You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL NUMMER 3 • JAARGANG 59 • APRIL-MEI <strong>2024</strong><br />
GESCHIEDENIS<br />
DE SUCCESSEN<br />
VAN PIET HEIN<br />
Middeleeuwse saga’s:<br />
Een succesvol IJslands<br />
exportproduct<br />
Vlooienburg 17e eeuw:<br />
de eerste multi-etnische buurt<br />
van Nederland<br />
WO II SPECIAL<br />
• Hoe neutraal was Zwitserland?<br />
• Rotterdamse corpsstudenten<br />
bij het verzet<br />
• Vergeten D-Day: Italië, 1943<br />
DE WIEG VAN DE<br />
ZIJDEROUTE<br />
losse verkoop € 8,95<br />
EXTRA DIK NUMMER<br />
BP
Inhoud<br />
COVERVERHAAL<br />
10 Piet Hein<br />
We kennen hem van de zilvervloot die hij in 1628 op de<br />
Spanjaarden veroverde. Hij was toen al jaren actief voor<br />
de West-Indische Compagnie. Zo nam hij in 1624 de<br />
zwaarbewapende Portugese stad San Salvador (Brazilië)<br />
in. Een buitenkans: nu zou de lucratieve handel in suiker<br />
in Nederlandse handen komen...<br />
22 Vlooienburg<br />
Het eiland Vloeyenburg is in 1596 aangeplempt in de<br />
Amstel als opslagruimte voor bouw- en brandhout.<br />
Nu staat er de Stopera. Er woonden en werkten in de<br />
17de eeuw kooplieden, middenstanders, industriëlen,<br />
chirurgijns, arbeiders en anderen uit alle windstreken.<br />
Wandel mee door deze eerste multi-etnische buurt van<br />
Nederland.<br />
56 Bang voor het vaccin<br />
Iedereen was als de dood voor hondsdolheid. Een<br />
werkend geneesmiddel was er lang niet. Waarom stuitte<br />
dan de effectieve vaccinatie die Louis Pasteur in de 19de<br />
eeuw ontwikkelde, aanvankelijk op veel weerstand?<br />
16<br />
ZIJDEROUTE<br />
We denken vaak dat de zijderoute rond 100 v.Chr. ontstond toen<br />
de Chinese keizer zijn kooplieden naar het westen stuurde. Maar<br />
dat klopt niet. De langeafstandshandel kwam al eeuwen eerder<br />
tot bloei in het Perzische Rijk.<br />
2<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
34 SPECIAL WO 2<br />
Rotterdam<br />
Rotterdam lééfde zo’n beetje van het Duitse achterland in<br />
1940. Hoe reageerden de conservatieve studenten in de<br />
stad op de invasie en het bombardement?<br />
60 Saga’s als exportproduct<br />
The Lord of the ring, de Hobbit, opera’s van Richard<br />
Wagner, Hollywood-kaskrakers over de dondergod<br />
Thor… ze zijn allemaal schatplichtig aan het literaire<br />
erfgoed van IJsland: de saga’s. Ze vormen een uniek en<br />
fantasierijk verhalenuniversum maar ze vertellen ook<br />
de daadwerkelijke geschiedenis van de Vikingen en hun<br />
nakomelingen.<br />
Narvik<br />
Hitlers waagstuk. Op 9 april 1940 nam Hitler een grote<br />
strategische gok: hij stelde bijna zijn hele Kriegsmarine<br />
in de waagschaal om Denemarken en Noorwegen te<br />
veroveren.<br />
Italië<br />
D-Day van Italië, 1943: een cruciale campagne voor<br />
de geallieerde herovering van Europa, met veel<br />
slachtoffers… maar toch vergeten.<br />
Zwitserland<br />
Zwitsers klopten zich na de oorlog op de borst dat<br />
hun land zich had ingezet voor vluchtelingen en dat<br />
het neutraal was gebleven. Maar dat ideaalbeeld moet<br />
worden doorgeprikt.<br />
66 Roofzuchtige CEO’s<br />
Ondernemers verdienden fortuinen in de VS, ook in<br />
de 19de eeuw. Velen etaleerden deze nieuwe rijkdom<br />
zonder enige gêne. Bradley en Cornelia Martin<br />
bijvoorbeeld organiseerden in 1897 een bal waarvoor<br />
het Waldorf-Astoria Hotel in New York werd omgetoverd<br />
tot een replica van het paleis van Versailles. Anderen<br />
betaalden echter de prijs voor deze buitensporige<br />
weelde.<br />
4 Column<br />
6 Nieuws<br />
15 Wereldgeschiedenis door de lens van<br />
één enkel dorp.<br />
26 Zeven ‘Moeders des Vaderlands’<br />
52 Een herontdekte stad uit de oudheid<br />
70 Eten wat de pot schafte:<br />
de nieuwe aardappel<br />
72 Boeken<br />
80 Agenda<br />
MET<br />
RECEPT<br />
Op de cover: Perzische strijders, decoratie uit het paleis van koning<br />
Darius (ca. 550-486 v.Chr.) in Susa (Pergamon Museum, Berlijn).<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 3
COLUMN<br />
MARIANNE MOOIJWEER<br />
Groezelig en verguld<br />
Steenrijke<br />
ondernemers<br />
die ongehinderd<br />
geld<br />
binnenharkten<br />
‘Mark Twain, America’s best humorist’,<br />
luidt de titel van deze prent uit 1885<br />
(Library of Congress).<br />
‘Nou, hiér giet het!’: de geijkte<br />
reactie als ik op een<br />
regenachtige dag telefoneer<br />
met een onbekende<br />
en mijn achternaam<br />
noem – verzin zelf zouteloze varianten<br />
voor ander weer. Vermoeiender wordt het<br />
als ze eraan toevoegen: ‘Dat heeft u zeker<br />
wel eens vaker gehoord.’ Tsja. Ik ben dus<br />
de laatste die een naamgrap mag maken,<br />
maar ik maak toch een uitzondering voor<br />
mijn gehate leraar Duits. Ik heb zijn vak<br />
na de vierde opgelucht als overbodige<br />
bagage overboord gekieperd – hij heette<br />
Ballast. ‘Sie sollen sich konzentrieren!’,<br />
maande hij wanhopig. Ik had gewoon belangrijker<br />
dingen aan mijn hoofd (jongens,<br />
en jongens) en deed het minimum. Ik ben<br />
er niet trots op, maar zo was het.<br />
Meneer Ballast kwam in mijn gedachten<br />
bij de hilarische klaagzang ‘The Awful<br />
German Language’, een hoofdstuk uit The<br />
Tramp Abroad (1880) van de Amerikaanse<br />
schrijver Mark Twain. Hij is in Heidelberg<br />
en volgt er Duitse les maar struikelt over de<br />
eigenaardigheden van die taal. Een bericht<br />
dat hij zogenaamd uit de krant citeert: ‘In<br />
het ziekenhuis hier werd gisteren met succes<br />
een woord van dertien lettergrepen uit<br />
een patiënt verwijderd.’<br />
Mark Twain (ofwel Samuel L. Clemens) is<br />
bekend om zijn avonturenboeken over<br />
Tom Sawyer en Huckleberry Finn, maar<br />
publiceerde veel meer. Hij sabelde met zijn<br />
satirisch gevoel voor humor neer wat hij<br />
absurd of verwerpelijk vond. In zijn boek<br />
The Gilded Age. A Tale of Today (1873) waren<br />
dat de inhaligheid, oplichterij en politieke<br />
corruptie rondom de grondspeculatie.<br />
Later leenden historici die term voor het<br />
Amerika van de late 19de eeuw: het ‘vergulde<br />
tijdperk’ van steenrijke ondernemers<br />
die ongehinderd geld binnenharkten en<br />
protserig hun nieuwe welvaart tentoonspreidden.<br />
Ook andere schrijvers laakten de<br />
impact van het ongebreidelde kapitalisme,<br />
zoals de zeer productieve Upton Sinclair.<br />
The Jungle uit 1906, het bekendste van<br />
zijn bijna honderd boeken, speelt in de<br />
industriële slachterijen in Chicago. Hij wilde<br />
mededogen en verontwaardiging wekken<br />
met gruwelverhalen over de slechte<br />
arbeidsomstandigheden: spekgladde tegelvloeren,<br />
manshoge lekkende vaten met<br />
chemicaliën, de onverbiddelijke lopende<br />
band. De lezers vreesden echter vooral dat<br />
hun vlees niet oké was. Nog hetzelfde jaar<br />
werd de Meat Inspection Act aangenomen,<br />
maar de werkvloer bleef gevaarlijk.<br />
Dan had Jacob Riis meer eer van zijn werk.<br />
We zouden hem nu een onderzoeksjournalist<br />
noemen. Hij ging met een camera de<br />
achterbuurten van New York in, experimenteerde<br />
er met flitslicht, en confronteerde in<br />
zijn boek How the other half lives (1890) de<br />
rest van de stad met een groezelige verborgen<br />
wereld vol criminaliteit en armoede.<br />
Zijn boeken en veelbezochte lezingen met<br />
indringende lichtbeelden leidden tot sloop<br />
van de bouwvalligste huurkazernes aan<br />
Mulberry Street. Veel bewoners verzetten<br />
zich daartegen, tot onbegrip van Riis<br />
en andere hervormers die onvoldoende<br />
beseften dat die mensen, vaak pas in de VS,<br />
bewust voor de lage huren van de sloppen<br />
kozen. Riis zelf had er als verse immigrant<br />
uit Denemarken ook gewoond, maar was<br />
zo snel mogelijk vertrokken. Hij snapte niet<br />
dat anderen wél bleven: zij probeerden zo<br />
soms te sparen voor een groter huis om<br />
hun familie te laten overkomen. Zo kan het<br />
dat Riis, de pionier in realistische fotoreportages,<br />
van historici het verwijt kreeg dat hij<br />
te weinig oog had voor de realiteit.<br />
Marianne Mooijweer is hoofdredacteur van<br />
<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>.<br />
Lees verder over de Gilded Age op p. 66<br />
4<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
TIPS VOOR DE BOEKENWEEK<br />
‘Je weet altijd te weinig van<br />
je eigen land.’ – JAN BROKKEN<br />
Waarom kunstenaars eind<br />
19de eeuw vanuit de hele<br />
wereld naar Volendam reisden<br />
Reis mee naar de levendige kunstwereld van<br />
Volendam rond 1900. Een bruisende tijd die<br />
lang onderbelicht bleef in onze geschiedenis.<br />
Meesterverteller Jan Brokken, onthult in zijn<br />
meeslepende vertelling de magie achter de<br />
eenvoudige vitrages van Hotel Spaander. Een<br />
boeiend verhaal dat je opnieuw doet beseffen:<br />
we weten altijd te weinig over ons eigen land.<br />
Tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog wordt<br />
de grootvader<br />
van de auteur<br />
onthoofd. De even<br />
onvoorstelbare<br />
als bloedstollende<br />
geschiedenis van<br />
een man die op het<br />
verkeerde moment<br />
op de verkeerde<br />
plaats is.<br />
De slavernij bleef<br />
in Nederlands-<br />
Indië ook na de<br />
officiële afschaffing<br />
voortbestaan.<br />
Reggie Baay vertelt<br />
een vergeten<br />
hoofdstuk uit<br />
de Nederlandse<br />
koloniale<br />
geschiedenis.
NIEUWS<br />
Wat kwam er in de media over geschiedenis? Is er iets interessants ontdekt? Een recent inzicht?<br />
<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> maakt een selectie uit het nieuws. Met bijdrage van Herman Clerinx (HCI).<br />
WO2 in kleur<br />
Samuel Noach, beter bekend onder<br />
zijn bijnamen ‘Goedkope Sam’ en<br />
‘De man van Deventer’, was een textielhandelaar<br />
in die plaats. Hij werd<br />
geboren in 1882, leerde het vak als jongen<br />
en begon op zijn 18de voor zichzelf, in linnen<br />
lakens. Hij ging eerst langs de deuren<br />
met een grote kar en had later een winkel,<br />
die hij niet zelf bemande want hij was liever<br />
op pad. Hij maakte heel modern reclame<br />
voor zijn zaak: met een foto van zichzelf<br />
kondigde hij zich in kranten aan met ‘Hier<br />
ben ik!’ en hij maakte zichzelf als een soort<br />
Forrest Gump onderdeel of zelfs middelpunt<br />
van belangrijke gebeurtenissen. De<br />
foto die hiernaast is afgedrukt, is echter<br />
niet zo’n reclamekiekje: de optimistisch<br />
ingestelde Noach had geweigerd onder te<br />
duiken toen de oorlog begon. Hij werd gefotografeerd<br />
op het dakterras van zijn pand,<br />
klaar voor vertrek naar een Sallands werkkamp.<br />
Vandaar is hij gedeporteerd, eerst<br />
naar Westerbork en toen naar Auschwitz,<br />
waar hij in 1942 werd omgebracht.<br />
Hoewel er tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />
zeker kleurenfoto’s zijn gemaakt, was dit<br />
oorspronkelijk een zwart-witexemplaar. Het<br />
is een van de 600 foto’s die colorist Jakob<br />
Lagerweij onder handen heeft genomen. Hij<br />
vond ze bij Nederlandse instellingen als het<br />
NIOD, in lokale archieven, bij provincies en<br />
gemeenten en in privécollecties, maar ook in<br />
bijvoorbeeld België, Canada, Australië, Duitsland<br />
en de VS. Lagerweij heeft de beelden<br />
gerestaureerd en op basis van gedegen historisch<br />
onderzoek ingekleurd; de schrijvers<br />
Ad van Liempt, Matty Verkamman en Jaap<br />
Visser namen de informatieve, toegankelijke<br />
bijschriften voor hun rekening. De vier delen<br />
van WO2 in kleur behandelen de periode<br />
vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog<br />
tot en met de Politionele Acties in Indonesië.<br />
Die omvang en tijdsspanne maken het<br />
project uniek. Gebeurtenissen in Nederland<br />
(en in iets mindere mate België) vormen de<br />
rode draad, maar er is ook flink wat aandacht<br />
voor andere landen. Meer informatie via de<br />
website van Jakob Lagerweij: www.cpoj.nl<br />
Een van de boeken uit de serie WO2 in kleur<br />
winnen? Stuur een mailtje met uw adres<br />
naar redactie@geschiedenismagazine.<br />
nl o.v.v. WO2 in kleur. De winnaars krijgen<br />
bericht.<br />
Reus tegen<br />
Vikingen<br />
Er ligt een naakte man op een heuvel<br />
bij het dorp Cerne Abbas ten<br />
noorden van Dorchester (Dorset).<br />
Hij ligt er al eeuwen: doordat er ooit<br />
begroeiing is weggehaald en sleuven zijn<br />
gegraven en vervolgens opgevuld met verpulverde<br />
kalksteen, is er een grote figuur te<br />
zien, met in zijn hand een vervaarlijke knots<br />
met uitsteeksels. Historici hebben lang<br />
gedebatteerd over zijn herkomst, leeftijd<br />
en betekenis en konden er geen betrouwbare<br />
geschreven bronnen over vinden.<br />
Recent onderzoek heeft uitgewezen dat de<br />
Reus van Cerne Abbas uit de vroege middeleeuwen<br />
stamt, en historici hebben met<br />
die kennis in het achterhoofd opnieuw naar<br />
oude documenten uit de periode 700-1100<br />
gekeken. Volgens de nieuwste theorie,<br />
gepubliceerd in het blad Speculum (Chicago<br />
University Press, januari <strong>2024</strong>), stelt<br />
hij Hercules voor. Die speciaal gevormde<br />
knots was al in antieke beeltenissen zijn<br />
vaste attribuut. De onderzoekers denken<br />
dat de van grote afstand zichtbare kalkman<br />
bedoeld was als herkennings- en verzamelpunt<br />
voor troepen om de Vikingaanvallen<br />
af te slaan. Het stuk is te lezen via<br />
https://www.journals.uchicago.edu/<br />
met zoekterm Cerne Abbas.<br />
6<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Virtueel<br />
museum van<br />
Vlaanderen<br />
Onder de naam FAAM (Flanders<br />
All Around Museum)<br />
heeft de Vlaamse overheid<br />
een virtueel museum<br />
geopend. Dat geeft een beeld van wat<br />
in veel Vlaamse musea, erfgoedinstellingen,<br />
steden en dorpen te bekijken<br />
valt. FAAM is echter ruimer opgevat<br />
dan simpelweg een internetcatalogus<br />
met foto’s. FAAM wordt opgebouwd<br />
rond zeven ‘belevings’-thema’s’: eten<br />
en drinken, samen leven, plezier,<br />
wonen, werken, leren en ontdekken,<br />
geloven en twijfelen. De bezoeker<br />
krijgt een selectie afbeeldingen te<br />
zien, vergezeld van uitleg op het niveau<br />
van een 14-jarige. Daarna volgen<br />
verwijzingen naar bijvoorbeeld musea<br />
of historische plekken. Games moeten<br />
de beleving compleet maken.<br />
FAAM valt via het internet of via een<br />
app te bekijken. De app bevat ook<br />
augmented virtuality, zoals een reconstructie<br />
van het Rubenshuis of van<br />
een wolharige mammoet die ooit in<br />
Dendermonde werd gevonden. (HCl)<br />
https://www.faam.vlaanderen/nl<br />
260 meter boven de grond<br />
Manhattan, 20 september 1932.<br />
Hoog boven de 41ste straat<br />
zitten elf bouwvakkers op een<br />
stalen balk. Ze werken aan<br />
de gebouwen die samen het Rockefeller<br />
Centre zullen vormen. Een fotograaf wil wat<br />
plaatjes schieten nu dit enorme prestigeobject,<br />
midden in de depressiejaren, zijn<br />
opleverdatum nadert. De mannen werken<br />
goedmoedig mee. Sommigen gaan op de<br />
balk liggen voor een nep-dutje, andere<br />
Wikimedia Commons.<br />
gooien een bal over, maar vooral dit beeld<br />
met hun lunch wordt beroemd. New Yorkgangers<br />
zonder hoogtevrees kunnen sinds<br />
kort de foto nadoen, op dezelfde hoogte als<br />
destijds: 260 meter boven de grond. Een belangrijk<br />
verschil is wel, dat zíj veilig worden<br />
vastgegespt.<br />
Tickets: zie https://www.rockefellercenter.<br />
com/attractions/top-of-the-rock-observation-deck/<br />
MIDDELEEUWS TOURS<br />
De Franse stad Tours, in het jaar<br />
1500. Kousenmaakster Jehane<br />
Bernarde is op weg om zijden<br />
kousen af te leveren bij Monseigneur<br />
de Dunois, een familielid van de Franse<br />
koning Lodewijk XII. Via een app kunnen we<br />
Jehanne volgen op haar wandeling, doet ze<br />
verslag van haar leven en zien we de straten<br />
en gebouwen van middeleeuws Tours; historici<br />
geven achtergrondinformatie. De stad<br />
is in afwachting van de feestelijke intrede<br />
van de koning met zijn nieuwe bruid, Anne<br />
van Bretagne. De kousenmaakster zoekt<br />
tijdens haar wandeling naar de klant door<br />
Tours meteen naar een nieuw boek voor<br />
haar eigen collectie: Jehanne kon net zoals<br />
veel andere vrouwen uit de ambachtsklasse<br />
lezen en had veel belangstelling<br />
voor boeken. De inventaris<br />
van haar bezittingen die<br />
na haar overlijden in 1516<br />
werd opgemaakt, noemt<br />
er tien. Het onderzoek<br />
van Margriet Hoogvliet<br />
(RUG) staat aan de basis<br />
van Hidden Tours. Het<br />
geheel is onderdeel van<br />
het HistoryCity-project,<br />
een samenwerking tussen<br />
historici van verschillende<br />
Europese universiteiten, die tonen hoe<br />
mensen zich 500 jaar geleden door hun steden<br />
bewogen. Sommige van de gebouwen<br />
die zij kenden staan er nog, andere allang<br />
niet meer, maar die zijn via de app weer<br />
te zien. Andere steden in de serie zijn bijvoorbeeld<br />
Florence, het Beierse Landshut,<br />
Exeter, Hamburg en Deventer.<br />
Zie voor meer informatie en tips voor<br />
downloaden de website<br />
https://historycityapps.org/<br />
Tours, begin 16de eeuw (Wikimedia Commons).<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 7
MEER NIEUWS, ARTIKELEN EN COLUMNS? KIJK OP WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL<br />
Herontdekking van de indianen<br />
Wat als Hitler en Göring wél<br />
hadden gezegevierd in de<br />
Slag om Engeland? Wat als<br />
Napoleon een vrouw was<br />
geweest? Boeiende vragen,<br />
maar historici kunnen er weinig mee omdat<br />
een sluitend antwoord onmogelijk is. De<br />
geschiedenis is nu eenmaal verlopen zoals<br />
die is. Wat niet betekent dat het onzinnig is<br />
om op een andere manier naar dat verloop<br />
te kijken, integendeel. De uitkomst stond<br />
immers niet van tevoren vast. Het levert<br />
juist een rijker en eerlijker beeld op als we<br />
ook naar het verleden kijken vanuit het perspectief<br />
van de mensen die zich verzet<br />
hebben tegen de overwinnaars. Dan<br />
komt beter uit dat de ‘verliezers’ niet<br />
altijd passieve of weerloze slachtoffers<br />
waren. Zo schetste Pekka<br />
Hämäläinen krachtige en vindingrijke<br />
indianenvolken in zijn<br />
The Comanche Empire (2008) en<br />
Lakota America. A New History<br />
of Indigenous Power (2019).<br />
Hämäläinen boorde met<br />
verrassend resultaat nieuwe<br />
bronnen aan, terwijl andere<br />
historici er steeds beter in<br />
slagen om schijnbaar simpele<br />
inboedellijsten van slavenhouders<br />
of rechtbankverslagen<br />
zó uit te leggen dat die allerlei<br />
tot nu toe nauwelijks bekende<br />
details prijsgeven over het leven<br />
én het verzet van slaafgemaakten.<br />
Sommigen pleiten er op basis daarvan<br />
zelfs voor de hele geschiedenis<br />
te herschrijven. Dit doet onder andere<br />
het 1619 Project in de Verenigde Staten.<br />
Het traditionele nationale verhaal ziet<br />
een beginpunt in 1620: toen arriveerde de<br />
Mayflower met de protestantse, Engelse (en<br />
witte) ‘Pilgrim Fathers’. Een jaar eerder was<br />
echter in Virginia het eerste slavenschip aangemeerd.<br />
De betrokken auteurs hameren<br />
op de centrale rol van de slavernij en haar<br />
