijdens een<br />

interview over gevechten rond Monte la<br />

Difensa in het midden van Italië vertelde:<br />

‘We gingen over de top van de berg. We<br />

kwamen onder hevig vuur van machinegeweren<br />

en mortieren van verschillende<br />

kanten. De mannen vielen neer en waren<br />

er slecht aan toe.’ Zelfs na de aanval zijn<br />

de militairen niet veilig. Frederick: ‘Ik<br />

ben gestopt met de mannen te begraven.<br />

Duitse sluipschutters are giving us hell en<br />

het is onmogelijk om hen uit te schakelen.’<br />

Twee Amerikaanse soldaten ergens op Sicilië,<br />

augustus 1943 (NARA).<br />

Toch lukt het de geallieerden uiteindelijk<br />

om een bruggenhoofd in het zuidoosten<br />

op Sicilië te consolideren. Hiervandaan<br />

gaan de Britten onder leiding van<br />

generaal Bernard Montgomery naar het<br />

noordoosten en trekken de Amerikanen<br />

onder George Patton richting Palermo.<br />

De stad valt op 22 juli. Italiaanse fascisten<br />

die al aan Mussolini’s capaciteiten twijfelden,<br />

zetten hem met steun van de koning<br />

af en hij wordt vastgehouden. Zijn opvolger<br />

Pietro Badoglio begint besprekingen<br />

met de geallieerden over een wapenstilstand,<br />

die inderdaad op 8 september<br />

publiekelijk afgekondigd wordt.<br />

Linie na linie<br />

Dit betekent geenszins dat de strijd om<br />

Italië gewonnen is. De Duitsers reageren<br />

vliegensvlug. Zij sturen reservedivisies<br />

uit nabije landen om hun voormalige Ita-<br />

liaanse strijdmakkers te ontwapenen en<br />

bezetten het land. Hitler stuurt speciale<br />

eenheden die Mussolini met een spectaculaire<br />

operatie bevrijden en installeert<br />

hem als hoofd van een marionetstaat,<br />

de Italiaanse Sociale Republiek. De stad<br />

Rome valt hierbinnen, maar il Duce zetelt<br />

niet daar maar in Salò aan het Gardameer.<br />

In werkelijkheid delen de Duitsers<br />

de lakens uit. Italiaanse troepen die loyaal<br />

blijven aan Mussolini pakken opnieuw<br />

de wapens op om onder Duitse leiding<br />

tegen partizanen en de geallieerden in<br />

het zuiden te strijden. Onder leiding van<br />

veldmaarschalk Albert Kesselring richten<br />

voornamelijk Duitse troepen de verdediging<br />

ten zuiden van Napels in terwijl<br />

de eerste geallieerden op 3 september in<br />

Calabrië voet aan wal zetten.<br />

Na Amerikaanse en Britse landingen bij<br />

Salerno en Tarento verloopt de invasie<br />

44<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


SPECIAL WO II<br />

Impressie van de<br />

gevechten bij Monte<br />

Cassino door ooggetuige<br />

Peter McIntyre, die<br />

bij de Nieuw-Zeelandse<br />

troepen was ingedeeld<br />

als ‘war artist’ (Wikimedia<br />

Commons).<br />

aanvankelijk voorspoedig. De inname van<br />

Rome is het doel: dit zou een belangrijke<br />

symbolische overwinning zijn, als<br />

eerste vijandelijke hoofdstad. Snel blijkt<br />

dat dit niet binnen afzienbare tijd zal<br />

lukken. Het Britse Achtste Leger rukt op<br />

langs de Adriatische Zee en het Amerikaanse<br />

Vijfde langs de westkust, maar<br />

de fanatieke Duitse tegenstand vertraagt<br />

de opmars. In de laatste maanden van<br />

1943 ontstaat zware strijd bij elke nieuwe<br />

Duitse verdedigingslinie. De geallieerde<br />

vuurkracht breekt ze op den duur, waarop<br />

de Duitsers zich een stukje terugtrekken.<br />

Bij de volgende linie begint het hele<br />

proces opnieuw.<br />

Kesselring gebruikt deze strategie om<br />

tijd te winnen: hij moet de hoofdverdedigingslinie<br />

op orde zien te krijgen. Hij<br />

laat dwangarbeiders bunkers bouwen<br />

en prikkeldraad en antitank-obstakels<br />

aanleggen. Gebruikmakend van het landschap<br />

worden ‘killingzones’ gecreëerd<br />

waar niemand ongeschonden door kan,<br />

met mitrailleurs, mortieren en anti-tankkanonnen.<br />

De zogenoemde Gustav-linie<br />

loopt dwars door de ‘laars’ op ongeveer<br />

130 kilometer ten zuiden van Rome en<br />

moet volgens Kesselring ‘de formidabelste<br />

worden in Europa, zodat de geallieerden<br />

hun tanden erop breken’.<br />

Midden in de linie ligt Monte Cassino,<br />

waar een grote abdij bovenop een berghelling<br />

staat. Vanuit de abdij is de hele<br />

vallei te overzien, militair een strategisch<br />

punt. De kostbare historische manuscripten,<br />

wiegedrukken, documenten en schilderijen<br />

uit de bibliotheek – de abdij is in<br />

de 6de eeuw gesticht door de grondlegger<br />

van de benedictijner orde Benedictus van<br />

Nursia – zijn in het najaar al samen met<br />

de meeste monniken naar het Vaticaan<br />

in Rome getransporteerd (waar sommige<br />

kunstwerken worden ingepikt door kunstliefhebber<br />

Hermann Göring).<br />

De opmars komt<br />

vanwege het zware<br />

winterweer tot<br />

stilstand<br />

Begin december lukt het de Britten aan<br />

de oostkust toch om de Gustav-linie te<br />

doorbreken, maar de opmars komt vanwege<br />

het zware winterweer tot stilstand.<br />

Ondanks verwoede aanvallen van hun<br />

Amerikaanse collega’s aan de westkust<br />

ontstaat een impasse.<br />

Omzeilingsplan<br />

Dan geeft het geallieerde opperbevel<br />

in januari 1944 zijn fiat aan een simpel<br />

omzeilingsplan dat moet beginnen met<br />

een landing in vijandelijk gebied ten<br />

noorden van de Gustav-linie, bij Anzio.<br />

Men verwacht dat Kesselring zal reageren<br />

door troepen te onttrekken aan de<br />

Gustav-linie, waardoor deze makkelijker<br />

te doorbreken is. Mocht hij niet happen,<br />

dan kunnen de geallieerden vanuit<br />

Anzio oprukken naar Rome en zo tevens<br />

de Duitsers in het zuiden afsnijden. De<br />

Amerikaanse generaal John Lucas krijgt<br />

de leiding.<br />

Op 22 januari slaagt de geallieerde<br />

landing bij Anzio. De voorzichtige Lucas<br />

besluit, vanwege zijn geringe strijdmacht,<br />

om het bruggenhoofd eerst te stabiliseren<br />

voor hij een uitbraak doet wat Kesselring<br />

de tijd geeft in actie te komen. Binnen<br />

enkele dagen krijgen de Duitse gelederen<br />

versterking van 40.000 man die ijlings uit<br />

Joegoslavië, Duitsland en Frankrijk worden<br />

aangevoerd. Wanneer Lucas probeert<br />

uit te breken, stuit hij dan ook op zwaar<br />

verzet. Het verrassingseffect is verloren.<br />

Churchill, die sterk in het plan geloofde,<br />

merkt tijdens een vergadering met generaals<br />

teleurgesteld op: ‘In plaats van een<br />

wilde kat op de kust te slingeren, kregen<br />

we een gestrande walvis’. Vier maanden<br />

lang worden de geallieerde troepen in<br />

hun enclave bij Anzio belaagd.<br />

Monte Cassino<br />

Tegelijkertijd begint de slag om Monte<br />

Cassino. Omdat de opmars aan de<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 45


westkust te moeizaam verloopt besluit<br />

de Amerikaanse generaal Mark Clark de<br />

Gustav-linie nabij de abdij aan te vallen.<br />

Mocht de uitbraak bij Anzio lukken dan<br />

zullen ze makkelijk door kunnen stoten<br />

naar het noorden. Als het Clark lukt de<br />

linie bij Monte Cassino te doorbreken<br />

dan kan hij door de vallei oprukken naar<br />

Rome.<br />

Opnieuw lukt het de<br />

keurtroepen van de<br />

Fallschirmjagers om<br />

de aanvallers tegen te<br />

houden<br />

Het wordt een uitputtingsslag, vooral vanwege<br />

de hardnekkige Duitse verdediging.<br />

De slag is een iconisch onderdeel van<br />

de Italiaanse veldtocht met bijna 60.000<br />

slachtoffers aan geallieerde zijde en ruim<br />

20.000 aan Duitse zijde. Voor de geallieerden<br />

vechten er Amerikaanse, Britse,<br />

Poolse, Canadese, Zuid-Afrikaanse,<br />

Franse, Italiaanse, Australische, Nieuw-<br />

Zeelandse, Griekse en Joodse eenheden<br />

mee, en koloniale troepen uit Frans<br />

Noord-Afrika en Brits-Indië. De slag<br />

verloopt in vier golven. Amerikanen en<br />

Fransen doen de eerste poging, maar die<br />

mislukt eind januari. Dan nemen Nieuw-<br />

Zeelanders het begin februari over.<br />

Hun commandant verdenkt Kesselring<br />

ervan – naar later blijkt waarschijnlijk ten<br />

onrechte – het klooster te gebruiken als<br />

uitkijkpost voor hun artillerie en hij wil de<br />

abdij weg hebben. De geallieerden vragen<br />

uit beleefdheid (en vanwege de goede PR)<br />

de paus toestemming om het klooster aan<br />

te vallen, en die krijgen ze. Op 15 februari<br />

bombarderen 229 vliegtuigen het klooster<br />

(en het nabijgelegen stadje) kapot. Een<br />

godsgeschenk voor de Duitsers, die zich<br />

dankbaar in de ruïne ingraven en de<br />

geallieerden goed in de gaten kunnen<br />

houden. Het puin leent zich uitstekend<br />

voor verscholen geschutposities en<br />

verhindert een snelle opmars voor de<br />

aanvallers. De zware geallieerde aanval<br />

wordt dan ook afgeslagen. Halverwege<br />

maart proberen de Nieuw-Zeelanders het<br />

opnieuw, met versterking van een Indiase<br />

divisie. Opnieuw lukt het de keurtroepen<br />

van de Fallschirmjägers om de aanvallers<br />

gevoelige verliezen toe te brengen en<br />

tegen te houden, in weerwil van aanhoudende<br />

bombardementen van vliegtuigen<br />

en artillerie, continue aanvallen en<br />

eigen verliezen. Elke andere eenheid zou<br />

zich hebben teruggetrokken, maar deze<br />

grondtroepen die de veeleisende parachutistenopleiding<br />

hebben doorlopen<br />

zijn zeer gemotiveerd, en houden stand.<br />

De Britse commandant van alle geallieerde<br />

troepen in Italië Harold Alexander<br />

bericht Churchill na deze slag: ‘De vastberadenheid<br />

van deze Duitse parachutisten<br />

is zeer opmerkelijk. Ik betwijfel of<br />

er andere soldaten in de wereld zijn die<br />

zulke bombardementen kunnen weerstaan<br />

en dan kunnen vechten met zulke<br />

intensiteit als zij dat doen.’<br />

Pas in mei werpt de constante vuurdruk<br />

van de geallieerden zijn vruchten af. Het<br />

46<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


vierde en laatste grote offensief bij Monte<br />

Cassino dat op 11 mei 1944 begint, leidt<br />

tot het terugtrekken van de Duitsers.<br />

Trots hijsen Polen op 18 mei na zware<br />

man-tot-man-gevechten hun vlag op de<br />

kloosterruïne.<br />

Grimmig schouwspel<br />

De dag erop beschrijft de Britse majoor<br />

Hardy Parker in zijn dagboek het voormalige<br />

strijdtoneel vanuit het kapotgeschoten<br />

stadje: ‘Alle kraters zitten vol met<br />

Een groep piloten van de zogeheten Tuskegee<br />

Airmen 332nd Fighter Group krijgt in maart<br />

1945 op een Zuid-Italiaanse vliegbasis nog een<br />

briefing voordat ze op een bombarderingsmissie<br />

naar het nog door de nazi’s bezette noorden<br />

vertrekken. De Tuskegee Airmen (de naam komt<br />

van een opleidingsinstituut in Alabama) waren<br />

ook betrokken geweest bij de invasie van Sicilië<br />

en de bevrijding van de rest van Italië. Ze opereerden<br />

als Afro-Amerikanen apart van andere<br />

Amerikaanse militairen – het leger was nog<br />

gesegregeerd (Library of Congress).<br />

water, dat ongelofelijk stinkt omdat het<br />

vaak graven zijn. Langs deze grimmige<br />

laan liggen vele lichamen die wekenlang<br />

onaangeroerd zijn gebleven, een grimmig<br />

schouwspel […]. Ik kan de vernietiging<br />

niet beschrijven. Ik kijk omhoog naar het<br />

klooster, één massa puin.’<br />

Helaas is de ellende voor de omgeving<br />

van Monte Cassino nog niet afgelopen.<br />

Goumiers, Franse Noord-Afrikaanse koloniale<br />

troepen die een essentiële bijdrage<br />

aan de verovering van Monte Cassino<br />

hebben geleverd, zijn de nacht erna verkrachtend<br />

door de streek getrokken. Deze<br />

oorlogsmisdaden begaan zij – en andere<br />

geallieerde troepen – gedurende de veldtocht<br />

geregeld. Hoewel enkele mannen<br />

die op heterdaad betrapt zijn voor het<br />

vuurpeloton komen en er ruim honderd<br />

straf krijgen, kunnen ze tamelijk ongehinderd<br />

hun seksuele razernij botvieren.<br />

Het interesseert hun meerderen kennelijk<br />

nauwelijks. Zeker duizend vrouwen maar<br />

waarschijnlijk meer (en ook kinderen<br />

en mannen) worden er het slachtoffer<br />

van. Wie hen probeert te helpen, wordt<br />

vermoord. Andere geallieerde soldaten<br />

plunderen, vechten met Italiaanse dorpsbewoners<br />

en veroorzaken – dronken<br />

achter het stuur – dodelijke ongelukken.<br />

Lange, miserabele winter<br />

Een paar dagen na de inname van Monte<br />

Cassino lukt het de geallieerden eindelijk<br />

om bij Anzio uit te breken. De Duitsers<br />

zijn over de gehele Gustav-linie aan<br />

het terugtrekken, wat de geallieerden<br />

een gouden kans biedt. Het opperbevel<br />

geeft Clark opdracht om de Duitsers die<br />

vanuit de Gustav-linie naar het noorden<br />

bewegen, de pas af te snijden. In plaats<br />

daarvan neemt Clark de dubieuze en<br />

eigenmachtige beslissing om op te trekken<br />

naar Rome, dat om allerlei redenen<br />

niet verdedigd wordt. De Amerikanen<br />

trekken op 4 juni onder leiding van<br />

een triomfantelijke Clark de Italiaanse<br />

hoofdstad binnen. Zijn besluit om de<br />

bevelen te negeren zal de strijd in Italië<br />

met maanden verlengen, want de meeste<br />

Duitse troepen krijgen nu de gelegenheid<br />

te ontsnappen. Ze trekken zich wel<br />

langzaam terug, maar graven zich steeds<br />

in achter een nieuwe verdedigingslijn.<br />

De geallieerden vorderen dus moeizaam.<br />

Ze moeten bloedige veldslagen leveren<br />

in bergachtig terrein, soms in noodweer,<br />

vooral in augustus als ze op de nieuwe<br />

hoofdverdedigingslijn stuiten, de Gotenlinie<br />

even ten noorden van Florence.<br />

Het helpt niet mee dat er troepen nodig<br />

zijn voor de invasie van Normandië op 6<br />

juni en voor de invasie van Zuid-Frankrijk<br />

op 15 augustus; ze worden deels uit Italië<br />

weggehaald. De slagkracht neemt navenant<br />

af. De offensieven dat najaar tegen<br />

de Goten-linie mislukken en waar de verdedigingslijn<br />

toch doorbroken wordt lukt<br />

het de geallieerden niet om door te stoten<br />

naar de Povlakte. Een lange, miserabele<br />

winter lang houdt Kesselring hen ten<br />

zuiden van de rivier de Arno. Pas in april<br />

vallen ze weer aan en dan dringen ze de<br />

Duitsers steeds verder terug, linie voor<br />

linie. Pas begin mei 1945 geven de Duitse<br />

troepen in Italië zich over.<br />

De show gestolen<br />

Italië bleek allesbehalve de zachte onderbuik<br />

van fascistisch Europa. De veldtocht<br />

hielp wél om de Duitsers uit te putten en<br />

is dan ook van groot belang geweest. De<br />

Italiaanse campagne heeft bovendien<br />

honderdduizenden militairen en burgers<br />

tot slachtoffer gemaakt: ze werden<br />

gedood, raakten gewond of zijn vermist.<br />

Alleen al om hen is het onterecht dat de<br />

veldtocht in de herinnering wordt overschaduwd<br />

door de titanenstrijd aan het<br />

Oostfront en door D-Day. De fotogenieke<br />

invasie in Normandië, die twee dagen na<br />

de bevrijding van Rome begon, heeft de<br />

show gestolen.<br />

Marco Middelwijk is werkzaam als militair historicus<br />

bij het Nederlands Instituut voor Militaire<br />

Historie (NIMH).<br />

VERDER LEZEN<br />

f Isobel Williams, Allies and Italians<br />

under Occupation. Sicily and Southern Italy<br />

1943-1945, Palgrave, 2013<br />

f Peter Caddick-Adams, Monte Cassino.<br />

Ten Armies in Hell, Oxford, 2013<br />

SPECIAL WO II<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 47


SPECIAL WO II<br />

Zwitserland<br />

tijdens de Tweede<br />

Wereldoorlog<br />

Zwitsers klopten zich na de oorlog op de borst dat hun land zich had ingezet<br />

voor vluchtelingen en dat het neutraal was gebleven. Maar dat ideaalbeeld is<br />

doorgeprikt. Zo schuwde Zwitserland een intensieve economische en financiële<br />

samenwerking met nazi-Duitsland niet.<br />

omhoog, meisje! Je bent nu in Zwitserland. Je bent<br />

vrij.’ Met die woorden verwelkomde politiecommandant<br />

Paul Grüninger in 1938 een Joods kind in het<br />

kanton Sankt Gallen. De agent ging lijnrecht in tegen<br />

‘Kin<br />

de maatregelen die zijn land had genomen om de<br />

aanzwellende stroom Joodse vluchtelingen buiten de deur te houden.<br />

Zwitserland was al sinds jaar en dag neutraal tijdens conflicten,<br />

wat het land tot toevluchtsoord voor vluchtelingen had gemaakt.<br />

Dit gold ook voor de ongeveer tweeduizend Joden die na Hitlers<br />

machtsovername in 1933 een veilig heenkomen in buurland Zwit-<br />

Gemobiliseerde Zwitserse militairen in Wallis in 1943. Zwitserland verklaarde zich<br />

neutraal op 31 augustus 1939 en kondigde meteen de mobilisatie af ( ETH-Bibliothek<br />

Zürich, Bildarchiv / Fotograf: Witmer, Hans / Dia_338-117 / CC BY-SA 4.0).<br />

48<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


RUUD STEVENS<br />

Kaart van de situatie in 1941-2<br />

(Wikimedia Commons).<br />

serland hadden gezocht. Dat aantal steeg echter<br />

snel kort na de Anschluss op 12 maart 1938,<br />

waardoor Oostenrijk onderdeel werd van het<br />

Derde Rijk. Tegen de tienduizend mensen<br />

dienden zich aan, wat de Zwitsers teveel<br />

vonden worden. De Zwitserse Bondsraad, de<br />

federale regering, besloot die zomer daarom<br />

de grenzen met het Derde Rijk helemaal dicht<br />

te gooien voor Joodse vluchtelingen. Duitse<br />

en Oostenrijkse Joden kregen daartoe vóór de<br />

grens al een ’J’ in hun paspoort gestempeld.<br />

Grüninger legde zich hier niet bij neer. Samen<br />

met een groep boeren, herbergiers, socialisten<br />

en leden van de Joodse gemeenschap, vervalste<br />

hij de papieren van Joodse vluchtelingen<br />

waarmee ze konden aantonen dat ze vóór<br />

12 maart 1938 in Zwitserland waren gekomen.<br />

Dat gaf hun recht op opvang. Ze redden door<br />

dit verzet duizenden levens, maar Grüninger<br />

verloor na verraad door de Duitsers een jaar<br />

later zijn baan én zijn pensioen. In 1939 legde<br />

een rechtbank hem een torenhoge boete op<br />

waardoor hij berooid achterbleef.<br />

‘De boot is behoorlijk vol’<br />

Politieke vluchtelingen waren ook tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />

nog welkom, maar de Zwitserse autoriteiten kwamen in de zomer<br />

van 1942 tot de conclusie dat het land om militaire, politieke en<br />

economische redenen geen extra vluchtelingen meer kon opnemen:<br />

mensen die op drift waren geraakt vanwege hun ras, etniciteit<br />

of geloof bleven voortaan buiten, op enkele uitzonderingen na.<br />

Tienduizenden kregen nul op het rekest toen zij zich meldden aan<br />

de Zwitserse grens.<br />

Minister van Justitie Eduard von Steiger verdedigde dit strenge<br />

beleid in hetzelfde jaar tijdens een bijeenkomst van gereformeerde<br />

jongeren. Volgens hem was het onvermijdelijk dat ‘wie het bevel<br />

voert over een kleine reddingsboot die al behoorlijk vol is, met<br />

een beperkte capaciteit en met een even beperkte hoeveelheid<br />

proviand, terwijl duizenden slachtoffers van een gezonken schip<br />

schreeuwen om gered te worden, hard [zal] lijken als hij niet iedereen<br />

kan meenemen’.<br />

Desondanks ving Zwitserland uiteindelijk bijna driehonderdduizend<br />

vluchtelingen op. Het land leefde de regels tijdens de oorlog niet<br />

continu strikt na, vooral niet in zeer schrijnende gevallen, en kantons<br />

hadden hierin een zekere vrijheid. Een derde van de ontheemden<br />

waren militairen van de strijdende partijen; Zwitserland was<br />

volgens de Haagse Conventies uit 1907 verplicht hun onderdak te<br />

bieden. De rest waren burgers, onder wie zo’n 21.000 Joden die vaak<br />

in één van de tientallen interneringskampen belandden. De overheid<br />

scheidde hen onder meer af uit angst voor politieke en sociale<br />

onrust: een deel van de Zwitserse bevolking toonde zich namelijk<br />

antisemitisch, terwijl er ook bezorgdheid bestond voor voedselgebrek<br />

en het verlies van controle in eigen huis. Het kampleven<br />

draaide om orde en discipline in vaak barre omstandigheden. Vluchtelingen<br />

moesten op het land werken en in de bouw en industrie.<br />

De kosten van de opvang kwamen voor rekening van maatschappelijke<br />

organisaties uit Joodse én niet-Joodse hoek.<br />

Economisch ingeklemd<br />

De ironie wil dat de mensen die de grond in Duitsland te heet onder<br />

de voeten was geworden, door hun verplichte arbeid in Zwitserland<br />

ook bijdroegen aan de oorlogseconomie van het nazirijk dat ze nu<br />

juist waren ontvlucht. De economie van beide landen was nauw<br />

verbonden. Zwitserland was van oudsher sterk afhankelijk van de<br />

internationale handel: het haalde inkomsten uit de export, maar was<br />

voor brandstoffen, voedsel en grondstoffen afhankelijk van import.<br />

Door de Tweede Wereldoorlog kwam het land economisch tussen<br />

twee vuren te liggen.<br />

Aan de ene kant dreigde Duitsland in 1940 Zwitserland binnen te<br />

vallen en geen essentiële brandstoffen meer te leveren of door te<br />

laten. Met de rug tegen de muur stonden de Zwitsers toe dat de<br />

asmogendheden goederen via Zwitsers grondgebied vervoerden.<br />

Ook stemden ze ermee in dat Zwitserse banken kredieten aan nazi-<br />

Duitsland verleenden voor de aanschaf van machines, wapens en<br />

agrarische producten zoals zuivel. De Duitsers dwongen af dat de<br />

handel met geallieerden ook nog eens sterk werd verminderd, wat<br />

trouwens sowieso al gebeurde na de zomer van 1940 toen Zwitserland<br />

omringd werd door fascistisch Italië, nazi-Duitsland (inclusief<br />

Oostenrijk) en bezet Frankrijk.<br />

Aan de andere kant voerden de geallieerden de diplomatieke en<br />

economische druk op. De Amerikanen en Britten hadden namelijk<br />

de vaak zeer specialistische goederen van de Zwitsers nodig, zoals<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 49


zekeringen om kortsluiting te voorkomen van het bedrijf Tavaro,<br />

wapenonderdelen van de firma Oerlikon en juweellagers die de wrijving<br />

tussen draaiende onderdelen, bijvoorbeeld binnen horloges,<br />

kunnen verminderen. Op zich mocht Zwitserland als neutrale staat<br />

volgens de Haagse Conventies met alle strijdende partijen handel<br />

blijven drijven, wat met de geallieerden nog een tijdlang lukte via<br />

de haven van Genua en tot eind 1942 via Vichy-Frankrijk. De geallieerden<br />

probeerden de Zwitsers te bewegen hun kant te kiezen,<br />

onder andere door een zwarte lijst van Zwitserse bedrijven op te<br />

stellen waar geen zaken meer mee mocht worden gedaan omdat<br />

ze ook aan de asmogendheden leverden. Toen in 1943 steeds duidelijker<br />

werd dat de Duitsers aan de verliezende hand waren en aan<br />

militaire kracht hadden ingeboet, kozen de Zwitsers onverkort voor<br />

de geallieerde zijde. Na dat jaar kromp de export naar Duitsland met<br />

maar liefst de helft ten opzichte van 1942.<br />

Roofgoud<br />

Door de stabiele waarde van de munt en de wereldwijde acceptatie<br />

in het betalingsverkeer was de Zwitserse franc een belangrijk internationaal<br />

betaalmiddel. Dit was de nazi’s niet ontgaan. Met francs<br />

kon Berlijn bij neutrale landen aankopen doen, zoals olie of metalen<br />

zoals wolfraam voor de productie van wapens en machines. Het<br />

bewind verkocht daarom goud ter waarde van ruim zeven miljard<br />

euro aan de Zwitsers. Het grootste deel was afkomstig van Joodse<br />

holocaustslachtoffers en uit de bankkluizen van bezette landen.<br />

Tijdens de oorlog hadden de Zwitsers geen moeite met deze<br />

duistere transacties, maar later voelden ze nattigheid. In 1946 sloot<br />

Zwitserland met de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië<br />

daarom het Akkoord van Washington waarmee het land alle aanspraken<br />

op het roofgoud in de toekomst afkocht met een eenmalige<br />

betaling 250 miljoen Zwitserse franc (nu bijna 3 miljard euro). Toch<br />

zou deze kwestie de Zwitsers blijven achtervolgen.<br />

Zwitserland benadrukte na de oorlog de onafhankelijkheid die het<br />

land ondanks de druk van de strijdende partijen had weten te bewaren.<br />

De Zwitserse politici onderstreepten bijvoorbeeld hun humanitaire<br />

inzet: toen de oorlog nog woedde hadden ze vluchtelingen<br />

Grüningers rehabilitatie<br />

Paul Grüninger stierf op 22 februari 1972. Vlak voor zijn<br />

dood erkende Yad Vashem, de officiële Israëlische staatsinstelling<br />

voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van<br />

de Holocaust en de redders van Joden, hem als een van<br />

de ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Zijn familie wilde<br />

hem vervolgens ook in Zwitserland rehabiliteren. Zeer<br />

behulpzaam hierbij was Stefan Kellers boek Grüningers Fall.<br />

Geschichten von Flucht und Hilfe (1993) waarin hij beschrijft<br />

hoe Grüninger te werk ging. In 1995 werd Grüningers veroordeling<br />

uit 1939 vernietigd en de erfgenamen kregen een<br />

schadevergoeding van 1,3 miljoen Zwitserse francs, te betalen<br />

door het kanton Sankt Gallen. In 1998 werd door zijn<br />

familie de Paul Grüninger Stichting opgericht die zich met<br />

subsidies, bijeenkomsten en door middel van een aanmoedigingsprijs<br />

inzet voor menselijkheid en moed. Sindsdien<br />

zijn er verschillende documentaires en een speelfilm aan<br />

hem gewijd.<br />

In februari 1945 mochten na een deal tussen het Hitlerbewind en een<br />

Zwitserse politicus 1200 Joden het concentratiekamp Theresienstadt verlaten.<br />

Joodse organisaties brachten de afkoopsom bijeen. Het Zwitserse<br />

Rode Kruis regelde opvang, onder andere in een gevorderde school in<br />

Sankt Gallen, waar ook burgers en reservisten meehielpen. De foto hiernaast<br />

van een maaltijduitdeling is in die school genomen, op 11 februari<br />

(US Holocaust Memorial Museum).<br />

opgevangen, na afloop hadden voormalige concentratiekampgevangenen<br />

in Zwitserse ziekenhuizen op krachten mogen komen en<br />

konden statenloos geworden oorlogsslachtoffers in Zwitserland terecht.<br />

Het hoofdredactionele commentaar in de Gazette de Lausanne<br />

benadrukte in 1951 dat Zwitserland de vuurproef had doorstaan:<br />

het had zich succesvol tegen de Duitse druk geweerd.<br />

Vanaf de jaren ’60 bekritiseerden wetenschappelijke publicaties,<br />

boeken en documentaires dat ideaalbeeld van neutraliteit en humaniteit<br />

echter steeds meer. In 1995 kwam dit tot een uitbarsting:<br />

toen spande het Joods Wereldcongres, een internationale federatie<br />

van Joodse organisaties, een proces aan tegen de Zwitserse banken<br />

UBS, Credit Suisse en Swiss Bank Corporation. Zij werden ervan<br />

beschuldigd dat ze nabestaanden de toegang verhinderden tot<br />

geld dat Joodse slachtoffers van de nazi-vervolging bij de banken in<br />

veiligheid hadden gebracht. Uiteindelijk kwam het tot een schikking<br />

waarbij de banken ongeveer twee miljard euro betaalden aan het<br />

Gribetz Plan ter ondersteuning van nabestaanden en slachtoffers<br />

van de holocaust.<br />

Een regeringscommissie onderzocht vervolgens de rol van Zwitserland<br />

tijdens de oorlog en concludeerde in 2002 onder meer dat<br />

het land te ver was gegaan in zijn economische relaties met nazi-<br />

Duitsland en dat het vluchtelingenbeleid fundamentele humanitaire<br />

principes had geschonden. Het imago van Zwitserland als strikt<br />

neutrale mogendheid en humanitair toevluchtsoord lag daarmee<br />

definitief aan diggelen.<br />

Ruud Stevens is historicus, gespecialiseerd in economische geschiedenis.<br />

VERDER LEZEN<br />

f G. Kreis, Switzerland and the Second World War, Routledge, 2014<br />

f N. Wylie, Britain, Switzerland, and the Second World War, Oxford<br />

University Press, 2003<br />

<br />

50<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Maakeenreisdoor<br />

degeschiedenis<br />

inHistoryland<br />

Wetenschap<br />

enplezier...<br />

gaansamenin<br />

Historyland!<br />

SCAN MIJ<br />

Ontmoet<br />

levensechte<br />

zeedieren<br />

uit de<br />

Oeroceaan.<br />

www.historyland.nl<br />

Bezoek Historyland, een museum en themapark op negen hectare binnen en<br />

buitengebied. Zie echte skeletten en oeroude fossielen van miljoenen jaren<br />

oud.Vergaap je aan dino’s, wisenten, mammoeten en een mosasaurus en zie<br />

lang uitgestorven oervissen je tegemoet zwemmen in de Oeroceaan.Wandel<br />

op het buitenterrein met Romeinenland, historische golfbaan, tanks uit de<br />

TweedeWereldoorlog (o.a.eenT34) en goudzoekersdorp.Wil je meer weten?<br />

Bezoek onze site www.historyland.nl<br />

Vantoennaarnu,vanjongnaaroud<br />

Ravenseweg 11c<br />

3223 LM Hellevoetsluis<br />

T 0181-744 171<br />

E info@historyland.nl


TENTOONSTELLING<br />

De verlaten stad<br />

Magnifieke Griekse tempels domineren het landschap van Paestum aan de baai<br />

van Salerno. In het Rijksmuseum van Oudheden komt de dynamische geschiedenis<br />

van de stad uit ca. 600 v.Chr. tot leven. Het is de afscheidstentoonstelling van<br />

conservator Ruurd Halbertsma. Hier geeft hij vast een voorproefje.<br />

De vlakte van Salerno ten zuiden van Napels was<br />

sinds de middeleeuwen onbewoond. Aanslibbing<br />

van rivieren had het land drassig gemaakt en<br />

malaria had de bewoners verdreven naar hoger<br />

gelegen woonsteden. Er werden alleen wat waterbuffels<br />

gehouden voor de productie van mozzarella. In de 18de<br />

eeuw trokken ingenieurs met hun apparatuur naar het zuiden en<br />

brachten de vlakte in kaart, in opdracht van de koning van Napels<br />

die plannen maakte om het gebied te draineren en er wegen aan<br />

te leggen. In het immense, onherbergzame gebied stuitten zij tot<br />

hun grote verrassing op een vrijwel intacte stadsmuur. Binnen de<br />

muur werd hun gevoel van vervreemding nog groter: er stonden<br />

drie grote antieke gebouwen, met imposante zuilen van bijna twee<br />

meter in doorsnee – een vergeten en verlaten stad was uit het niets<br />

opgedoemd. De ingenieurs keerden met hun verhalen, schetsen en<br />

tekeningen terug naar Napels en het nieuws bracht een stroom van<br />

oudheidkundigen en architecten op gang die deze bijzondere plek<br />

wilden bekijken. Geleerden bogen zich over de vraag welke plaats<br />

dit kon zijn. Op een laat-antieke wegenkaart (de Tabula Peutingeriana)<br />

kwam er maar één in aanmerking: in de vlakte van Salerno stond<br />

alleen Paestum aangegeven. Die naam kwam ook voor in teksten uit<br />

de oudheid – er was bij toeval een antieke stad herontdekt.<br />

Tempelruïne in Paestum, foto RMO.<br />

52<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


1<br />

2<br />

Het Griekse karakter van<br />

Poseidonia<br />

Grieken uit de legendarisch rijke en<br />

decadente plaats Sybaris stichtten<br />

omstreeks 600 v.Chr. een nieuwe<br />

stad op het westelijke Italische vasteland<br />

– zoals in die periode op allerlei plaatsen Griekse kolonies<br />

verschenen. De locatie van Poseidonia, ‘stad van Poseidon’, was<br />

goed gekozen: een min of meer rechthoekig kalkplateau aan een<br />

baai in een vruchtbaar gebied, dat doorsneden werd door kleine<br />

riviertjes die ontsprongen in de bergen ten oosten van de vlakte.<br />

Ten noorden van de rivier Silaris (nu de Sele) woonden Etrusken,<br />

in de bergen rondom de vlakte en verder naar het zuiden leefden<br />

Italische volken, waarvan de Lucaniërs de belangrijkste werden.<br />

Behalve de kolonisten uit Sybaris trok Poseidonia waarschijnlijk<br />

ook mensen uit de omgeving aan, en immigranten uit andere<br />

delen van Griekenland.<br />

De bewoners ontwikkelden zich nadat de hutten en tenten van<br />

de eerste fase vervangen waren door stadswoningen naar alle<br />

waarschijnlijkheid tot ‘Ackerbürger’, om een term van de Duitse<br />

socioloog Max Weber te gebruiken: burgers die een stuk land bezaten<br />

en bewerkten, maar in de stad woonden en daar deelnamen<br />

aan het stedelijke politieke en culturele leven.<br />

Het Griekse karakter stond voorop: omstreeks 550 v.Chr. verrezen<br />

twee machtige tempels voor de godin Hera, echtgenote van oppergod<br />

Zeus, een in de stad en een erbuiten, aan de Sele. Deze<br />

laatste moest de Griekse aanwezigheid in dit grensgebied markeren.<br />

Grote zandstenen reliëfs lieten de heldendaden van Heracles<br />

zien, aangevuld met andere hoogtepunten uit de Griekse mythologie<br />

en de Trojaanse Oorlog. Zo’n vijftig jaar later kwam er een<br />

tempel voor Pallas Athena, en rond 450 v.Chr. kwam de grootste<br />

tempel van de stad gereed, opnieuw aan Hera gewijd. Meer dan<br />

driekwart van de stad is nog niet opgegraven. Dit jaar is een kleine<br />

tempel aan de zeekant gevonden, die mogelijk van Poseidon is,<br />

maar dat wordt nog onderzocht.<br />

Andere gebouwen uit de Griekse periode zijn het ekklesiasterion<br />

en het heroön. In het ekklesiasterion werden politieke besluiten<br />

1. Bronzen votiefbeeldje, gewijd aan Athena, 500-475 v.Chr., uit Paestum.<br />

De inscriptie luidt: ‘Phillo, de dochter van Charmylides, wijdt een tiende<br />

(van de oogst) aan de godin Athena’. Collectie Staatliche Museen zu<br />

Berlin – Antikensammlung, inv. misc. 7429. © Foto Johannes Kramer.<br />

2. Wandschildering uit Lucaans graf (pleisterwerk op travertijn, 4de eeuw<br />

v.Chr., uit Tomba del 1937 Andriuolo, Paestum. Collectie Parco Archeologico<br />

di Paestum e Velia / Italian Ministry of Culture, 5007. © Foto:<br />

Massimiliano Marino.<br />

3. Marmeren fries met oorlogstrofeeën,1ste eeuw, uit Campanië. Collectie<br />

Staatliche Museen zu Berlin - Antikensammlung SK 958 a. © Foto: Johannes<br />

Laurentius.<br />

4. Marmeren beeld van Hera, eind 4de-begin 3de eeuw v.Chr., uit Heraheiligdom<br />

bij rivier de Sele, Paestum. Collectie Parco Archeologico di<br />

Paestum e Velia / Italian Ministry of Culture’, 226541. © Foto: Massimiliano<br />

Marino.<br />

genomen. Het bood plaats aan zo’n 1500 personen. In het heroön<br />

zou de mythische stichter van de stad begraven liggen. Er is<br />

geen lichaam in het gebouw gevonden, wel acht stuks bronzen<br />

vaatwerk waarin een cannabis-houdende stof werd aangetroffen.<br />

Welke rituelen hierbij hoorden, is in de nevelen der geschiedenis<br />

gehuld.<br />

Waarom was Hera zo populair? Ze was de beschermgodin van de<br />

vruchtbaarheid, van land én mens. In Poseidonia wordt zij vaak afgebeeld<br />

met een granaatappel in de hand, bij uitstek een symbool<br />

van fertiliteit. Andere beeldjes tonen haar als zogende moeder en<br />

als strijdende godin; zij had in Poseidonia kennelijk een scala aan<br />

taken die de gelovigen aan haar toevertrouwden. Naast Hera en<br />

Athena werd vlak buiten de stad ook Aphrodite vereerd, de godin<br />

3<br />

4<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 53


van de seksualiteit en verleiding. Poseidonia was, kortom, een stad<br />

van godinnen. De graven van de eerste generaties Griekse bewoners<br />

liggen buiten de stad en zijn opvallend sober. De bijgaven<br />

omvatten vaak niet meer dan een paar olieflesjes en er is tot nog<br />

toe maar één beschilderde tombe teruggevonden: de Tomba del<br />

Tuffatore (het Graf van de Duiker). De schitterende fresco’s verwijzen<br />

naar de levensstijl van moederstad Sybaris. Op aanligbedden<br />

genieten Griekse mannen van wijn, muziek en van elkaar. Op de<br />

dekplaat is een duiktoren te zien: een naakte jongeman die er<br />

zojuist is afgesprongen gaat in volle vaart het water tegemoet. Een<br />

verwijzing naar de geneugten van de jeugd? Of symboliseert zijn<br />

sprong de overgang van leven naar dood – het is immers een graf.<br />

Zeker weten doen wij het niet.<br />

Krijgerscultuur – Lucaniërs nemen het over<br />

Uit de loop van de 5de eeuw v.Chr. zijn wél rijkere graven aangetroffen,<br />

gevuld met versierd wijnservies en veel wapens. Hier<br />

lagen, gezien het type grafgiften, Lucaniërs die in Poseidonia<br />

woonden, waarschijnlijk als huurlingen. Tegen het einde van die<br />

eeuw heeft er volgens de Griekse geograaf Strabo een veldslag<br />

plaatsgevonden, waarbij de Lucaniërs de stad veroverden. Archeologen<br />

zien echter geen sporen van geweld, de machtswisseling zal<br />

in werkelijkheid geleidelijk en zonder militair geweld verlopen zijn.<br />

Feit is dat Poseidonia een Lucaanse stad werd, maar dat had geen<br />

zichtbare invloed op de materiële cultuur. De productie van Grieks<br />

aardewerk ging gewoon door, er werden nog steeds dezelfde terracotta<br />

votiefbeeldjes (geschenken aan de goden) gemaakt en in<br />

de tempels vereerde men de Griekse godinnen. De levensstijl van<br />

de Grieken beviel de Lucaniërs kennelijk goed. Op hun aardewerk<br />

in Griekse stijl staan ze afgebeeld zoals ze zichzelf graag zagen:<br />

niet als levensgenieters maar als dappere krijgers met versierde<br />

harnassen, in gevecht of terugkerend met oorlogsbuit.<br />

Ook in de Lucaanse grafschilderingen zien we deze thematiek. Een<br />

intrigerende scène – zie afbeelding 2 op p. 52 – laat een krijger te<br />

paard zien die verwelkomd wordt door een gesluierde vrouw. Aan<br />

het paard zijn twee krijgsgevangenen vastgebonden, met een<br />

woeste, onverzorgde haardos: blijkbaar moesten ze een ‘barbaarse’<br />

indruk maken. In de graven zijn ook afbeeldingen gevonden<br />

van de sportwedstrijden die ter ere van de overledene werden<br />

gehouden. Deze hadden een bloedig karakter: vuistvechters<br />

slaan er begeleid door fluitmuziek op los. Halfnaakte, gewapende<br />

strijders vechten met elkaar tot de dood er op volgt. Sommigen<br />

zien in deze ‘lijkspelen’ de voorlopers van de Romeinse gladiatorengevechten.<br />