nasleep in de Amerikaanse geschiedenis en<br />
presenteren 1619 als het eigenlijke geboortejaar<br />
van de natie.<br />
Zij gaan daarbij, betoogt Ned Blackhawk,<br />
ten onrechte voorbij aan de fundamentele<br />
betekenis van de indianen: díe waren er al<br />
ver voor 1619 en hebben cruciale gebeurtenissen<br />
en ontwikkelingen beïnvloed.<br />
Blackhawk, hoogleraar geschiedenis aan<br />
Yale University en lid van de Te-Moak-stam<br />
(onderdeel van de Westelijke Shoshones in<br />
Nevada), begint zijn boek The Rediscovery of<br />
America. Native Peoples and the Unmaking<br />
of US History (in januari in vertaling uitgekomen<br />
bij Omniboek) dan ook niet aan de<br />
oostkust. Hij start met katholieke paters<br />
Ook de Seneca kwamen in 1763 in opstand. Deze<br />
prent is van chief Ki-on-twog-ky (begin 19de<br />
eeuw, Library of Congress).<br />
op verkenningstocht door New Mexico en<br />
Arizona – Spaans-koloniaal gebied. Hij zet<br />
consequent de indiaanse invloed op de<br />
vorming van de VS in de schijnwerpers. Hier<br />
halen we er één voorbeeld uit: de aanloop<br />
naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog<br />
(1776-1783) tegen de Britten. Er brak<br />
in 1763 een grote opstand uit van stammen<br />
ten zuiden van de Grote Meren tegen het<br />
nieuwe Britse gezag – de Britten hadden<br />
kort tevoren de Fransen als politieke macht<br />
van het Amerikaanse continent verjaagd. De<br />
indianen eisten de respectvollere behandeling<br />
die ze kenden van de Fransen, die ook<br />
nog eens scheutiger waren met geschenken<br />
zoals kleding, tabak, kruit en wapens. Zulke<br />
gratis goederen maakten het de chiefs<br />
makkelijker om hun alliantie met de Fransen<br />
aan hun volk uit te leggen; ze hadden kruit<br />
en wapens trouwens nodig om te jagen en<br />
bont te kunnen verkopen. De Britten stopten<br />
met die geschenken én behandelden<br />
de indianen niet als bondgenoot<br />
maar als overwonnenen. Bovendien<br />
trokken er steeds meer witte boeren<br />
naar deze streken. Ze wilden er<br />
een nieuw bestaan opbouwen<br />
maar kwamen in conflict met de<br />
oorspronkelijke bewoners. De<br />
opstand ging gepaard met grof<br />
geweld tegen vooral die nieuwe<br />
boeren en hun gezinnen. Duizenden<br />
van hen werden gedood of<br />
gevangen genomen.<br />
De rebellie tegen de Britten had<br />
niet het effect waar de indianen<br />
op hoopten, maar grote impact<br />
had ze wél: het idee ontstond dat<br />
Europeanen en indianen onverenigbare<br />
blokken waren die van elkaar<br />
gescheiden dienden te zijn, elk in hun<br />
eigen territorium, en dat een centrale<br />
overheid krachtig moest optreden tegen<br />
‘de indiaanse dreiging’. Dit resulteerde op<br />
de langere termijn in het reservatenbeleid,<br />
waardoor veel stammen naar onvruchtbare<br />
terreinen in het westen werden gedeporteerd.<br />
Maar op de kortere termijn was er een<br />
ander, politiek gevolg: Londen wees het gebied<br />
ten westen van de bergrug van de Appalachen<br />
voorlopig aan de indianen toe en<br />
verbood nieuwe boeren de bergen over te<br />
steken. De schatkist was leeg, het geld voor<br />
hun militaire bescherming ontbrak. Maar de<br />
landhonger was groot en het verbod droeg<br />
sterk bij aan het anti-Britse sentiment aan<br />
de Amerikaanse oostkust. In 1776 leidde dit<br />
tot de Onafhankelijkheidsoorlog waaruit de<br />
Verenigde Staten werden geboren...<br />
8<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
29 maart – 30 juni <strong>2024</strong><br />
op Amstel 51<br />
Hoe een koopman de<br />
stad heeft veranderd<br />
Hoofdbegunstiger<br />
Founder<br />
Hoofdpartner educatie<br />
Tentoonstellingspartners<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 9
DEZE MAAND<br />
400 JAAR GELEDEN<br />
9 mei 1624<br />
De WIC verovert de Bahia<br />
(Portugees-Brazilië)<br />
Piet Hein en het<br />
‘groot desseyn’<br />
10<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
RONALD PRUD’HOMME VAN REINE<br />
De West-Indische Compagnie werd opgericht in 1621,<br />
om na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand met<br />
Spanje op zee de oorlog voort te zetten. De VOC deed<br />
dit in de Oost, de WIC richtte zich op de West en kreeg<br />
van de Staten-Generaal het alleenrecht op kolonisatie,<br />
handel en kaapvaart in de gebieden rond de Atlantische Oceaan.<br />
Hier hadden Spanje en Portugal – die sinds 1580 dezelfde koning<br />
hadden en dus beide vijand waren van de Republiek – veel lucratieve<br />
mijnen en plantages. Vooral de kolonies van Portugal waren<br />
aanlokkelijk. Er kwam behalve suiker ook verfhout vandaan,<br />
waar kleurstoffen voor textiel uit werden gewonnen. In<br />
oktober 1623 werd het plan opgesteld om die Portugese<br />
gebieden in de West samen met Portugese<br />
slavenforten in westelijk Afrika te veroveren: het<br />
‘groot desseyn’.<br />
De eerste actie was gericht op de zwaarbewapende<br />
stad San Salvador aan de Bahia<br />
de Todos os Santos (de Allerheiligenbaai)<br />
in Brazilië. Dit was een grote en dus kostbare onderneming, wat<br />
verschillende leden van het WIC-bestuur, de Heren Negentien,<br />
huiverig maakte. De voorstanders meenden echter dat de Bahia,<br />
waar de grote WIC-schepen zonder problemen konden manoeuvreren,<br />
met een goede planning betrekkelijk gemakkelijk kon worden<br />
verrast. Vanuit de Bahia zouden vervolgens diverse andere gebieden<br />
in Amerika eenvoudig zijn te overvallen. Er was alleen wel wat haast<br />
bij: eind april, uiterlijk begin mei 1624 zouden de laatste suikerschepen<br />
van het seizoen naar Portugal vertrekken, en die wilde de WIC<br />
ook buitmaken. Met meerderheid van stemmen werd uiteindelijk<br />
besloten de vloot die onder leiding van de Amsterdammer<br />
Jacob Willekens voor een operatie tegen Portugees Luanda<br />
was bijeengebracht was (zie kader), eerst naar Brazilië te<br />
zenden. Rotterdammer Piet Hein – bij velen bekend<br />
als veroveraar van de Spaanse Zilvervloot – werd<br />
viceadmiraal.<br />
Hels vuur<br />
Aan het einde van 1623 was in alle stilte de<br />
vloot met bestemming San Salvador uitgerust:<br />
22 schepen en 4 jachten, bemand met ongeveer<br />
3300 koppen (inclusief een groot aantal<br />
soldaten) en bewapend met circa 450 kanonnen.<br />
Kolonel Johan van Dorth was aangewezen<br />
om als gouverneur op te treden nadat de stad<br />
was veroverd.<br />
De schepen bereikten de Bahia op 8 mei 1624 (behalve<br />
Van Dorths schip, dat onderweg afgedwaald<br />
was). Ze ankerden ‘s avonds op enige afstand, om niet<br />
te worden ontdekt. Die avond en nacht werd alles in<br />
gereedheid gebracht om de volgende ochtend te kunnen<br />
toeslaan.<br />
De Bahia is een wijde inham, afgescheiden van de oceaan door het<br />
eiland Taparica. San Salvador ligt aan de noordzijde van de ingang,<br />
aan een eigen baai op een steile heuvel. Vanuit drie forten hielden<br />
de Portugezen de binnenlopende schepen in de gaten; ook waren<br />
ze begonnen aan de bouw van een waterfort, met steil uit zee oprijzende<br />
muren, die met geschut waren bezet.<br />
De landingstroepen werden op de vier grootste Nederlandse schepen<br />
geconcentreerd. In de ochtend van 9 mei voeren de Nederlanders<br />
in de richting van het fort San Antonio, dat tezamen met de<br />
andere forten een hels vuur op hen opende. De kanonnen waren<br />
echter zo hoog opgesteld dat ze maar weinig schade aanrichtten.<br />
Om de vijand te misleiden bleven de landingstroepen, circa 1200<br />
man, aanvankelijk bij de rest van de vloot, die de baai binnenzeilde<br />
en op een musketschot afstand van het waterfort voor anker kwam.<br />
Willekens stuurde drie boten met elk twintig man aan boord naar de<br />
Gezicht op San Salvador en de forten aan de ingang van de baai<br />
van waaruit de Nederlandse vloot beschoten wordt tijdens de<br />
verovering op 10 mei 1624 (detail van prent van Claes Jansz. Visscher<br />
uit 1624). Op het portret staat Piet Hein. Hij liet zich in 1625<br />
voor het eerst schilderen, met de gouden ketting die hij van de<br />
Staten-Generaal had ontvangen als dank voor zijn inzet bij San<br />
Salvador. Hij gaf de opdracht aan de Rotterdamse schilder Jan<br />
Daemen Cool, in die jaren de toonaangevende portrettist van de<br />
Maasstad (kopie uit 1629 naar een origineel van Cool uit 1625;<br />
beide afbeeldingen, Rijksmuseum Amsterdam).<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 11
vijftien Portugese schepen die voor de stad lagen, en een deel van<br />
deze vijandelijke schepen werd inderdaad buitgemaakt. Ze bleken<br />
geladen met suiker, wijn en andere waren.<br />
Vanuit het waterfort brachten de Portugezen wél veel schade aan<br />
de Nederlandse schepen toe. Daarom besloot Willekens tegen<br />
de avond een aanval op dit bolwerk te wagen. Piet Hein kreeg<br />
de leiding en volgens een ooggetuige schoot zijn schip eerst alle<br />
borstweringen, schanskorven en geschut kapot. Daarna moesten<br />
de Nederlandse manschappen de negen voet hoge muren zien te<br />
beklimmen, onder vijandelijk vuur vanuit de stad. Heins trompetter<br />
arriveerde als eerste op het platform en werd meteen doodgeschoten.<br />
Hein zelf was de tweede maar bleef ongedeerd; achter hem<br />
volgde razendsnel de rest. De Portugezen sloegen op de vlucht en<br />
lieten veel gesneuvelden achter. Aan Nederlandse zijde vielen vier<br />
12<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
In 1625 heroverden Spaans-Portugese troepen de Allerheiligenbaai en San<br />
Salvador onder leiding van Don Fadrique de Toledo. Op deze allegorie uit<br />
1635 zien we rechts van de gewonde schutter enkele verslagen Nederlanders.<br />
Ze smeken Toledo (in groene broek) om genade. Hij wijst als antwoord<br />
naar het wandtapijt dat op een rots is aangebracht: dáár komt de genade<br />
vandaan. Zijn vorst is erop afgebeeld, Filips IV, die als zegevierende heerser<br />
wordt gekroond door Minerva, godin van onder andere de wijsheid, en<br />
door zijn belangrijke adviseur Gaspar de Guzmán de Olivares. De schilder,<br />
Juan B. Maíno, verbeeldde hiermee onder andere de toenmalige reputatie<br />
van Olivares als kundige overwinnaar die de verslagen vijanden ridderlijk<br />
behandelt. Ook de milde gang van zaken na de Spaanse her-inname van<br />
Breda in 1625 droeg hieraan bij.<br />
Onder: houten beeld van luitenant-admiraal Piet Hein (ca. 1650, Rijksmuseum<br />
Amsterdam).<br />
zandige inham aan land gezet. De soldaten zagen kans langs<br />
een smal pad de stad aan de noordzijde te naderen, maar<br />
wachtten met aanvallen tot de volgende ochtend.<br />
doden en acht à tien gewonden door toedoen van<br />
de naar schatting 600 man sterk verdediging.<br />
Het werd langzamerhand donker en nog steeds werd<br />
het waterfort vanuit de stad fel beschoten. Nadat de kanonnen van<br />
het fort onbruikbaar waren gemaakt besloot Hein tot de terugtocht.<br />
Willekens had inmiddels het sein gegeven voor de landing bij fort<br />
San Antonio. Het krijgsvolk werd daartoe groepsgewijs in een<br />
Witte vlag<br />
In de stad ging ondertussen het gerucht dat de Nederlanders<br />
al gearriveerd waren en veel inwoners<br />
vluchtten. Bij het krieken van de dag stonden de<br />
soldaten op het punt de aanval in te zetten, toen<br />
een Portugees met een witte vlag boven de<br />
stadsmuur verscheen. Hij schreeuwde dat bijna<br />
iedereen al gevlucht was. In slagorde trokken de<br />
soldaten vervolgens de stad binnen.<br />
Piet Hein voer diezelfde morgen met zijn matrozen<br />
naar de kust om San Salvador ook van<br />
de zeezijde aan te vallen. Aan land gekomen<br />
zag hij geen enkele Portugees en van het strand<br />
naar boven lopend, ontdekte hij dat de Nederlandse<br />
soldaten de stad al ingenomen hadden<br />
en bezig waren de woningen en de kloosters<br />
te plunderen. Op de buitgemaakte schepen<br />
bevonden zich 1400 kisten suiker, siroop en<br />
huiden. Verder namen ze flessen wijn, brood<br />
en zout mee. In de pakhuizen werden naar<br />
schatting 2500 kisten suiker gevonden alsmede<br />
een partij tabak.<br />
Nadat beoogd gouverneur Van Dorth enkele weken<br />
later eindelijk ook was aangekomen, herstelde hij<br />
de orde en liet hij de fortificaties van de stad zoveel<br />
mogelijk versterken. Rondom de bebouwing werd<br />
een hoge wal met een droge gracht opgeworpen.<br />
Tot in juli 1624 bleven de Nederlandse schepen voor<br />
anker liggen in de baai. Af en toe liepen er argeloos<br />
vijandelijke koopvaarders binnen, die overmeesterd<br />
werden: dat betekende een welkome aanvulling van<br />
de eigen voedselvoorraad.<br />
In de Republiek ontving men eind augustus het bericht<br />
dat San Salvador gevallen was. Grote vreugde<br />
bij de Staten-Generaal en de bevolking was het<br />
gevolg, en de feestelijkheden her en der in het land werden opgefleurd<br />
met veel vuurwerk. Versterking van de troepen in de Bahia<br />
stelde men mede vanwege het gevorderde seizoen vooralsnog uit<br />
tot in het nieuwe jaar.<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 13
Het oorspronkelijke plan<br />
Na de oprichting in 1621 duurde het een paar jaar voordat<br />
de WIC zich aan een grote onderneming tegen de vijand<br />
durfde te wagen: eerst moest er voldoende kapitaal beschikbaar<br />
zijn. In de zomer van 1623 was dat zover, mede<br />
door buitenlandse investeerders. Op 3 augustus 1623<br />
besprak het WIC-bestuur, de Heren Negentien, de mogelijkheden<br />
voor een militaire operatie in de West. Gedacht werd<br />
aan het onderbreken van de verschepingen van zilver uit<br />
de mijnen in Bolivia en Mexico. Ook werd overwogen het<br />
vervoer van suiker uit de plantages in Brazilië te verhinderen.<br />
Voor de uitvoering van deze plannen was echter een<br />
grondige voorbereiding noodzakelijk en liever wilden de<br />
Heren Negentien op korte termijn een daad stellen. Zo<br />
hoopten ze meer investeringen binnen te halen.<br />
Algemene instemming kreeg het plan om het overvaren<br />
van slaven uit Afrika naar de Spaans-Portugese kolonies in<br />
de West tegen te gaan, en zo een tekort aan arbeidskrachten<br />
in de mijnen en op de plantages te bewerkstelligen.<br />
Hiervoor waren geen grote, sterke vloten nodig; met snelle<br />
en beperkte acties tegen schepen en afscheephavens<br />
moest het kunnen lukken. Dat maakte het plan relatief<br />
goedkoop.<br />
De slaventransporten vanuit de Angolese stad Luanda<br />
waren het belangrijkste mikpunt: die waren de laatste jaren<br />
enorm in aantal toegenomen. De Portugezen in Luanda<br />
verdienden daar veel geld mee. De slaven waren krijgsgevangenen<br />
uit oorlogen die de Portugezen in het binnenland,<br />
tot in Congo, met de lokale heersers hadden gevoerd.<br />
Overzee leverden zij de Portugezen bij verkoop enkele<br />
honderden guldens de man op.<br />
Zo profijtelijk leek de Heren Negentien deze slavenhandel<br />
dat zij overlegden of de Compagnie er niet zelf aan<br />
moest deelnemen. Ze stelden een speciale commissie in<br />
die de voors en tegens moest onderzoeken. Het pleit werd<br />
vooralsnog gewonnen door degenen die zich op Bijbelse<br />
gronden verzetten tegen de handel in mensen. Tot ongeveer<br />
1635 zou de WIC zich officieel niet met slavenhandel<br />
bezighouden – daarna zoals bekend wel.<br />
De Heren Negentien wilden zo snel mogelijk een vloot<br />
uitrusten om Luanda te veroveren en steun te verlenen aan<br />
de inheemse bevolking tegen de Portugezen. Maar het liep<br />
anders: de schepen voeren volgens een nieuw plan, het<br />
‘groot desseyn’, toch eerst naar de West.<br />
Verzwakt<br />
Dit bleek een vergissing. Terwijl de Portugezen meteen toen ze in<br />
juli het nieuws vernamen samen met Spanje een grote hulpexpeditie<br />
organiseerden, raakte de Nederlandse verdedigingsmacht in en<br />
rond de stad juist ernstig verzwakt. Op 23 juli werden vier koopvaarders<br />
naar het vaderland teruggestuurd; ze waren door de WIC<br />
ingehuurd en bewapend, en moesten dus zo snel als de zaak het<br />
toeliet buiten dienst worden gesteld. Op 28 juli vertrok Willekens<br />
vervolgens, geheel volgens orders, met tien ingehuurde koopvaarders<br />
naar West-Indië om in Punta Araya op de kust van Venezuela<br />
een lading zout te pakken te krijgen. Vandaar zeilde hij naar de<br />
Republiek terug, waar hij eind december 1624 arriveerde.<br />
Ook Piet Hein vertrok uit San Salvador, op 5 augustus 1624; hij<br />
moest als opperbevelhebber over een klein eskader van vier<br />
schepen krachtens het ‘groot desseyn’ eerst enkele Portugese bezittingen<br />
aan de westkust van Afrika aanvallen, voor hij naar de Bahia<br />
terug zou keren. Hij veroverde een paar schepen voor de kust van<br />
Luanda in Angola, maar die plaats bleek te goed versterkt om er een<br />
aanval op te doen.<br />
Hein keerde in maart 1625 zoals gepland terug voor de Braziliaanse<br />
kust, waar hij tot zijn verrassing merkte dat de Portugezen San<br />
Salvador belegerden. Zijn scheepsmacht was echter te klein om<br />
nog iets tegen de vijandelijke vloot te ondernemen. Hij wist dat de<br />
WIC een vloot van 32 schepen onder opperbevel van Boudewijn<br />
Hendrickszoon naar Brazilië had gestuurd om versterkingen over te<br />
brengen, maar die was er nog niet. Op 30 april 1625 gaf de Nederlandse<br />
bezettingsmacht in San Salvador zich over. Hein wachtte<br />
tevergeefs op Hendrickszoon en voer na een paar dagen met zijn<br />
vloot huiswaarts.<br />
Gouden medaille voor Hein<br />
Hendrickszoon kon toen hij eind mei eindelijk ter plekke was alleen<br />
maar constateren dat de Portugezen het hele gebied al in hun<br />
macht hadden en zag af van een – zonder Heins ondersteuning zinloze<br />
– aanval. Een deel van zijn schepen vertrok onder commando<br />
van Andries Veron naar de West-Afrikaanse Goudkust, in een ultieme<br />
poging nog iets van het ‘groot desseyn’ te realiseren. Veron voegde<br />
zijn schepen samen met een vloot onder leiding van Jan Dirckszoon<br />
Lam. De gecombineerde vloot van zestien schepen en een strijdmacht<br />
van 1200 man viel vervolgens het grote Fort Elmina aan. De<br />
Portugezen waren echter vooraf gewaarschuwd en slachtten met<br />
behulp van de inheemse bevolking 441 Nederlandse soldaten af<br />
terwijl ze lagen uit te rusten op het strand. Daarmee was voorlopig<br />
een einde gekomen aan de grote ondernemingen van de WIC in<br />
Amerika en Afrika. Het ‘groot desseyn’ verviel. De volgende jaren lag<br />
het accent op kaapvaart. Pas met de verovering van Brazilië in 1630<br />
kwam daarin verandering.<br />
Alles was mislukt, maar Piet Hein had zich bij San Salvadors eerste<br />
verovering wel een buitengewoon bekwaam bevelhebber getoond.<br />
De Staten-Generaal schonken hem uit erkentelijkheid een gouden<br />
medaille aan dito ketting ter waarde van driehonderd gulden.<br />
Vanwege zijn succes ontbrak het hem de volgende jaren niet aan<br />
nieuwe opdrachten. De belangrijkste was in 1628 de verovering van<br />
een Spaanse zilvervloot, waarin hij glansrijk slaagde. Als opperbevelhebber<br />
liet Piet Hein zich kennen als een groot organisator, met oog<br />
voor zijn manschappen.<br />
Ronald Prud’homme van Reine is historicus. Hij heeft diverse boeken<br />
gepubliceerd over de Nederlandse maritieme geschiedenis van de 17de en<br />