Minder bloedig maar niet minder gevaarlijk waren<br />

de wagenraces. Daarbij hing een bestuurder in een klein karretje<br />

op twee wielen achter een tweespan woeste paarden.<br />

Romeinen aan de macht<br />

Poseidonia bleef tot de derde eeuw v.Chr. Grieks-Lucaans. Toen zegevierden<br />

de troepen van stadstaat Rome na bijna een eeuw van<br />

oorlogen tussen verschillende volken in Italië. Rome verwoestte<br />

vervolgens de Etruskische steden en ontnam de Griekse steden<br />

hun autonomie. Het Lucaans-Griekse Poseidonia werd in 273<br />

v.Chr. ingericht als een Romeinse stad, met een nieuwe – of eigenlijk<br />

gelatiniseerde – naam: Paestum. Er werd van alles afgebroken<br />

en een nieuw forum gebouwd, een vergaderzaal voor stadsraad<br />

en senaat (comitium en curia), een amfitheater en tempels voor<br />

Romeinse goden.<br />

Er is een citaat bewaard gebleven van de filosoof Aristoxenus<br />

van Tarente, die het lot van de Griekse cultuur in Italië treffend<br />

beschreef:<br />

Wij gedragen ons op dezelfde manier als de inwoners van Poseidonia,<br />

die aan de Tyrreense Golf wonen. Want het overkwam hen,<br />

terwijl zij van origine Grieks waren, dat zij totaal van hun oorsprong<br />

vervreemdden, Tyrreens of Romeins werden, van taal veranderden<br />

en al hun oude gebruiken verloren. Maar één Grieks festival vieren zij<br />

zelfs vandaag nog, [we weten niet welk, RED] waarop zij samenkomen<br />

en herinneringen ophalen aan hun oude naam en faam en aan hun<br />

gebruiken. Zij beklagen zich dan over al dat verlies en wanneer zij tranen<br />

hierover gestort hebben, gaan zij weer naar huis (Uit: Athenaeus,<br />

Deipnosophistae, 14, 632a).<br />

De Romeinen legden nieuwe wegen aan, meer in het binnenland,<br />

waardoor de kustplaats Paestum geïsoleerd raakte. De bewoners<br />

vonden een nieuwe bron van inkomsten: de rozenteelt. Rozenparfum<br />

werd het belangrijkste exportproduct van Paestum en vond<br />

zijn weg over heel Italië. In de tempels werden de oude godinnen<br />

(onder hun nieuwe Latijnse namen) onverminderd vereerd, maar<br />

de nieuwe Romeinse bewoners brachten andere rituelen met<br />

zich mee. Zo worden in de Romeinse votiefdepots veel terracotta<br />

beeldjes van kinderen gevonden en modellen van baarmoeders,<br />

bedoeld om vruchtbaarheid te vragen.<br />

In de loop van de 3de eeuw na Chr. begonnen de rivieren rond<br />

Paestum dicht te slibben en trad het water buiten de oevers. Het<br />

land werd drassig, de malariamug rukte op en de bevolking van de<br />

stad kromp. Piraten uit Noord-Afrika deden regelmatig aanvallen<br />

op de kust. Uiteindelijk werd de nederzetting in de 7de eeuw<br />

verlaten en vestigden de bewoners zich in een nieuwe stad, hoog<br />

in de heuvels rond de vlakte. Alleen de eenzame tempels en de<br />

stadsmuur stonden nog overeind...<br />

Ruurd Halbertsma is conservator Griekenland en Rome in het Rijksmuseum<br />

van Oudheden. Daarnaast werkt(e) hij in diverse functies aan de<br />

Universiteit Leiden.<br />

Wat is er te zien<br />

Op de tentoonstelling worden de godinnen van Paestum in<br />

alle aspecten getoond: beeldjes, votiefgeschenken en tempelornamenten.<br />

De luxe van de stad komt tot leven door het<br />

beschilderde aardewerk, de wierookvaasjes, het glaswerk en<br />

de munten. Uniek zijn acht complete grafwanden, beschilderd<br />

met Lucaanse grafrituelen en bloedige ‘lijkspelen’.<br />

PAESTUM. STAD VAN GODINNEN<br />

25 april t/m 25 augustus <strong>2024</strong><br />

Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 Leiden,<br />

071-5163163; www.rmo.nl<br />

<br />

54<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Durendale<br />

Durendale Militair-historische Reizen<br />

Ook dit jaar reizen wij weer naar de Slagvelden van de<br />

Eerste Wereldoorlog: Ieper (8-11 november),<br />

de Somme (10-13 oktober), Verdun (2-5 mei).<br />

Meer informatie over deze reizen op: www.durendale.nl<br />

Reis Verdun,<br />

Butte de Vauqois,<br />

Meuse-Argonne<br />

2 - 5 mei <strong>2024</strong><br />

Historische<br />

replica’s<br />

voor levende<br />

geschiedenis en<br />

educatie<br />

WWW.DURENDALE.NL<br />

praetoria.nl<br />

Alles over boeken<br />

11x<br />

per jaar<br />

Boordevol recensies,<br />

interviews, boekentips en<br />

het laatste boekennieuws.<br />

Alle boekengenres<br />

komen aan bod.<br />

Nu<br />

in de<br />

boekhandel<br />

Dubbeldikke zomereditie en<br />

2x de externe special BKJunior<br />

boekenkrant.com<br />

@boekenkrant<br />

@deboekenkrant<br />

Of neem nu extra voordelig een jaarabonnement,<br />

11 edities inclusief verzending, voor slechts € 24,95


Angst voor rabiës in de<br />

19 de eeuw<br />

‘Dolle hond!’<br />

Razernij, angsten, stuipen,<br />

krampen en verlamming<br />

gevolgd door een<br />

onvermijdelijke, pijnlijke<br />

dood: de symptomen van<br />

rabiës zijn afschuwelijk<br />

en waren in de 19de eeuw<br />

algemeen bekend. Een<br />

werkend geneesmiddel<br />

was er lang niet. En<br />

toen er eenmaal een<br />

effectieve vaccinatie<br />

beschikbaar was, stuitte<br />

die aanvankelijk op veel<br />

weerstand. Waarom? Guido<br />

van Hengel maakt duidelijk<br />

hoe de 19de-eeuwers<br />

tegen dolle honden en<br />

rabiës aankeken.<br />

hond!’ Iemand hoefde<br />

die woorden maar<br />

uit te spreken en de vrolijke<br />

wanorde op straat<br />

‘Dolle<br />

veranderde in grimmige<br />

paniek. Hollende mensen vormden<br />

samen een woedende massa. Ze grepen<br />

naar stokken of knuppels en zetten de<br />

achtervolging in op een schuimbekkende<br />

Hierboven en hiernaast: 19de-eeuwse prenten van mensen die een dolle hond of wolf van zich afhouden.<br />