18de eeuw.<br />
VERDER LEZEN<br />
f Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC, Walburg Pers,<br />
2013<br />
f Ronald Prud’homme van Reine. Admiraal Zilvervloot. Biografie<br />
van Piet Hein, De Arbeiderspers, 2003<br />
<br />
14<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
OVERLEVEN IN KOBARID<br />
Het Sloveense grensplaatsje Kobarid hoorde<br />
tussen 1500 en 1915 bij Oostenrijk. Daarna walste<br />
de 20ste eeuw over de inwoners heen. Theo<br />
Toebosch vertelt hun verhaal<br />
Mussolini komt langs<br />
‘Duce! Duce!’ De inwoners van Kobarid<br />
juichten Mussolini toe, toen hij in de<br />
middag van 20 september 1938 staande<br />
in zijn Alfa Romeo het dorpsplein opreed.<br />
Op dat moment heette Kobarid al weer<br />
bijna twintig jaar Caporetto. En sinds het Verdrag van Rapallo,<br />
dat in 1922 de grenzen tussen Italië en het koninkrijk<br />
Joegoslavië had geregeld, waren de inwoners officieel allemaal<br />
Italianen. En dus was het ‘normaal’ dat dorpelingen<br />
gingen studeren in Bologna, werken in een fabriek in Turijn<br />
of huishoudster werden in Rome.<br />
Hoe hard ze ook voor hem juichten, de Duce zelf zag de<br />
Kobariders nog niet als volwaardige Italianen. Voor hem<br />
waren het allogeni, wezens met een vreemde afkomst.<br />
Maar met onderwijs in alleen de Italiaanse taal, het verbod<br />
op Sloveense taal en cultuur, en huwelijken met Italianen<br />
moesten ze volgens Mussolini op een dag wel échte Italianen<br />
kunnen worden.<br />
Op de omgeving had Mussolini al zijn stempel gedrukt.<br />
Overal verrezen bouwwerken in fascistische stijl. Het<br />
kerkje voor Sint Antonius, dat vanaf een heuvel op het<br />
dorp uitkeek, was onderdeel geworden van een sacrario militare,<br />
een monument ter ere van 7014 Italianen die hier in de Eerste<br />
Wereldoorlog waren gesneuveld. Hun stoffelijke resten lagen<br />
achter marmeren platen met het opschrift presente: ze waren als<br />
het ware klaar om op het commando van de Duce opnieuw de<br />
strijd aan te gaan.<br />
Jongens en mannen uit Kobarid hadden meegewerkt aan de<br />
bouw van het oorlogsmonument. Een welkome aanvulling op<br />
hun inkomen. Dat bij de werkzaamheden de resten van een<br />
voor-Romeinse nederzetting waren verwoest, hadden ze voor lief<br />
moeten nemen. Nu stonden ze met honderden uit de omringende<br />
dorpen langs de kant om te zien hoe Mussolini het ossuarium<br />
kwam inwijden. Gekleed in uniform liet de Duce zich ontvangen<br />
door vrouwen en meisjes in klederdracht, die muziek maakten en<br />
een dans uitvoerden. Een meisje in het uniform van de Balilla, de<br />
fascistische jeugdbeweging, sprak hem toe: ‘Duce, uit naam van<br />
alle bewoners van Caporetto bied ik u deze bloemen aan uit de<br />
bergen waar u hebt gevochten.’ Terwijl een van de lokale fascisten<br />
haar optilde, drukte de Duce een kus op haar voorhoofd.<br />
Wat Mussolini niet wist: het meisje, Tatjana geheten, was de<br />
dochter van een heimelijke Sloveense nationalist. En hij was<br />
niet de enige in Kobarid die zich ook na twintig jaar nog altijd<br />
verzette tegen de Italiaanse overheersing. Meerderen waren lid<br />
van TIGR, de verzetsbeweging die zich inzette voor de bevrijding<br />
van het gebied rond Triëst, Istrië, Gorizia en Rejika. De TIGR-cel<br />
in Kobarid zorgde vooral voor de verspreiding van Sloveense<br />
Ansichtkaart 1908 (Wikimedia Commons).<br />
lectuur, maar Frans Kavs uit het nabije gehucht Cezsoča hoorde<br />
bij de verzetsmensen die ook geweld wilden gebruiken. Hij had<br />
het plan om, als Mussolini het ossuarium had ingewijd, op diens<br />
auto te springen en een bomgordel tot ontploffing te brengen.<br />
De volgende dag kopten de internationale kranten echter niet<br />
‘Mussolini gedood in Caporetto!’ Kavs had op het laatste moment<br />
van de aanslag afgezien. Mogelijk omdat zich te veel inwoners<br />
rond Mussolini bevonden. Er is ook het onbevestigde verhaal dat<br />
de Britse geheime dienst MI6 de aanslag had afgeblazen, omdat<br />
ze meenden dat Mussolini bij de geplande besprekingen tussen<br />
de Britse premier Chamberlain en Hitler in München een vredesrol<br />
zou kunnen spelen.<br />
Nadat Mussolini ongeschonden was vertrokken, moesten de<br />
Kobariders nog vijf jaar ‘onder Italië’ doorbrengen. De Duce kwam<br />
niet meer langs. In het Kobarid Museum herinnert een foto aan<br />
zijn laatste bezoek: Mussolini geeft Tatjana een kus op haar voorhoofd.<br />
Ontelbare fascisten hadden vervolgens Tatjana aangeraakt<br />
op de plek waar Mussolini haar had gekust. Precies daar had ze<br />
een moedervlek gekregen. ‘Een cadeautje van Mussolini en een<br />
straf van God,’ zei ze er tot haar dood in 2011 gekscherend over.<br />
Volgende aflevering: De partizanenrepubliek van Kobarid<br />
Theo Toebosch is journalist, gespecialiseerd in archeologie, erfgoed,<br />
oudheid en geschiedenis. Van hem verscheen Kobarid. Het dorp met te veel<br />
geschiedenis (De Bezige Bij, 2023).<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 15
De wieg<br />
van de<br />
Zijderoute<br />
16<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
DAAN NIJSSEN<br />
In 128 v. Chr. kwam de<br />
Chinese diplomaat Zhang<br />
Qian aan in Bactra, een stad<br />
in het huidige Afghanistan.<br />
Hij was door zijn keizer naar<br />
Centraal-Azië gestuurd om<br />
er nieuwe bondgenoten te<br />
vinden, maar vooralsnog<br />
had hij geen successen<br />
geboekt. Wat moesten<br />
de mensen daar immers<br />
met een onbekende keizer<br />
die duizenden kilometers<br />
naar het oosten leefde? De<br />
diplomatieke missie was<br />
mislukt en Zhang Qian restte<br />
niets anders dan met lege<br />
handen terug te reizen naar<br />
China. Maar eerst zou hij<br />
nog een jaar doorbrengen in<br />
Bactra om daar zijn verslag<br />
op te tekenen. Hij keek er zijn<br />
ogen uit.<br />
Muur in Khiva. Oezbekistan (Shutterstock).<br />
In Bactra waren goederen uit alle<br />
windstreken te krijgen: dadels en wol<br />
uit Babylonië, goud en glaswerk uit<br />
Egypte, specerijen en parels uit India,<br />
wierook en mirre uit Arabië, de mooiste<br />
en sterkste paarden uit de vruchtbare<br />
Ferganavallei ten noordoosten van de stad.<br />
Deze goederen werden geleverd door karavanen<br />
die soms wel duizenden kilometers<br />
hadden afgelegd: over de door Parthische<br />
wachtposten bewaakte Khorasanroute, die<br />
van Mesopotamië door Noord-Iran naar<br />
Centraal-Azië liep, of de met Indiase handelsposten<br />
uitgeruste Uttarapatha, die van<br />
de Golf van Bengalen door Noord-India<br />
naar Centraal-Azië ging. Andere kooplieden<br />
voeren op schepen met behulp van<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 17
de moessonwinden de Indische Oceaan<br />
over. Er was in Bactra ook Chinese zijde te<br />
krijgen, die via India werd geïmporteerd.<br />
Zhang Qian merkte dat er veel vraag naar<br />
was en opperde dat de keizer het zelf naar<br />
Centraal-Azië kon exporteren om zo zijn<br />
invloed uit te breiden. Op die manier kon<br />
hij toch nog bondgenoten winnen en was<br />
de missie niet helemaal voor niets geweest.<br />
Het bezoek van Zhang Qian wordt wel<br />
beschouwd als het begin van de Zijderoute.<br />
Uit zijn eigen verslag blijkt echter dat er<br />
in het Midden-Oosten al een uitgebreid<br />
netwerk aanwezig was van allerlei handelsroutes,<br />
die soms al duizenden jaren<br />
oud waren en in de loop der eeuwen met<br />
elkaar verstrengeld waren geraakt. De grote<br />
steden in Mesopotamië, het Nijldal en het<br />
Indusdal vormden de motor achter dit<br />
handelsnetwerk. Hier ontstond al vroeg een<br />
grote vraag naar vele soorten goederen die<br />
elders gewonnen of geoogst werden. Denk<br />
bijvoorbeeld aan bouwmaterialen als hout<br />
en steen, metalen als brons en tin, edelmetalen<br />
als zilver en goud, edelstenen als lapis<br />
lazuli en carneool en andere luxegoederen<br />
waaronder wierook en specerijen.<br />
Pax Persica<br />
De vraag naar zulke waardevolle goederen<br />
bevorderde de handel, maar leidde ook<br />
vaak tot oorlogen. Zo organiseerden de<br />
Akkadische koningen Sargon (r. 2326-2270<br />
v. Chr.) en Narām-Sîn (2246-2210 v. Chr.)<br />
gewelddadige expedities naar het Cederwoud<br />
(Syrië) en de Zilverbergen (Turkije)<br />
om daar hout en zilver buit te maken. In de<br />
Late Bronstijd (1600-1200 v. Chr.), onderwierpen<br />
de Egyptische farao’s de vorsten<br />
van Kanaän om de handelsroutes naar<br />
Mesopotamië en Anatolië veilig te stellen<br />
en annexeerden ze het koninkrijk Kush<br />
om de handel met sub-Saharaans Afrika<br />
te bevorderen. In het eerste millennium<br />
v. Chr. brachten de koningen van Assyrië<br />
en Babylonië grote delen van het Midden-<br />
Oosten onder hun heerschappij en konden<br />
ze waardevolle goederen als tribuut of<br />
belasting opeisen.<br />
De Pax Persica maakte hier een eind aan:<br />
door de opkomst van het Perzische Rijk<br />
(550-330 v. Chr.) kwam een langdurige<br />
vrede in de regio tot stand en kon de<br />
langeafstandshandel pas echt opbloeien.<br />
De Perzische koningen smeedden een<br />
enorm gebied aaneen tot één wereldrijk.<br />
Het strekte zich uit van de Middellandse<br />
Zee tot aan de Indische Oceaan en tot diep<br />
in Centraal-Azië. Kooplieden konden nu<br />
veilig en eenvoudig door het hele Midden-<br />
Oosten reizen en dit was bevorderlijk voor<br />
de uitwisseling van goederen en ideeën.<br />
De Perzische koningen stimuleerden de<br />
oplevende langeafstandshandel door langs<br />
bestaande karavaanwegen herbergen<br />
op te richten die één dagreis van elkaar<br />
verwijderd waren. Hier konden reizigers<br />
overnachten en van paard wisselen. Ze<br />
legden ook forten aan met garnizoenen<br />
die de wegen vrij moesten houden van<br />
struikrovers. Reizigers dienden weliswaar<br />
tol te betalen op deze ‘Koninklijke Wegen’,<br />
maar kregen daar een veilig handelsnetwerk<br />
voor terug.<br />
Boodschappen betalen met zilver<br />
De langeafstandshandel stimuleerde de<br />
opkomst van een markteconomie. Deze<br />
ontwikkeling werd bovendien gefaciliteerd<br />
door het toenemende gebruik van zilver<br />
als betaalmiddel. De Perzische koningen<br />
speelden hier een belangrijke rol in. Zij<br />
zochten voortdurend naar nieuwe manieren<br />
om van de handel en de nijverheid in<br />
hun rijk te profiteren en tolheffing was daar<br />
maar één onderdeel van. Hun voornaamste<br />
inkomstenbron was het jaarlijkse tribuut<br />
dat ze door de satrapen (gouverneurs)<br />
lieten innen: deels in de vorm van waardevolle<br />
goederen die in het rijk te krijgen<br />
waren, maar gaandeweg ook steeds vaker<br />
in de vorm van zilver en goud. Bovendien<br />
konden de Perzische koningen hun onderdanen<br />
oproepen om mee te helpen bij hun<br />
bouwprojecten. Dit werd ook gezien als een<br />
vorm van belasting. De corveearbeiders<br />
B<br />
De Perzische koning Darius I ontving jaarlijks<br />
tribuutbetalingen uit handen van afgezanten<br />
van de door zijn leger veroverde gebieden. Die<br />
delegaties zijn met hun geschenken afgebeeld<br />
langs een trap naar de Grote Audiëntiezaal (de<br />
Apadana) van het paleis in Persepolis waartoe<br />
Darius de opdracht had gegeven. Het was de<br />
administratieve en ceremoniële hoofdstad van<br />
zijn rijk (afbeeldingen Wikimedia Commons).<br />
A. Afgezant uit de Indusvallei met goud.<br />
B. De Lydiers presenteren naast schalen en<br />
bokalen ook een strijdwagen inclusief twee<br />
paarden.<br />
C. De Meden brengen onder meer schalen, een<br />
zwaard en ringen mee.<br />
A<br />
18<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
ZIJDEROUTE<br />
Perzische strijders, wandversiering 6de-5de<br />
eeuw v.Chr. uit het paleis van koning Darius<br />
in Susa (Louvre, Parijs).<br />
C<br />
ontvingen rantsoenen die deels bestonden<br />
uit voedsel en deels uit zilver, dat ze vrij<br />
konden besteden.<br />
Er kwam tijdens de Perzische overheersing<br />
steeds meer zilver in omloop. Het was al<br />
langer een ruilmiddel en werd ook vaak<br />
gebruikt als een standaard om de waarde<br />
van goederen te bepalen. Door de waarde<br />
van de aangeboden goederen in zilver uit te<br />
drukken, konden kooplieden eenvoudiger<br />
tot een eerlijke ruil komen. Daarvandaan<br />
was het een kleine stap om de goederen<br />
bij een handelsovereenkomst direct in te<br />
ruilen voor zilverstukken, die later weer<br />
konden worden omgewisseld voor andere<br />
goederen. Vanwege het gemak ontvingen<br />
de Perzische koningen ook liever zilver als<br />
tribuut en betaalden ze hun corveearbeiders<br />
er bij voorkeur in uit. Ook de gewone<br />
bevolking ging zijn dagelijkse boodschappen<br />
met zilver betalen.<br />
Op kleitabletten in Babylonische tempelarchieven<br />
uit de periode 626-484 v.Chr. zijn<br />
de hevige prijsschommelingen te zien die<br />
een opkomende markteconomie kenmerken.<br />
Tevens tonen de tabletten dat er<br />
een soort ondernemersklasse in opkomst<br />
was. Het gaat hier om vrije burgers die de<br />
akkers, boomgaarden en kuddes van de<br />
tempels en de hovelingen beheerden. Ze<br />
kochten deze soms ook zelf op met het zilver<br />
dat ze hadden verdiend en sommigen<br />
wisten zo een kapitaal te vergaren. Het was<br />
gebruikelijk dat tempels handelsgewassen<br />
zoals wol of dadels lieten verbouwen.<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 19
Gouden en zilveren munt uit de tijd van koning<br />
Darius I (British Museum Londen).<br />
De opbrengst verkochten ze en met het<br />
verdiende zilver voorzagen ze in hun eigen<br />
behoeften. Uit contracten met tempelmedewerkers<br />
blijkt dat sommige ondernemers<br />
deze cash crops voor de tempels naar<br />
de afzetmarkten vervoerden. Zij konden<br />
dan zelf een deel van de winst houden.<br />
Het vervoer van goederen kwam hierdoor<br />
steeds meer in private handen te liggen en<br />
daardoor werd de handel steeds vrijer.<br />
Vertrouwen<br />
Hoe vaker met zilver (en goud) werd<br />
betaald, des te groter de behoefte aan standaardwaardes<br />
en gegarandeerde zuiverheid<br />
van de betaalmiddelen. Er werden al<br />
wel standaardgewichten gehanteerd om<br />
het zilver en goud bij transacties te wegen,<br />
maar sjoemelen was eenvoudig, door<br />
bijmengen met gewone metalen. Een door<br />
de koning gewaarborgd keurmerk om de<br />
waarde te bepalen, zou dat probleem tegengaan.<br />
Met andere woorden: er ontstond<br />
vraag naar officieel muntgeld waar je blind<br />
op kon vertrouwen.<br />
De koningen van Lydië hadden al eerder<br />
munten uitgegeven, vaak als statussymbool<br />
(zie kader), maar de Perzen brachten ze<br />
onder Darius I (r. 522-486 v. Chr.) pas echt<br />
massaal in omloop. Hij bracht de gouden<br />
dariek uit (dat is niet afgeleid van de naam<br />
van de vorst, maar van het Oud-Perzische<br />
zarig, wat ‘gouden’ betekent) en de zilveren<br />
siglos (afgeleid van het Akkadische shiqlu<br />
en verwant aan het Hebreeuwse shekel,<br />
wat ‘gewicht’ betekent) – met daarop een<br />
afbeelding van de koning die geknield een<br />
boog ter hand neemt. De darieken en de<br />
sigloi werden in de oude Lydische hoofdstad<br />
Sardes geslagen.<br />
Je kon in het gehele rijk met de darieken<br />
en de sigloi betalen, maar uit opgravingen<br />
blijkt dat ze vooral werden gebruikt in<br />
de grensgebieden, zoals Anatolië en het<br />
Egeïsche Zeegebied in het westen en het<br />
Hindoekoesjgebergte en het Indusdal in<br />
het oosten. In de kerngebieden bleven de<br />
plaatselijke gewichten, zonder koninklijk<br />
keurmerk, de boventoon voeren. Dat<br />
muntgeld vooral in de grensgebieden werd<br />
gebruikt, zegt mogelijk iets over de aard<br />
van de handel. Men had daar namelijk<br />
te maken met kooplieden van buiten het<br />
Perzische Rijk, die men niet altijd kende<br />
of vertrouwde. In dat soort gevallen was<br />
het handig om vooraf de waarde van de<br />
goederen te bepalen en gelijk over te steken<br />
bij het betalen.<br />
Muntgeld stamt uit de<br />
7de eeuw v.Chr.<br />
Het koninkrijk Lydië (dat in het<br />
huidige Anatolië lag) was<br />
beroemd om zijn rijkdom.<br />
Die was voor een belangrijk<br />
deel te danken aan<br />
het goud en zilver in zijn<br />
rivieren. In de bodem van<br />
de Pactolus dolf men ook<br />
elektrum, een natuurlijke<br />
legering van goud en zilver,<br />
waarbij de verhouding tussen die<br />
twee bestanddelen nogal kon verschillen.<br />
Er kon makkelijk mee worden<br />
gefraudeerd. In een poging de elektrumverwerking<br />
te reguleren liet de<br />
Lydische koning Alyattes II (r. 619 en<br />
561 v.Chr.) elektrum munten met een<br />
standaardverhouding van ongeveer<br />
55% goud en 45% zilver slaan en bedrukken<br />
met een koninklijke stempel.<br />
Het gebruik ervan was aanvankelijk<br />
niet heel wijdverbreid. Ze lijken vooral<br />
te hebben gediend als statussymbool.<br />
Zijn zoon en opvolger Croesus verving<br />
ze door standaard gouden en zilveren<br />
munten, de zogeheten staters, waarop<br />
een leeuw en een stier stonden afgebeeld.<br />
In de kerngebieden, daarentegen, vond de<br />
handel meestal plaats tussen mensen die<br />
elkaar kenden en vertrouwden. Zij bepaalden<br />
onderling de prijs (zoals bij afdingen)<br />
en vaak werd bij het leveren van het ene<br />
goed niet meteen een ander goed terugverwacht.<br />
Het was dan aan beide partijen<br />
om de transactie – en daarmee de vriendschap<br />
– gelijkwaardig te houden. Kortom,<br />
handel was gebaseerd op vertrouwen in de<br />
persoon waarmee je handel dreef. Door de<br />
uitvinding van muntgeld kreeg alles een<br />
prijskaartje en hoorde gelijk oversteken<br />
bij elke transactie. Dit maakte het voor<br />
kooplieden die hun waren aanboden in<br />
gebieden die niet onder het gezag van<br />
een Perzische satraap vielen, makkelijker<br />
om handel te drijven. Een gevolg was wel<br />
dat handel steeds minder persoonlijk<br />
en meer ‘zakelijk’ werd. Handel was niet<br />
langer gebaseerd op het vertrouwen in de<br />
handelspartner, maar in het vertrouwen op<br />
het geld.<br />
Koning Croesus werd<br />
in 547 v.Chr. verslagen<br />
door de Perzische vorst<br />
Cyrus de Grote en Lydië werd<br />
ingelijfd bij het Perzische Rijk. Onder<br />
Cyrus en zijn opvolger Cambyses II<br />
bleef het munthuis van de Lydische<br />
hoofdstad Sardes overigens staters<br />
produceren, die voornamelijk in West-<br />
Anatolië werden gebruikt. Later liet<br />
de Perzische koning Darius I hier ook<br />
zijn darieken en sigloi slaan. Intussen<br />
gaven ook enkele Griekse stadstaten<br />
eigen munten uit. In het grootste deel<br />
van het Perzische Rijk bleef het echter<br />
gebruikelijk om te handelen met goud<br />
en zilver zonder koninklijk keurmerk.<br />
Pas na de veroveringen van Alexander<br />
de Grote in de 4de eeuw v.Chr. werd<br />
muntgeld in het hele Midden-Oosten<br />
gangbaar.<br />
De uitvinding van het muntgeld, die volgde<br />
op het toenemende gebruik van zilver of<br />
goud als betaalmiddel en de privatisering<br />
van de handel, die op hun beurt mogelijk<br />
werden door de Pax Persica, stimuleerden<br />
allemaal de langeafstandshandel. Dit<br />
economische en financiële proces was al<br />