of domweg zenuwachtige hond. Het volk<br />

schreeuwde, jouwde en jutte de hondenmeppers<br />

op, totdat er van het dier enkel<br />

nog een hoopje pulp over was. Dergelijke<br />

lynchscènes zijn verwerkt in meerdere<br />

19de-eeuwse rijmpjes en versjes, zoals in<br />

‘Hydrophobia’ (1831) van W.H. Harrison,<br />

waarin een hond achterna wordt gezeten<br />

met knuppels, hooivorken, spades en<br />

dorsvlegels: ‘Mad dog! Mad dog! How fast<br />

he runs/ with hundreds at his tail,/ Each<br />

with some murd’rous weapon arm’d/<br />

Club, pitchfork, spade or flail.’<br />

In de 19de eeuw was deze kreet misschien<br />

wel beruchter dan ‘Brand! Brand!’.<br />

Tijdens de industrialisatie groeiden de<br />

steden weliswaar met een duizelingwekkende<br />

vaart, maar doordat de grens met<br />

het platteland vervaagde, leefde ‘het<br />

dorp’ er – ondanks de dichte stedelijke<br />

bebouwing – nog voort. Net als in eerder<br />

eeuwen waren scharrelende zwerfhonden<br />

in westerse steden een alledaags<br />

verschijnsel. En niet alleen honden,<br />

ratten, meeuwen en mensen leefden er –<br />

net als nu – met elkaar samen, maar ook<br />

paarden (voor het transport) en biggen<br />

(voor het vlees en het verwerken van<br />

afval). Overdag klonk er gehinnik, geknor<br />

en gekukeleku, ’s nachts miauwden de<br />

Wellcome Collection, Londen.<br />

56<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


katers en huilden de honden. De dieren<br />

dienden als gezelschap, werkkrachten<br />

en voedsel, maar fungeerden ook als symbool<br />

en angstbeeld: ze waren alomtegenwoordig.<br />

Sommige deskundigen spreken<br />

in dit verband van de ‘antrozootische<br />

stad’ – de ‘mens en dier’-stad die tot in de<br />

eerste decennia van de 20ste eeuw bleef<br />

bestaan.<br />

In deze 19de-eeuwse grootstedelijke<br />

context kon de vrees voor het nog zo<br />

raadselachtige rabiësvirus omslaan in een<br />

razende angst voor alles wat dierlijk was.<br />

Sommige tijdgenoten beleefden misschien<br />

een pervers plezier aan de wilde<br />

klopjachten op dolle honden, anderen<br />

vroegen zich terecht af: hoe kunnen<br />

loslopende dieren en mensen in de stad<br />

vreedzaam en gezond samen leven?<br />

Hondenhiërarchie<br />

Rabiës is een heel oude ziekte: in tweeduizend<br />

jaar oude Mesopotamische<br />

wetten wordt al naar hondsdolheid<br />

verwezen en Aristoteles, Hippocrates en<br />

Ovidius schreven erover. De symptomen<br />

voedden de angst. Bij honden waren die<br />

al schrikbarend genoeg, maar wanneer de<br />

ziekte oversprong op mensen werden ze<br />

nog veel angstaanjagender: razernij, happen<br />

en blaffen, schelden en schreeuwen,<br />

een irrationele angst voor vocht (vandaar<br />

dat de ziekte bij mensen ook wel ‘hydrofobie’<br />

werd genoemd), gevolgd door een<br />

onvermijdelijke, pijnlijke dood. Je hoefde<br />

Musée Carnavalet, Parijs.<br />

niet zo bijgelovig te zijn om te denken<br />

dat de duivel bezit had genomen van<br />

dolle honden en mensen, of dat ze een<br />

metamorfose doormaakten tot weerwolf,<br />

vampier of andersoortige ondode – een<br />

oeroude angst.<br />

De symptomen waren dus al lang bekend,<br />

maar geneesheren en kwakzalvers<br />

steggelden over de oorzaken. Behalve<br />

naar de duivel en de weerwolf, wezen ze<br />

naar de droogte tijdens de ‘hondsdagen’<br />

(in juli en augustus) en de stand van de<br />

maan. Ook een worm die zich via het<br />

speeksel een weg naar de hersenen zou<br />

graven, voedselvergiftiging, en hondenmisbruik<br />

(door mensen) werden<br />

genoemd. Toen steden meer mensen én<br />

honden aantrokken, kwam daar het vermoeden<br />

bij dat de vieze straten en lucht,<br />

onzedelijkheid en zelfs moreel verval<br />

een rol speelden in de verspreiding van<br />

de ziekte. In 1873 gooide een journalist<br />

van de New Yorkse krant The Brooklyn<br />

Daily Eagle de honden en mensen uit de<br />

sloppenwijken op één hoop: ‘The great<br />

mass of dogs to the great mass of men<br />

and women in cities are nuisances, petty<br />

thieves, vicious assailants and quite an<br />

expense.’<br />

Straathonden werden zo ingezet voor<br />

sociale analyses. In Engeland, waar klassenverschillen<br />

van oudsher sterk zijn,<br />

werden ook de honden hiërarchisch<br />

gecategoriseerd. De zorgvuldig gefokte<br />

jacht- en schoothonden van de aristocratie<br />

en hogere middenklassen stonden<br />

ver boven de minderwaardig geachte<br />

bastaardstraathonden, die in achterbuurten<br />

leefden tussen arbeiders en<br />

bedelaars. Het verband tussen hondsdolheid<br />

en wreed volksvermaak was<br />

vervolgens snel gelegd: hanengevechten<br />

en ‘bullenbijten’ (met pitbulls) zouden<br />

met hun agressie en razernij wel eens<br />

direct kunnen bijdragen aan de verspreiding<br />

van de ziekte.<br />

De hondenhiërarchie kreeg in de loop<br />

van de 19de eeuw bovendien koloniale<br />

en racistische kenmerken. Onder invloed<br />

van Darwins evolutietheorie raakten<br />

de Engelsen geobsedeerd door ‘rassen’<br />

en hun zuiverheid of vermenging. Dat<br />

‘raszuivere’ honden geen hondsdolheid<br />

kregen, was natuurlijk omdat ze zelden<br />

buitenkwamen, laat staan dat ze op<br />

straat zwierven. Maar zo zag niemand<br />

dat. Net zoals de rauwe arbeiders uit de<br />

achterbuurten en de vreemde volkeren<br />

in het mondiale zuiden, moesten onzuivere<br />

bastaardhonden worden ‘geciviliseerd’.<br />

Of ze moesten verdwijnen; alleen<br />

zo konden ziektes worden voorkomen.<br />

<br />

HONDSDOLHEID<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 57


Hondenpenning<br />

Waar rabiës op het platteland hoofdzakelijk<br />

een kwestie was van landbouwbeleid<br />

en veterinaire controle, bedoeld om de<br />

schade voor boeren te beperken – de<br />

ziekte was ook voor koeien dodelijk –,<br />

zagen stadsbesturen hondsdolheid vooral<br />

als een probleem van publieke orde en<br />

hygiëne. Een eerste oplossing werd in<br />

veel landen, waaronder Engeland, gevonden<br />

in een toegespitste belasting met bijbehorende<br />

registratie. Ook in Nederland<br />

besloot minister Thorbecke in 1851 tot de<br />

invoering van een strikter gehandhaafde<br />

hondenbelasting met een hondenpenning,<br />

die moest zorgen voor een betere<br />

administratie. Het werd nu mogelijk om<br />

loslopende zwerfhonden op te pakken,<br />

vast te zetten en te vernietigen. En dat<br />

was nog relatief mild. Het kon draconischer:<br />

tijdens de zogeheten ‘era of canine<br />

madness’ in 1830, toen een uitbraak van<br />

rabiës in Londen meerdere slachtoffers<br />

maakte, opperden lokale politici om dan<br />

maar álle honden in de stad af te maken.<br />

Dit soort proefballonnetjes leidden<br />

direct tot verhitte ‘hondendiscussies’<br />

in de geschreven pers, die door toene-<br />

Gekooide honden met rabies in de School voor<br />

Diergeneeskunde van Maisons-Alfort, nabij Parijs<br />

(prent uit 1876).<br />

mende geletterdheid en technologische<br />

innovatie steeds meer mensen bereikte<br />

en bijdroeg aan de paniekerige sfeer.<br />

Naast de ‘serieuze media’ ontstonden<br />

er straatkrantjes die het vooral moesten<br />

hebben van vette, sensatiebeluste koppen:<br />

‘Dolle hond! Dolle hond!’. Clickbait<br />

avant-la-lettre. Vooral in die blaadjes<br />

deden dolle honden en hun belagers het<br />

goed. Maar de discussie werd voortgezet<br />

in meer serieuze bladen en waaierde daar<br />

uit naar aanverwante hondenproblemen.<br />

Zo wilden chique heren en dames dat er<br />

een einde kwam aan de onder arbeiders<br />

populaire, brute hondengevechten, en<br />

vonden anderen dat de hondenkarren uit<br />

het straatbeeld moesten verdwijnen. Volgens<br />

arme middenstanders en voddenrapers<br />

was dat dan weer oneerlijk: waarom<br />

zouden hondenkarren onethisch zijn, en<br />

paardenwagens niet?<br />

De methode-Pasteur<br />

De grootste controverse moest toen nog<br />

komen. Het idee dat rabiës niet door<br />

een gif werd veroorzaakt, maar door een<br />

virus was misschien niet nieuw, maar<br />

dat de ziekte kon worden genezen met<br />

in een laboratorium ontwikkelde vaccins<br />

was dat wél. De Franse microbioloog<br />

Louis Pasteur werkte vanaf 1880 aan de<br />

Ecole Normale Supérieure in Parijs aan<br />

een rabiës-vaccin, dat hij testte op onder<br />

andere konijnen en honden. Het virus is<br />

waarschijnlijk, voordat het bij de mens terechtkwam<br />

– net als het huidige Coronavirus<br />

– oorspronkelijk via vleermuizen op<br />

carnivoren overgesprongen – het is dus<br />

een zoönose. In 1885 zag Pasteur kans<br />

zijn vaccin te testen op de negenjarige<br />

Joseph Meister uit de Elzas, die kort daarvoor<br />

was gebeten. Hoewel Pasteur geen<br />

toestemming had om hem te injecteren,<br />

gaf hij de jongen gedurende tien dagen<br />

kleine doses van het rabiësvaccin om zijn<br />

immuniteit tegen het virus te stimuleren.<br />

Het kind overleefde. Deze overwinning<br />

zette niet alleen de hele medische wereld,<br />

maar ook de maatschappelijke discussie<br />

over rabiës op zijn kop.<br />

Pasteur oogstte veel lof en bewondering,<br />

en slachtoffers van hondenbeten uit heel<br />

Europa trokken naar Frankrijk om zich<br />

door Pasteur te laten helpen. Maar hij<br />

kreeg ook kritiek. Zijn wetenschappelijke<br />

methoden en observaties zouden niet<br />

deugen, en het testen op dieren (vivisectie)<br />

leidde bovendien tot ethische bezwaren.<br />

Zeker in Engeland waren de antivivisectionisten<br />

zeer fel. Ze verspreidden<br />

pamfletten en folders met beschrijvingen<br />

van weerzinwekkende taferelen: Pasteur<br />

tussen de stervende honden in krappe<br />

kooien, op zoek naar een nieuwe prooi<br />

58<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


De tweede mens die een inenting tegen rabiës<br />

kreeg, in oktober 1885, was een 15-jarige herder<br />

uit de Jura genaamd Jean-Baptiste Jupille. Hij<br />

had kinderen beschermd tegen een dolle hond<br />

en was toen zelf gebeten. Op de ingekleurde<br />

19de-eeuwse prent zien we Pasteur toekijken<br />

hoe een assistent het werk doet. Daarnaast een<br />

foto van een standbeeld van de heroïsche Jupille<br />

in het Institut Pasteur te Parijs.<br />

HONDSDOLHEID<br />

landen, of op de Balkan. Nog steeds<br />

sterven er wereldwijd zo’n 50.000 mensen<br />

per jaar aan rabiës, vooral in Zuid-Azië<br />

en Afrika. In de meeste andere delen van<br />

de wereld is het virus min of meer onder<br />

controle, al duikt het nog regelmatig op<br />

bij wilde dieren, zoals vossen en marters.<br />

Door klimaatverandering, de exploitatie<br />

van het platteland en door verdrijving,<br />

trekken echter steeds meer zoogdieren<br />

naar de stad, van vossen en wasberen<br />

tot wilde zwijnen. In 2012 voorspelde de<br />

virusdeskundige en wetenschapsjournalist<br />

David Quammen al dat er een tijdperk<br />

van epidemische zoönosen aankwam, en<br />

zijn voorspelling leek met de coronapanvoor<br />

wetenschappelijke marteling.<br />

Hij werd een symbool van<br />

dierenleed.<br />

Het valt op dat de autoriteit<br />

van de medische wetenschap,<br />

net zoals nu, sterk<br />

in twijfel werd getrokken.<br />

De keuze voor vaccinatie<br />

zou ‘subjectief’ zijn en tegenstanders<br />

meenden dat hete<br />

stoombaden of zelfs rituelen<br />

met hondenhaar veel effectiever<br />

waren. Herkenbaar is<br />

het veelgebruikte argument<br />

dat politiek en media<br />

het gevaar van hondsdolheid<br />

alleen maar overdreven, opdat<br />

kwaadaardige laboranten het<br />

Pasteur-vaccin beter konden<br />

verspreiden en verkopen.<br />

De dierlijke stad<br />

Vaccinatie bleek een adequaat<br />

middel om rabiës te bestrijden,<br />

maar daarmee was de<br />

maatschappelijke discussie<br />

over de rondlopende<br />

straathonden nog<br />

niet afgelopen. De<br />

bezwering van het<br />

stadse hondengevaar<br />

vergde een grotere<br />

mate van overheidsingrijpen<br />

en maatschappelijke ordening die pas in<br />

de 20ste eeuw tot stand kwam. Loslopende<br />

honden kunnen functioneren<br />

als graadmeter van welzijn en welvaart<br />

van een samenleving. Wanneer gezinnen<br />

kleiner worden, arbeidsomstandigheden<br />

verbeteren en publieke hygiëne<br />

toeneemt, ruimen de zwerfhonden vrij<br />

snel het veld. Een van de eerste landen<br />

waar dat gebeurde en waar rabiës werd<br />

bedwongen, is Nederland. Toch verdwenen<br />

de straathonden in Europa nooit<br />

helemaal, zeker niet in gebieden waar<br />

staat en samenleving het bij vlagen zeer<br />

moeilijk hebben, zoals in mediterrane<br />

Musée Carnavalet, Parijs.<br />

demie in 2020 uit te komen. De antrozoötische<br />

stad is, kortom, nooit verdwenen.<br />

Nieuwe confrontaties tussen mens en<br />

dier zullen niet uitblijven.<br />

Guido van Hengel is schrijver en historicus.<br />

In 2021 publiceerde hij het boek Roedel (Van<br />

Oorschot), een geschiedenis van mensen en<br />

straathonden in voormalig Joegoslavië.<br />

VERDER LEZEN<br />

f Jessica Wang, Mad Dogs and Other<br />

New Yorkers. Rabies, Medicine and Society<br />

in an American Metropolis, 1840-1920,<br />

Johns Hopkins University Press, 2019<br />

f Ben Wilson, Stadsjungle. De natuur en<br />

stad van het stenen tijdperk tot de klimaatcrisis,<br />

Spectrum, 2023<br />

Foto Shutterstock.<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 59


Saga’s<br />

Kostuumontwerp uit 1876 van Carl Emil<br />

Doepler, voor het personage Waltraute<br />

in de opera Die Walküre van Richard<br />

Wagner. Het libretto was geïnspireerd<br />

door de IJslandse mythen en saga’s.<br />

Doepler hoort tot degenen die het idee<br />

gemeengoed maakten dat de oude<br />

Vikingen gehoornde helmen droegen.<br />

1<br />

Een succesvol IJslands<br />

exportproduct<br />

De wereldberoemde opera’s van Richard Wagner,<br />

J.R.R. Tolkiens boeken, Hollywood-kaskrakers over de<br />

dondergod Thor… ze zijn allemaal schatplichtig aan het<br />

literaire erfgoed van IJsland. Voor zijn nieuwste boek<br />

bracht Simon Halink dit unieke verhalenuniversum en zijn<br />

(internationale) impact in kaart. Hij gidst ons erdoorheen<br />

aan de hand van 5 vragen.<br />

Waar komen de IJslanders<br />

vandaan?<br />

Lang voordat de eerste Scandinavische<br />

‘landnemer’ (landnámsmaður) zich hier<br />

in de Vikingtijd vestigde, gingen er in Europa<br />

verhalen over een eiland in het hoge<br />

Noorden. In de 4de eeuw v.Chr. al maakte<br />

de Griekse geograaf Pytheas van Massalia<br />

melding van een Arctisch land dat hij<br />

Thule noemde. Waar dat precies was valt<br />

moeilijk te zeggen, maar de zomernachten<br />

waren er licht en het lag het op zes<br />

dagen zeilen vanaf de toen bekende kust<br />

van Noordwest-Europa.. Rond het jaar<br />

825 schreef de Ierse monnik en geograaf<br />

Dicuil over monniken die de zomer op<br />

Thule gespendeerd hadden, waar om<br />

middernacht genoeg zonlicht was om de<br />

luizen uit hun habijt te plukken.<br />

Of dat IJsland was? Dát Ierse monniken<br />

er op zeker moment van afwisten, staat in<br />

elk geval vast. Voordat de Scandinaviërs<br />

zich er vestigden, brachten zij er de zomermaanden<br />

door in contemplatie: in het<br />

12de-eeuwse Boek der IJslanders (Íslendingabók)<br />

beschrijft de IJslandse geleerde<br />

Ari Þorgilsson hoe de eerste landnemers<br />

hier Ierse monniken aantroffen. In het<br />

Boek van de landnames (Landnámabók)<br />

lezen we dat deze mannen Gods het eiland<br />

niet met heidense barbaren wensten<br />

te delen en daarom voorgoed vertrokken,<br />

met achterlating van enkele kerkklokken<br />

en bisschopstaven. Dicuil beklaagde zich<br />

over het feit dat de Noord-Atlantische<br />

eilanden, ‘onbewoond sinds de schepping<br />

van de wereld’, overspoeld werden<br />

door ‘Noordse bandieten’ en dat er geen<br />

christelijke kluizenaar meer te vinden<br />

was, alleen ‘ontelbaar veel schapen en te<br />

veel zeevogels.’<br />

Wie waren die ‘Noordse bandieten’, die<br />

zich vanaf de 9de eeuw permanent op<br />

het eiland vestigden? Volgens het gangbare<br />

verhaal, inmiddels gelogenstraft<br />

door archeologisch onderzoek, waren<br />

de allereerste IJslanders een Noorse<br />

boer genaamd Ingólfur Arnarson, diens<br />

vrouw Hallveig Fróðadóttir en hun huishouding.<br />

Ingólfur had het aan de stok<br />

gekregen met de machtige koning Harald<br />

Schoonhaar (ca. 850-932), die gezworen<br />

had zijn haar niet te kammen totdat hij<br />

heel Noorwegen onder zijn bewind had.<br />

2<br />

Om meer bloedvergieten te voorkomen, zo<br />

gaat het verhaal, besloot Ingólfur met zijn<br />

huishouding naar het westen te vertrekken.<br />

Hij kende de geruchten over een<br />

onbewoond eiland in het hoge Noorden<br />

en de mislukte pogingen tot kolonisatie<br />

(onder meer door ene Raven-Flóki, die het<br />

eiland ‘IJsland’ noemde). Ingólfur besloot<br />

dat hij zich daar wilde vestigen. Vanwege<br />

de stoom van de warmwaterbronnen in<br />

de baai waar hij landde, noemde Ingólfur<br />

zijn nieuwe thuishaven ‘Rookbaai’, oftewel<br />

Reykjavík. Hier begon hij rond het jaar 874<br />

met de bouw van een boerderij. Eeuwenlang<br />

gold dit als het officiële ‘geboortejaar’<br />

van de IJslandse natie, maar archeologen<br />

toonden aan dat er al enkele jaren eerder<br />

sprake was van bewoning in Reykjavík.<br />

Dicuil beklaagde zich erover dat de Noord-<br />

Atlantische eilanden overspoeld werden door<br />

‘Noordse bandieten’ en dat er geen christelijke<br />

kluizenaar meer te vinden was<br />

Waar gaan de IJslandse saga’s<br />

over?<br />

In de boerensamenleving die vervolgens<br />

in de vroege middeleeuwen vorm kreeg,<br />

ontbraken een vorstenhuis en adel.<br />

Rechtspraak en het politieke bestuur<br />

van de gemeenschap lagen vanaf 930 in<br />

handen van machtige hoofdmannen, de<br />

goðar (enkelvoud: goði), die iedere zomer<br />

op de ‘Parlementsvelden’ (Þingvellir) in<br />

het zuidwesten van IJsland bijeenkwamen<br />

voor de jaarlijkse volksvergadering<br />

(het Alþingi). Alle vrije mannen van het<br />

eiland mochten die bijwonen. Hoewel er<br />

landelijke wetgeving bestond, was er geen<br />

uitvoerende macht; de plicht om bijvoorbeeld<br />

een moord te vergelden lag bij de<br />

nabestaanden zelf.<br />

60<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


SAGA’S<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 61


Het feit dat er op IJsland geen politie en<br />

geen gevangenissen waren is een grote<br />

zegen geweest voor de wereldliteratuur.<br />

Het rechtsstelsel, gestoeld op eerwraak<br />

en eerbehoud, leidde namelijk al snel tot<br />

complexe familieverhoudingen en bloedvetes:<br />

eindeloze spiralen van geweld en<br />

conflict die de ruwe verhaalstof zouden<br />

vormen voor familiesaga’s, of saga’s van<br />

IJslanders. Die verhalen werden eerst<br />

mondeling overgeleverd: het woord saga<br />

betekent letterlijk ‘het gezegde’ of ‘het<br />

vertelde’. Ruim een eeuw nadat de IJslanders<br />

officieel overgingen op het christendom<br />

(het jaar 999 of 1000) ontstonden de<br />

eerste kloosters, werd het schrift geïntroduceerd<br />

en werden ook de oude verhalen<br />

opgetekend. Anonieme schrijvers gingen<br />

Ingólfur Arnarson, samen met zijn vrouw Hallveig<br />

Fróðadóttir en hun huishouden geroemd<br />

als de eerste IJslanders, maakte na zijn vertrek uit<br />

Noorwegen volgens het 12de-eeuwse Íslendingabók<br />

(Boek der IJslanders) de poten van zijn<br />

hoge houten troon los en gooide ze overboord<br />

toen IJsland in zicht kwam. Hij vertrouwde erop<br />

dat de god Thor de poten zou laten aanspoelen<br />

op de meest gunstige plek voor de vestiging. Op<br />

dit schilderij zien we hoe Ingólfur met zijn gevolg<br />

op die locatie aan land gaat (door Johan Peter<br />

Raadsig, 1850, via Wikimedia Commons).<br />

Waarom sloegen de Edda’s en<br />

3saga’s ook buiten IJsland zo aan?<br />

Wetenschappers schatten dat er meer<br />

dan 10.000 Oudijslandse handschriften<br />

geweest zijn, waarvan we er nu zo’n 1100<br />

kennen. Die manuscripten zijn deels<br />

ontdekt doordat Deense geleerden omstreeks<br />

1600 begonnen te beseffen dat ze<br />

een schat aan informatie bevatten over de<br />

oudste geschiedenis van Scandinavië. Denemarken<br />

was op dat moment verwikkeld<br />

in een machtsstrijd met rivaal Zweden<br />

en zette de verhalen in om de historische<br />

superioriteit van Denemarken te bewijzen.<br />

Verzamelaars maakten in opdracht<br />

van de Deense koning jacht op middeleeuwse<br />

handschriften en verscheepten<br />

er honderden naar Kopenhagen, waar<br />

ze onderzocht en vertaald werden. Deze<br />

eerste vertalingen waren niet altijd even<br />

secuur, en hebben tot enkele hardnekkige<br />

misverstanden geleid. Zo is de zinsnede<br />

‘takken van de schedel’, waarmee hoorns<br />

bedoeld werden, ten onrechte uitgelegd<br />

als bewijs dat de Viking dronk uit de scheer<br />

vooral in de 13de en 14de eeuw mee<br />

aan de haal en verweefden ze tot originele,<br />

epische, complexe verhalen in de<br />

volkstaal. De familiesaga’s vormen een<br />

uniek historisch genre, maar de harde<br />

zakelijkheid waarmee de gebeurtenissen<br />

beschreven werden, komt erg modern<br />

over. De oorsprong van die verteltrant<br />

wordt weleens gezocht in de geïsoleerde<br />

ligging van de IJslandse boerderijen,<br />

waardoor zelfredzaamheid van levensbelang<br />

was. Dat zou tot een individualistische<br />

levenshouding geleid hebben.<br />

Naast de familiesaga’s zijn ook verhalen<br />

overgeleverd over Scandinavische<br />

koningen, heiligen, bisschoppen, en de<br />

legendarische ‘voortijdsaga’s’. Bovendien<br />

werden op middeleeuws IJsland<br />

de Edda’s geschreven: de Proza-Edda<br />

(rond 1220 opgesteld door de geleerde<br />

hoofdman Snorri Sturluson, met veel<br />

informatie over de goden en hun beslommeringen)<br />

en de Poëtische Edda, een<br />

verzameling oude verzen grotendeels<br />

uit de heidense tijd, dus voor de 11de<br />

eeuw, met mogelijk een christelijk sausje<br />

eroverheen (de herkomst van de naam<br />

Edda is onzeker). Ze brengen legendarische<br />

helden voor het voetlicht, zoals Sigurður<br />

(Duits: Siegfried) de Drakendoder,<br />

en goden als Odin (Óðinn), de dondergod<br />

Thor (Þórr) en de vruchtbarheidsgodin<br />

Freyja, die in verschillende gedaanten<br />

ook in onze contreien werden vereerd.<br />

De ‘religie van het Noorden’ vormde geen<br />

monolithisch, netjes afgebakend geheel<br />

(zoals Snorri Sturluson ons wil doen geloven),<br />

maar eerder een onoverzichtelijke<br />

familie van cultussen, overtuigingen en<br />

praktijken. Iedere gemeenschap had haar<br />

eigen mythen.<br />

62<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


SAGA’S<br />

del van zijn vijanden.<br />

Ook in andere landen raakten geleerden,<br />

schrijvers en kunstenaars na de 17de<br />

eeuw in de ban van de Oudijslandse literatuur;<br />

vooral waar Germaanse talen gesproken<br />

worden (Scandinavië, Duitsland<br />

en het Verenigd Koninkrijk) ervoer men<br />

die als ‘nauw verwant’ aan de eigen cultuur.<br />

En ook hier ontstond de belangstelling<br />

vooral uit een behoefte aan versterking<br />

van de eigen positie: ditmaal hoopte<br />

men in de saga’s en de Edda’s sporen te<br />

vinden van de eigen Germaanse ‘authentieke<br />

volksgeest’. Die speelde een grote rol<br />

in het romantisch nationalisme dat in de<br />

19de eeuw opkwam, en dat ervan uitging<br />

dat elk volk een specifieke aard had die<br />

in het verleden was geworteld. Alleen,<br />

hoe vond je die bronnen? Jacob Grimm<br />

Links: de eenogige oppergod Odin (bij de<br />

Germanen: Wodan) gezeten op zijn acht-benige<br />

paard Sleipnir; geheel links de dood van<br />

Balder; illustraties uit een 18de-eeuws IJslands<br />

manuscript. Rechts: deze illuminatie komt<br />

uit het 14de-eeuwse manuscript van Flatey<br />

Flateyjarbók, de saga van de heilige Ólafur, koning<br />

van Noorwegen (995-1030). Flateyjarbók<br />

was een van de handschriften die op 21 april<br />

1971 terugkwamen naar IJsland. Op de foto<br />

hierboven arriveren Deense mariniers ermee<br />

(foto Gunnar V. Andrésson).<br />

legde daartoe met zijn broer Wilhelm<br />

onder meer een sprookjesverzameling<br />

aan, want in die oude volksverhalen<br />

klopte volgens hen de ziel van de natie.<br />

De IJslandse overlevering vond hij zeer<br />

bruikbaar voor zijn monumentale Deutsche<br />

Mythologie (1835), waarin hij het<br />

voorchristelijke wereldbeeld van de oude<br />

Germanen trachtte te reconstrueren. Om<br />

het gebrek aan historische bronnen over<br />

dat wereldbeeld goed te maken richtte hij<br />

zich tot de Scandinavische overlevering,<br />

waaruit hij gretig elementen leende om<br />

ze te ver-Duitsen en voor te stellen als<br />

onderdeel van de Germaanse cultuur.<br />

De componist Richard Wagner liet zich<br />

voor zijn ‘oer-Duitse’ werken, en vooral<br />

voor zijn operacyclus Der Ring des Nibelungen<br />

(première in 1876) inspireren<br />

door de goden- en heldenwereld van de<br />

Edda’s en saga’s, en door de nationalistische<br />

‘ver-Duitsing’ hiervan door Grimm.<br />

Wagners uiterst romantische interpretatie<br />

van dit materiaal heeft ons beeld van de<br />

Vikingen en hun cultuur bepaald; door<br />

zijn opera’s werd de gehoornde Vikinghelm<br />

gemeengoed, ook al hebben Vikingen<br />

die waarschijnlijk nooit gedragen.<br />

In de laat-19de-eeuwse Verenigde Staten<br />

werden saga’s eveneens populair, vooral<br />

de twee over Leifur Eiríkssons ‘ontdekking’<br />

van de Nieuwe Wereld – vlak na het<br />

jaar 1000 leidde hij een expeditie naar<br />

Markland (Labrador) en Vinland (Newfoundland).<br />

Er brak een ware ‘Viking<br />

hype’ uit onder WASP’s, White Anglo-<br />

Saxon Protestants. Ook zij werden vooral<br />

door de IJslandse verhalen geïnspireerd<br />

vanwege zorgen over hun eigen status:<br />

ze vreesden hun politieke, culturele en<br />

sociale dominantie kwijt te raken door<br />

de massale immigratie van katholieken<br />

en Joden uit Zuid- en Oost-Europa. Een<br />

rijzige, blonde Noord-Europeaan, die<br />

uit overtuiging christen was geworden<br />

en Amerika ontdekt had, paste beter bij<br />

het WASP-ideaalbeeld dan Columbus,<br />

een kleine, donkere en fel-katholieke<br />

Genuees. En nog mooier: de Europeanen<br />

waren dus al in de Vikingtijd op<br />

deze kusten geland, wat hen bijna net zo<br />

‘oorspronkelijk’ maakte als de inheemse<br />

bevolking, maar wel beschaafder én<br />

christelijk. Eiríkssons aanwezigheid op<br />

Amerikaanse bodem werd, kortom, aangegrepen<br />

als historische rechtvaardiging<br />

voor de onderdrukking van de oorspronkelijke<br />

bewoners.<br />

4<br />

Zijn de IJslandse handschriften<br />

nationaal of Scandinavisch<br />

erfgoed?<br />

In de 18de eeuw stelde de IJslandse<br />

geleerde Jón Ólafsson van Grunnavík<br />

nog dat iedere IJslandse saga samengevat<br />

kon worden met de frase bændur<br />

flugust á, wat zoveel betekent als ‘boeren<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 63


5<br />

vliegen elkaar naar de keel’. De samenstellers<br />

van sommige vroege saga-edities<br />

verontschuldigden zich er in de inleiding<br />

voor dat ze de lezer met dit barbaarse<br />

materiaal lastigvielen. Die minachting<br />

was ondenkbaar na de opkomst van het<br />

romantisch nationalisme en de buitenlandse<br />

fascinatie voor Oudijslandse<br />

literatuur. Sterker, toen werd die steeds<br />

vaker niet meer als IJslands maar als<br />

Scandinavisch of zelfs Germaans erfgoed<br />

bestempeld. IJslandse nationalisten zagen<br />

dit natuurlijk heel anders. Hun land<br />

was tot 1944 onderdeel van het Deense<br />

Koninkrijk, en om de culturele status van<br />

IJsland te verhogen benadrukten ze de<br />

typisch IJslandse sfeer en herkomst van<br />

de Edda’s en saga’s. Bepaalde sleutelverhalen<br />

(zoals de scheppingsmythe uit de<br />

Poëtische Edda, waarin het samenspel<br />

tussen vuur en ijs een centrale rol speelt)<br />

konden volgens hen alleen op het eiland<br />

van vulkanen en gletsjers ontstaan zijn.<br />

In de loop van de 20ste eeuw begon de<br />

gedachte te wringen dat de middeleeuwse<br />

handschriften, IJslands belangrijkste<br />

erfgoed, zich in Kopenhagen bevonden.<br />

Waarom moesten IJslanders naar Denemarken<br />

afreizen om over de wapenfeiten<br />

van hun voorouders te leren? Vooral na<br />

het uitroepen van de onafhankelijke IJslandse<br />

Republiek op 17 juli 1944 groeide<br />

de overtuiging dat de handschriften<br />

teruggehaald moesten worden: ‘Breng de<br />

manuscripten thuis!’ luidde de strijdkreet.<br />

De Denen wilden niet alle IJslandse<br />

teksten retourneren, maar Reykjaviks<br />

aanspraak op de ‘meest IJslandse’ teksten<br />

(zoals de familiesaga’s) viel moeilijk te<br />

ontkrachten. Na jaren onderhandelen en<br />

oeverloze discussies over de ‘IJslandsheid’<br />

van de handschriften werd in april<br />

1971 dan toch de eerste lading manuscripten<br />

met veel bombarie ingescheept.<br />

Welke rol speelt dit erfgoed in<br />

het IJsland van nu?<br />

‘Toen ik opgroeide, had iedereen bij ons<br />

het altijd over mensen die ik niet kende,’<br />

schreef Ólafur Ragnar Grímsson, oudpresident<br />

van IJsland, ooit: ‘en ik herinner<br />

me nog goed dat ik me, toen ik tien<br />

of elf was, opeens realiseerde dat al die<br />

mensen over wie iedereen het altijd had,<br />

al duizend jaar dood waren!’ Dit is tekenend<br />

voor de rol van de middeleeuwse<br />

Tolkien ca. 1916 (Wikimedia Commons).<br />

Tolkien<br />

De invloed van de saga’s en de Edda’s<br />

op The Hobbit (1937) en de trilogie<br />

The Lord of the Rings (1954-1955) van<br />

de Brit J.R.R. Tolkien is nauwelijks<br />

te overschatten. We herkennen het<br />

bezielde IJslandse universum dat<br />

uit verschillende werelden bestaat,<br />

waaronder de godenwereld Asgaard,<br />

de elfen- en reuzenwereld en de<br />

mensenwereld Midgaard (Middle<br />

Earth bij Tolkien). Ook ontleende hij<br />

zijn vervloekte ring aan de IJslandse<br />

mythen, en de namen van zijn<br />

protagonisten (zoals Frodo, Gandalf<br />

en Gimli). Tolkien doceerde als<br />

hoogleraar aan de Universiteit van<br />

Oxford onder andere Oudijslands en<br />

kende de middeleeuwse IJslandse<br />

literatuur dus goed. Ook nam hij voor<br />

zijn kinderen een IJslandse au pair<br />

in dienst en oefende hij zijn IJslands<br />

door met haar over volksverhalen en<br />

saga’s te kletsen. Als liefhebber van<br />

deze werken verafschuwde hij het<br />

schaamteloze misbruik dat de nazi’s<br />

ervan maakten in hun verering van<br />

de oude Germanen,<br />

literatuur in het IJsland van vandaag. De<br />

Sagatijd (ca. 930-1050) leeft niet alleen<br />

voort in vele standbeelden in de openbare<br />

ruimte, maar ook in de IJslandse<br />

taal, die doorspekt is met spreekwoorden<br />

ontleend aan de oude handschriften. Zo<br />

staan voetballers bijvoorbeeld vlak voor<br />

de wedstrijd te ‘bijten in de randen van<br />

hun schilden’, zoals dat Vikingstrijders<br />

betaamt.<br />

Vlak voor de financiële crisis van 2008<br />

werd het buitenlandse succes van<br />

IJslandse bedrijven en banken zoals<br />

Landsbanki nog toegeschreven aan de<br />

Vikingmentaliteit die IJslandse ondernemers<br />

met de paplepel ingegoten zouden<br />

hebben gekregen. De ‘superioriteit’ van<br />

de IJslandse zakenman viel te verklaren<br />

uit de normen en waarden van de<br />

Vikingtijd, en de eeuwenlange strijd om<br />

te overleven. Hierdoor zou de wilskracht<br />

van de IJslandse zakenman nou eenmaal<br />

sterker zijn dan die van de concurrentie.<br />

Toen de crisis, overigens mede veroorzaakt<br />

door diezelfde ‘business-Vikingen’ –<br />

denk aan de online spaar-optie Icesave –,<br />

eenmaal was uitgebroken werd dit zelfverheerlijkende<br />

beeld enigszins bijgesteld.<br />

Er waren eerder ook al IJslanders<br />

geweest die de nationale cultus rond<br />

Vikingen en saga’s afwezen. Zo betreurde<br />

kunstenaar Birgir Andrésson het dat men<br />

bij IJslandse cultuur uitsluitend aan de<br />

plaggenboerderijen en saga´s lijkt te denken,<br />

en modernere uitingen daarbinnen<br />

van minder belang geacht worden. De<br />

schrijver en Nobelprijswinnaar Halldór<br />

Laxness haalde zich de woede van veel<br />

landgenoten op de hals door in zijn<br />

roman Gerpla (1952) de bewierookte sagahelden<br />

neer te zetten als brute moordenaars<br />

van vrouwen en kinderen. Hij wilde<br />

laten zien dat de ‘heldendaden’ waarop<br />

veel IJslanders zo trots waren vaak niet<br />

onderdeden voor de wreedheid die men<br />

in Europa kortgeleden nog aan den lijve<br />

had moeten ondervinden.<br />

Desondanks vormen de mythen en saga’s<br />

nog steeds de ruggengraat van een eigentijds<br />

zelfbeeld, en blijft dat verre verleden<br />

hier, meer dan elders in Europa, van<br />

vitaal belang voor het heden.<br />

Simon Halink<br />

is historicus en<br />

verbonden aan de<br />

Fryske Akademy. Hij<br />

woont in Reykjavik.<br />

Van hem verscheen<br />

De Viking vanbinnen.<br />

Over IJslanders<br />

en hun verhalenwereld<br />

(Noordboek,<br />

2023).<br />

<br />

64<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Historizon<br />

Historizon organiseert<br />

reizen, dagtochten en<br />

lezingen met historische<br />

onderwerpen.<br />

Kijk voor deze reis over de<br />

Franse tuinen in juni <strong>2024</strong><br />

en andere programma’s<br />

op: www.historizon.nl<br />

Of vraag de brochure aan.<br />

Historizon<br />

Postbus 3<br />

3900 AA Veenendaal<br />

Info@historizon.nl<br />

Tel +31 88 6360200<br />

Franse<br />

tuinen<br />

De mooiste tuinen met<br />

historische bijdragen en<br />

filosofische inzichten van<br />

Barbara Moerman.<br />

Zesdaaagse reis naar tuinen en<br />

landgoederen in Noord-Frankrijk.<br />

Van kasteeltuinen tot paleizen en<br />

van een functioneel arboretum<br />

tot utopische socialistische<br />

denkbeelden verwerkt in een<br />

commune-woonblok.<br />

Tijdens deze reis bezoeken we<br />

onder meer de tuin en het paleis<br />

in Versailles, Chateau Villandry en<br />

de tuinen van Monet in Giverny.<br />

tijdvoortijdschriften.nl<br />

Voor<br />

iedereen een<br />

tijdschrift!


19DE EEUW<br />

Amerikaanse<br />

roofridders<br />

Ondernemers waren in de 19de eeuw de aanjagers van de Amerikaanse<br />

economie. Een klein aantal werd puissant rijk en kreeg ongekende macht en<br />

invloed. Tegelijkertijd veroorzaakten ze grote maatschappelijke misstanden,<br />

maar het imperium van deze ‘Robber Barons’ begon eind 19de eeuw te<br />

wankelen, laat Ruud Stevens zien.<br />

Roofzuchtige ondernemers verdelen de Verenigde Staten onder elkaar (uit Puck, 8 februari 1882; Cornell University Library).<br />

Het grondgebied van de Verenigde Staten was kort<br />

na de Onafhankelijkheidsoorlog (1776-1783) nog<br />

beperkt tot een lange strook land aan de Atlantische<br />

Oceaan. Maar dat zou niet lang zo blijven: halverwege<br />

de 19de eeuw reikten de VS tot de Stille Oce-<br />

aan aan de andere kant van het continent. In rap tempo werden<br />

talloze spoorlijnen en kanalen aangelegd om al deze nieuwe<br />

gebieden te ontsluiten. In 1869 kwam de eerste transcontinentale<br />

spoorverbinding tot stand, tussen 1871 en 1900 verviervoudigde<br />

het aantal spoormijlen tot ruim 270.000 kilometer. Een<br />

66<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Boven: cartoon getiteld The Bosses of the Senate, waarop Robber Barons de<br />

politici in Washington in hun greep hebben (uit Puck, 23 januari 1889).<br />

Rechts zien we een spotprent (Puck, 30 januari 1884) van John ‘Honest’ Kelly<br />

(1822-1886), wiens middle name ironisch opgevat dient te worden: hij werd<br />

verdacht rijk in de tijd dat hij als Boss de Democratisch Partij in New York<br />

City beheerste. Het onderschrift van de cartoon luidt: ‘ik heb de combinatie<br />

[van de kluis vol omkoopgeld], what are you going to do about it?’. Ook<br />

op plaatselijk niveau wisten ondernemers en bestuurders elkaar namelijk<br />

te vinden. Met donaties in de partijkas en andere douceurtjes ‘kochten’<br />

aannemers, winkeliers en toeleveranciers van bijvoorbeeld bouwmateriaal<br />

contracten en andere voordelen, bijvoorbeeld dat de sheriff af en toe een<br />

oogje dichtkneep. Dat lukt natuurlijk alleen als de eigen kandidaten bij<br />

de verkiezingen op het pluche belandden of konden blijven. Om dat te<br />

bewerkstelligen mobiliseerden wijkmedewerkers van de ‘political machine’<br />

bij elke verkiezing de achterban; dat waren gewone mensen die in ruil voor<br />

hun stem baantjes kregen bij de betrokken ondernemers of op het stadhuis,<br />

of geholpen werden bij het vinden van huisvesting.<br />

razendsnelle industrialisatie was mogelijk door de overvloed aan<br />

natuurlijke grondstoffen en de constante toevoer van goedkope<br />

arbeidskrachten: miljoenen immigranten uit Europa en China<br />

kwamen hun geluk beproeven. Kleine plaatsjes, dorpen eigenlijk,<br />

groeiden binnen korte tijd uit tot grote steden. In Chicago bijvoorbeeld<br />

woonden in 1830 krap honderd mensen, in 1890 waren het<br />

er meer dan één miljoen.<br />

Fortuinen<br />

De productie in fabrieken nam snel toe en zo werden de VS in de<br />

tweede helft van de 19de eeuw de grootste economie ter wereld.<br />

Dit was mogelijk gemaakt door investeringen van ambitieuze<br />

ondernemers in voor de industrialisatie belangrijke sectoren als<br />

spoorwegen, olie, katoen, staal, banken...<br />

De ondernemers verdienden er fortuinen mee en velen etaleerden<br />

deze nieuwe rijkdom zonder enige gêne. Ze bouwden grote<br />

stadsvilla’s en luxueuze buitenhuizen en voor de laatste mode<br />

winkelden ze geregeld in Parijs. Ook hielden ze extravagante<br />

danspartijen. Bradley Martin en zijn vrouw Cornelia bijvoorbeeld,<br />

uit een geslacht van kooplieden en bankiers, organiseerden in<br />

1897 een bal waarvoor het interieur van het Waldorf-Astoria Hotel<br />

werd omgetoverd tot een replica van het paleis van Versailles.<br />

Anderen betaalden de prijs voor deze buitensporige weelde.<br />

Werknemers maakten lange dagen onder gevaarlijke omstandigheden<br />

en kregen weinig betaald. Ondertussen stegen de<br />

prijzen razendsnel omdat ondernemers hun concurrentie de<br />

nek omdraaiden en vervolgens konden vragen wat ze wilden.<br />

Olietycoon John. D. Rockefeller maakte bijvoorbeeld afspraken<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 67


met een aantal spoorwegmagnaten, met als resultaat dat<br />

zijn concurrenten veel hogere prijzen voor het vervoer van<br />

olie moesten betalen. Die hadden uiteindelijk vaak geen<br />

andere keus dan zich door Rockefeller te laten overnemen.<br />

Op die manier verkreeg hij een monopolie:<br />

zijn Standard Oil had in 1879 bijna 90 procent van<br />

de Amerikaanse markt in handen.<br />

Dat het bij alle voorspoed voor sommige ondernemers<br />

en investeerders, voor vele anderen allesbehalve<br />

een gouden eeuw was, bleef niet onopgemerkt. Schrijvers<br />

en journalisten haalden de hebzuchtige, egoïstische ondernemers<br />

steeds vaker over de hekel als misdadigers die<br />

zich verrijkten ten koste van anderen. De naam voor dit<br />

tijdperk ontleenden historici aan het boek The Gilded Age.<br />

A Tale of Today (1873) van Mark Twain en co-auteur Charles<br />

Dudley Warner. Gilded betekent verguld: de rijkdom van<br />

de Robber Barons verhulde als een laagje bladgoud de<br />

corruptie waarmee hun fortuin vergaard was. Hun aanval<br />

inspireerde weer andere romanschrijvers. Amerikaanse<br />

kranten gebruikten daarnaast steeds vaker de kwalificatie<br />

Robber Barons voor de grote ondernemers,<br />

fabrikanten en bankiers. De benaming gaat terug<br />

op de middeleeuwse Duitse Raubritter (roofridders),<br />

die reizigers hoge en zelfs illegale tol lieten<br />

betalen op de Rijn en de wegen die hun land<br />

doorkruisten.<br />

De Commodore slaat toe<br />

Cornelius Vanderbilt had in 1859 de twijfelachtige eer om als eerste<br />

zo te worden bestempeld, in een artikel in de New York Times.<br />

‘Roofridder Vanderbilt’ begon als zestienjarige in 1810 met een<br />

pontje tussen Staten Island en Manhattan. Twintig jaar later was<br />

hij al aardig op weg zijn eigen scheepvaartimperium te bouwen,<br />

wat hem de officieuze titel ‘Commodore’ opleverde, de hoogste<br />

rang binnen de Amerikaanse marine. Die ‘titel’ beklijfde. Net als<br />

Rockefeller drukte Vanderbilt zijn concurrenten uit de markt, maar<br />

dan door veel lagere prijzen te hanteren voor het vervoer van<br />

goederen en personen dan zijn concurrenten. Veel van zijn rivalen<br />

moesten als gevolg daarvan de handdoek in de ring gooien.<br />

Halverwege de 19de eeuw richtte de Commodore zijn pijlen op<br />

de spoorwegen. Vanderbilt nam bestaande lijnen over en deinsde<br />

ook nu niet terug voor spierballenvertoon. Zo liet hij in 1867 zijn<br />

oog vallen op de New York Central Railroad. Dit was een cruciale<br />

verkeersader tussen de plaats Buffalo, de poort naar het Middenwesten,<br />

en Albany, de hoofdstad van de staat New York aan<br />

de rivier de Hudson. De ‘Central’ had bovendien aansluiting op<br />

Vanderbilts eigen Hudson River Railroad tussen Albany en New<br />

York City die parallel aan de rivier liep.<br />

Vanderbilt greep zijn kans toen de Hudson bevroor in de winter<br />

van 1867, en het vervoer van goederen en personen erover<br />

onmogelijk werd. Nu was Vanderbilts spoorlijn de enige optie om<br />

snel tussen Albany en New York te reizen, ook voor de klanten van<br />

de Central op weg naar of komend vanuit Buffalo. Maar Vanderbilt<br />

hield zijn treindeuren gesloten voor vracht en passagiers van<br />

de Central. Die oost-westverbinding werd nu waardeloos, en de<br />

Central kon niet anders dan zich laten overnemen. Zulke vijande-<br />

Sigarenreclame uit ca. 1920, waaruit waardering voor Carnegies rol<br />

als financier van het Vredespaleis in Den Haag blijkt. De reputatie<br />

van de Robber Barons verbeterde in de 20ste eeuw. Dat kwam onder<br />

meer omdat ze aan het eind van hun leven veel van hun geld aan<br />

goede doelen gaven. Carnegie bijvoorbeeld stichtte ook musea,<br />

bibliotheken en onderzoek instituten. Rockefeller gaf geld aan<br />

universiteiten, medische centra en natuurparken. Daarnaast werd<br />

duidelijk dat niet alle grote ondernemers misbruik van hun werknemers<br />

maakten en ze soms zelfs beter betaalden dan voor die tijd<br />

gebruikelijk was. Ook werden de Robber Barons steeds meer gezien<br />

als ‘captains of industry’, kundige zakenlieden die het fundament<br />

hadden gelegd voor de moderne Amerikaanse economie.<br />

lijke overnames maakten Vanderbilt uiteindelijk schatrijk. Bij zijn<br />

overlijden in 1877 liet hij een vermogen van 100 miljoen dollar na,<br />

ongeveer 2,7 miljard euro in onze tijd.<br />

De explosieve groei van het Amerikaanse spoorwegnetwerk bood<br />

nog veel meer ondernemers grote kansen; vaak ging dat gepaard<br />

met corruptie. Het beruchtste voorbeeld is de Union Pacific Railroad,<br />

die onder een andere naam een eigen bouwbedrijf optuigde<br />

om een deel van het traject van de First Transcontinental Railroad<br />

tussen Utah en Iowa aan te leggen. Het was voor de buitenwereld<br />

niet duidelijk dat de eigenaren van het spoorbedrijf ook de baas<br />

waren van het bouwbedrijf. Dat besteedde de werkzaamheden<br />

weer uit en diende vervolgens rekeningen in bij Union Pacific<br />

Railroad voor bijna het dubbele van de werkelijke kosten. Het<br />

spoorbedrijf betaalde dat met leningen van de overheid en geld<br />

van investeerders. Het verschil verdween in de zakken van de<br />

68<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


eigenaren. Om onderzoek naar het bedrijf te voorkomen, politieke<br />

beslissingen te beïnvloeden en de financiële voordelen te krijgen<br />

die Washington toekende aan bouwers van spoorwegen, kochten<br />

de eigenaren invloedrijke Congresleden om.<br />

Vakbond vs. Carnegie<br />

De Robber Barons behaalden ook grote winsten door vakbondsactiviteit<br />

in hun fabrieken te voorkomen zodat ze werknemers<br />

konden uitbuiten en afdanken als ze niet meer nodig waren.<br />

Andrew Carnegie bijvoorbeeld volgde deze strategie. Hij was op<br />

zijn twaalfde met zijn ouders uit Schotland naar de VS gekomen,<br />

was begonnen als arbeider in een katoenspinnerij en had zich<br />

opgewerkt tot hoofdinspecteur van een spoorwegmaatschappij.<br />

Hij investeerde in spoorwegen en vooral in toeleveranciers zoals<br />

producenten van locomotieven en bruggen. Gezien de grote<br />

vraag naar staal in deze branche ging hij zich daarop toeleggen,<br />

en met succes: eind 19de eeuw domineerde de Carnegie Steel<br />

Company de staalindustrie.<br />

Mede door technische innovaties nam de productiviteit in zijn<br />

fabrieken toe met 800 procent, maar dat gebeurde ook doordat<br />

bijna alle vakbondsactiviteit er de nek om was gedraaid:<br />

vakbondsleden werden ontslagen en vervangen door andere<br />

arbeiders. In 1892 dreigde hetzelfde te gebeuren in Carnegies<br />

fabrieken in Homestead (Pennsylvania), die hij enige jaren tevoren<br />

had overgenomen. Hier werkten leden van de Amalgamated<br />

Association of Iron and Steel Workers. De vakbond en zijn leden<br />

pikten het niet dat Carnegie uit kostenoverwegingen de lonen<br />

wilde verlagen en riepen een staking uit die door zowel leden als<br />

niet-leden werd gesteund. Carnegie gaf daarop de manager van<br />

de fabriek de vrije hand in het oplossen van de crisis. Die zette<br />

grof geschut in: hij ontzegde ook hier de stakers toegang tot de<br />

fabriek, huurde (bewapende) particuliere beveiligers in, nam<br />

stakingsbrekers aan en verlaagde meteen ook de lonen met 25<br />

procent. Duizenden stakers en hun familie bestormden en bezetten<br />

daarop de fabriek, waarbij zeven arbeiders omkwamen en ook<br />

enkele beveiligers. Op verzoek van de manager greep uiteindelijk<br />

de staatsmilitie van Pennsylvania in. Vakbondsleiders belandden<br />

in de gevangenis en de vastberadenheid van de stakers maakte<br />

plaats voor zorgen om het bestaan: velen wilden toen het erop<br />

aankwam toch graag hun baan terug en stemden in met werkdagen<br />

van 12 uur én het lagere loon.<br />

Bijna 10 procent voor de People’s Party<br />

De staking in Homestead werd neergeslagen maar was toch een<br />

teken aan de wand. Werknemers gingen zich – net zoals in andere<br />

westerse landen – steeds beter organiseren en eisten vaker betere<br />

betaling en arbeidsomstandigheden. De Amerikaanse Federatie<br />

van Arbeid (AFL), een in 1886 gestichte overkoepelende organisatie,<br />

speelde een centrale rol bij de oprichting van vakbonden,<br />

hun financiering en de organisatie van stakingen en boycots. Ook<br />

boeren lieten steeds vaker van zich horen. Door de trek naar het<br />

Westen was er steeds meer landbouwgrond beschikbaar gekomen<br />

en nam het aantal boeren toe. Dit had overproductie en<br />

dalende prijzen voor landbouwproducten tot gevolg. De boeren<br />

werden ook nog eens uitgeknepen door onbetrouwbare tussenhandelaren<br />

en spoorwegbedrijven, waarvan ze afhankelijk waren<br />

voor het vervoer van hun gewassen. Banken weigerden krediet te<br />

verstrekken voor broodnodige investeringen. Het plattelandsleven<br />

was hardvochtig en vol armoede en ontberingen.<br />

Ook de boeren trokken daarom steeds meer gezamenlijk op. In de<br />

Granger Movement bijvoorbeeld, die inzette op begrenzing van<br />

spoortarieven, en in de Greenback Labor Party die ijverde voor<br />

uitbreiding van de geldhoeveelheid – dan zouden de opbrengsten<br />

van boeren toenemen omdat dan de inflatie stijgt. In 1892<br />

ging deze partij op in de People’s Party, die zelfs meedeed met de<br />

presidentsverkiezingen en bijna 10 procent van de popular vote<br />

behaalde: veel mensen vonden ook dat de rijke industriëlen te<br />

veel macht hadden en dat dit ten koste ging van de kleine bedrijven,<br />

boeren en arbeiders.<br />

President Roosevelt<br />

De protesten en pogingen om politiek een vuist te maken, hadden<br />

echter niet het gewenste effect en echte verandering liet<br />

nog op zich wachten – totdat grote economische tegenspoed de<br />

zaken op scherp stelde. Financiële crises en perioden van groei<br />

hadden elkaar gedurende de Gilded Age voortdurend afgewisseld,<br />

maar in 1893 brak een jarenlange depressie uit. Een faillissement<br />

van een spoorwegmaatschappij veroorzaakte een dominoreactie,<br />

waardoor veel andere bedrijven, banken en beurzen ook<br />

ten onder gingen. Miljoenen raakten hun inkomen kwijt, velen<br />

ook hun onderdak.<br />

Veel Amerikanen hadden genoeg van de corruptie, monopolies<br />

en sociale misstanden. Journalisten, schrijvers en fotografen<br />

speelden hierbij een belangrijke rol omdat zij de corruptie en<br />

maatschappelijke wantoestanden in zorgvuldige rapportages aan<br />

het licht brachten. Theodore Roosevelt omarmde toen hij tussen<br />

1901 en 1909 president was uiteindelijk de progressieve beweging<br />

die met dit groeiend georganiseerd verzet was ontstaan. Hij<br />

nam het initiatief tot wetten die de vrijheid van Robber Barons<br />

aan banden legden en een einde maakten aan de hardvochtige<br />

laissez faire-economie.<br />

De enorme macht van het grote kapitaal bracht ook<br />

de Amerikaanse boeren in het nauw. Ze werden<br />

afhankelijk van grote banken, onbetrouwbare<br />

spoorwegbedrijven en tussenhandelaren. Eduard<br />

van de Bilt vertelde eerder in <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> hoe deze<br />