eeuwen gaande en kwam door het ontstaan<br />
van het Perzische Rijk in een stroomversnelling.<br />
Toen al werd de basis gelegd<br />
voor het uitgebreide handelsnetwerk waar<br />
Zhang Qian in Bactra mee in aanraking<br />
kwam, en dat later de Zijderoute werd genoemd.<br />
China hoefde zich na Zhang Qians<br />
bezoek alleen maar aan te sluiten.<br />
Daan Nijssen studeerde Oudheidstudies aan de<br />
VU en is werkzaam als schrijver en onderzoeker.<br />
Van hem is verschenen Het wereldrijk van het<br />
Tweestromenland (Omniboek 2021) en Alle wegen<br />
leiden naar Babel – De voorgeschiedenis van de<br />
Zijderoute (Omniboek 2023).<br />
<br />
20<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Hoog tijd voor<br />
een boek van<br />
Walburg Pers<br />
PETER LONGERICH<br />
De Sportpalastrede 1943<br />
Goebbels en de totale oorlog<br />
‘Ik vraag u: Willen jullie een totale oorlog?’, aldus Joseph Goebbels<br />
op 18 februari 1943 in het Berlijnse Sportpalast. Zijn rede wordt<br />
beschouwd als een verraderlijk voorbeeld van nazi-propaganda.<br />
MARC NOYONS<br />
Chai – Leven – Life<br />
Gesprekken met wegbereiders<br />
van het Nationaal Holocaustmuseum<br />
in Amsterdam<br />
Noyons sprak honderden mensen die deze<br />
geschiedenis naar het nu en de toekomst<br />
willen brengen en besloten bij te dragen<br />
aan de totstandkoming van het Nationaal<br />
Holocaustmuseum.<br />
KLAAS A.D. SMELIK<br />
Hitlers ultieme oorlog<br />
Jodenvervolging in bezet Europa<br />
De vernietiging van de Joden in Europa<br />
tijdens het Derde Rijk (Sjoa) was in<br />
verschillende opzichten uniek en roept<br />
nog steeds vele vragen op.<br />
JAN JULIA ZURNÉ<br />
Oorlogsboeven<br />
Alledaagse criminaliteit tijdens<br />
de Tweede Wereldoorlog<br />
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schoten<br />
de criminaliteitscijfers de hoogte in.<br />
Juist door voorheen ‘nette’ burgers.<br />
Hoe rechtvaardigden ze hun daden?<br />
Verkrijgbaar bij de lokale boekhandel of<br />
rechtstreeks te bestellen door deze QR-code<br />
te scannen met smartphone of tablet<br />
Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief:
Een blokje om<br />
op Vlooienburg<br />
22<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
In de Amsterdamse buurt Vlooienburg woonden en<br />
werkten in de 17de eeuw houthandelaren, kooplieden,<br />
middenstanders, chirurgijns, arbeiders en anderen uit alle<br />
windstreken en van uiteenlopende religieuze gezindten.<br />
Historisch-archeologisch onderzoek werpt nieuw licht<br />
op de bewoners van deze eerste multi-etnische buurt<br />
van Nederland. Maarten Hell geeft een routebeschrijving.<br />
Marijn Stolk licht enkele interessante vondsten toe.<br />
Het eiland Vloeyenburg is<br />
in 1596 aangeplempt in de<br />
Amstel om opslagruimte<br />
voor bouw- en brandhout<br />
te bieden. Het lag op de<br />
plek waar nu de Stopera staat, het stadhuis-<br />
en operagebouw aan het Waterlooplein.<br />
De oorspronkelijke naam herinnert<br />
aan de vroegste periode waarin<br />
dit stukje stad geregeld overstroomde.<br />
In de 17de eeuw maakten de houtkopers<br />
plaats voor migranten. De buurt was in<br />
trek bij Sefardische Joden uit Spanje en<br />
Portugal, en later vooral bij Midden- en<br />
Oost-Europese Joden, de Asjkenaziem.<br />
Zij vonden er voldoende betaalbare<br />
huisvesting en ruimte voor hun religieuze<br />
instellingen zoals synagogen, rituele<br />
baden en koosjere vleeshallen.<br />
Vlooienburg bleef de kern van de latere,<br />
omvangrijkere Jodenbuurt, maar was<br />
geen ‘getto’ waar Joden zich móesten<br />
vestigen, zoals bestond in bijvoorbeeld<br />
Venetië. Op Vlooienburg woonden<br />
voornamelijk Joden maar ook leden van<br />
de gereformeerde kerk en relatief veel<br />
christelijke ‘dissenters’, zoals katholieken<br />
en lutheranen uit Duitsland en<br />
Scandinavië en Britse puriteinen. Zij<br />
kwamen naar het eiland omdat er al<br />
familie of kennissen woonden en omdat<br />
er werk, woonruimte en eigen godshuizen<br />
waren. Verder had een kleine groep<br />
zwarten hier hun thuis. Ze kwamen uit<br />
de WIC-koloniën naar Amsterdam, waar<br />
ze vrije mensen waren. Ze werkten zelf-<br />
De Lange Houtstraat, hoek Korte Houtstraat rond<br />
1650 (reconstructie door Mikko Kriek/Tijm Lanjouw,<br />
4D Research Lab, Universiteit van Amsterdam,<br />
2020).<br />
standig, bijvoorbeeld als zeeman, of in de<br />
huishoudens van Sefardische Joden.<br />
Begin 20ste eeuw liet het stadsbestuur<br />
een deel van de verpauperde en verkrotte<br />
woningen slopen. Er kwam soms<br />
vervangende nieuwbouw, maar een deel<br />
bleef braak liggen en werd bijvoorbeeld in<br />
beslag genomen door de Joodse onderdelenverkoper<br />
Jack Maandag en diens<br />
‘autokerkhof’ (een term die hijzelf voor<br />
zijn sloperij had bedacht).<br />
Tijdens de Duitse bezetting werden de<br />
overgebleven Joodse bewoners naar de<br />
vernietigingskampen afgevoerd. Het ooit<br />
zo levendige eiland werd een spookstad.<br />
De laatste woonhuizen moesten in 1981<br />
wijken voor de bouw van de Stopera. Archeologen<br />
legden toen honderd percelen<br />
bloot, inclusief 95 beerputten. De hierin<br />
aangetroffen vondsten geven samen met<br />
diepgravend archiefonderzoek een beeld<br />
van het leven op Vlooienburg.<br />
Voor de bouw van<br />
de Stopera legden<br />
archeologen honderd<br />
percelen bloot, inclusief<br />
95 beerputten<br />
Voor een kennismaking met een diverse<br />
groep bewoners uit de tweede helft van<br />
de 17de eeuw lopen we een rondje om<br />
het oostelijke bouwblok. De routebeschrijving<br />
hoort bij de afbeelding op p. 24;<br />
we lopen met de klok mee.<br />
Lange Houtstraat<br />
Beginpunt A is de bakkerij van Johannes<br />
Franck, strategisch gelegen in het hart<br />
van het eiland. Franck, een Duits-lutherse<br />
migrant, levert koosjer brood en – met<br />
Pesach – matses aan zijn Joodse buurtge-<br />
<br />
VLOOIENBURG<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 23
noten. Zij mogen zelf geen broodbakkerij<br />
beginnen omdat Joden geen toegang hebben<br />
tot de meeste gildeberoepen. Opzichters<br />
van de Portugees-Joodse gemeente<br />
zien erop toe dat de bakker wel de Joodse<br />
‘spijswetten’ (kasjroet) in acht neemt.<br />
Francks naaste buurman in de Lange<br />
Houtstraat, Jacob Vaz Martines (B), is een<br />
uit Madrid afkomstige zijdehandelaar. In<br />
Amsterdam trouwt hij met een dertienjarig<br />
meisje uit zijn geboortestad; zelfs<br />
binnen de traditie van de lagere Joodse<br />
huwelijksleeftijden is zijn bruid aan de<br />
jonge kant. Vaz Martines doet zaken met<br />
andere Sefardische kooplieden en koopt<br />
zijde in bij de handelscompagnieën.<br />
We passeren nu eerst het buurhuis, waar<br />
de weduwe woont van een gereformeerde<br />
waagdrager, een transportarbeider die<br />
goederen naar de stadswaag droeg. Dan<br />
zien we een laag gebouw (C) met een<br />
L-vormig gebouw erachter. Dit is de<br />
‘kaatsbaan’ van Vlooienburg. Hier kun<br />
je een vroege vorm van tennis spelen,<br />
een drankje drinken en pijproken in de<br />
bijbehorende herberg. De gereformeerde<br />
exploitant verdient aan de consumpties<br />
en de verhuur van kaatsballen en rackets.<br />
Kaatsen is populair, maar wordt in de<br />
jaren 1690 verdrongen door de kolfsport.<br />
De kaatsbaan verloedert hierna tot een<br />
bordeel waar Joodse jongemannen en<br />
christelijke prostituees elkaar treffen; ook<br />
zit er een illegaal gokhuis waarvan de uitbater<br />
met valse dobbelstenen en doorgestoken<br />
kaarten zijn klanten beduvelt.<br />
De beide aanpalende panden (D) zijn<br />
eigendom van Imanoel Benveniste. Deze<br />
getalenteerde drukker kwam in 1639<br />
van Venetië naar Amsterdam, waar hij<br />
een grotere afzetmarkt vond voor zijn<br />
Hebreeuwse en Jiddische boekuitgaven:<br />
een uitdijende Joodse gemeenschap en<br />
internationale exportmogelijkheden. Zijn<br />
meesterwerk, een uitgave van de Babylonische<br />
Talmoed met commentaren van<br />
rabbijnen en andere schriftgeleerden,<br />
verkoopt echter slecht. Neveninkom-<br />
Kaart van Vlooienburg met de halteplaatsen in<br />
letters. Detail kaart van Balthazar Florisz van Berckenrode<br />
uit 1657 (Stadsarchief Amsterdam).<br />
sten verwerft Benveniste uit de verhuur<br />
van een etage aan twee alleenstaande<br />
Sefardisch-Joodse vrouwen, die Sevilla<br />
ontvluchtten om aan de inquisitie te ontkomen.<br />
Een van hen, Leonarda Nunes,<br />
bracht haar katholieke dienstmeid mee,<br />
die zich in Amsterdam tot het Jodendom<br />
bekeerde. Dit tot ongenoegen van haar<br />
moeder in Spanje: in 1656 stuurt zij potige<br />
mannen naar de Lange Houtstraat om<br />
de bekeerde dochter terug te halen, maar<br />
buurtgenoten weten dit te voorkomen.<br />
Naast Nunes woont Fela, een zwarte<br />
vrouw (E). We kennen haar voornaam<br />
en adres uit de administratie van het<br />
armenkerkhof, waar zij in 1658 is begraven.<br />
Hoogstwaarschijnlijk werkt zij in de<br />
huishouding van een Portugees-Joodse<br />
koopman, al wonen er ook zwarten op<br />
24<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
zichzelf in de buurt, uit Afrika, Brazilië en<br />
het Caribisch gebied.<br />
We wandelen verder langs de gang<br />
(steeg) van een turfdrager, een winkeltje<br />
en een Joodse koopman uit de Italiaanse<br />
vrijhaven Livorno tot we aankomen bij<br />
huis het Rode Paard (F). De huurder<br />
hiervan, Samuel de Crasto, is een Joodse<br />
chirurgijn-barbier uit Bordeaux. Hij<br />
behandelt vleeswonden en botbreuken<br />
en kan ledematen amputeren, maar je<br />
kunt ook bij hem terecht voor scheren<br />
en knippen. Chirurgijns staan lager op<br />
de maatschappelijke ladder dan ge-<br />
Zelfportret van Gaspar Méndez del Arroyo, alias<br />
Abraham Idaña. Titelblad van Libro yntitulado<br />
Providencia de dios […] (Amsterdam 1683) (Rare<br />
Book and Manuscript Library, Columbia University<br />
Libraries, NYC.).<br />
studeerde geneesheren, zoals Ephraim<br />
Bueno die verderop woont aan de<br />
Houtgracht. In tegenstelling tot dokters<br />
zoals Bueno mag De Crasto uitsluitend<br />
Joodse patiënten behandelen en knippen.<br />
Hij werkt ook voor Bikur Holim, een<br />
Sefardisch-Joodse organisatie belast met<br />
de ziekenzorg van armlastigen.<br />
Naast de chirurgijn huist Joshua Sarphati<br />
Pina (G). Hij is boekhouder en publiceert<br />
een succesvol boek over het internationale<br />
betalingsverkeer met de wervende<br />
titel De lichtende koopmans fackel en<br />
reductie van wisselen (1664).<br />
Leprozengracht en<br />
Zwanenburgerstraat<br />
Rechtsaf slaan we de Leprozengracht<br />
op. Hier zijn de huizen grotendeels in<br />
Sefardisch-Joodse handen. Zo is Leonora<br />
de Paz alias Ester Levi eigenares-<br />
bewoonster van huis de Cyperse Kat<br />
(H). Enkele katten zullen later ook<br />
haar grafsteen sieren op Beth Haim,<br />
de Joodse begraafplaats in Ouderkerk.<br />
Twee huizen verder (I) resideert David<br />
d’Aguilar, boekhouder en tolk van een<br />
schatrijke Portugees-Joodse koopman.<br />
Hij woont aan de straatkant en runt in<br />
het achterhuis een suikerraffinaderij.<br />
Na de Leprozengracht lopen we de Zwanenburgerstraat<br />
in. Deze huizenrij langs<br />
de Amstel is het deftigere gedeelte van<br />
Vlooienburg, al zitten er wel wat fabrieken<br />
en werkplaatsen, zoals de drukkerij<br />
van de rabbijn en auteur Menasseh<br />
ben Israel. Ondanks zijn internationale<br />
bekendheid levert zijn drukwerk onvoldoende<br />
op om zijn gezin te onderhouden.<br />
Menasseh woont in huis met zijn<br />
zwager, een geslaagde makelaar, en hun<br />
beider gezinnen. De zeven huizen naast<br />
het zijne worden bewoond door Joodse<br />
kooplieden en twee Noord-Franse<br />
textielververs. Daarna treffen we een<br />
volgende succesvolle Joodse drukker<br />
aan de Amstel: Joseph Athias (K). Athias<br />
is de eerste Jood die lid wordt van het<br />
boekdrukkersgilde. Hij werkt nauw samen<br />
met niet-Joodse drukkers, letterzetters<br />
en zakenpartners. Zo verkoopt hij<br />
met een katholieke weduwe naar eigen<br />
zeggen een miljoen Bijbels in Engeland<br />
en Schotland.<br />
Op de stoep voor Athias’ drukkerij kun<br />
je de weeïge geur opsnuiven van de<br />
naastgelegen suikerraffinaderij De Vier<br />
Suikerbroden (L), genoemd naar de<br />
vorm waarin de suiker wordt verkocht.<br />
Dit bedrijf van een lutherse suikerbakker<br />
uit Aken beslaat een groot deel van<br />
het binnenterrein. Tot het complex<br />
behoren ook huurwoningen met uitzicht<br />
over de Amstel, waar in 1639 de schilder<br />
Rembrandt en zijn Saskia tijdelijk<br />
verbleven. Twee huizen verder passeren<br />
we de rumoerige werkplaatsen van een<br />
hamerende koperslager uit Hamburg en<br />
zijn timmerende buurman uit Alkmaar,<br />
respectievelijk van lutherse en gereformeerde<br />
huize.<br />
VLOOIENBURG<br />
Korte Houtstraat<br />
Halverwege de Zwanenburgerstraat<br />
kunnen we de Korte Houtstraat in. Vlak<br />
na de hoek staat het huis genaamd<br />
Admiraal Tromp (M). Hier houdt een<br />
tweede Joodse chirurgijn praktijk. Aan<br />
de overkant zien we het uithangbord<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 25
Opgegraven<br />
Portugese kookpot uit de Korte<br />
Houtstraat (ca. 1600-1650). Dergelijke<br />
kookpotten waren in de 17de eeuw zeer<br />
gebruikelijk in Portugal en worden bij<br />
opgravingen daar veelvuldig teruggevonden.<br />
In Nederland is zulke kookwaar<br />
uitsluitend aangetroffen op de plek van<br />
het voormalige Vlooienburg. Deze Portugese<br />
potten (tachos) werden niet op grote<br />
schaal verhandeld in Noordwest-Europa;<br />
ze moeten wel uit de huisraad van de<br />
Portugese Vlooienburgers komen. Het<br />
lijkt erop dat deze eerste generaties migranten<br />
kookgerei van thuis meenamen<br />
en gebruikten, om vervolgens over te<br />
stappen op lokale producten, aangezien<br />
de meeste kookpotten<br />
van dit<br />
type dateren<br />
uit de periode<br />
1600 tot 1675.<br />
Strooppot (ca.1600-1700),<br />
afkomstig uit een beerput<br />
op het binnenterrein van de<br />
suikerraffinaderij op Vlooienburg.<br />
Bovenop de potten<br />
werden een soort kegelvormige<br />
aardewerken trechters<br />
geplaatst waarin warme suikerrietstroop<br />
werd gegoten. Zo ontstonden<br />
de suikerkegels of suikerbroden<br />
waarnaar de naam ‘de Vier Suikerbroden’<br />
van de Duits-Lutherse suikerbakker op<br />
Vlooienburg verwijst.<br />
Indiase zijden doek uit een beerput<br />
aan de Lange Houtstraat (ca. 1650-<br />
1725), een van de wonderbaarlijk goed<br />
bewaard gebleven textielfragmenten<br />
die het onderzoek in de beerputten van<br />
Vlooienburg in 1980-1981 aan het licht<br />
bracht. Het patroon is ontstaan door<br />
de tie-dye-techniek, waarbij er voor het<br />
verven eerst stukjes stof bijeen<br />
geknoopt worden met touw – op<br />
die plekken bereikt de verf de<br />
stof niet. Deze techniek kwam<br />
destijds nog niet voor in Europa<br />
en gezien kleur en patroon lijkt<br />
het erop dat deze doek is geïmporteerd<br />
uit de regio Rajasthan<br />
in India, mogelijk door één van de<br />
textielhandelaren op Vlooienburg.<br />
Portugese drinkkopje<br />
uit de beerput van Lange<br />
Houtstraat 54 (3F) (ca. 1600-1650).<br />
In 17de-eeuws Portugal waren ongeglazuurde<br />
aardewerken drinkkopjes –<br />
pucaros – ontzettend populair. Binnenin<br />
zijn kleine sliertjes van klei te zien. Deze<br />
werden soms opzettelijk aangebracht<br />
om de afgifte van de mineraalachtige<br />
kleigeur en -smaak te bevorderen. Dit<br />
exemplaar is waarschijnlijk gemaakt in<br />
Coimbra (Portugal) en meegebracht door<br />
migranten om hen aan de smaken en<br />
geuren van hun thuisland te herinneren:<br />
in 1695 omschreef de Italiaanse filosoof<br />
en schrijver Lorenzo Magalotti de geur<br />
van pucaros (buccheri in het Italiaans) als<br />
die van ‘dampende zon-gebrande aarde<br />
na een regenbui’. Drinkkopjes zoals deze<br />
en fragmenten hiervan zijn in Nederland<br />
vrijwel alleen bekend van opgravingen bij<br />
het voormalige Vlooienburg en omliggende<br />
straten.<br />
Vondsten: afdeling Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam. Foto’s: R. Tousain.<br />
van de ‘Tempel Salomons’ (N). In dit<br />
religieuze museum toont een leraar Hebreeuws<br />
geïnteresseerden uit binnen- en<br />
buitenland tegen betaling van entreegeld<br />
zijn zelfgemaakte houten schaalmodel<br />
van de Bijbelse tempel van Salomon.<br />
We komen bij het eindpunt van ons<br />
blokje om: het woonhuis van Gaspar<br />
Méndez del Arroyo, alias Abraham Idaña<br />
(O). Hij was een geslaagd zakenman in<br />
Madrid, tot hij in 1660 met zijn vrouw en<br />
twee zoontjes op de vlucht sloeg voor de<br />
inquisitie omdat hij niet voor zijn Joodse<br />
geloof kon uitkomen. In Amsterdam<br />
kon dat wel en kochten zij dit huis op<br />
Vlooienburg. Met zijn textielbedrijf, door<br />
te handelen in VOC-aandelen en de verhuur<br />
van zijn benedenverdieping houdt<br />
hij de schoorsteen rokend.<br />
Abraham Idaña is ook actief als schrij-<br />
ver. In de vorm van gefingeerde brieven<br />
aan de Spaanse inquisitie steekt hij de<br />
loftrompet over zijn nieuwe woonplaats, in<br />
de hoop dat andere Spaanse crypto-Joden<br />
zijn voorbeeld volgen en naar Amsterdam<br />
komen. Met vaste hand kopieert Idaña<br />
tevens polemische geschriften tegen het<br />
christendom, verluchtigd met tekeningetjes.<br />
Het zelfportret op het titelblad van<br />
zijn manuscript is een zeldzame afbeelding<br />
van een bewoner van Vlooienburg.<br />
Driehonderd jaar na het overlijden van<br />
Abraham Idaña vonden archeologen een<br />
‘vuurtest’ in de beerput achter zijn huis. In<br />
zo’n kom met een oortje kon je steenkooltjes<br />
aansteken en dan veilig verplaatsen. Mensen<br />
zetten ze in een stoof. Lekker voor Idaña’s<br />
Spaanse voeten in het koude Holland.<br />
Marijn Stolk is archeoloog. Ze promoveerde op<br />
het proefschrift The Archaeology of Vlooienburg:<br />
Materiality and Daily Life in Multicultural Amsterdam,<br />
1600-1800 (Universiteit van Amsterdam,<br />
2022).<br />
Maarten Hell is historicus. Zijn boek Verloren<br />
wereld in de Amstelbocht. Leven op Vlooienburg<br />
1600-1815 komt medio april uit bij Walburg Pers.<br />
Fela was niet de enige zwarte vrouw die<br />
op Vlooienburg woonde; meerdere zwarte<br />
mensen hadden zich al vanaf de late 16de<br />
eeuw in de buurt gevestigd. Eerder schreef<br />
Mark Ponte in <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> over<br />
hun leven. Verder lezen?<br />
Scan de QR-code of ga naar<br />
https://geschiedenismagazine.nl/de-eerste-zwarteamsterdammers<br />
26<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
MACHTIGE VROUWEN<br />
Moeders des<br />
Vaderlands<br />
Op ‘grotemannengeschiedenis’ komt de<br />
laatste tijd kritiek: het ophangen van het<br />
verleden aan de daden van politieke en<br />
militaire leiders zou achterhaald zijn. En dat<br />
terwijl de geschiedenis van Grote Vrouwen<br />
nog maar net van de grond komt. Maar<br />
historici zijn bezig met een inhaalslag:<br />
vrouwen blijken machtiger dan we dachten.<br />
Zeg ‘Vaderlandse geschiedenis’ en het gros van de mensen<br />