19de-eeuwse boeren zich verenigden in de Granger Movement<br />

om hun eigen positie te verbeteren en de macht van de monopolisten<br />

te breken. Verder lezen? Scan de QR-code of ga naar https://<br />

geschiedenismagazine.nl/boerenverzet-in-19de-eeuws-amerika<br />

Ruud Stevens is historicus, gespecialiseerd in economische geschiedenis.<br />

VERDER LEZEN<br />

f T.J. Jackson Lears, Rebirth of a nation. The making of modern<br />

America, 1877-1920, Harper Perennial, 2009<br />

f Richard White, The republic for which it stands. The United States<br />

during Reconstruction and the Gilded Age, 1865–1896, Oxford University<br />

Press, 2017<br />

<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 69


MET<br />

RECEPT<br />

WAT DE POT SCHAFTE<br />

Eten volgens de seizoenen: vroeger kónden de<br />

mensen niet anders. Culinair historicus Charlotte<br />

Kleyn laat zien hoe ze daarmee omgingen.<br />

Aardappelverhalen<br />

Het is de tijd van de nieuwe aardappels. Wat zouden<br />

we zonder die glorieuze alleskunners doen? Zachtjes<br />

geprakt in jus of saus, goudbruin uit het frituurvet,<br />

gepoft uit het kampvuur: de aardappel doet het allemaal<br />

met verve. En dan te bedenken dat de Europeanen<br />

er heel lang niet aan durfden. Hoewel, is dat echt zo?<br />

De aardappel komt uit de Andes in Zuid-Amerika en wordt daar<br />

al duizenden jaren gegeten en verbouwd. Tot eind 15de eeuw<br />

kenden Europeanen de knol dus niet. Vervolgens duurde het nog<br />

een kleine twee eeuwen voordat die in Europese kookboeken verscheen.<br />

Er gaan veel verhalen rond over de moeizame introductie<br />

van de aardappel in onze streken. Men zou bang zijn geweest<br />

voor de giftige eigenschappen van de pieper, die zelfs lepra zou<br />

veroorzaken. Machtige mannen moesten zwaar geschut inzetten<br />

om het volk ervan te overtuigen dat het nieuwe gewas voedzaam<br />

en gezond was. Zo zou de Pruisische koning Frederik de Grote<br />

(1712-1786) een veldje met aardappelplanten overdag hebben laten<br />

bewaken door soldaten, zodat de bevolking dacht dat het zeer<br />

waardevolle planten waren en ze ging stelen zodra de bewakers<br />

naar huis vertrokken. Je hoort precies hetzelfde verhaal met de<br />

Franse apotheker en aardappelpromotor Antoine-Augustus Parmentier<br />

(1737-1813) in de hoofdrol. Én een soortgelijke vertelling<br />

over de Griekse politicus Ioannes Kapodistrias (1776-1831).<br />

Museum Plantin-Moretus, Antwerpen.<br />

De eerste aardappelrecepten<br />

Vanaf eind 18de eeuw verschijnen recepten voor aardappels<br />

in Nederlandse kookboeken, een aanwijzing dat<br />

de elite ze ook begint te omarmen. In het Volkoomen<br />

Neerlandsch kookkundig woordenboek voorgesteld in de<br />

friesche keukenmeid en verstandige huishoudster (1772) van<br />

Catharina Zierikhoven staat bijvoorbeeld een recept voor<br />

gestoofde aardappelen met uien, room, boter, nootmuskaat,<br />

peper en zout. In Nieuwe vaderlandsche kookkunst<br />

(1794) is er al meer variatie. De lezer leert de knollen te<br />

stoven, bakken, koken en een aardappelsalade te maken<br />

met uien en boter of azijn en ‘boomolie’ (olijfolie). De aardappel<br />

gaat zelfs in een pudding, met citroen, kaneel en<br />

suiker, geserveerd met roomsaus. In de 19de eeuw wordt<br />

de aardappel als de belangrijkste leverancier van calorieën<br />

voor de Nederlanders onmisbaar.<br />

Aardappelplant, illustratie uit ca. 1588.<br />

Het verhaal lijkt voor het eerst opgetekend in een biografie over<br />

Parmentier, geschreven door zijn protegé Julien-Joseph Virey.<br />

Wellicht is het waar, en is het vervolgens een eigen leven gaan leiden.<br />

Hoe dan ook, in Feeding the People. The politics of the potato<br />

(2020) laat historica Rebecca Earle zien dat boeren die inmenging<br />

van goedbedoelende koningen en apothekers helemaal niet<br />

nodig hadden. In Noordwest-Europa zaten zij veel eerder aan de<br />

aardappels dan de hogere klassen. Niet gek: de aardappel is makkelijk<br />

te verbouwen – je hebt geen paard en ploeg nodig –, groeit<br />

70<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


op arme gronden, verdraagt slecht weer en levert per hectare drie<br />

keer zoveel calorieën op als graan. In Zeeuws-Vlaanderen aten<br />

boeren en soldaten tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) al<br />

aardappels, die verbouwd werden in tuintjes en op akkers. In 1736<br />

bepaalde het provinciale bestuur van Zeeland dat over aardappels<br />

belasting moest worden betaald: tegen die tijd aten de Zeeuwen<br />

er dus al veel van. Vanuit het zuiden verspreidde de aardappel zich<br />

naar de noordelijke provincies. Ook in andere delen van Europa<br />

kreeg de pieper rond die tijd voet aan de grond, al was er in<br />

tarwe-producerende gebieden minder behoefte aan dan in onze<br />

streken.<br />

Hoe zit het dan met die verhalen? Volgens Earle geven ze aan<br />

dat de elite zich in de loop van de 18de eeuw steeds meer ging<br />

interesseren voor het dieet van de lagere klassen. De bevolking<br />

groeide flink en er waren veel oorlogen en voedseltekorten.<br />

Voedselopstanden lagen dus voortdurend op de loer. De aardappel<br />

was veel makkelijker te verbouwen dan tarwe, en vormde<br />

zo een goede aanvulling of alternatief. Aardappelpromotors als<br />

Parmentier, die vele essays schreef over de aardappel, moesten<br />

vooral leden van hun eigen klasse overtuigen. Want de boeren?<br />

Dat waren allang aardappeleters.<br />

Charlotte Kleyn is culinair historica en journalist. Ze publiceerde onder<br />

andere het boek Trek, eten onderweg, toen en nu. Daarnaast is ze conservator<br />

<strong>Geschiedenis</strong> van de Voeding bij het Allard Pierson.<br />

Antoine Parmentier, bezig met een<br />

aardappel (detail 19de-eeuwse<br />

prent, Wikimedia Commons).<br />

De Fransen eren aardappelpromotor Antoine-Augustin Parmentier nog altijd<br />

met straatnamen, standbeelden én twee populaire gerechten. Potage parmentier<br />

is een aardappel-preisoep en doodeenvoudig te maken door gelijke delen<br />

aardappel en het wit en groen-wit van prei samen te koken in gezouten<br />

water en alles vervolgens te pureren met een flinke klont boter of scheut<br />

room erdoor. Hachis parmentier is een gehaktschotel met aardappelpuree.<br />

Wij maken hem vleesloos met linzen.<br />

Hachis Parmentier met linzen<br />

Ingrediënten voor 4 personen:<br />

• 3 eetlepels olijfolie<br />

• 3 sjalotten, gesnipperd<br />

• 2 knoflooktenen, fijngesneden<br />

• 2 winterpenen, in kleine blokjes<br />

• 600 gram gekookte linzen (zelf koken? Neem 300 gram droge linzen)<br />

• 1 blik gepelde tomaten à 400 ml<br />

• 100 milliliter witte wijn<br />

• zwarte peper<br />

• 1 kilo kruimige aardappels, geschild<br />

• 50 gram boter + extra<br />

• 200 milliliter hete melk<br />

• Nootmuskaat<br />

• 50 gram oude Goudse kaas of comté, geraspt<br />

• 50 gram paneermeel of panko<br />

Verwarm de olijfolie en bak de sjalotten, knoflook en winterpeen onder een deksel<br />

zacht. Voeg de linzen, tomaten en wijn toe en laat afgedekt 30 minuten zachtjes<br />

pruttelen. Breng op smaak met zout en zwarte peper.<br />

Kook ondertussen de aardappels gaar en stamp ze met de boter en melk tot<br />

smeuïge puree. Breng op smaak met zout, nootmuskaat en peper.<br />

Verwarm de oven voor op 200 graden. Vet een springvorm of ovenschaal in met<br />

boter. Verdeel de linzensaus over de bodem en verspreid de kaas erover. Dek af<br />

met de puree, bestrooi met het paneermeel en leg er wat vlokjes boter op. Zet 20<br />

minuten in de oven tot de bovenkant een mooi korstje heeft.<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 71