denkt aan grote vorsten en staatslieden als Filips<br />
de Stoute, keizer Karel V, Johan de Witt en natuurlijk<br />
Vader des Vaderlands Willem van Oranje. Dat zijn de<br />
mannen die de Nederlanden vormden, die oorlog<br />
voerden, vrijheid brachten en eenheid creëerden. Vraag naar de<br />
vrouwen die in dat verhaal een rol speelden en de gemiddelde<br />
Nederlander zal misschien met Maria van Bourgondië op de<br />
proppen komen. Zij is de enige staatsvrouw in de canon van de<br />
Nederlandse geschiedenis, afgezien van de eerste vrouwelijke<br />
minister Marga Klompé.<br />
Maar waarom zit Margaretha van Male niet verankerd in ons<br />
collectieve geheugen, de stammoeder van de Bourgondische<br />
Nederlanden? Waarom denken we niet automatisch aan Maria<br />
van Hongarije, de landvoogdes die dankzij haar onderhandelingstalent<br />
de financiële, godsdienstige en militaire eenheid in de<br />
Nederlanden wist te versterken? En waarom weet niet iedereen<br />
wie Albertine Agnes was?<br />
De afgelopen jaren is baanbrekend onderzoek verricht naar de<br />
politieke invloed van deze en andere hooggeplaatste adellijke<br />
vrouwen in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Soms<br />
waren dat erfdochters die vanwege het uitblijven van mannelijke<br />
erfgenamen de volledige heerschappij over de dynastieke bezittingen<br />
kregen. Anderen wierpen zich als (financieel) onafhankelijke<br />
weduwe op als bestuurder, of als regentes voor hun minderjarige<br />
zoon. Gemalinnen regeerden geregeld samen met hun<br />
echtgenoot of vervingen hem tijdelijk. Zij allen werden van jongs<br />
af aan voorbereid op een mogelijke politieke en bestuurlijke rol,<br />
omdat het noodlot altijd kon toeslaan: een echtgenoot kon overlijden,<br />
of er kwam geen nageslacht. Van vrouwen werd kortom,<br />
Margaretha van Male<br />
(16de-eeuwse kopie,<br />
anoniem. Musée de<br />
l’Hospice Comtesse,<br />
Ville de Lille).<br />
net als van mannen, verwacht dat ze zich zouden inzetten voor<br />
hun dynastie en hun onderdanen.<br />
Het gedrag van vorstinnen lag wél constant onder een vergrootglas.<br />
Als een vrouw te openlijk de macht uitoefende, heette ze<br />
‘mannelijk’, heerszuchtig of dominant. Vrouwen dienden vroom<br />
te zijn, bescheiden en nederig. Maar wie zich staande wist te<br />
houden, kon het ver schoppen. Hier belichten we zeven van die<br />
krachtige vrouwen.<br />
1 Margaretha van Male (1350-1405)<br />
Margaretha van Male legde de grondvesten voor de Bourgondische<br />
macht in de Lage Landen. Als enig kind en erfdochter van<br />
Lodewijk II van Male, graaf van Vlaanderen, en Margaretha van<br />
Brabant, erfde ze maar liefst vijf graafschappen. Via haar huwelijk<br />
met Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, kwamen deze<br />
gebieden onder Bourgondische heerschappij, uiteindelijk ook<br />
het hertogdom Brabant. Dankzij haar bestuurlijke, diplomatieke<br />
en financiële optreden kreeg de Bourgondische staat voet aan de<br />
grond in het noorden.<br />
1<br />
28<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
FEMKE DEEN<br />
Margaretha werd opgevoed met de overtuiging dat zij verantwoordelijk<br />
was voor het veiligstellen van het erfgoed voor het<br />
nageslacht. Ze eiste na haar huwelijk dan ook een actief aandeel<br />
op in het bestuur. Ze onderhandelde vaardig over het heffen van<br />
belastingen en bleek een harde maar gerespecteerde gesprekspartner<br />
van de grote steden van Vlaanderen. Ze was een belangrijke<br />
diplomatieke schakel tussen haar Franse echtgenoot en de<br />
Nederlanden en speelde als ‘natuurlijke vrouwe van Vlaanderen’<br />
een doorslaggevende rol in de verzoening tussen Bourgondiërs<br />
en opstandige Vlamingen. Ze bevestigde verschillende privileges<br />
van Vlaamse steden, waarbij ze liet zien een goed oog te hebben<br />
voor hun economische belangen.<br />
Zij en Filips versterkten hun invloed in het noorden verder door<br />
een strategisch dubbelhuwelijk te arrangeren: dochter Margaretha<br />
van Bourgondië trouwde met Willem van Beieren, erfgenaam<br />
van Henegouwen, Holland en Zeeland, terwijl oudste zoon Jan<br />
trouwde met Margaretha van Beieren, de zus van Willem.<br />
Margaretha en Filips belichaamden een vorm van tweehoofdig<br />
bestuur dat werd overgenomen door hun nakomelingen.<br />
Vanwege de uitgestrektheid van de bezittingen delegeerde de<br />
hertog een deel van de macht aan Margaretha, op wier militaire,<br />
diplomatieke en financiële capaciteiten hij vertrouwde. Zo was<br />
zij het die in 1373 het land in staat van paraatheid bracht om een<br />
aanval van de hertog van Lancaster te weerstaan. Ook speelde ze<br />
een belangrijke diplomatieke rol in de totstandkoming van vrede<br />
tussen Engeland en Frankrijk.<br />
Margaretha was financieel onafhankelijk en leende haar man<br />
grote sommen geld. Na zijn overlijden in 1404 volgde oudste zoon<br />
Jan zonder Vrees hem op als hertog van Bourgondië, maar Margaretha<br />
behield de graafschappen Vlaanderen, Artois en Franche-<br />
Comté. Deze bleef ze actief besturen. Toen ze later ook Brabant<br />
erfde, schoof ze haar derde zoon Anton naar voren, maar ze bleef<br />
hem nauwlettend controleren en voorzien van advies, manschappen<br />
en geld. Na haar dood in 1405 was de Bourgondische macht<br />
stevig gevestigd in de Lage Landen – dankzij Margaretha.<br />
2 Margaretha van Bourgondië (1374-1441)<br />
De reputatie van Margaretha van Bourgondië wordt overschaduwd<br />
door die van haar dochter, Jacoba van Beieren, de gravin<br />
van Holland, Zeeland en Henegouwen. Margaretha speelde echter<br />
een beslissende rol in de geschiedenis die Jacoba bekend maakte:<br />
de strijd om de macht in Holland en Zeeland.<br />
Margaretha werd door haar ouders Margaretha van Male en Filips<br />
de Stoute opgevoed met een groot dynastiek bewustzijn en haar<br />
moeder had getoond welke rol vrouwen konden spelen in het beschermen<br />
en uitbouwen van zowel de dynastie van herkomst, als<br />
die waarin ze trouwden. Na haar huwelijk met Willem van Beieren<br />
was Margaretha’s lot verbonden aan diens graafschappen Holland,<br />
Zeeland en Henegouwen. Deze erfenis moest veilig worden<br />
gesteld voor de wettige erfgenaam: Jacoba, die enig kind bleef.<br />
Tijdens haar huwelijk behartigde Margaretha actief en behendig<br />
de belangen van zowel de Bourgondische als de Beierse dynastie,<br />
wat de alliantie tussen de vorstenhuizen versterkte. Zo bemiddelde<br />
ze tussen haar broer Jan zonder Vrees en de koning van<br />
Frankrijk, toen deze in onmin waren geraakt.<br />
Na de dood van haar echtgenoot lieten de Bourgondiërs hun oog<br />
vallen op de erfgoederen van Jacoba. Margaretha koos voor haar<br />
dochter en gebruikte daarbij alle middelen waarover ze beschikte.<br />
Als weduwe was ze financieel onafhankelijk, sterker, ze was schatrijk,<br />
en ze maakte gebruik van een breed netwerk van bondgenoten.<br />
Bovendien zocht ze huwelijkspartners voor haar dochter<br />
die haar vooruit konden helpen. Tegelijkertijd hield Margaretha<br />
voor de buitenwereld een schijn van neutraliteit op, waardoor ze<br />
Jacoba’s belangen beter kon behartigen aan de onderhandelingstafel.<br />
De druk op moeder en dochter nam toe toen de verschillende<br />
huwelijken van Jacoba geen nakomelingen opleverden. In een poging<br />
de Bourgondiërs te slim af te zijn, schoof Margaretha zichzelf<br />
in Brabant als ‘wettige erfvrouw’ naar voren toen haar neef stierf<br />
zonder erfgenaam. Deze claim was legitiem, en Margaretha wist<br />
haar aanspraak jarenlang te gebruiken als pressiemiddel. Uiteindelijk<br />
kozen de Staten van Brabant voor haar tegenstander, Filips<br />
de Goede. Pas toen Jacoba de strijd noodgedwongen staakte en<br />
afstand deed van de grafelijke macht over Holland, Zeeland en<br />
Henegouwen, gaf Margaretha tegen betaling haar aanspraak op<br />
Brabant op.<br />
Margaretha van Bourgondië tijdens haar huwelijk met Willem van Beieren<br />
in 1385 te Kamerik. Zij staan rechts, en links staan (Willems zus) Margaretha<br />
van Beieren en (Margaretha’s broer) Jan van Bourgondië (Breslauer<br />
Froissart, Staatsbibliotheek Berlijn).<br />
<br />
2<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 29
niet zien. Wel benoemde ze generaals en onderhandelde ze over<br />
voorraden en versterking van de grenzen. Daarnaast bewandelde<br />
ze het diplomatieke pad. Ze onderhandelde persoonlijk<br />
met Eleonora, koningin van Frankrijk, om de vriendschap tussen<br />
de twee landen te herstellen. Haar uitvoerige correspondentie<br />
bewijst hoe handig ze haar positie wist te verbeteren. Ze deed<br />
zich voor als bescheiden en kwetsbaar (geaccepteerde vrouwelijke<br />
eigenschappen) om haar daden en ambities te verhullen.<br />
Strategisch zette ze vooral haar zwakke gezondheid in, waardoor<br />
ze bevelen van Karel V kon omzeilen, sturen of negeren zonder<br />
zijn gezag expliciet in twijfel te trekken. Toen ze in 1555 terugtrad<br />
als landvoogdes liet ze de Nederlanden achter als een gebied dat<br />
meer dan ooit een eenheid vormde.<br />
3<br />
Maria van Hongarije was van 1531 tot 1555 regentes<br />
der Nederlanden. Sinds de dood van haar echtgenoot in<br />
1526 kleedde ze zich in het zwart en droeg ze de witte<br />
weduwekap. Hier is ze afgebeeld in reiskleding (prent ca.<br />
1538-1553, Rijksmuseum Amsterdam).<br />
3 Maria van Hongarije (1505-1558)<br />
Maria van Hongarije valt in de categorie ‘machtige weduwe’,<br />
maar ze nam ook toen haar man, koning Lodewijk II<br />
van Hongarije, nog leefde actief deel aan de politiek van het hof.<br />
Na zijn dood in 1526 was Maria als weduwe zonder erfgenaam<br />
vier jaar lang regentes van het koninkrijk totdat haar broer Ferdinand<br />
de troon overnam. Toen vroeg haar broer, keizer Karel V, haar<br />
om landvoogdes van de Nederlanden te worden. Ze maakte haar<br />
reputatie als kundig bestuurder al snel waar en in 1540 verleende<br />
Karel V haar volledige en absolute macht over staatsraden, financiën<br />
en andere justitiële zaken. Zo kreeg ze ongekende politieke<br />
macht en een bevoorrechte juridische positie, die ze onder meer<br />
gebruikte om de territoriale eenheid van de Nederlanden te bevorderen.<br />
Behendig behartigde ze de belangen van haar onderdanen<br />
bij de keizer, en haar verzoenende aanpak hielp de interne<br />
onrust te beteugelen. Ze wist de zware belastingdruk te verminderen<br />
door het gebruik van creatieve financiële strategieën.<br />
Ook bij de vele gewapende conflicten die in deze periode werden<br />
uitgevochten, onder meer in het kader van de godsdienststrijd,<br />
speelde Maria een belangrijke rol, al liet ze zich op het slagveld<br />
4 Louise de Coligny (1555-1620)<br />
Na de moord op Willem van Oranje in 1584 bleef<br />
Louise de Coligny, zijn vierde vrouw, achter<br />
met de zes maanden oude Frederik Hendrik<br />
én de zorg voor vijf stiefdochters.<br />
Door de vele schulden die Willem<br />
voor de strijd gemaakt had, waren ze<br />
berooid. Vaak wordt ze neergezet<br />
als tragische weduwe, maar dat is<br />
onterecht: ze bouwde haar positie<br />
snel uit. Als dochter van hugenotenleider<br />
Gaspard de Coligny bezat<br />
ze in Frankrijk een invloedrijk<br />
netwerk van protestantse adel.<br />
Vriend en verwant Hendrik van<br />
Navarra werd in 1589 gekroond<br />
tot Hendrik IV van Frankrijk. Louise<br />
werd, mede door het slim inzetten<br />
van haar enorme (correspondentie)<br />
4<br />
Louise de Coligny<br />
als weduwe van<br />
Willem van Oranje<br />
(ongedateerd,<br />
atelier Michiel van<br />
Mierevelt, Mauritshuis<br />
Den Haag).<br />
netwerk, een van zijn naaste vertrouwelingen.<br />
Dit gebruikte ze om te bemiddelen<br />
tussen de Republiek en het Franse<br />
hof, in gesprekken met de koning of zijn<br />
gezanten. Door haar diplomatieke vernuft<br />
waren beide partijen ervan overtuigd dat<br />
ze hún belang diende.<br />
Bij alles wat ze deed, hield ze de belangen<br />
van de Oranje-Nassau-dynastie in het oog.<br />
Zo arrangeerde ze strategische huwelijken<br />
voor enkele dochters van Willem van<br />
Oranje met machtige protestantse edelen<br />
in Frankrijk en Duitsland. Ze gaf tevens haar<br />
politieke kennis door aan haar stiefdochters:<br />
in hun vele onderlinge brieven noemden zij zichzelf en elkaar<br />
‘staatsvrouwen’ (femmes d’état). Na hun huwelijken verspreidde<br />
zich zo een nieuwe generatie politieke vrouwen door Europa en<br />
vormden hun hoven bouwstenen van een machtig internationaal<br />
netwerk. Louise resideerde in Paleis Noordeinde waar ambassadeurs<br />
en andere invloedrijke personen in en uit liepen. Het<br />
30<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
hoogtepunt van haar loopbaan als staatsvrouw was in 1607-1608,<br />
tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan het Twaalfjarig Bestand<br />
(de tijdelijke wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje<br />
die in 1609 inging). Toen deze dreigden vast te lopen, moest<br />
Louise erbij komen. Ze wist stiefzoon Maurits uiteindelijk te overtuigen<br />
van de noodzaak om vrede te sluiten. En passant sleepte ze<br />
er nog een aantal financiële voordelen voor de Oranje-Nassaus uit.<br />
5 Isabelle Clara Eugenia van Spanje (1566-1633)<br />
Van ‘Infante’ Isabella, vorstin en landvoogdes van de Zuidelijke<br />
Nederlanden, bestaat het beeld dat zij het bestuur overliet aan<br />
haar echtgenoot, aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Niets is<br />
minder waar. Isabella was dé spil in de betrekkingen tussen het<br />
hof in Madrid, politici én bevolking in de Zuidelijke Nederlanden.<br />
Op kritieke momenten was zij het die de spanning tussen de<br />
verschillende partijen verhielp.<br />
Isabella was de dochter van koning Filips II van Spanje en diens<br />
derde vrouw Elisabeth van Valois. Haar vader betrok haar al vroeg<br />
bij staatszaken, omdat ze lange tijd de enige troonopvolgster leek<br />
te zijn. Haar inbreng in zijn beleid was groot; vooral de laatste ja-<br />
Aartshertogin Isabella in haar habijt van de orde der Clarissen (eerste helft<br />
17de eeuw, prent naar schilderij van Rubens, Rijksmuseum Amsterdam).<br />
ren van zijn regering volgde Filips vaak haar advies. Hij benoemde<br />
haar in 1598 samen met echtgenoot Albrecht tot soevereine<br />
vorsten van de Zuidelijke Nederlanden.<br />
Volgens tijdgenoten deed de aartshertog niets zonder zijn<br />
vrouw in te lichten en vroeg hij haar in alle kwesties om advies.<br />
Isabella onderhield goede contacten met de machtigste factie<br />
aan het hof in Madrid. De eerste jaren van hun regeerperiode<br />
woedde de strijd met de opstandige Republiek en Isabella genoot<br />
meer gezag bij het leger dan haar man, die weinig militair<br />
talent bezat. Ze kreeg bijvoorbeeld voor elkaar dat de soldaten<br />
soldij kregen zodat zij niet gingen plunderen, wat weer negatief<br />
op het hof zou afstralen. Isabella was geliefder dan de afstandelijke<br />
Albrecht, ook door haar barmhartigheid en besluitvaardigheid.<br />
Ze speelde een centrale rol in het populariteitsoffensief<br />
van de Habsburgers.<br />
Isabella speelde als mecenas een sleutelrol in de grote economische<br />
voorspoed en culturele bloei die tijdens het Twaalfjarig<br />
Bestand (1609-1621) ontstond. Na de dood van Albrecht in<br />
1621 nam ze het habijt op en trok ze zich terug uit het wereldlijke<br />
leven, maar bleef landvoogdes. Ook in haar eentje bleef<br />
haar politieke en diplomatieke invloed groot: neef Filips IV, koning<br />
van Spanje, vroeg haar regelmatig om politiek en militair<br />
advies.<br />
Isabella was geliefder dan de<br />
afstandelijke Albrecht, ook<br />
door haar barmhartigheid en<br />
besluitvaardigheid. Na zijn dood<br />
in 1621 nam ze het habijt op, maar<br />
bleef landvoogdes<br />
5<br />
6 Albertine Agnes (1634-1696)<br />
Albertine Agnes van Oranje-Nassau kan gezien worden als stammoeder<br />
van de huidige Oranje-Nassaus: die stammen in rechtstreekse<br />
lijn van haar af én ze nam als eerste stadhoudersvrouw<br />
het regentschap op zich. Ze was de vijfde dochter van Frederik<br />
Hendrik van Oranje-Nassau en Amalia van Solms. Ze trouwde in<br />
1652 met achterneef Willem Frederik van Nassau-Dietz, stadhouder<br />
van Friesland, Groningen en Drenthe.<br />
Na twaalf jaar huwelijk overleed haar echtgenoot en werd<br />
Albertine Agnes benoemd tot voogdes van haar minderjarige<br />
zoon Hendrik Casimir II. In de praktijk trok Albertine Agnes meer<br />
macht naar zich toe. Direct na de dood van haar echtgenoot<br />
nam ze zijn politieke netwerk over en oefende steeds meer bevoegdheden<br />
uit die toekwamen aan de stadhouder: ze woonde<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 31
6<br />
Albertine Agnes met haar kinderen Amalia, Hendrik Casimir II en Sophia<br />
Hedwig (1668, door A.L. van den Tempel, Fries Museum).<br />
de vergadering van de vertegenwoordigers in de Staten bij en<br />
bemoeide zich met politieke en militaire benoemingen. Ze trad in<br />
feite op als regentes.<br />
Haar daadkracht had ze vooral nodig in het Rampjaar 1672, toen<br />
de Republiek van alle kanten tegelijk werd aangevallen. Friesland<br />
dreigde ingenomen te worden door de bisschop van Münster. Er<br />
heerste grote onvrede dat de Friese Staten geen actie ondernamen<br />
en Albertine Agnes besloot de leiding te nemen. Ze eiste een<br />
vergaand defensieplan waarin een waterlinie en het uitbreiden<br />
van verdedigingswerken waren opgenomen, en stelde daartoe<br />
een memorie op.<br />
Het lukte Albertine Agnes om haar (minderjarige) zoon te laten<br />
benoemen tot stadhouder en kapitein-generaal van Friesland.<br />
Wettelijk bezat Hendrik Casimir nu de macht, in werkelijkheid<br />
berustte die bij haar, omdat hij nog zo jong was. Ze mobiliseerde<br />
de burgerbevolking en oefende grote invloed uit op de interne<br />
hervormingen die de rust onder de ontevreden Friezen moesten<br />
herstellen. Het plan dat de Friese legerleider Johan Maurits uiteindelijk<br />
en met succes in 1672 in werking stelde tegen de troepen<br />
van Münster was gebaseerd op haar memorie. Haar diplomatieke<br />
hulp bij het verkrijgen van toestemming bij de Friese Staten hiervoor<br />
bleek onontbeerlijk.<br />
Albertine Agnes heeft als de facto legerleider de val van Friesland<br />
voorkomen, en speelde daarmee een grote rol in het behoud van<br />
de Republiek in 1672. De prinses van Oranje had de oorlog en<br />
de binnenlandse onrust slim gebruikt door als semi-stadhouder<br />
boven de partijen te gaan staan. Mede daardoor vestigde ze in<br />
Friesland een vrijwel soeverein, erfelijk stadhouderschap. Als<br />
eerste regentes legde ze bovendien de basis voor generaties<br />
regentessen na haar.<br />
32<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
7<br />
Oorspronkelijk zat dit miniatuurportret van de jonge Engelse<br />
prinses Anna van Hannover op een gouden snuifdoos die ze in<br />
1734 schonk aan haar aanstaande man Willem van Nassau-Dietz.<br />
Hij was toen aan het kuren in Bath (Rijksmuseum Amsterdam).<br />
7 Anna van Hannover (1709-1759)<br />
Anna van Hannover staat bekend als arrogant en dominant – zo<br />
werden sterke vrouwen wel vaker getypeerd. Anna was namelijk<br />
daadkrachtig, ambitieus, intelligent en ze had groot strategisch<br />
inzicht. Ze was de dochter van de Engelse koning George II, en<br />
droeg de titel princess royal. Ze had zelf op de Engelse troon willen<br />
zitten maar stemde toch in met een huwelijk met Willem van<br />
Nassau-Dietz, prins van Oranje, vorst van Oranje-Nassau en stadhouder<br />
van Friesland, Groningen en Gelderland. Ze hielden hof in<br />
Leeuwarden, waar Anna en Willem gezamenlijk optrokken in de<br />
dagelijkse politiek van de provincies waarover Willem regeerde.<br />
De verwachting was dat Willem snel stadhouder van de gehele<br />
Republiek zou worden (na het overlijden van Willem III in 1702<br />
was er in de rest van de gewesten geen stadhouder benoemd)<br />
maar daar moesten ze hard voor lobbyen.<br />
Uiteindelijk werd Willem in 1747 inderdaad tot stadhouder van de<br />
Republiek benoemd, en een jaar later werd het stadhouderschap<br />
overerfbaar. Als Willems rechterhand en adviseur droeg Anna in<br />
belangrijke mate bij aan dit resultaat. De twee verhuisden naar<br />
Paleis Huis ten Bosch in Den Haag, waar Anna, tijdens haar jeugd<br />
in Londen leerling van Georg Friedrich Händel en een begaafde<br />
muzikante, optrad als mecenas van musici en operahuizen. Ze<br />
wist zo de reputatie van het stadhouderlijke hof op vorstelijke<br />
hoogten te krijgen.<br />
De prinses oefende via Willem veel invloed uit op de belangrijke<br />
kwesties van die tijd: het beknotten van de macht van de<br />
regenten en het bedwingen van de rebellie tegen corrupte belastinginners<br />
(de zogeheten Pachtersoproeren). Daarbij zette ze<br />
haar wat besluiteloze man soms flink onder druk. Ze woonde zijn<br />
beraadslagingen bij en nam diverse initiatieven voor reorganisatie<br />
van bestuur en administratie.<br />
Na Willems dood trad Anna op als regentes voor haar zoon, de<br />
latere stadhouder Willem V. Ze werd benoemd tot ‘Gouvernante<br />
der Verenigde Nederlanden’. Dat betekende dat ze het stadhouderschap<br />
waarnam, inclusief de militaire functies van kapiteinen<br />
admiraal-generaal. Haar sterke leiderschap werd niet door<br />
iedereen gewaardeerd. Veel regenten werkten haar tegen, ook<br />
omdat diverse steden terug wilden keren naar het Stadhouderloze<br />
Tijdperk van vóór 1747. Om hun vertrouwen te winnen verscheen<br />
Anna in 1752 in de Staten-Generaal, waar ze zeer tactisch<br />
voorstelde om de omvang van het leger van de Republiek te<br />
reduceren. Dat was welkom, want de steden betaalden deels de<br />
militaire kosten.<br />
Verdienste<br />
Dat haar echtgenoot Willem IV erfelijk stadhouder werd van de<br />
gehele Republiek en dat deze positie na zijn dood bleef bestaan,<br />
is zeker ook Anna’s verdienste. Net als de andere hier behandelde<br />
vrouwen leverde ze een belangrijke en vaak over het hoofd geziene<br />
bijdrage aan de eenheid en stabiliteit van de Nederlanden.<br />
Het wordt tijd dat meer mensen daarvan weten.<br />
Femke Deen schreef een biografie over<br />
Anna van Saksen, de tweede vrouw van<br />
Willem van Oranje en werkt nu aan het<br />
levensverhaal van zijn derde echtgenote,<br />
Charlotte de Bourbon. Zie www.<br />
femkedeen.nl<br />
Samen met Ineke Huysman voerde ze<br />
de redactie van Moeders des Vaderlands.<br />
Vrouwen die de Nederlanden vormden<br />
(Atlas Contact, <strong>2024</strong>), een bundel<br />
waarin achttien historici een portret<br />
schetsen van evenveel middeleeuwse<br />
en vroegmoderne vrouwen die via het<br />
politieke bedrijf hun stempel drukten<br />
op gebeurtenissen die we tot nog toe vooral associëren met mannen. Dit<br />
artikel is op die bijdragen gebaseerd.<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 33
SPECIAL WO II<br />
Conservatieve<br />
studenten in verzet<br />
Innig waren de handelsbetrekkingen tussen Rotterdam en Duitsland voor de<br />
Tweede Wereldoorlog. Al sinds eind 19de eeuw lééfde de stad van het Duitse<br />
achterland en het bombardement van 14 mei 1940 tastte dat nauwelijks aan. Veel<br />
handelaren maar ook studenten en docenten van de Nederlandsche Economische<br />
Hoogeschool (de latere Erasmus Universiteit) bleven naar eigen zeggen neutraal. In<br />
werkelijkheid werd er flink gecollaboreerd. Het sprak dan ook allerminst vanzelf<br />
dat de conservatief denkende leden van jaarclub De Keien in verzet zouden komen.<br />
Maar ze deden het toch, laat Merel Leeman zien.<br />
De revue Het hart van Rotterdam in het Arena Theater<br />
trok in de zomer van 1940 veel studentenpubliek.<br />
Schrijver Anton Koolhaas meende dat de Rotterdammers<br />
na het rampzalige bombardement van 14 mei<br />
wat luchtigheid konden gebruiken. Op 31 augustus,<br />
terwijl de brokstukken in het centrum nog werden opgeveegd en<br />
de brandlucht nog was te ruiken, ging het stuk onder begeleiding<br />
van het Rotterdams Philharmonisch Orkest in première. Een van<br />
de teksten: “Het puin is helemaal niet zo lelijk als je het zo ziet in<br />
die felle zon, tegen de strakblauwe lucht, of in het begin van de<br />
34<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
avond, onder dat rosse horizontale schijnsel…”<br />
Ik volgde acht studenten die rond deze tijd aan de Nederlandsche<br />
Economische Hoogeschool in Rotterdam begonnen: Frits Ruys,<br />
Wim van Dissel, Jan Vis, Han Goudswaard, Mans Mees, Charles van<br />
der Sluis, Ernst Roosegaarde Bisschop en Arthur van der Stok. Ze<br />
waren afkomstig uit welgestelde liberaal-conservatieve handelsfamilies<br />
en werden veelal klaargestoomd voor familiebedrijven<br />
als Ruys’ Handelsvereeniging en scheepvaartbedrijf Furness. Ze<br />
werden lid van het corps en vormden samen jaarclub De Keien.<br />
Na het verwoestende bombardement moest het dagelijkse leven<br />
zo snel mogelijk weer worden opgepakt, vond het stadsbestuur,<br />
en de meeste eerstejaars studenten gingen daar graag in mee.<br />
Het oude uitgaansgebied aan de Schiedamschedijk was weggevaagd,<br />
maar in de zeemanscaféetjes en dancings op schiereiland<br />
Katendrecht vonden de studenten nieuw vertier. Duitse soldaten<br />
mochten er van hun superieuren niet komen: Für Wehrmacht<br />
verboten, meldde een bordje bij de toegangsweg – ze waren als<br />
de dood voor geslachtsziekten.<br />
Voor het eerst stonden de Keien op eigen benen. Grote idealen<br />
of talenten hadden ze niet of in elk geval nog niet ontdekt.<br />
Ze vierden vooral het studentenleven. Toch rolden deze acht<br />
Foto uit november 1940, toen de Keien net hun jaarclub geformeerd hadden<br />
(foto uit Merel Leeman, De Keien. Rotterdamse studenten tussen handel<br />
en verzet 1940-1945, Atlas Contact, 2023).<br />
De door het Duitse bombardement van 14 mei 1940 en de brand die erop<br />
volgde zwaar beschadigde Laurenskerk (schilderij uit 1943 door Marius<br />
Richters, Museum Rotterdam).<br />
‘kooplieden-in-de-dop’ in de loop van de oorlog in het verzet, één<br />
voor één, soms jaren na elkaar en via allerlei omwegen. De keuze<br />
om de Keien centraal te stellen binnen een breder onderzoek naar<br />
verzet van Rotterdamse studenten heb ik gemaakt nadat bij één<br />
van de nabestaanden op zolder een kist werd gevonden, waar<br />
onder meer correspondentie tussen de Keien in bleek te zitten,<br />
hun logboek, aantekeningen over hun verzet én documentatie<br />
over hun studentenleven. Nu kon het in historisch onderzoek vaak<br />
onderbelichte dagelijkse studentenleven en de groeiende bereidheid<br />
tot verzet in de eerste oorlogsjaren worden gereconstrueerd.<br />
Joodse docenten weg<br />
De eerste serieuze bres in hun tamelijk onbezorgde vrije leventje<br />
was het ontslag van Nico Polak op 26 november 1940, hun hoogleraar<br />
bedrijfskunde. Die dag hoorden de Keien over de invoering<br />
van het Duitse verbod voor Nederlandse Joden om te werken in<br />
de ambtenarij, waardoor ook twee andere Joodse docenten de<br />
Hoogeschool moesten verlaten. Rotterdamse studenten bezonnen<br />
zich op actie. In Delft en Leiden waren de studenten al uit protest<br />
de straat op gegaan. De Keien namen zich voor om plannen<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 35
daartoe te bespreken tijdens de borrel op de corpssociëteit aan de<br />
Eendrachtsweg, maar dat liep anders. Na een paar drankjes brak<br />
tussen de studenten een soort veldslag uit. ‘De Keien handhaven<br />
zich op de kast van de bibliotheek,’ aldus een notitie van die dag<br />
in het logboek van de jaarclub, waarin ze een paar keer per week<br />
hun belevenissen als corpsstudenten bijhielden. ‘Boven in de<br />
vestiaire een soort kliniek van kotsenden. Jenever gedronken. De<br />
schade: honderd gulden.’<br />
De Keien zelf zagen het probleem<br />
niet zo. Hitler had beloofd dat<br />
Rotterdam de grootste havenstad<br />
van het Derde Rijk zou worden.<br />
Had niet gewoon het recht van de<br />
sterkste gezegevierd?<br />
ontbrak, al waren er ook in Rotterdam wel degelijk studenten<br />
die zich vanaf het begin verzetten. Vaak waren ze voor mei 1940<br />
betrokken geweest bij de strijd voor een maatschappelijke doel<br />
en sloten ze zich na de Duitse inval als logisch vervolg daarop<br />
aan bij het verzet. Onder hen waren communisten, Nederlanders<br />
met een Indische achtergrond en feministen. Ze behoorden nooit<br />
(helemaal) tot de studentenbubbel.<br />
De Keien wel. Bij hen was dat eerste oorlogsjaar weinig te merken<br />
van betrokkenheid bij slachtoffers van de nazi’s. Ze bezochten<br />
op 18 februari 1941 op de sociëteit een lezing ‘over Joden’ van<br />
de Hervormde evangelist Karel Hoekendijk, die de vervolgingen<br />
bekritiseerde, maar verder kwam er weinig commentaar op de<br />
Vertier tijdens de bezetting: de Keien met vriendinnen op roeiclub De<br />
Maes in 1941 (foto uit Merel Leeman, De Keien…, Atlas Contact, 2023).<br />
Het waren leden van de Rotterdamsche Vrouwelijke Studentenvereniging<br />
die het eerst in actie kwamen. Hun protestbrief werd<br />
door de Keien, zo’n vijfhonderd andere studenten en bijna alle<br />
docenten ondertekend. Rector Magnificus George Gonggrijp<br />
beloofde het document naar het departement voor Onderwijs<br />
te sturen, maar in plaats daarvan schreef hij zelf een brief naar<br />
de Sicherheitsdienst, die hij verzekerde dat de protestbrief in zijn<br />
bureaulade bleef en studentenprotest in Rotterdam zou uitblijven.<br />
Gonggrijps weigering de brief van de studenten te versturen gebeurde<br />
op last van de handelslieden in het bestuur van de Hoogeschool,<br />
die hij beloofd had elke grote beslissing voor te leggen. De<br />
Hoogeschool paste zich vooral aan de Duitse bezetting aan.<br />
Zó anti-Duits waren trouwens ook de economiestudenten niet.<br />
Ze werden opgeleid voor het handelsleven dat op grote schaal<br />
met de Duitsers samenwerkte of zelfs collaboreerde. In dezelfde<br />
maand dat Nico Polak werd ontslagen, werd Karel van der Mandele,<br />
de machtigste man van het Rotterdamse economische leven én<br />
aan de Hoogeschool, één van de leiders van een reorganisatie van<br />
de Nederlandse economie onder Duits gezag, waardoor het Nederlandse<br />
bedrijfsleven aangesloten werd op de Duitse oorlogseconomie.<br />
De Hoogeschool kreeg de taak om in zijn onderwijs en<br />
onderzoek het traditioneel liberale bedrijfsleven te overtuigen van<br />
de ‘noodzaak’ van deze geleide economie.<br />
De Keien kregen bijvoorbeeld op college te horen dat deze reorganisatie<br />
geen Duitse import, maar in zekere zin een voortzetting<br />
was van de Nederlandse gilden. De Keien zelf zagen het probleem<br />
niet zo. Hitler had beloofd dat Rotterdam de grootste havenstad<br />
van het Derde Rijk zou worden. Had niet gewoon het recht van de<br />
sterkste gezegevierd?<br />
Pension in het Oude Westen<br />
De Keien en veel andere Rotterdamse studenten aarzelden. Wat<br />
werd er van hen verwacht? Hun docenten liepen meer in de pas<br />
dan in andere steden en een pasklare handleiding voor verzet<br />
36<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
www.atlascontact.nl<br />
Herinnering aan verzet<br />
Na de oorlog studeerden de Keien die de oorlog hadden overleefd<br />
af. Ze kregen leidende functies in hun familiebedrijven, een<br />
toekomst die al bij hun geboorte was vastgelegd. Het handelsleven<br />
ontkwam na de oorlog grotendeels aan berechting door de<br />
Centraal Zuiveringsraad, waarin nota bene Karel van der Mandele<br />
zitting nam. Hij kreeg in 1955 zelfs een Zilveren Anjer voor ‘onbesproken<br />
vaderlandsch gedrag’ – van prins Bernhard. Voor de<br />
Keien was de herinnering aan hun verzet na 1945 vaak pijnlijk en<br />
complex – niet alleen door de dood van Frits Ruys. Hun ‘heroïsche’<br />
vrijheidsstrijd was in de maanden rond de bevrijding uiterst<br />
controversieel geworden door liquidaties en het leiderschap<br />
van een Kei over een NSB-kamp in Hoek van Holland, waarin<br />
sprake was van mishandeling en ziektes. Verschillende oud-verzetsleiders,<br />
die tijdens de oorlog dagelijks in het studentenpension<br />
over de vloer kwamen, raakten verwikkeld in schandalen, o.a.<br />
door zelfverrijking met fondsen bestemd voor onderduikers. De<br />
herinnering van de Keien aan de oorlog draaide steeds meer om<br />
hun held Frits, wiens werk zij voortzetten via het Frits Rudolf Ruys<br />
Fonds, dat kampen en sinterklaasfeesten organiseerde voor de<br />
kinderen van omgekomen verzetsleden. Toen dat fonds in 1964<br />
werd opgeheven, worstelden sommige Keien met de vraag naar<br />
de betekenis van hun verzet. Zij hadden immers nooit een breder<br />
programma voor maatschappelijke verandering gehad, terwijl<br />
hun radicale verzetswerk mijlenver leek af te staan van hun huidige<br />
positie als handelslieden en leden van de bestaande orde.<br />
Zij hebben nooit publiekelijk kritiek geuit op de Hoogeschool of<br />
economische collaboratie aangekaart. Elk van de Keien moest nu<br />
alleen op zoek naar de zin van zijn verzet.<br />
Jodenvervolging vanuit studentenkringen. Vooral bij de confessionele<br />
verenigingen heerste in die tijd openlijk antisemitisme.<br />
Dat voorjaar organiseerden katholieke studenten nog een lezing<br />
over eugenetica. De Keien namen Hoekendijks praatje over de<br />
Jodenvervolging niet zo zwaar op en na afloop barstte het feest<br />
op de sociëteit los. Wim werd voortijdig afgevoerd. ‘Die lul dronk<br />
ook alles door elkaar,’ meldde het logboek.<br />
Zijn verzet wortelde in<br />
conservatief-liberale waarden<br />
als de natie, het koningshuis en<br />
het geloof<br />
In mei 1941 betrokken de Keien een studentenpension aan de<br />
Claes de Vrieselaan 21a in de stadswijk het Oude Westen, beheerd<br />
door het echtpaar Riedé, een oud-zeeman en zijn vrouw. Zij kookten<br />
voor de studenten en wasten hun kleren. De dagen vulden<br />
zich met bridgepartijtjes, roeifeestjes en braspartijen. Ontgroeningen<br />
en dinertjes gingen de hele oorlog door, zelfs tijdens de<br />
hongerwinter.<br />
Frits Ruys verzette zich wél<br />
Er was één Kei die direct een radicaal andere koers had gekozen:<br />
Frits Ruys had als militair meegevochten tijdens de meidagen<br />
in 1940 en zette de strijd na de capitulatie ondergronds voort.<br />
Frits spioneerde, hielp Joden en de familieleden van gevallen of<br />
en gefusilleerd. Terwijl de ‘kooplieden-in-de-dop’ hun leven riskeerden,<br />
collaboreerde het bedrijfsleven op grote schaal.<br />
gevangen kameraden. De andere Keien merkten dat hij soms<br />
urenlang aan de telefoon hing en af en toe een tijdlang verdween.<br />
achterland?<br />
Ze vermoedden wel iets, maar kregen van hem weinig te horen.<br />
en doceerde aan de Universiteit van<br />
Amsterdam, deed onderzoek aan<br />
De meeste Keien hoefden ook niet zoveel te weten, zolang Frits<br />
waaronder nrc, De Revisor en De<br />
Groene Amsterdammer. De Keien is<br />
haar eerste boek.<br />
maar bij de meeste van hun uitjes aanwezig was.<br />
Frits haalde de andere Keien één voor één over hem bij zijn werk<br />
te helpen, als hij dacht dat zij de juiste mentaliteit hadden ontwik-<br />
Het tot nu toe nauwelijks bekende verhaal van een groep studenten<br />
die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het gebombardeerde<br />
Rotterdam betrokken raakte bij het verzet tegen de Duitse bezetter<br />
Het is 1940, Rotterdam ligt in puin, maar student ben je maar één keer in je<br />
leven. En dus ging het studentenleven door: er werd ontgroend, gestudeerd<br />
en gedanst, cafés werden bezocht, vriendschappen gesloten. In september<br />
begonnen acht studenten aan hun studie aan de Nederlandsche Economische<br />
Hoogeschool in Rotterdam, de voorloper van de Erasmus Universiteit, en<br />
vormden ze jaarclub De Keien. Mettertijd raakten ze één voor één betrokken<br />
bij verschillende verzetsgroepen. Daarin werkten ze samen met studenten<br />
van andere verenigingen, communisten, havenarbeiders en zeelieden. Zo ook<br />
de Kei Frits Ruys, die uitgroeide tot verzetsheld – hij werd eind 1944 verraden<br />
Historica Merel Leeman sprak nabestaanden en deed uitgebreid archiefonderzoek,<br />
ook in veel niet of nauwelijks eerder gebruikte bronnen. Aan de<br />
hand van het verhaal van de acht Keien vertelt zij de geschiedenis van het<br />
bredere studentenverzet in Rotterdam, en werpt ze licht op de centrale vraag:<br />
hoe kom je in verzet in een havenstad die leeft van de handel met het Duitse<br />
Merel Leeman is historica en literatuur<br />
wetenschapper. Zij promoveerde<br />
Columbia University en schreef voor<br />
verschillende kranten en tijdschriften,<br />
Merel Leeman<br />
keld. Zijn verzet, dat historici tot dusver nauwelijks hebben onderzocht,<br />
wortelde niet in een concreet programma voor maatschappelijke<br />
verandering, maar in conservatief-liberale waarden als<br />
de natie, het koningshuis en het geloof. ‘Goede’ daden kwamen<br />
volgens Frits alleen voort uit de kameraadschap en opoffering<br />
tussen leden van een kleine kring zoals de jaarclub; van abstracte<br />
ideologieën moest hij weinig hebben. ‘Leven wij dan zo weinig<br />
intens en zo langs elkaar heen?,’ had Frits de studenten in september<br />
1941 nog verweten. Vóór alles groeide de actiebereidheid van<br />
de overige Keien door hun bewondering voor Frits’ bevlogenheid.<br />
Frits plaatste de Keien bij verschillende grote illegale organisaties,<br />
– de Inlichtingendienst, de Landelijke Hulp aan Onderduikers,<br />
het Nationaal Steun Fonds en de knokploegen – die nu in het<br />
studentenpension een gezamenlijk trefpunt vonden. Leiders van<br />
andere plaatselijke verzetsorganisaties kwamen soms dagelijks<br />
aan de Claes de Vrieselaan over de vloer en wisselden onderduikadressen,<br />
bonnen en informatie uit; gestrande piloten huisden er<br />
soms wekenlang op de vliering. Tijdens die illegale bijeenkomsten<br />
konden de sterke waarden van de jaarclub, hoopte Frits, eenheid<br />
en inspiratie geven aan het steeds beter en breder georganiseerde<br />
verzet.<br />
Door Frits werd het studentenpension aan de Claes de Vrieselaan<br />
in 1943 langzaam een centrum van verzet. Nadat hij in november<br />
1944 door verraad van een oud-studiegenoot opgepakt en<br />
gefusilleerd werd, kregen zijn vrienden vooraanstaande posities<br />
binnen het Rotterdamse verzet. Zo zette Charles een inlichtingendienst<br />
op, die verraad binnen en buiten het verzet met talloze<br />