BOEKEN<br />

FENNEKE SYSLING<br />

Tokiotribunaal<br />

Gary J. Bass, Het Tokiotribunaal. De<br />

geboorte van het modern Azië (Amsterdam,<br />

2023) Hollands Diep, 895 blz., € 49,99<br />

Op 3 mei 1946 begon in Japan het Tokiotribunaal,<br />

dat recht moest spreken over de<br />

Japanse oorlogsmisdadigers. Na ruim twee<br />

jaar werden er zeven ter dood veroordeeld,<br />

onder wie de Japanse premier Hideki Tojo.<br />

Zestien anderen kregen levenslang.<br />

Waar het proces van Neurenberg een haast<br />

heilige status kreeg, schrijft de Amerikaanse<br />

politicoloog Gary Bass, werd het<br />

Tokioproces een bron van verbittering en<br />

onenigheid. Bass beschrijft het tribunaal als<br />

een mondiale krachtmeting, waar rechters<br />

en advocaten uit elf verschillende en<br />

onderling zeer verdeelde landen - westerse<br />

mogendheden maar ook de Filipijnen, India<br />

en China - het eens moesten worden. Dat<br />

lukte nauwelijks. De rechters bleven kibbelen,<br />

en ook de verdediging betwijfelde<br />

steeds de legitimiteit van het tribunaal.<br />

Een van de zwaktes van het proces was het<br />

racisme. De Amerikanen hadden in de oorlog<br />

de Japanners genadeloos neergezet als<br />

inferieur en konden daar moeilijk van loskomen;<br />

Japanners zagen hun beschaving<br />

juist als superieur aan het westen en aan de<br />

zuidelijke Aziatische rassen. Ze geloofden<br />

niet dat de geminachte westerlingen een<br />

eerlijk proces konden organiseren.<br />

Een andere zwakte was alles wat buiten<br />

de rechtbank werd gelaten. Dat waren<br />

bijvoorbeeld de medische misdaden van<br />

de Japanse Unit 731, waar kennis over biologische<br />

oorlogsvoering uit voortkwam die<br />

de VS en de Sovjet-Unie maar al te graag<br />

voor zichzelf wilden houden. Maar vooral<br />

moest keizer Hirohito op de troon blijven<br />

om Japan stabiel te houden. De rechters en<br />

aanklagers moesten zich soms in bochten<br />

wringen om hem buiten schot te houden.<br />

In het vonnis leek het alsof ‘de militaire<br />

extremisten een vredelievende keizer zo<br />

gek hadden gekregen hun daden goed<br />

te keuren’. Ook andere geledingen van de<br />

samenleving zoals niet-militaire elites en<br />

grote bedrijven, bleven toen en later buiten<br />

schot.<br />

Een derde probleem was kolonialisme.<br />

De meeste rechters kwamen uit koloniale<br />

grootmachten - Groot-Brittannië, Frankrijk,<br />

Nederland - die het met elkaar eens waren<br />

dat hún kolonialisme rechtmatig was maar<br />

dat van Japan niet. Die houding leidde tot<br />

botsingen, bijvoorbeeld met de rechter uit<br />

het in 1947 onafhankelijk geworden India,<br />

Radhabinod Pal, die zich moedig tegen<br />

het westerse kolonialisme uitsprak. Ook de<br />

Nederlandse rechter, Bert Röling, krijgt een<br />

pluim van Bass omdat hij de legitimiteit van<br />

het tribunaal aan de orde durfde te stellen.<br />

Het Tokiotribunaal is goed geschreven en<br />

goed beargumenteerd, maar het is ook dik.<br />

Dat komt, aldus Bass, onder andere door de<br />

uitvoerige documentatie van het proces:<br />

alleen al het rechtbankverslag was 49.858<br />

bladzijden. Maar het komt ook doordat de<br />

auteur inzet op een mondiale aanpak terwijl<br />

hij tegelijk de details van de rechtbank<br />

geeft: een zenuwachtige getuige, de geur<br />

van hout en boenwas. En door een omslachtige<br />

opzet in drie delen (aanloop, verloop<br />

en vonnissen) waardoor hij drie keer<br />

de oorlogsmisdaden moet behandelen<br />

waar het proces over ging. Nota bene: voor<br />

voetnoten was geen plek meer, die moet je<br />

lezen op de website van de uitgever.<br />

Misleiding<br />

Remco Raben en Peter Romijn,<br />

m.m.v. Maarten van der Bent en Anne<br />

van Mourik, Talen van geweld. Stilte,<br />

informatie en misleiding in de Indonesische<br />

onafhankelijkheidsoorlog, 1945-<br />

1949 (Amsterdam 2023), Amsterdam<br />

University Press, 590 blz., € 39,99<br />

Het onderzoeksproject naar de<br />

Indonesische dekolonisatie blijft<br />

maar boeken opleveren. In Talen<br />

van geweld gaan de auteurs in op de<br />

manieren waarop het ‘norm-overschrijdende’<br />

geweld in de onafhankelijkheidsoorlog<br />

- inmiddels door dit<br />

project volop aangetoond - werd verzwegen,<br />

met eufemismen omfloerst<br />

en gesouffleerd naar de media. Raben<br />

schreef enigszins zelf-ondermijnend<br />

in de NRC dat het project, dat zich<br />

vooral baseerde op die verhullende<br />

Nederlandse bronnen, een tamelijk<br />

zinloze historische exercitie is gebleven,<br />

maar voor wie geïnteresseerd is<br />

in de mechanismen die geweld onzichtbaar<br />

kunnen maken, is dit boek<br />

toch wel degelijk interessant.<br />

72<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Wereldgeschiedenis<br />

Lumumba’s kies<br />

Stuart A.<br />

Reid, Het Congo<br />

complot. De CIA,<br />

de koude oorlog<br />

en de moord op<br />

premier Lumumba<br />

(Amsterdam<br />

2023), Nieuw<br />

Amsterdam, 623<br />

blz., € 35,99<br />

Stuart Reid begint<br />

zijn verhaal<br />

met een kies. Lumumba, de eerste premier<br />

van Congo nadat het onafhankelijk van<br />

België was geworden, werd vermoord in<br />

1961. Een politieman werkte zijn lijk weg,<br />

maar hield het gebit. Zijn dochter erfde een<br />

kies, maar moest die recent afstaan aan de<br />

politie.<br />

Reid, redactiechef van Foreign Affairs met<br />

een soepele pen, schrijft gelukkig niet<br />

alleen over Lumumba’s dood, maar zet<br />

hem levendig neer als postbode, bierverkoper<br />

en soms wispelturige premier. Reids<br />

verhaal is wel erg gericht op de VS en de<br />

CIA, die Lumumba dood wilden hebben, en<br />

leunt minder op Belgische bronnen.<br />

Reid stelt kritisch vast dat de VS nauwelijks<br />

een reden hadden om de moord op<br />

Lumumba te beramen. Hij was niet echt<br />

anti-Amerikaans en de VS hadden weinig<br />

in Congo te zoeken: het was geen strategische<br />

bedreiging, ze hadden er geen<br />

handelsbelangen en de meeste mineralen<br />

die je er vond, hadden de VS zelf ook. De<br />

verklaring ligt volgens Reid in een overschatting<br />

van het Sovjetgevaar, en ‘de<br />

arrogantie van de macht’. Zo werd Congo<br />

een blauwdruk voor latere Amerikaanse<br />

inmenging in andere landen.<br />

De plannen van de CIA-huurmoordenaars<br />

(zoals gif in tandpasta ) mislukten echter.<br />

Lumumba werd uiteindelijk vermoord<br />

door Congolese rivalen, met de hulp van<br />

de Belgen. De kies waarmee het verhaal<br />

begon, bleek geen rol meer te kunnen<br />

spelen in het strafrechtelijk onderzoek dat<br />

Lumumba’s dochter aangespannen had en<br />

werd teruggegeven aan zijn kinderen. Het<br />

lichaamsdeel ligt nu in zijn door Chinezen<br />

ontworpen mausoleum in Kinshasa.<br />

Olie-familie<br />

Jeroen Koch, De Kesslers. Een<br />

familiegeschiedenis in olie en staal<br />

(Amsterdam 2023), Boom, 496 blz.,<br />

€ 32,50<br />

Historicus Jeroen Koch schreef<br />

op verzoek van de Kesslers hun<br />

familiegeschiedenis, een geschiedenis<br />

van economisch succes in olie<br />

en staal, en van maatschappelijk<br />

succes dat volgde. Ondernemer<br />

August Kessler boorde aan het eind<br />

van de 19de eeuw met behulp van<br />

het kapitaal van zijn vrouw naar olie<br />

in Nederlands-Indië en stond aan<br />

de wieg van Shell, zijn zoon werkte<br />

bij Hoogovens. Met het nieuwe<br />

vermogen arriveerde de familie in<br />

de hogere burgerij, en Koch geeft<br />

een mooi inkijkje in die wereld van<br />

ambitie, connecties, weldoenerij en<br />

luxeproducten. De Kesslers produceerden<br />

de olie en staal voor auto’s,<br />

en reden er vervolgens ook graag in,<br />

uiteraard met chauffeur.<br />

Zuid-Azië<br />

Joya Chatterji, Schaduw rond het middaguur.<br />

De geschiedenis van Zuid-Azië in de<br />

twintigste eeuw (Amsterdam 2023), Spectrum,<br />

895 blz., € 59,99<br />

Grote politieke idealen, maar ook wat in<br />

huiskamers bediscussieerd werd; agrarische<br />

politiek, maar<br />

ook over wat<br />

bij gezinnen<br />

van verschillende<br />

kastes<br />

op het menu<br />

stond: dit is<br />

zowel een<br />

politieke als<br />

een culturele<br />

geschiedenis<br />

van Zuid-Azië<br />

die het grote<br />

verhaal in de<br />

kleine gebeurtenissen wil laten zien. Een<br />

ambitieus en veelomvattend maar goed<br />

leesbaar boek.<br />

Zuid-Azië in de 20ste eeuw, dat betekent<br />

een halve eeuw Brits India en een halve<br />

eeuw India, Pakistan en Bangladesh. Drie<br />

landen die hun eigen natie en identiteit<br />

hebben bevochten maar die, en dat is Chatterji’s<br />

belangrijkste these, vanwege hun<br />

vergelijkbare ontwikkeling tegelijkertijd<br />

een eenheid zijn gebleven. In alle drie de<br />

landen leerden inwoners via ‘onderwijs,<br />

pressie en intimidatie’ wat voor burgers ze<br />

moesten zijn en wie de vijand was, veelal<br />

met geweld tot gevolg.<br />

Chatterji maakt grote thema’s zoals ‘de<br />

staat’ tastbaar door te schrijven over de<br />

personen die de staat belichaamden, zoals<br />

de Britse districtsofficier. Schijnbaar moeiteloos<br />

gaat ze vervolgens van de staat naar<br />

de Indiase keuken, met een verhaal over<br />

yoghurtrijst, ghee, Biryani en ongelijkheid.<br />

De brahmanen, een hogere kaste, wilden<br />

liever niets weten van de ongezonde<br />

veestapels en straatarme koeherders die de<br />

yoghurt voor hun yoghurtrijst produceerden.<br />

Tegenover hun rijke keuken stonden<br />

de eetgewoonten van de ‘onaanraakbare’<br />

dalits: voor hen geen yoghurt of ghee, geen<br />

curries of groenten maar honger, elke dag.<br />

Het maakt dit een heel menselijke geschiedenis<br />

van de regio, die elke lezer nieuwe<br />

dingen zal bijbrengen.<br />

Fenneke Sysling is universitair docent aan<br />

het Instituut voor <strong>Geschiedenis</strong>, Universiteit<br />

Leiden.<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 73


DJOEKE VAN NETTEN<br />

Gewone Amsterdammers<br />

Bob Pierik, Zo veel leven voor de deur. Een<br />

geschiedenis van alledaags Amsterdam in de<br />

zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam<br />

2023) Meulenhoff, 253 blz., € 26,99<br />

Een boek dat de straat op gaat. We ontmoeten<br />

‘de gewone Amsterdammer’, belooft<br />

historicus Bob Pierik in zijn inleiding. Bij<br />

nader inzien blijkt die gewone Amsterdammer<br />

trouwens helemaal niet altijd gewoon:<br />

we zijn getuige van allerlei fascinerende<br />

ontmoetingen in de 17de- en 18de-eeuwse<br />

straten, steegjes, havens, deuropeningen en<br />

stadsmuren. Op basis van het archief van de<br />

secretaris van de hoofdofficier schetst Pierik<br />

een anekdotisch en zeer leesbaar beeld van<br />

ruzies en conflicten in de vroegmoderne<br />

stad. Aan het eind noemt Pierik zorg, geluk<br />

en vriendschap: vast ook in Amsterdam te<br />

vinden, maar niet in de door hem bestudeerde<br />

bronnen. Die komen namelijk uit een<br />

soort politiearchief, wat maakt dat het beeld<br />

dat van vroegmodern Amsterdam blijft<br />

hangen nogal negatief is. Er werd geklaagd,<br />

geroddeld, geschreeuwd, gescholden,<br />

geslagen, gevochten en verkracht. Desondanks<br />

(of juist daardoor?) is dit boek zeer<br />

de moeite waard. Er zijn waarschijnlijk geen<br />

bronnen waarin we zo dicht op het dagelijks<br />

leven van de Amsterdammers komen; hun<br />

boodschappen, werk, huishoudens, vervoersmiddelen<br />

en<br />

seksleven (oftewel<br />

hun ‘vleselijke<br />

conversatie’, zoals<br />

het in de bronnen<br />

heet). Op<br />

andere gebieden<br />

is het boek juist<br />

helemaal niet<br />

eenzijdig, onder<br />

meer door het<br />

presenteren van<br />

vele verhalen over<br />

mannen én vrouwen. Die laatste waren in<br />

Amsterdam ook in de meerderheid, en dat<br />

komt hier – in tegenstelling tot veel andere<br />

geschiedschrijving over deze periode –<br />

mooi naar voren. Pierik toont hoe de realiteit<br />

een levendig contrast vormde met bijvoorbeeld<br />

de huwelijksadviezen van Cats en de<br />

huiselijke schilderijen van Vermeer.<br />

Door middel van overzichtelijke kaartjes en<br />

verwijzingen naar het huidige Amsterdam<br />

zijn de verhalen voor iedereen die de stad<br />

een beetje kent goed te plaatsen. Een uitgebreid<br />

kleurenkatern in het midden biedt<br />

vele afbeeldingen waarop ik bij wijze van<br />

spreken met duim en wijsvinger zou inzoomen.<br />

Wat wél kan, is met een QR-code het<br />

onderliggende proefschrift (in academisch<br />

Engels) raadplegen en – nóg leuker – een<br />

stadswandeling maken. Pierik beschrijft een<br />

mooie route van zo’n anderhalf uur, met een<br />

groot aantal verwijzingen naar de personen<br />

uit het boek.<br />

Tromps vlaggenschip<br />

Graddy Boven, Aemilia. Vlaggenschip van Maarten Tromp<br />

(Zutphen 2023) WalburgPers Lanasta, 88 blz., €22,99<br />

Origineel en goed uitgewerkt idee: niet<br />

een zeeslag of een zee-‘held’ centraal stellen,<br />

maar een schip. Maritiem historicus<br />

Graddy Boven volgt de Aemilia vanaf de<br />

bouw in 1632 in Rotterdam tot haar sloop<br />

twee decennia later in Napels. Hoewel<br />

er veel omheen wordt verteld, over bijvoorbeeld het leven<br />

aan boord en de admiraliteit in de 17de eeuw, blijft de Aemilia<br />

constant centraal staan en dat is fijn voor de lezer. Een belangrijk<br />

deel van het boek beslaat de zeeslag bij Duins in 1639, maar ook<br />

daarvoor en daarna overleefde dit schip verschillende zeeën,<br />

bemanningsleden en tegenstanders. Het boek heeft een fijn<br />

vierkant formaat en is zeer rijk geïllustreerd, maar oogt door<br />

de vele kleine afbeeldingen en grote variatie aan lettertypes,<br />

-groottes en kleurgebruik soms wat rommelig.<br />

Verboden liefde<br />

Bert Koene, Hoop van u te dromen. De<br />

verboden liefde van jonkvrouw Maria van<br />

Wassenaer (Zutphen 2023) Walburg Pers,<br />

126 blz., €20,-<br />

Als het verhaal van Maria van Wassenaer<br />

(1618-ca. 1655) een film was geweest, was<br />

het te ongelooflijk voor woorden geweest.<br />

De bronnen tonen echter hoe het er in<br />

de 17de eeuw daadwerkelijk aan toe kon<br />

gaan. Maria wilde – onder haar stand –<br />

trouwen met ene Wolf Saltzer en haar familie<br />

deed alles om dat te voorkomen. Maria<br />

werd zonder proces meermaals gevangengezet,<br />

in verschillende huizen, kastelen en<br />

zelfs op een schip. Toch wist zij met Wolf<br />

contact te houden (we lezen over brieven<br />

geschreven met haar eigen bloed) en<br />

meerdere keren te ontsnappen. Het leidde<br />

tot rechtszaken in zowel Holland als Gelre.<br />

Op basis daarvan en het familiearchief<br />

heeft Bert Koene op zeer lezenswaardige<br />

wijze het verhaal van Maria’s verboden<br />

liefde geconstrueerd. Voor wie wil weten<br />

hoe het afloopt: lees Hoop van u te dromen.<br />

Of kijk uiteindelijk de film, de basis voor<br />

een script ligt klaar.<br />

74<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


VROEGMODERNE GESCHIEDENIS<br />

Geniale koopman<br />

Alice Boots en Rob Woortman, Een<br />

geniale koopman. Dirk van Os en de invloed<br />

van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse<br />

geldmarkt (Zutphen 2023) Walburg Pers,<br />

351 blz., €29,99<br />

Er zijn van die mensen van wie het je<br />

verbaast dat er nog geen biografie van<br />

was – op het moment dat je die biografie<br />

in handen hebt. Dirk van Os (1556-1615) is<br />

zo iemand. Schrijversechtpaar Alice Boots<br />

en Rob Woortman (die overleed vlak na het<br />

uitkomen van dit boek), leverde eerder een<br />

biografie van Anton de Kom af en belicht<br />

hier weer een fascinerende man die allerlei<br />

epochemachende ontwikkelingen meemaakte,<br />

of, sterker nog, daarvan zelf aan de<br />

wieg stond. Net als veel andere kooplieden<br />

trok Van Os van Antwerpen naar Amsterdam.<br />

Daar was hij betrokken bij de Compagnie<br />

van Verre, die de eerste Hollandse<br />

reizen naar Oost-Indië eropuit stuurde, en<br />

vervolgens bij de VOC. Later was het Van Os<br />

die zorgdroeg voor de inpoldering van de<br />

Beemster. Niet alleen werd hij zelf schatrijk<br />

van deze business, mede dankzij hem is het<br />

aandelensysteem, papier dat geld waard is,<br />

ontstaan, en zo is hij te beschouwen als een<br />

van de vaders van het kapitalisme. Voor de<br />

uitwassen daarvan: uitbuiting en slavernij,<br />

hebben de auteurs af en toe oog, maar het<br />

boek heeft toch een hoog ‘zo deed men dat<br />

Polderkaarten<br />

toen nou eenmaal’-gehalte. Wat dat betreft<br />

heeft deze biografie een volledig ander<br />

perspectief dan die van De Kom. Hoewel<br />

het niet een volledig nieuw inzicht is,<br />

benadrukt Een geniale koopman ten eerste<br />

terecht dat de Zuid-Nederlanders niet alleen<br />

in aantallen en met geld de Hollandse<br />

economie versterkten, maar vooral ook<br />

met hun expertise. Ten tweede wordt hier<br />

eens te meer duidelijk dat de Amsterdamse<br />

elite in de 17de eeuw echt niet zo tolerant<br />

was, ook niet voor protestantse Antwerpse<br />

import met kennis en kapitaal.<br />

Een geniale koopman beschrijft niet alleen<br />

Van Os’ levensloop, maar schetst ook<br />

uitgebreid zijn omgeving. Dit heeft zowel<br />

het voordeel dat er een rijk beeld ontstaat<br />

van met name Antwerpen, Amsterdam en<br />

de Beemster in deze periode, als het nadeel<br />

dat Van Os soms wel erg ver naar de achtergrond<br />

verdwijnt.<br />

Wim Renkema, Marc Hameleers en Peter van der Krogt, Polderkaarten. De<br />

gedrukte kaarten van waterschappen en polders tot 1870 (Leiden/Boston 2023) Brill, Hes&De<br />

Graaf, 900 blz., €201,65<br />

Niet goedkoop, maar daar krijg je veel voor terug. Een scriptie uit<br />

1984 die uitgroeide tot een prachtige uitgave in de Explokart-serie.<br />

Dit onderzoeksprogramma produceerde al verschillende kloeke<br />

bibliografieën van kaarten en atlassen. Dit deel omvat meer dan<br />

duizend gedrukte Nederlandse polderkaarten. Het grote formaat<br />

en de heldere vormgeving nodigen uit tot lezen én kijken. Leuk<br />

voor wie in zo’n polder woont, en een uitnodiging voor veel meer<br />

historisch onderzoek naar waterschappen, polders en hun visuele<br />

representatie.<br />

Opstand<br />

tegen Spanje<br />

Piet Boon, Maximiliaan de Hénin-Liétard,<br />

graaf van Boussu (1542-1578). Van koninklijk<br />

stadhouder tot naaste medewerker van Oranje<br />

(Hilversum 2023) Verloren, 408 blz., €39,-<br />

De titel van dit boek heeft veel woorden<br />

nodig voor iemand die meestal kortweg<br />

Boussu (ook wel Bossu) wordt genoemd;<br />

hij staat bekend als de admiraal in Spaanse<br />

dienst die in 1573 de Slag op de Zuiderzee<br />

verloor van de watergeuzen. Er blijkt veel<br />

meer te vertellen. Na zijn gevangenschap<br />

loopt Boussu over en komt in dienst van Willem<br />

van Oranje. Wat een verrader, dacht ik,<br />

maar dat is niet hoe Piet Boon hem neerzet.<br />

Die laat juist zien hoe Boussu een trouwe<br />

medewerker en medestander van Oranje<br />

werd. Dit boek leest soms wat moeizaam<br />

door de vele namen, plaatsen en jaartallen,<br />

maar laat voor geïnteresseerden mooi<br />

genuanceerd zien hoe het werkte voor én<br />

achter de schermen in de eerste jaren van<br />

de Nederlandse Opstand tegen Spanje.<br />

Schotse<br />

prinses<br />

Nadine Akkerman, De hartenkoningen.<br />

Het leven van Elizabeth Stuart (Amsterdam<br />

2023) Querido Facto, 536 blz., €37,99<br />

Toen ik Nadine Akkerman interviewde (<strong>Geschiedenis</strong><br />

<strong>Magazine</strong> 2022/3), vroeg zij zich<br />

af of een uitgever het zou zien zitten haar<br />

biografie van Elizabeth Stuart op de Nederlandse<br />

markt te brengen. Gelukkig heeft<br />

Querido Facto het aangedurfd en is er nu<br />

een fijne Nederlandse vertaling van Akkermans<br />

spannende, mythes-doorbrekende,<br />

doorwrochte verhaal over deze Schotse<br />

prinses die even koningin was van Bohemen<br />

en vervolgens lange tijd in Den Haag<br />

een levendige hofhouding voerde. Een van<br />

de invloedrijkste vrouwen in Europa in de<br />

eerste helft van de 17de eeuw.<br />

Djoeke van Netten doceert geschiedenis<br />

aan de Universiteit van Amsterdam.<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 75


HENK SLECHTE<br />

De kleine Napoleon<br />

‘Wist u ervan?’<br />

Hans Redeker, Herman Willem Daendels 1762-1818. De kleine<br />

Napoleon (Soesterberg 2023) Aspekt, 232 blz., €24,95<br />

De Hattemse regentenzoon Herman<br />

Willem Daendels was 19 toen in 1781<br />

in Nederland de patriottentijd begon.<br />

Als student raakte hij overtuigd<br />

van het gelijk van de patriotten, die<br />

de bestuurlijke almacht bestreden<br />

van de Oranje-stadhouder (hem<br />

verleend in het Regeringsreglement<br />

van 1750). Daendels ondervond die<br />

macht toen de stadhouder in 1785<br />

niet hem benoemde als opvolger<br />

van zijn vader, schepen van Hattem,<br />

maar een orangist. Daendels accepteerde<br />

dat niet en bij het conflict dat<br />

volgde – Redeker karakteriseert het<br />

in zijn spannende biografie als ‘oorlog in Hattem’ – voerde Daendels<br />

de patriotten aan. Hij werd naar Frankrijk verbannen en kreeg een<br />

leidende rol bij voor Nederland ingrijpende gebeurtenissen in de<br />

Bataafse en de Franse tijd. Hij richtte in Frankrijk het Bataafse Legioen<br />

op dat in 1795 met het Franse leger de Republiek binnenviel,<br />

en hij voerde in 1798 met anderen twee staatsgrepen uit die leidden<br />

tot de eenheidsstaat én de Staatsregeling, de eerste grondwet.<br />

In 1807 volgde de aanstelling – door koning Lodewijk Napoleon –<br />

tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij maakte van het<br />

eilandenrijk, dat tot dan toe door handelscompagnie de VOC was<br />

bestuurd, een centraal bestuurde kolonie van de staat.<br />

Napoleon lijfde in 1810 Nederland in bij het Franse keizerrijk, riep<br />

Daendels in 1811 terug en nam hem in 1812 als divisie-generaal<br />

mee op de veldtocht naar Rusland. Koning Willem I wilde vervolgens<br />

de lastige Daendels liefst ver van Nederland hebben en benoemde<br />

hem in 1815 tot gouverneur van de Nederlandse gebieden<br />

aan de Goudkust in Afrika (nu Ghana). Daendels maakte van deze<br />

bescheiden bestuurlijke functie geen succes. Hij overleed in 1818<br />

op het kasteel van St. George d’Elmina en is daar ook begraven.<br />

In zijn epiloog geeft Redeker een interessant overzicht van wat historici<br />

over de man geschreven hebben. De meesten noemen hem<br />

een krachtige en moedige persoonlijkheid. Willem Frijhoff zowel<br />

als J.J.P. de Jong vinden net als Redeker dat Daendels de geschiedenis<br />

van Indië een nieuwe wending gaf, door de introductie van de<br />

nieuwe liberale opvattingen over het politieke en economische<br />

koloniale beheer.<br />

Redekers boeiende biografie over deze invloedrijke figuur die ten<br />

onrechte is vergeten, geeft een verhelderende context, maar een<br />

boek over iemand die op zoveel plaatsen actief is geweest en met<br />

veel verschillende mensen contact had, heeft een index op persoons-<br />

en geografische namen nodig. En jammer dat de illustraties<br />

geen bijschriften hebben.<br />

Walter Kempowski, Heeft u Hitler gezien?<br />

(Amsterdam 2023) Alfabet, 332 blz., €24,99<br />

De Duitse schrijver<br />

Walter Kempowski<br />

(1929-2007) vroeg<br />

in 1970, ten behoeve<br />

van een roman<br />

die tussen 1938<br />

en 1945 speelde,<br />

aan 500 Duitsers of<br />

ze Hitler wel eens<br />

hadden gezien.<br />

Hij publiceerde dit<br />

unieke document<br />

in 1973, met als<br />

enige context<br />

beroep en leeftijd<br />

van de respondenten. Tot dan toe was het geijkte<br />

antwoord op iedere vraag naar de oorlog: Wir<br />

haben es nicht gewusst. Omdat de publicatie veel<br />

reacties opriep, herhaalde Kempowski zijn aanpak<br />

met de vraag die nog niemand had durven<br />

stellen: ‘Wist u ervan?’ – doelend op de Holocaust.<br />

Vaak volgde eerst een ontkennend of twijfelend<br />

antwoord, maar kwam daarna wat men zich<br />

echt herinnerde, soms met een eigen mening of<br />

reacties die men zich uit zijn eigen omgeving nog<br />

voor de geest kon halen. Dat leidde in 1979 tot de<br />

publicatie van de antwoorden op beide vragen,<br />

wederom alleen voorzien van beroep en leeftijd.<br />

Kempowski benadrukte dat dit geen representatief<br />

opinieonderzoek was, maar de stand van<br />

het bewustzijn van de jaren ’70. De bundeling<br />

uit 1979 kwam onlangs uit in het Nederlands,<br />

voorzien van een verhelderend voorwoord van<br />

Roxane van Iperen. Zij vertelde in 2018 in de<br />

roman ’t Hooge Nest de geschiedenis van haar<br />

huis in Naarden, waar twee Joodse zusjes en een<br />

Duitser vanaf februari 1943 een verzetscentrum<br />

en toevluchtsoord voor onderduikers runden.<br />

Ze legt uit dat het Kempowski als eerste lukte de<br />

Duitsers over de oorlog te laten praten door niet<br />

naar een beladen begrip als schuld te vragen<br />

maar alleen naar het leven toen, en de antwoorden<br />

ook zonder toelichting te publiceren.<br />

Daardoor maakte hij het volgens haar voor veel<br />

Duitsers mogelijk ook op de vraag Wist u ervan?<br />

een eerlijk antwoord te geven.<br />

76<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Moerasvolk_converted Alle pagina's 21-06-23 16:32<br />

IN DE BOEKWINKEL<br />

Kettingrokende koning<br />

Sally Bedell Smith, George VI en<br />

Elizabeth. Het huwelijk dat de Britse<br />

monarchie redde (Amsterdam 2023)<br />

Nieuw Amsterdam, 671 blz., €42,99<br />

Koning George VI (1895-1952),<br />

een achterkleinzoon van koningin<br />

Victoria, nam in 1936 de Britse<br />

troon over van zijn oudere broer<br />

Edward VIII. Edward moest aftreden<br />

omdat hij wilde trouwen met<br />

Wallis Simpson, een Amerikaanse<br />

die bezig was met haar tweede<br />

scheiding. George VI was bescheiden<br />

en introvert, en stotterde. Hij<br />

werd verliefd op Elizabeth Bows Lyon (1900-2002) die eerst drie<br />

jaar zijn aanzoeken afwees maar in 1923 toch met hem trouwde.<br />

Het werd een warm huwelijk, waaruit twee dochters voortkwamen,<br />

Margaret en Elizabeth. De ondertitel van dit boek benadrukt<br />

hoe belangrijk George’s bereidheid om Edward op te volgen<br />

was, en dat het elkaar aanvullende koningschap van George en<br />

Elizabeth in de Tweede Wereldoorlog de aangetaste reputatie van<br />

de monarchie herstelde. George bekommerde zich om gevluchte<br />

vorsten zoals koningin Wilhelmina. Hij haalde haar in mei 1940<br />

van het station en bracht haar naar Buckingham Palace; ze was<br />

volgens de koning ‘nogal overstuur en had geen extra kleding bij<br />

zich’. George en Elizabeth lieten zich veel zien in Londen toen dat<br />

tijdens de Blitz in de late zomer van 1940 hevig te lijden had onder<br />

de Duitse bombardementen. George had ook intensief contact<br />

met Winston Churchill.<br />

De kettingrokende koning had last van stress en leed aan longkanker,<br />

maar stierf in 1952 aan een hartstilstand, veroorzaakt door<br />

trombose. Dochter Elisabeth volgde hem op (en overleed ook in<br />

het harnas, in 2023). Bedell Smith heeft een zorgvuldige, leesbare<br />

en toegankelijke biografie geschreven, die meeslepend toont wat<br />

het huwelijk van George en Elizabeth zo bijzonder maakte, en hoe<br />

hun persoonlijkheden zich ontwikkelden en elkaar aanvulden in<br />

de abdicatiecrisis en de oorlog. Belangrijke bronnen zijn de correspondentie<br />