liquidaties bestrafte; Ernst werd hoofdredacteur van de illegale<br />
krant De Vrije Pers, een samenwerking<br />
tussen bijna de hele illegale pers in de<br />
Merel Leeman<br />
havenstad. De Keien, die nog niet zo lang<br />
geleden kibbelden over vrouwen en de<br />
juiste feestjes, hadden het vrije studentenleven<br />
(ten dele) voor de vrijheidsstrijd<br />
Rotterdamse studenten tussen handel<br />
en verzet 1940-1945<br />
opgegeven.<br />
Merel Leeman is historica. Van haar verscheen<br />
De Keien. Rotterdamse studenten tussen handel<br />
en verzet 1940-1945 (Atlas Contact, <strong>2024</strong>).<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 37
SPECIAL WO II<br />
Hitlers waagstuk<br />
Op 9 april 1940 nam Hitler een grote strategische gok: hij stelde bijna zijn hele<br />
Kriegsmarine in de waagschaal om Denemarken en Noorwegen te veroveren. Ivo<br />
van de Wijdeven bespreekt waarom hij dat risico nam.<br />
Hitlers oorlogsindustrie draaide begin 1940 op volle<br />
toeren, maar zonder het ijzererts uit het hoge noorden<br />
van Zweden zou die krakend en piepend tot stilstand<br />
komen. Via een spoorwegverbinding werd het<br />
onmisbare erts naar het Noorse havenstadje Narvik<br />
vervoerd en vervolgens kwam het via de Noorse kustwateren en<br />
de Oostzee uiteindelijk in Duitse hoogovens terecht.<br />
Vandaar dat de regeringen in Londen en Parijs plannen maakten<br />
om het neutrale Noorwegen binnen te vallen bij Narvik – zij hadden<br />
Duitsland al meteen na de inval in Polen op 1 september 1939<br />
de oorlog verklaard, al was er nog geen militair treffen geweest.<br />
Geestelijk vader van het idee om Narvik in te nemen was Winston<br />
Churchill – toen nog minister van Marine of, op zijn Brits, de First<br />
Lord of the Admiralty. Officieel gold Narvik als essentieel onderdeel<br />
van een noordelijke route naar Finland, om de Finnen te<br />
hulp te kunnen komen in de Winteroorlog tegen de Sovjet-Unie,<br />
maar toen die op 12 maart 1940 voorbij<br />
was, bleven de plannen op tafel liggen.<br />
De verovering van Narvik was immers een<br />
ideale manier om Hitlers wapenfabrieken<br />
te treffen.<br />
Aangezien de plannen om Finland te hulp<br />
te komen openlijk werden bediscussieerd<br />
om Stalin schrik aan te jagen, was ook Hitler<br />
op de hoogte. Narvik was voor hem onmisbaar<br />
en hij geloofde dat het de geallieerden<br />
ernst was: in februari had de Royal Navy de<br />
Duitse tanker Altmark in Noorse wateren<br />
geënterd.<br />
De Führer zinde op een tegenzet. Zijn generaals<br />
kregen opdracht om eigen invasieplannen<br />
uit te werken. Alle schepen die de<br />
Kriegsmarine ter beschikking had moesten<br />
worden ingezet om eenheden van de<br />
Wehrmacht te laten landen op strategische<br />
punten langs de hele Noorse kust van Oslo<br />
tot Narvik. Ook de Luftwaffe deed mee met<br />
de invasie.<br />
De verovering van Noorwegen moest<br />
niet alleen het vervoer van het ijzererts veilig stellen, de Noorse<br />
fjorden vormden tegelijkertijd een mooie nieuwe uitvalsbasis<br />
voor Duitse onderzeeërs die in de Atlantische Oceaan vijandelijke<br />
schepen moesten gaan bestoken.<br />
Verrassingselement<br />
Dit plan was behoorlijk riskant. Hitler kon verwachten dat de<br />
Britten en Fransen met tegenmaatregelen zouden komen. De<br />
Royal Navy was véél sterker dan de Kriegsmarine. Het verrassingselement<br />
was daarom essentieel voor het succes van wat<br />
operatie Weserübung werd gedoopt – ‘oefening aan de rivier de<br />
Weser’, een afleidingsmanoeuvre. Ook Denemarken was doelwit.<br />
Als dat veroverd was, zouden de Duitsers de toegang tot de<br />
Oostzee controleren en, belangrijker nog, de beschikking krijgen<br />
over Deense vliegvelden. Want het was de bedoeling dat de<br />
Luftwaffe van daaruit de Kriegsmarine te hulp kon schieten in de<br />
Duitse soldaten marcheren Oslo binnen, 9 april<br />
1940 (alle afbeeldingen Wikimedia Commons).<br />
38<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
strijd tegen de machtige Royal Navy. In de nacht van 6 op 7 april<br />
1940 kwam Hitlers oorlogsmachine in beweging. De grootste<br />
Duitse vloot aller tijden – maar liefst 23 zware oorlogsbodems en<br />
talloze lichtere oorlogsschepen, transportschepen en onderzeeërs<br />
– vertrok uit havens in het noorden van het land. In de vroege<br />
ochtend van de negende verschenen ze bij een reeks Deense en<br />
Noorse kuststeden.<br />
Denemarken viel de nazi’s als een rijpe appel in de schoot. Ze<br />
wisten simpelweg de haven van Kopenhagen binnen te varen, het<br />
hoofdkwartier van de Deense strijdkrachten te veroveren en het<br />
koninklijk paleis te omsingelen. Koning Christiaan X en zijn voltallige<br />
regering capituleerden al na zes uur. Doorvechten achtte zij<br />
zinloos. In ruil voor hun snelle overgave was de Duitse bezetting<br />
relatief welwillend: de Denen mochten in overleg hun eigen binnenlandse<br />
beleid blijven maken.<br />
Voor Oslo lag hetzelfde draaiboek klaar, maar daar liep het anders.<br />
Tot verrassing van de Duitsers brachten de antieke kanonnen en<br />
torpedo’s van het fort Oscarsborg hun vlaggenschip, de nagelnieuwe<br />
kruiser Blucher, tot zinken toen het de haven in probeerde<br />
te komen. Van de voorgenomen overrompeling kwam niets terecht.<br />
Toen de nazi’s een dag later de Noorse hoofdstad innamen,<br />
waren de regering en het koningshuis al gevlogen Zij gaven zich<br />
niet over maar verschansten zich in het noorden; het Noorse leger<br />
bood taai verzet.<br />
Op de andere plekken langs de Noorse kust verliep operatie<br />
Weserübung succesvoller; plaatsen als Kristiansand, Trondheim<br />
en Bergen werden allemaal ingenomen. Maar de Kriegsmarine<br />
Duitse troepen tijdens de invasie in Noorwegen, voorjaar 1940 (ingekleurd<br />
door Julius Jääskeläinen).<br />
leed pijnlijke verliezen. De Royal Navy wist samen met de Noorse<br />
kustverdediging een groot aantal Duitse schepen tot zinken te<br />
brengen of te beschadigen.<br />
De strijd rond Narvik<br />
Ook het strategisch zo belangrijke Narvik werd op 9 april veroverd,<br />
maar de Duitse verliezen waren hier het grootst. De tien<br />
modernste torpedobootjagers in de vloot werden nadat ze de<br />
troepen aan land hadden gezet naar de bodem van de fjord<br />
gejaagd in twee grootscheepse aanvallen door de Royal Navy.<br />
De Britten hadden min of meer vrij spel, omdat de Luftwaffe niet<br />
zo ver noordelijk kon opereren: de dichtstbijzijnde vliegvelden<br />
lagen simpelweg te ver weg – vliegtuigen hadden door hun kleine<br />
brandstoftanks een beperkte actieradius.<br />
Buiten de bezette kuststeden bleef het Noorse leger zich verzetten<br />
tegen de Wehrmacht, maar de Noren werden wel steeds<br />
verder naar het noorden gedreven. Een geallieerde poging om<br />
Trondheim, de tweede stad van het land, te heroveren mislukte<br />
door de aanvallen van Duitse Stuka-duikbommenwerpers. De<br />
nazi’s hadden nu heel het dichter bevolkte zuiden van Noorwegen<br />
bezet en ze installeerden in Oslo een marionettenregering onder<br />
leiding van de Noorse nationaalsocialist Vidkun Quisling.<br />
Alleen in het noorden boden de Noren en hun geallieerde<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 39
Oorlogsposter, met onderin de in mei 1940 naar Londen gevluchte koningin<br />
Wilhelmina en de Noorse koning Haakon VII, die pas na twee maanden van<br />
verzet de wijk naar Londen nam.<br />
bondgenoten nog weerstand. Sterker nog, ze gingen over tot het<br />
offensief. De nadruk kwam op de strijd rond het afgelegen Narvik<br />
te liggen. Door de havenstad te heroveren en vervolgens stand te<br />
houden in het hoge noorden hoopten ze Hitler af te snijden van<br />
het cruciale ijzererts. Narvik werd sinds 9 april door de nazi’s bezet<br />
met een 5.600 man sterk samenraapsel van speciaal opgeleide<br />
Gebirgsjäger (bergjagers), gedropte parachutisten en de overlevende<br />
bemanningen van de torpedobootjagers die de Britten er<br />
eerder in de fjord tot zinken hadden gebracht.<br />
Omdat dat laatste relatief eenvoudig was gelukt, meende<br />
Churchill dat het een peulenschil zou zijn om de Duitse tegenstand<br />
bij Narvik op te rollen. Het tegendeel was waar. Dankzij<br />
het onherbergzame terrein en een dik pak sneeuw waren de<br />
verdedigers zwaar in het voordeel. Het kostte een gecombineerde<br />
geallieerde troepenmacht van Britse, Franse, Poolse en Noorse<br />
eenheden – in totaal zo’n 24.500 militairen – grote moeite om de<br />
stad te veroveren. Dat lukte pas op 28 mei.<br />
Na de val van Narvik leek het een kwestie van tijd voor de nazi’s in<br />
Noord-Noorwegen zouden zijn verslagen. Noorse soldaten pakten<br />
stevig door en dreven de Duitsers terug tot aan de grens van het<br />
neutrale Zweden. Daar stonden de evacuatietreinen al klaar. De<br />
Zweden zouden de hele oorlog neutraal blijven maar realpolitik<br />
noopte hen tot handel met de nazi’s – onder meer in ijzererts – en<br />
permittenttrafik, dat wil zeggen dat Duitse troepen in bepaalde<br />
gevallen over Zweeds grondgebied mochten reizen.<br />
Maar de Duitsers hoefden geen gebruik te maken van de Zweedse<br />
evacuatietreinen. Het waren juist de geallieerde soldaten die het<br />
veld ruimden: achter de rug van de Noren hadden Londen en Parijs<br />
besloten om de Britse, Franse en Poolse eenheden halsoverkop<br />
terug te trekken uit Noorwegen. De Noren moesten zichzelf maar<br />
zien te redden. De reden? De Duitse inval in Nederland, België en<br />
Frankrijk in mei 1940. De strijd verliep daar dusdanig dramatisch<br />
voor de geallieerden dat het onverantwoord werd geacht om de<br />
operatie in Noorwegen voort te zetten.<br />
Het besluit om terug te trekken werd al vóór de geallieerde<br />
verovering van Narvik genomen. Het uiteindelijk succesvolle geallieerde<br />
slotoffensief aldaar was bedoeld als afleidingsmanoeuvre<br />
voor de evacuatie van de Britse, Franse en Poolse troepen uit<br />
Noorwegen. Die werd op 9 juni voltooid. De Noorse koning Haakon<br />
VII en zijn regering namen de wijk naar Londen en vormden er<br />
een regering in ballingschap. De achtergebleven Noorse soldaten<br />
konden niets anders doen dan zich overgeven aan de nazi’s.<br />
Hoge prijs<br />
Operatie Weserübung werd zo toch een succes. Het Zweedse<br />
ijzererts was veiliggesteld. Hitlers hoogovens konden op volle<br />
toeren blijven draaien, maar de Duitsers betaalden een hoge prijs<br />
voor hun overwinning. Relatief veel uiterst moderne marineschepen<br />
waren verloren gegaan. De Kriegsmarine kwam dit verlies<br />
eigenlijk nooit meer te boven. Daarnaast moest er permanent een<br />
bezettingsmacht van 400.000 Wehrmacht-soldaten in Noorwegen<br />
worden gelegerd en die konden niet meer aan andere fronten<br />
worden ingezet.<br />
Voor de Britten was de militaire campagne in Noorwegen een<br />
strategische mislukking. De Royal Navy was er ook niet bepaald<br />
ongeschonden vanaf gekomen en bleek erg kwetsbaar voor luchtaanvallen.<br />
En aan het eind van het liedje kreeg Hitler Narvik ook<br />
nog eens min of meer cadeau toen de geallieerden zich plotseling<br />
terugtrokken uit Noorwegen.<br />
De politieke ontevredenheid over de Britse prestaties in het hoge<br />
noorden was zelfs zo groot dat de regering van Neville Chamberlain<br />
ten val kwam. Winston Churchill nam op 10 mei 1940<br />
het stokje over en loodste de Britten als premier door de zware<br />
oorlogsjaren. Het is de ironie van de geschiedenis kwam dat juist<br />
de architect van het plan om Narvik te veroveren, politiek garen<br />
spon bij het falen ervan.<br />
Ivo van de Wijdeven is historicus en analist. Zijn nieuwste boek is Alle rafelranden<br />
van Europa – De geschiedenis van Europa en zijn buren (Unieboek/<br />
Spectrum).<br />
VERDER LEZEN<br />
f Jack Green & Allessandro Massignani, Hitler Strikes North. The<br />
Nazi Assault on Norway & Denmark, Frontline Books, 2013<br />
<br />
40<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
5000 JAAR<br />
MILITAIRE<br />
GESCHIEDENIS<br />
Bestel je tickets op<br />
NMM.NL
Een Canadese soldaat in actie in Capua tijdens de Italiaanse<br />
campagne, 1943 (NARA, ingekleurd door Julius Jääskeläinen,<br />
via Wikimedia Commons).<br />
(1943-1945)<br />
De eindeloze<br />
Italiaanse<br />
veldtocht<br />
42<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
In 1943 begint het er beter uit te zien voor de geallieerden. Ze zijn in 1942<br />
Noord-Afrika binnengevallen en hebben de as-mogendheden er inmiddels bijna<br />
verdreven. Op alle fronten is de Duitse suprematie verleden tijd. Over het uitdelen<br />
van de volgende klap bestaat verschil van mening bij de westelijke geallieerden.<br />
De discussies zijn fel maar uiteindelijk besluiten ze dat Italië het volgende doelwit<br />
wordt. Het is het begin van een lange, bloedige campagne, signaleert Marco<br />
Middelwijk. Waarom zijn we die dan toch vergeten?<br />
SPECIAL WO II<br />
De Amerikanen willen begin<br />
1943 alles in werking stellen<br />
om zo snel mogelijk via<br />
Noord-Frankrijk Duitsland<br />
zelf binnen te vallen, maar<br />
de geallieerden zijn nog niet klaar voor<br />
deze invasie. Vooral het Amerikaanse<br />
leger zelf is nog niet op voldoende sterkte<br />
en het benodigde materieel is nog niet<br />
beschikbaar: in 1943 woedt de strijd om<br />
de controle op de Atlantische Oceaan in<br />
alle hevigheid. De Sovjet-Unie eist een<br />
invasie in Frankrijk van de westelijke<br />
bondgenoten, om het oostfront te ontlasten.<br />
Churchill heeft dit eerder ook toegezegd,<br />
maar nu wil hij, om de druk hoog<br />
te houden, eerst de Middellandse Zee<br />
veiligstellen en het fascistische Italië uit<br />
de oorlog stoten. In mei 1943 heeft hij een<br />
ontmoeting met Britse en Amerikaanse<br />
generaals over het vervolg van het succes<br />
in Noord-Afrika. Churchill gaat voor<br />
de kaart staan, wijst Italië aan en zegt:<br />
‘We moeten de zachte onderbuik van de<br />
Middellandse Zee opensnijden’. Dit is uiteindelijk<br />
ook de uitkomst: in de nacht van<br />
9 op 10 juli 1943 luiden luchtlandingen de<br />
invasie van Sicilië in.<br />
In de ochtend doemen de honderden<br />
geallieerde schepen voor de zuidkust<br />
op, waarna beschietingen en amfibische<br />
landingen volgen. Het eiland wordt verdedigd<br />
door Italiaanse en Duitse troepen,<br />
en met name de Duitse eenheden leveren<br />
taai verzet. Wat de geallieerden hier<br />
merken, zal hen ook op het vasteland van<br />
Italië parten spelen. In dit bergachtige gebied,<br />
nauwelijks begroeid, met snelstromende<br />
rivieren in de valleien, kunnen de<br />
geallieerden hun voordeel – veel troepen<br />
Kinderen uit het Siciliaanse Belpasso op een<br />
Britse tank, augustus 1943 (Imperial War Museums<br />
Londen).<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 43
en massale vuurkracht van schepen,<br />
vliegtuigen en pantservoertuigen – maar<br />
moeilijk uitbuiten. Het Italiaanse terrein<br />
is ideaal voor de verdedigende partij.<br />
Zoals de Amerikaanse kolonel Robert<br />
T. Frederick na de oorlog tijdens een<br />
interview over gevechten rond Monte la<br />
Difensa in het midden van Italië vertelde:<br />
‘We gingen over de top van de berg. We<br />
kwamen onder hevig vuur van machinegeweren<br />
en mortieren van verschillende<br />
kanten. De mannen vielen neer en waren<br />
er slecht aan toe.’ Zelfs na de aanval zijn<br />
de militairen niet veilig. Frederick: ‘Ik<br />
ben gestopt met de mannen te begraven.<br />
Duitse sluipschutters are giving us hell en<br />
het is onmogelijk om hen uit te schakelen.’<br />
Twee Amerikaanse soldaten ergens op Sicilië,<br />
augustus 1943 (NARA).<br />
Toch lukt het de geallieerden uiteindelijk<br />
om een bruggenhoofd in het zuidoosten<br />
op Sicilië te consolideren. Hiervandaan<br />
gaan de Britten onder leiding van<br />
generaal Bernard Montgomery naar het<br />
noordoosten en trekken de Amerikanen<br />
onder George Patton richting Palermo.<br />
De stad valt op 22 juli. Italiaanse fascisten<br />
die al aan Mussolini’s capaciteiten twijfelden,<br />
zetten hem met steun van de koning<br />
af en hij wordt vastgehouden. Zijn opvolger<br />
Pietro Badoglio begint besprekingen<br />
met de geallieerden over een wapenstilstand,<br />
die inderdaad op 8 september<br />
publiekelijk afgekondigd wordt.<br />
Linie na linie<br />
Dit betekent geenszins dat de strijd om<br />
Italië gewonnen is. De Duitsers reageren<br />
vliegensvlug. Zij sturen reservedivisies<br />
uit nabije landen om hun voormalige Ita-<br />
liaanse strijdmakkers te ontwapenen en<br />
bezetten het land. Hitler stuurt speciale<br />
eenheden die Mussolini met een spectaculaire<br />
operatie bevrijden en installeert<br />
hem als hoofd van een marionetstaat,<br />
de Italiaanse Sociale Republiek. De stad<br />
Rome valt hierbinnen, maar il Duce zetelt<br />
niet daar maar in Salò aan het Gardameer.<br />
In werkelijkheid delen de Duitsers<br />
de lakens uit. Italiaanse troepen die loyaal<br />
blijven aan Mussolini pakken opnieuw<br />
de wapens op om onder Duitse leiding<br />
tegen partizanen en de geallieerden in<br />
het zuiden te strijden. Onder leiding van<br />
veldmaarschalk Albert Kesselring richten<br />
voornamelijk Duitse troepen de verdediging<br />
ten zuiden van Napels in terwijl<br />
de eerste geallieerden op 3 september in<br />
Calabrië voet aan wal zetten.<br />
Na Amerikaanse en Britse landingen bij<br />
Salerno en Tarento verloopt de invasie<br />
44<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
SPECIAL WO II<br />
Impressie van de<br />
gevechten bij Monte<br />
Cassino door ooggetuige<br />
Peter McIntyre, die<br />
bij de Nieuw-Zeelandse<br />
troepen was ingedeeld<br />
als ‘war artist’ (Wikimedia<br />
Commons).<br />
aanvankelijk voorspoedig. De inname van<br />
Rome is het doel: dit zou een belangrijke<br />
symbolische overwinning zijn, als<br />
eerste vijandelijke hoofdstad. Snel blijkt<br />
dat dit niet binnen afzienbare tijd zal<br />
lukken. Het Britse Achtste Leger rukt op<br />
langs de Adriatische Zee en het Amerikaanse<br />
Vijfde langs de westkust, maar<br />
de fanatieke Duitse tegenstand vertraagt<br />
de opmars. In de laatste maanden van<br />
1943 ontstaat zware strijd bij elke nieuwe<br />
Duitse verdedigingslinie. De geallieerde<br />
vuurkracht breekt ze op den duur, waarop<br />
de Duitsers zich een stukje terugtrekken.<br />
Bij de volgende linie begint het hele<br />
proces opnieuw.<br />
Kesselring gebruikt deze strategie om<br />
tijd te winnen: hij moet de hoofdverdedigingslinie<br />
op orde zien te krijgen. Hij<br />
laat dwangarbeiders bunkers bouwen<br />
en prikkeldraad en antitank-obstakels<br />
aanleggen. Gebruikmakend van het landschap<br />
worden ‘killingzones’ gecreëerd<br />
waar niemand ongeschonden door kan,<br />
met mitrailleurs, mortieren en anti-tankkanonnen.<br />
De zogenoemde Gustav-linie<br />
loopt dwars door de ‘laars’ op ongeveer<br />
130 kilometer ten zuiden van Rome en<br />
moet volgens Kesselring ‘de formidabelste<br />
worden in Europa, zodat de geallieerden<br />
hun tanden erop breken’.<br />
Midden in de linie ligt Monte Cassino,<br />
waar een grote abdij bovenop een berghelling<br />
staat. Vanuit de abdij is de hele<br />