en de dagboeken van het koningspaar en van hoffunctionarissen,<br />

waaruit veel en interessant wordt geciteerd.<br />

Moerasvolk<br />

Jan Oord, Het Moerasvolk. Het dagelijks<br />

leven in Wieden, Weerribben, en de Friese<br />

Laagveenmoerassen van 1700 tot heden<br />

(Harderwijk 2023) Uitgeverij Gopher, 316<br />

blz., €22,50<br />

Giethoorn is al een kleine eeuw een toeristische<br />

trekpleister in de Kop van Overijssel,<br />

en de nabijgelegen Weerribben en Wieden<br />

zijn sinds enige jaren een nationaal park.<br />

Jan Oord beschrijft de economische en sociale<br />

geschiedenis van dit ooit arme veenen<br />

moerasgebied aan de hand van de<br />

geschiedenis van zijn familie. In Giethoorn<br />

werd turf gestoken als brandstof voor<br />

bedrijven in steden. Vanaf de 17de eeuw<br />

gebeurde dat grootschalig door verveners<br />

met turfmakers als vaste arbeiders. Voor<br />

het losse werk kwamen jaarlijks mensen<br />

uit Groningen en Westfalen – we zouden<br />

ze nu arbeidsmigranten noemen. Onder<br />

hen was in 1695 Jacob Oort, wiens nazaten<br />

sinds de invoering van de Burgerlijke Stand<br />

in 1811 Oord heten. Hij werd turfmaker, en<br />

zijn nakomelingen leefden en werkten drie<br />

eeuwen in de turf- en rietgebieden in de<br />

Wieden, de Weerribben en Zuid-Friesland.<br />

Oord noemt hen het Moerasvolk. Hij<br />

vertelt onder meer over de invloed van het<br />

klimaat op het sociale leven in de dorpen,<br />

en op het landschap. Zoals de Hoogeweg<br />

in de Weerribben, een dijkje dat steeds<br />

opgehoogd moest worden om te zorgen<br />

dat het begaanbaar bleef. Hier stonden de<br />

armoedige huisjes van de turfarbeiders, en<br />

woonde van 1858 tot 1956 ook de familie<br />

Oord. Nu staan er vrolijke vakantiehuizen.<br />

Oord behandelt het dagelijks leven in de<br />

Van oorsprong behoren de Weerribben en de Wieden in<br />

het noorden van Overijssel en de veenweidegebieden in<br />

brede context van het zuiden grote van Friesland gebeurtenissen<br />

tot het hetzelfde aaneengesloten<br />

moerasgebied. Door de turfwinning waren die moerassen<br />

eeuwenlang een belangrijke energieleverancier.<br />

die de economische<br />

De landschappelijke<br />

en dus<br />

verschillen<br />

ook<br />

tussen<br />

de<br />

die gebieden<br />

sociale<br />

zijn in<br />

de laatste 300 jaar veroorzaakt door mens, gedreven door<br />

situatie in dit gebied tegenstrijdigheden veranderden, als hebzucht enerzijds tegenover zoals liefde<br />

voor de natuur aan de andere kant.<br />

de veepest (1741-1750), Dit boek vertelt de de geschiedenis landbouwcrisis<br />

van de mensen die tussen<br />

1700 en 2000 deze moerasgebieden hebben bewoond en die,<br />

net als wij vandaag, gebukt gingen onder natuurrampen,<br />

(1870-1880), de economische pandemieën, veeziektes, energiecrises, crisis oorlogen, bovenmatige (1929-<br />

inflatie en plotseling toenemende armoede.<br />

Het verhaal van een volk dat moest leven met uiterst<br />

1940), de oorlogen de ontwikkeling van<br />

gebrekkige voorzieningen op gebieden als onderwijs,<br />

gezondheidszorg en openbaar vervoer.<br />

de veenderij. Maatschappelijke Dat verhaal wordt verteld aan verande-<br />

hand van een<br />

familiegeschiedenis; een familie die tot in de 20ste eeuw de kost<br />

moest verdienen met het winnen van turf en het telen van riet.<br />

ringen als de Schoolstrijd in de 19de eeuw,<br />

en politieke zoals de opkomst van het<br />

socialisme met Domela Nieuwenhuis die<br />

in het veengebied stakingen (1886-1890)<br />

veroorzaakte, hebben ook een grote rol. En<br />

natuurlijk de gevolgen van de komst van<br />

de fiets, trein en auto voor de infrastructuur<br />

en de bewoners. Deze sociaaleconomische<br />

maar ook topografische geschiedenis is<br />

Het Moerasvolk<br />

Jan Oord<br />

interessant voor de huidige bewoners,<br />

maar zeker ook voor toeristische bezoekers.<br />

Het is daarom jammer dat dit boek, behalve<br />

plattegronden, geen afbeeldingen heeft<br />

die duidelijk maken wat Oord indringend<br />

beschrijft, zoals de Hoogeweg, maar ook<br />

veel andere opvallende verschillen tussen<br />

toen en nu.<br />

Het Moerasvolk<br />

Het dagelijks leven in Wieden, Weerribben<br />

en de Friese Laagveenmoerassen<br />

Jan Oord<br />

van 1700 tot heden<br />

Henk Slechte is historicus en publicist.<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 77


AGENDA<br />

Haags Historisch Museum<br />

Roelant Savery’s Wonderlijke Wereld<br />

t/m 20 mei <strong>2024</strong>, Mauritshuis, Plein 29 Den Haag, 070-<br />

3023456; www.mauritshuis.nl<br />

‘Twee paarden en hun begeleiders’ 1628<br />

Stedelijke collectie, Abby Kortrijk<br />

Bloemen, dieren, landschappen en mensen: niets was de kunstenaar<br />

Roelant Savery te moeilijk. De keizer van Oostenrijk, Rudolf<br />

II, hoorde van zijn talent en nodigde hem in 1604 uit om in Praag<br />

als hofkunstenaar te komen werken. Ruim tien jaar lang legde<br />

Savery het natuurschoon in Rudolfs land vast. Aan het hof leerde de<br />

kunstenaar ook allerlei exotische bloemen kennen die de keizer liet<br />

kweken. Dat inspireerde hem tot het schilderen van het eerste Nederlandse<br />

bloemstilleven: eerst sobere, maar later leverde hij bonte,<br />

volle vazen af. De keizer verzamelde ook dieren, in zijn volières,<br />

‘Löwenhof’, fazantentuin, hertenkamp en stallen. Daarnaast bezat<br />

hij een collectie opgezette exemplaren. Genoeg inspiratie voor<br />

Savery. In 1615 vestigde de kunstenaar zich in Utrecht. Zijn werk<br />

leverde helaas te weinig op en hij ging failliet; in 1638 moest hij zijn<br />

huis verkopen. Een jaar later overleed hij.<br />

Kinderen van de<br />

Haagse School<br />

Spelen, werken, overleven t/m 20 mei <strong>2024</strong>,<br />

Museum Panorama Mesdag, Zeestraat 65 Den<br />

Haag, panorama-mesdag.nl<br />

Van lieflijke kinderportretten<br />

tot schrijnende taferelen<br />

van kinderarbeid, zoals ‘Het<br />

Lucifermeisje’ (1890) van<br />

Floris Arntzenius, hierboven<br />

te zien: door de ogen van<br />

Haagse Schoolschilders als<br />

Hendrik Willem Mesdag,<br />

Suze Robertson, Jozef<br />

Israëls, de gebroeders Maris<br />

en tijdgenoten als Thérèse<br />

Schwartze en Barbara van<br />

Houten krijgt de bezoeker<br />

een unieke inkijk in de leefwereld<br />

van kinderen tegen<br />

het einde van de 19e eeuw.<br />

Barbie<br />

t/m 8 september <strong>2024</strong>, Stedelijk Museum<br />

Almelo, Prinsenstraat 13 Almelo, 0546-<br />

816071; www.stadsmuseumalmelo.nl<br />

Barbie wordt 65! Sinds haar geboorte in 1959<br />

heeft ze flink wat veranderingen ondergaan. Zo<br />

ging ze altijd met de mode mee: van minirok<br />

in de jaren ’60, disco-kleding in de jaren ’70,<br />

schoudervullingen in de jaren ’80, tot naveltruitjes<br />

in de jaren ’90. Met het nieuwe<br />

millennium werden haar vormen ronder<br />

en kreeg ze een fris kapsel en andere makeup.<br />

Al vroeg oefende ze ‘typisch mannelijke’ beroepen<br />

uit zoals astronaut (1965) en autocoureur. In 2016 werd<br />

ze de eerste vrouwelijke president van Amerika. In 1968<br />

kreeg ze een Afro-Amerikaans vriendinnetje Christie,<br />

in 1980 verscheen ze zelf in een Afro-Amerikaanse en<br />

Latina versie, er kwam een Barbie in een rolstoel en in<br />

2016 lanceerde fabrikant Mattel een lijn van poppen<br />

in vier verschillende lichaamsvormen, zeven<br />

huidskleuren en verschillende haarstijlen.<br />

‘African Goddess’ Barbie.<br />

78<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


JENNA THE<br />

Susanna<br />

Van middeleeuwen tot #MeToo, t/m 23 maart 2025, Museum Gouda,<br />

Achter de Kerk 14 Gouda, 0182-331000; www.museumgouda.nl<br />

Wikimedia Commons.<br />

Als de jonge Susanna op een warme<br />

dag in een afgesloten tuin een bad<br />

neemt, wordt ze belaagd door twee<br />

wellustige en machtige rechters.<br />

Susanna weigert hun avances. Dat<br />

laten de mannen niet op zich zitten<br />

en ze beschuldigen haar van ontrouw.<br />

Susanna ontkent, maar tevergeefs: ze<br />

wordt voor het gerecht gesleept. Dit<br />

zou zomaar een recent misbruikverhaal<br />

kunnen zijn, maar het is al eeuwenoud:<br />

in de Bijbel, de Thora en Duizend-eneen-nacht<br />

kwam het al voorbij. De<br />

meeste bekendheid kreeg ‘Susanne en<br />

de Ouderlingen’ door de vele schilderijen<br />

die ervan zijn gemaakt, zoals het<br />

hier afgedrukte van Artemisia Gentileschi<br />

uit 1610. Het verhaal over recht en<br />

onrecht werd een vehikel voor sensueel<br />

vrouwelijk naakt, een moralistische<br />

waarschuwing of zelfs een antisemitische<br />

karikatuur.<br />

Gouden Vrouwen<br />

Frankische schatten thuisgebracht t/m 7 december <strong>2024</strong>,<br />

Stadsmuseum Rhenen, Markt 20 Rhenen, 0317-612077;<br />

www.stadsmuseumrhenen.nl<br />

In 1951 deden archeologen op de Donderberg te Rhenen een bijzondere<br />

ontdekking: ze vonden flonkerende sieraden met edelstenen<br />

uit India, munten, prachtig bewerkte gespen, delicaat glaswerk,<br />

huisraad en wapens. Het bleek de grootste begraafplaats van de<br />

vroege middeleeuwen (350-800 na Chr.) in Nederland. De gevonden<br />

objecten waren geschenken die mannen, vrouwen en kinderen<br />

meekregen voor een leven in het hiernamaals. Ze behoorden tot<br />

de Franken en leefden zo’n 20 generaties lang op de Utrechtse<br />

Heuvelrug. Aan de geschenken is te zien dat dit niet enkel een mannenwereld<br />

vol bloeddorstige strijders was. De Franken hadden een<br />

verfijnde cultuur en rijke denkwereld waarin vrouwen meetelden.<br />

Zij konden aanzien en macht verwerven en waren managers van<br />

huis, voorraad en grond. De bodemvondsten zijn nu eigendom<br />

van de nationale archeologische collectie bij het Rijksmuseum van<br />

Oudheden (RMO) in Leiden, maar zijn weer even ‘thuis’ in Rhenen te<br />

zien. Iedereen die in zijn achternaam het woord Frank heeft, krijgt<br />

gratis entree.<br />

Frans Hals<br />

t/m 9 juni <strong>2024</strong>, Rijksmuseum, Museumstraat 1<br />

Amsterdam, 020-6747000; www.rijksmuseum.nl<br />

Voor de komst van de fotografie was het niet zo makkelijk<br />

om vrolijke gezichten vast te leggen. De meeste<br />

Westerse portretschilders vermeden de lach, behalve<br />

Frans Hals (1582/1584-1666). Hij wilde zo overtuigend<br />

mogelijk een levend mens weergeven. En daar hoorden<br />

ook glimlachjes en schaterlachen bij. Door snelle<br />

penseelstreken wist hij beweeglijkheid te creëren, zodat<br />

de geportretteerden net echt leken. Zo’n vijftig van de<br />

grensverleggende schilderijen van Frans Hals zijn nu samengebracht.<br />

Mét<br />

hun achtergrond:<br />

Malle Babbe (ca.<br />

1640, zie afbeelding)<br />

bijvoorbeeld<br />

moet een<br />

bekend figuur in<br />

de straten van<br />

Haarlem zijn<br />

geweest.<br />

Gemäldegalerie, Berlijn.<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 79


Het Spoorwegmuseum viert een feestje!<br />

Het Maliebaanstation bestaat namelijk<br />

150 jaar. In een mooie tentoonstelling<br />

gaat het museum uitgebreid in op de<br />

historie van dit monumentale station.<br />

Nieuwsgierig naar wat er allemaal<br />

gebeurd is of wie er werkten?<br />

Ontdek het in de verschillende<br />

ruimtes van het station.<br />

TENTOONSTELLING<br />

25 APR<br />

T/M 1 NOV


© Peter Clark<br />

WOLVEN IN<br />

DE WINTER<br />

Wolven in de winter van Dan Jones is<br />

een rauwe en tegelijkertijd humoristische<br />

verbeelding van het middeleeuwse<br />

militaire bestaan enbrengt de veertiende<br />

eeuw heel dichtbij. Het is het tweede<br />

deel in de Crécy trilogie.<br />

9789401919920 | € 24,99<br />

DE ESSEX DOGS IS<br />

AFGEPRIJSD VAN<br />

€ 24,99 NAAR € 15,-<br />

T/M 10 JUNI <strong>2024</strong> www.omniboek.nl<br />

Alle informatie in deze advertentie is onder voorbehoud.


VOLGEND NUMMER<br />

Japanse troepen op Rabaul, januari 1942.<br />

Jan van Schaffelaar springt, 1482.<br />

De Maas, 17de eeuw.<br />

Wikimedia Commons.<br />

Rijksmuseum Amsterdam.<br />

Museum Rotterdam.<br />

VOLG ONS OP<br />

FACEBOOK<br />

WWW.FACEBOOK.COM/<br />

GESCHIEDENISMAGAZINE<br />

Op de Facebookpagina van <strong>Geschiedenis</strong><br />

<strong>Magazine</strong> vindt u onder meer historisch nieuws<br />

en complete artikelen uit eerdere jaargangen<br />

van <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>.<br />

Snel liken dus.<br />

De Kokoda-trail WO II<br />

Voorjaar 1942: de Japanse opmars vordert<br />

gestaag, maar om Australië te bezetten<br />

heeft Japan onvoldoende mankracht.<br />

Stafchef en minister van Oorlog generaal<br />

Tojo besluit daarom zoveel mogelijk eilanden<br />

in de wijde omtrek van Australië te<br />

veroveren, om zo het continent volledig te<br />

isoleren. Een van de plekken waarop zijn<br />

troepen slaags raken met de geallieerden<br />

is de Kokoda-trail, midden in het tropische<br />

oerwoud van Nieuw Guinea.<br />

De beroemde sprong<br />

Jan van Schaffelaar sprong in 1482 van de<br />

toren in Barneveld…maar waarom ook<br />

weer? En maakt het voor zijn roem uit dat<br />

hij behalve keuterboer ook huursoldaat<br />

was, en plunderde om rond te komen? Jans<br />

sprong past in de Hoekse en Kabeljauwse<br />

Twisten die woedden tussen 1345 en 1492.<br />

Die staan bekend als een onbegrijpelijk<br />

verhaal, maar er valt wel degelijk een lijn in<br />

te ontdekken.<br />

Razendsnelle opkomst<br />

Rotterdam<br />

Fascinerend, dat moet het aanzicht van<br />

Rotterdam rond 1700 zijn geweest voor<br />

opvarenden van de handelsschepen die<br />

naderden vanaf de Maas: een woud van<br />

masten voor de statige koopmanshuizen<br />

aan De Boompjes, op de achtergrond de<br />

handelsbeurs en de Laurenskerk. Een imposant<br />

panorama. Maar heel recent. Hoe<br />

kan het dat Rotterdam binnen een eeuw<br />

de tweede stad van de Republiek werd?<br />

facebook<br />

GESCHIEDENIS<br />

Nummer 3, april-mei <strong>2024</strong>, jaargang 59<br />

Hoofdredactie Dr. Marianne L. Mooijweer<br />

Redactie dr. Erika Kuijpers, dr. Sven Meeder, dr. Bram<br />

Mellink, prof.dr. Onno van Nijf, dr. Diederik Smit<br />

Eindredactie Merel Klein<br />

Online-redactie Ianthe van Beuningen<br />

Aan deze uitgave werkten mee: Herman Clerinx,<br />

Femke Deen, Ruurd Halbertsma, Simon Halink, Maarten<br />

Hell, Guido van Hengel, Charlotte Kleyn, Merel<br />

Leeman, Djoeke van Netten, Marco Middelwijk, Daan<br />

Nijssen, Ronald Prud’homme van Reine, Henk Slechte,<br />

Ruud Stevens, Marijn Stolk, Fenneke Sysling, Jenna<br />

The, Theo Toebosch, Ivo van de Wijdeven.<br />

Klantenservice en abonnementen<br />

Voor vragen over abonnementen en<br />

(na)bestellingen van boeken en oude nummers:<br />

Ten Brink Abonnementenservice<br />

Postbus 1064, 7940 KB Meppel<br />

(085) 01 60 077<br />

geschiedenis@tenbrinkuitgevers.nl<br />

Redactieadres<br />

Huis ter Heideweg 13<br />

3705 MA Zeist<br />

redactie@geschiedenismagazine.nl<br />

www.geschiedenismagazine.nl<br />

Ontwerp & Vormgeving<br />

FIZZ | Digital Agency - www.fizz.nl<br />

Druk<br />

Veldhuis Media BV, Meppel<br />

Distributie<br />

VMBpress, www.vmbpress.nl<br />

Uitgever<br />

Spiegel historiael BV in samenwerking met Virtùmedia<br />

Pepijn Dobbelaer, tel (030) 6920677<br />

pdobbelaer@virtumedia.nl<br />

Marketing & samenwerkingen<br />

Tamara van Dijk, (030) 3072247<br />

tvandijk@virtumedia.nl<br />

Rob van der Linden, (030) 3031295<br />

rvanderlinden@virtumedia.nl<br />

Advertenties<br />

Paul Revier, (030) 693 38 22<br />

previer@virtumedia.nl<br />

Abonnementen<br />

<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> verschijnt 8 keer per jaar.<br />

Prijs jaarabonnement Nederland: € 72,95 (bij machtiging;<br />

€ 76,90 per factuur). Binnen Europa € 82,30.<br />

Buiten Europa € 85.40 Studentenabonnement binnen<br />

Nederland: € 38,95. Abonnementsgeld dient bij<br />

vooruitbetaling te worden voldaan. Abonnementen<br />

kunnen per nummer ingaan en worden automatisch<br />

verlengd, tenzij een maand voor het verstrijken van<br />

de abonnementsperiode bericht van opzegging is<br />

ontvangen.<br />

Opzeggingen worden onzerzijds schriftelijk of<br />

via mail bevestigd.<br />

© <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>. Niets uit deze uitgave<br />

mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar worden gemaakt zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

ISSN 1872-0625<br />

<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> is de voortzetting van<br />

Spiegel Historiael, opgericht in 1966.<br />

www.geschiedenismagazine.nl<br />

WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL<br />

82<br />

GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>


Romeinse<br />

villa’s<br />

in Limburg<br />

25.04 T/M 25.08.<strong>2024</strong><br />

Met dank aan:<br />

Partners:


Herman de Liagre Böhl<br />

Connie Patijn<br />

(1908-2007)<br />

Netwerker in<br />

Buitenlandse Zaken<br />

ISBN 9789464550917, 164 blz.,<br />

€20,–<br />

Maarten Faas<br />

Nederlands laatste<br />

ontdekkingsreiziger<br />

Philips Christaan Visser<br />

(1882-1955)<br />

ISBN 9789464550924, 232 blz.,<br />

€27,–<br />

Cees Huisman<br />

Pierre Chevallier<br />

1760-1825<br />

Predikant met<br />

vergezichten tussen<br />

Verlichting en Réveil<br />

ISBN 9789464550313, 272 blz.,<br />

€29,–<br />

Meindert van der Kaaij<br />

Een eenzaam<br />

staatsman<br />

Dirk de Geer (1870-1960)<br />

ISBN 9789087042936, 518 blz.,<br />

€49,–<br />

Hans Straver<br />

Wilhelm Leonard<br />

Ritter 1799-1862<br />

Schrijver in Indië<br />

ISBN 9789464550528, 298 blz.,<br />

€35,–<br />

Een selectie uit onze<br />

biografieën: van<br />

Patijn, Visser, De Geer,<br />

Ritter, Drucker, Draak,<br />

Chevallier en Coornhert<br />

Uitgeverij Verloren<br />

Torenlaan 25, 1211 JA<br />

Hilversum 035-6859856<br />

verloren.nl<br />

Alle boeken zijn te bestellen<br />

bij de uitgever of via de<br />

boekhandel.<br />

Ruben Buys<br />

Voor mens, volk en<br />

vaderland<br />

Leven en werk van Dirck<br />

Volckertsz Coornhert<br />

(1522-1590).<br />

Een biografie<br />

ISBN 9789464550245, 208 blz.,<br />

€23,–<br />

G.J. Veerman<br />

De halfbroer van Dolle<br />

Mina of: de biografie<br />

van ‘een edel mensch’<br />

Mr. Hendrik Lodewijk<br />

Drucker, 1857-1917<br />

ISBN 9789464550481, 303 blz.,<br />

€30,–<br />

Willem Gerritsen<br />

Verhalen van de<br />

drakendochter<br />

Leven en werk van<br />

Maartje Draak (1907-1995)<br />

ISBN 9789087047696, 304 blz.,<br />

€29,–

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!