vallei te overzien, militair een strategisch<br />
punt. De kostbare historische manuscripten,<br />
wiegedrukken, documenten en schilderijen<br />
uit de bibliotheek – de abdij is in<br />
de 6de eeuw gesticht door de grondlegger<br />
van de benedictijner orde Benedictus van<br />
Nursia – zijn in het najaar al samen met<br />
de meeste monniken naar het Vaticaan<br />
in Rome getransporteerd (waar sommige<br />
kunstwerken worden ingepikt door kunstliefhebber<br />
Hermann Göring).<br />
De opmars komt<br />
vanwege het zware<br />
winterweer tot<br />
stilstand<br />
Begin december lukt het de Britten aan<br />
de oostkust toch om de Gustav-linie te<br />
doorbreken, maar de opmars komt vanwege<br />
het zware winterweer tot stilstand.<br />
Ondanks verwoede aanvallen van hun<br />
Amerikaanse collega’s aan de westkust<br />
ontstaat een impasse.<br />
Omzeilingsplan<br />
Dan geeft het geallieerde opperbevel<br />
in januari 1944 zijn fiat aan een simpel<br />
omzeilingsplan dat moet beginnen met<br />
een landing in vijandelijk gebied ten<br />
noorden van de Gustav-linie, bij Anzio.<br />
Men verwacht dat Kesselring zal reageren<br />
door troepen te onttrekken aan de<br />
Gustav-linie, waardoor deze makkelijker<br />
te doorbreken is. Mocht hij niet happen,<br />
dan kunnen de geallieerden vanuit<br />
Anzio oprukken naar Rome en zo tevens<br />
de Duitsers in het zuiden afsnijden. De<br />
Amerikaanse generaal John Lucas krijgt<br />
de leiding.<br />
Op 22 januari slaagt de geallieerde<br />
landing bij Anzio. De voorzichtige Lucas<br />
besluit, vanwege zijn geringe strijdmacht,<br />
om het bruggenhoofd eerst te stabiliseren<br />
voor hij een uitbraak doet wat Kesselring<br />
de tijd geeft in actie te komen. Binnen<br />
enkele dagen krijgen de Duitse gelederen<br />
versterking van 40.000 man die ijlings uit<br />
Joegoslavië, Duitsland en Frankrijk worden<br />
aangevoerd. Wanneer Lucas probeert<br />
uit te breken, stuit hij dan ook op zwaar<br />
verzet. Het verrassingseffect is verloren.<br />
Churchill, die sterk in het plan geloofde,<br />
merkt tijdens een vergadering met generaals<br />
teleurgesteld op: ‘In plaats van een<br />
wilde kat op de kust te slingeren, kregen<br />
we een gestrande walvis’. Vier maanden<br />
lang worden de geallieerde troepen in<br />
hun enclave bij Anzio belaagd.<br />
Monte Cassino<br />
Tegelijkertijd begint de slag om Monte<br />
Cassino. Omdat de opmars aan de<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 45
westkust te moeizaam verloopt besluit<br />
de Amerikaanse generaal Mark Clark de<br />
Gustav-linie nabij de abdij aan te vallen.<br />
Mocht de uitbraak bij Anzio lukken dan<br />
zullen ze makkelijk door kunnen stoten<br />
naar het noorden. Als het Clark lukt de<br />
linie bij Monte Cassino te doorbreken<br />
dan kan hij door de vallei oprukken naar<br />
Rome.<br />
Opnieuw lukt het de<br />
keurtroepen van de<br />
Fallschirmjagers om<br />
de aanvallers tegen te<br />
houden<br />
Het wordt een uitputtingsslag, vooral vanwege<br />
de hardnekkige Duitse verdediging.<br />
De slag is een iconisch onderdeel van<br />
de Italiaanse veldtocht met bijna 60.000<br />
slachtoffers aan geallieerde zijde en ruim<br />
20.000 aan Duitse zijde. Voor de geallieerden<br />
vechten er Amerikaanse, Britse,<br />
Poolse, Canadese, Zuid-Afrikaanse,<br />
Franse, Italiaanse, Australische, Nieuw-<br />
Zeelandse, Griekse en Joodse eenheden<br />
mee, en koloniale troepen uit Frans<br />
Noord-Afrika en Brits-Indië. De slag<br />
verloopt in vier golven. Amerikanen en<br />
Fransen doen de eerste poging, maar die<br />
mislukt eind januari. Dan nemen Nieuw-<br />
Zeelanders het begin februari over.<br />
Hun commandant verdenkt Kesselring<br />
ervan – naar later blijkt waarschijnlijk ten<br />
onrechte – het klooster te gebruiken als<br />
uitkijkpost voor hun artillerie en hij wil de<br />
abdij weg hebben. De geallieerden vragen<br />
uit beleefdheid (en vanwege de goede PR)<br />
de paus toestemming om het klooster aan<br />
te vallen, en die krijgen ze. Op 15 februari<br />
bombarderen 229 vliegtuigen het klooster<br />
(en het nabijgelegen stadje) kapot. Een<br />
godsgeschenk voor de Duitsers, die zich<br />
dankbaar in de ruïne ingraven en de<br />
geallieerden goed in de gaten kunnen<br />
houden. Het puin leent zich uitstekend<br />
voor verscholen geschutposities en<br />
verhindert een snelle opmars voor de<br />
aanvallers. De zware geallieerde aanval<br />
wordt dan ook afgeslagen. Halverwege<br />
maart proberen de Nieuw-Zeelanders het<br />
opnieuw, met versterking van een Indiase<br />
divisie. Opnieuw lukt het de keurtroepen<br />
van de Fallschirmjägers om de aanvallers<br />
gevoelige verliezen toe te brengen en<br />
tegen te houden, in weerwil van aanhoudende<br />
bombardementen van vliegtuigen<br />
en artillerie, continue aanvallen en<br />
eigen verliezen. Elke andere eenheid zou<br />
zich hebben teruggetrokken, maar deze<br />
grondtroepen die de veeleisende parachutistenopleiding<br />
hebben doorlopen<br />
zijn zeer gemotiveerd, en houden stand.<br />
De Britse commandant van alle geallieerde<br />
troepen in Italië Harold Alexander<br />
bericht Churchill na deze slag: ‘De vastberadenheid<br />
van deze Duitse parachutisten<br />
is zeer opmerkelijk. Ik betwijfel of<br />
er andere soldaten in de wereld zijn die<br />
zulke bombardementen kunnen weerstaan<br />
en dan kunnen vechten met zulke<br />
intensiteit als zij dat doen.’<br />
Pas in mei werpt de constante vuurdruk<br />
van de geallieerden zijn vruchten af. Het<br />
46<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
vierde en laatste grote offensief bij Monte<br />
Cassino dat op 11 mei 1944 begint, leidt<br />
tot het terugtrekken van de Duitsers.<br />
Trots hijsen Polen op 18 mei na zware<br />
man-tot-man-gevechten hun vlag op de<br />
kloosterruïne.<br />
Grimmig schouwspel<br />
De dag erop beschrijft de Britse majoor<br />
Hardy Parker in zijn dagboek het voormalige<br />
strijdtoneel vanuit het kapotgeschoten<br />
stadje: ‘Alle kraters zitten vol met<br />
Een groep piloten van de zogeheten Tuskegee<br />
Airmen 332nd Fighter Group krijgt in maart<br />
1945 op een Zuid-Italiaanse vliegbasis nog een<br />
briefing voordat ze op een bombarderingsmissie<br />
naar het nog door de nazi’s bezette noorden<br />
vertrekken. De Tuskegee Airmen (de naam komt<br />
van een opleidingsinstituut in Alabama) waren<br />
ook betrokken geweest bij de invasie van Sicilië<br />
en de bevrijding van de rest van Italië. Ze opereerden<br />
als Afro-Amerikanen apart van andere<br />
Amerikaanse militairen – het leger was nog<br />
gesegregeerd (Library of Congress).<br />
water, dat ongelofelijk stinkt omdat het<br />
vaak graven zijn. Langs deze grimmige<br />
laan liggen vele lichamen die wekenlang<br />
onaangeroerd zijn gebleven, een grimmig<br />
schouwspel […]. Ik kan de vernietiging<br />
niet beschrijven. Ik kijk omhoog naar het<br />
klooster, één massa puin.’<br />
Helaas is de ellende voor de omgeving<br />
van Monte Cassino nog niet afgelopen.<br />
Goumiers, Franse Noord-Afrikaanse koloniale<br />
troepen die een essentiële bijdrage<br />
aan de verovering van Monte Cassino<br />
hebben geleverd, zijn de nacht erna verkrachtend<br />
door de streek getrokken. Deze<br />
oorlogsmisdaden begaan zij – en andere<br />
geallieerde troepen – gedurende de veldtocht<br />
geregeld. Hoewel enkele mannen<br />
die op heterdaad betrapt zijn voor het<br />
vuurpeloton komen en er ruim honderd<br />
straf krijgen, kunnen ze tamelijk ongehinderd<br />
hun seksuele razernij botvieren.<br />
Het interesseert hun meerderen kennelijk<br />
nauwelijks. Zeker duizend vrouwen maar<br />
waarschijnlijk meer (en ook kinderen<br />
en mannen) worden er het slachtoffer<br />
van. Wie hen probeert te helpen, wordt<br />
vermoord. Andere geallieerde soldaten<br />
plunderen, vechten met Italiaanse dorpsbewoners<br />
en veroorzaken – dronken<br />
achter het stuur – dodelijke ongelukken.<br />
Lange, miserabele winter<br />
Een paar dagen na de inname van Monte<br />
Cassino lukt het de geallieerden eindelijk<br />
om bij Anzio uit te breken. De Duitsers<br />
zijn over de gehele Gustav-linie aan<br />
het terugtrekken, wat de geallieerden<br />
een gouden kans biedt. Het opperbevel<br />
geeft Clark opdracht om de Duitsers die<br />
vanuit de Gustav-linie naar het noorden<br />
bewegen, de pas af te snijden. In plaats<br />
daarvan neemt Clark de dubieuze en<br />
eigenmachtige beslissing om op te trekken<br />
naar Rome, dat om allerlei redenen<br />
niet verdedigd wordt. De Amerikanen<br />
trekken op 4 juni onder leiding van<br />
een triomfantelijke Clark de Italiaanse<br />
hoofdstad binnen. Zijn besluit om de<br />
bevelen te negeren zal de strijd in Italië<br />
met maanden verlengen, want de meeste<br />
Duitse troepen krijgen nu de gelegenheid<br />
te ontsnappen. Ze trekken zich wel<br />
langzaam terug, maar graven zich steeds<br />
in achter een nieuwe verdedigingslijn.<br />
De geallieerden vorderen dus moeizaam.<br />
Ze moeten bloedige veldslagen leveren<br />
in bergachtig terrein, soms in noodweer,<br />
vooral in augustus als ze op de nieuwe<br />
hoofdverdedigingslijn stuiten, de Gotenlinie<br />
even ten noorden van Florence.<br />
Het helpt niet mee dat er troepen nodig<br />
zijn voor de invasie van Normandië op 6<br />
juni en voor de invasie van Zuid-Frankrijk<br />
op 15 augustus; ze worden deels uit Italië<br />
weggehaald. De slagkracht neemt navenant<br />
af. De offensieven dat najaar tegen<br />
de Goten-linie mislukken en waar de verdedigingslijn<br />
toch doorbroken wordt lukt<br />
het de geallieerden niet om door te stoten<br />
naar de Povlakte. Een lange, miserabele<br />
winter lang houdt Kesselring hen ten<br />
zuiden van de rivier de Arno. Pas in april<br />
vallen ze weer aan en dan dringen ze de<br />
Duitsers steeds verder terug, linie voor<br />
linie. Pas begin mei 1945 geven de Duitse<br />
troepen in Italië zich over.<br />
De show gestolen<br />
Italië bleek allesbehalve de zachte onderbuik<br />
van fascistisch Europa. De veldtocht<br />
hielp wél om de Duitsers uit te putten en<br />
is dan ook van groot belang geweest. De<br />
Italiaanse campagne heeft bovendien<br />
honderdduizenden militairen en burgers<br />
tot slachtoffer gemaakt: ze werden<br />
gedood, raakten gewond of zijn vermist.<br />
Alleen al om hen is het onterecht dat de<br />
veldtocht in de herinnering wordt overschaduwd<br />
door de titanenstrijd aan het<br />
Oostfront en door D-Day. De fotogenieke<br />
invasie in Normandië, die twee dagen na<br />
de bevrijding van Rome begon, heeft de<br />
show gestolen.<br />
Marco Middelwijk is werkzaam als militair historicus<br />
bij het Nederlands Instituut voor Militaire<br />
Historie (NIMH).<br />
VERDER LEZEN<br />
f Isobel Williams, Allies and Italians<br />
under Occupation. Sicily and Southern Italy<br />
1943-1945, Palgrave, 2013<br />
f Peter Caddick-Adams, Monte Cassino.<br />
Ten Armies in Hell, Oxford, 2013<br />
SPECIAL WO II<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 47
SPECIAL WO II<br />
Zwitserland<br />
tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog<br />
Zwitsers klopten zich na de oorlog op de borst dat hun land zich had ingezet<br />
voor vluchtelingen en dat het neutraal was gebleven. Maar dat ideaalbeeld is<br />
doorgeprikt. Zo schuwde Zwitserland een intensieve economische en financiële<br />
samenwerking met nazi-Duitsland niet.<br />
omhoog, meisje! Je bent nu in Zwitserland. Je bent<br />
vrij.’ Met die woorden verwelkomde politiecommandant<br />
Paul Grüninger in 1938 een Joods kind in het<br />
kanton Sankt Gallen. De agent ging lijnrecht in tegen<br />
‘Kin<br />
de maatregelen die zijn land had genomen om de<br />
aanzwellende stroom Joodse vluchtelingen buiten de deur te houden.<br />
Zwitserland was al sinds jaar en dag neutraal tijdens conflicten,<br />
wat het land tot toevluchtsoord voor vluchtelingen had gemaakt.<br />
Dit gold ook voor de ongeveer tweeduizend Joden die na Hitlers<br />
machtsovername in 1933 een veilig heenkomen in buurland Zwit-<br />
Gemobiliseerde Zwitserse militairen in Wallis in 1943. Zwitserland verklaarde zich<br />
neutraal op 31 augustus 1939 en kondigde meteen de mobilisatie af ( ETH-Bibliothek<br />
Zürich, Bildarchiv / Fotograf: Witmer, Hans / Dia_338-117 / CC BY-SA 4.0).<br />
48<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
RUUD STEVENS<br />
Kaart van de situatie in 1941-2<br />
(Wikimedia Commons).<br />
serland hadden gezocht. Dat aantal steeg echter<br />
snel kort na de Anschluss op 12 maart 1938,<br />
waardoor Oostenrijk onderdeel werd van het<br />
Derde Rijk. Tegen de tienduizend mensen<br />
dienden zich aan, wat de Zwitsers teveel<br />
vonden worden. De Zwitserse Bondsraad, de<br />
federale regering, besloot die zomer daarom<br />
de grenzen met het Derde Rijk helemaal dicht<br />
te gooien voor Joodse vluchtelingen. Duitse<br />
en Oostenrijkse Joden kregen daartoe vóór de<br />
grens al een ’J’ in hun paspoort gestempeld.<br />
Grüninger legde zich hier niet bij neer. Samen<br />
met een groep boeren, herbergiers, socialisten<br />
en leden van de Joodse gemeenschap, vervalste<br />
hij de papieren van Joodse vluchtelingen<br />
waarmee ze konden aantonen dat ze vóór<br />
12 maart 1938 in Zwitserland waren gekomen.<br />
Dat gaf hun recht op opvang. Ze redden door<br />
dit verzet duizenden levens, maar Grüninger<br />
verloor na verraad door de Duitsers een jaar<br />
later zijn baan én zijn pensioen. In 1939 legde<br />
een rechtbank hem een torenhoge boete op<br />
waardoor hij berooid achterbleef.<br />
‘De boot is behoorlijk vol’<br />
Politieke vluchtelingen waren ook tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />
nog welkom, maar de Zwitserse autoriteiten kwamen in de zomer<br />
van 1942 tot de conclusie dat het land om militaire, politieke en<br />
economische redenen geen extra vluchtelingen meer kon opnemen:<br />
mensen die op drift waren geraakt vanwege hun ras, etniciteit<br />
of geloof bleven voortaan buiten, op enkele uitzonderingen na.<br />
Tienduizenden kregen nul op het rekest toen zij zich meldden aan<br />
de Zwitserse grens.<br />
Minister van Justitie Eduard von Steiger verdedigde dit strenge<br />
beleid in hetzelfde jaar tijdens een bijeenkomst van gereformeerde<br />
jongeren. Volgens hem was het onvermijdelijk dat ‘wie het bevel<br />
voert over een kleine reddingsboot die al behoorlijk vol is, met<br />
een beperkte capaciteit en met een even beperkte hoeveelheid<br />
proviand, terwijl duizenden slachtoffers van een gezonken schip<br />
schreeuwen om gered te worden, hard [zal] lijken als hij niet iedereen<br />
kan meenemen’.<br />
Desondanks ving Zwitserland uiteindelijk bijna driehonderdduizend<br />
vluchtelingen op. Het land leefde de regels tijdens de oorlog niet<br />
continu strikt na, vooral niet in zeer schrijnende gevallen, en kantons<br />
hadden hierin een zekere vrijheid. Een derde van de ontheemden<br />
waren militairen van de strijdende partijen; Zwitserland was<br />
volgens de Haagse Conventies uit 1907 verplicht hun onderdak te<br />
bieden. De rest waren burgers, onder wie zo’n 21.000 Joden die vaak<br />
in één van de tientallen interneringskampen belandden. De overheid<br />
scheidde hen onder meer af uit angst voor politieke en sociale<br />
onrust: een deel van de Zwitserse bevolking toonde zich namelijk<br />
antisemitisch, terwijl er ook bezorgdheid bestond voor voedselgebrek<br />
en het verlies van controle in eigen huis. Het kampleven<br />
draaide om orde en discipline in vaak barre omstandigheden. Vluchtelingen<br />
moesten op het land werken en in de bouw en industrie.<br />
De kosten van de opvang kwamen voor rekening van maatschappelijke<br />
organisaties uit Joodse én niet-Joodse hoek.<br />
Economisch ingeklemd<br />
De ironie wil dat de mensen die de grond in Duitsland te heet onder<br />
de voeten was geworden, door hun verplichte arbeid in Zwitserland<br />
ook bijdroegen aan de oorlogseconomie van het nazirijk dat ze nu<br />
juist waren ontvlucht. De economie van beide landen was nauw<br />
verbonden. Zwitserland was van oudsher sterk afhankelijk van de<br />
internationale handel: het haalde inkomsten uit de export, maar was<br />
voor brandstoffen, voedsel en grondstoffen afhankelijk van import.<br />
Door de Tweede Wereldoorlog kwam het land economisch tussen<br />
twee vuren te liggen.<br />
Aan de ene kant dreigde Duitsland in 1940 Zwitserland binnen te<br />
vallen en geen essentiële brandstoffen meer te leveren of door te<br />
laten. Met de rug tegen de muur stonden de Zwitsers toe dat de<br />
asmogendheden goederen via Zwitsers grondgebied vervoerden.<br />
Ook stemden ze ermee in dat Zwitserse banken kredieten aan nazi-<br />
Duitsland verleenden voor de aanschaf van machines, wapens en<br />
agrarische producten zoals zuivel. De Duitsers dwongen af dat de<br />
handel met geallieerden ook nog eens sterk werd verminderd, wat<br />
trouwens sowieso al gebeurde na de zomer van 1940 toen Zwitserland<br />
omringd werd door fascistisch Italië, nazi-Duitsland (inclusief<br />
Oostenrijk) en bezet Frankrijk.<br />
Aan de andere kant voerden de geallieerden de diplomatieke en<br />
economische druk op. De Amerikanen en Britten hadden namelijk<br />
de vaak zeer specialistische goederen van de Zwitsers nodig, zoals<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 49
zekeringen om kortsluiting te voorkomen van het bedrijf Tavaro,<br />
wapenonderdelen van de firma Oerlikon en juweellagers die de wrijving<br />
tussen draaiende onderdelen, bijvoorbeeld binnen horloges,<br />
kunnen verminderen. Op zich mocht Zwitserland als neutrale staat<br />
volgens de Haagse Conventies met alle strijdende partijen handel<br />
blijven drijven, wat met de geallieerden nog een tijdlang lukte via<br />
de haven van Genua en tot eind 1942 via Vichy-Frankrijk. De geallieerden<br />
probeerden de Zwitsers te bewegen hun kant te kiezen,<br />
onder andere door een zwarte lijst van Zwitserse bedrijven op te<br />
stellen waar geen zaken meer mee mocht worden gedaan omdat<br />
ze ook aan de asmogendheden leverden. Toen in 1943 steeds duidelijker<br />
werd dat de Duitsers aan de verliezende hand waren en aan<br />
militaire kracht hadden ingeboet, kozen de Zwitsers onverkort voor<br />
de geallieerde zijde. Na dat jaar kromp de export naar Duitsland met<br />
maar liefst de helft ten opzichte van 1942.<br />
Roofgoud<br />
Door de stabiele waarde van de munt en de wereldwijde acceptatie<br />
in het betalingsverkeer was de Zwitserse franc een belangrijk internationaal<br />
betaalmiddel. Dit was de nazi’s niet ontgaan. Met francs<br />
kon Berlijn bij neutrale landen aankopen doen, zoals olie of metalen<br />
zoals wolfraam voor de productie van wapens en machines. Het<br />
bewind verkocht daarom goud ter waarde van ruim zeven miljard<br />
euro aan de Zwitsers. Het grootste deel was afkomstig van Joodse<br />
holocaustslachtoffers en uit de bankkluizen van bezette landen.<br />
Tijdens de oorlog hadden de Zwitsers geen moeite met deze<br />
duistere transacties, maar later voelden ze nattigheid. In 1946 sloot<br />
Zwitserland met de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië<br />
daarom het Akkoord van Washington waarmee het land alle aanspraken<br />
op het roofgoud in de toekomst afkocht met een eenmalige<br />
betaling 250 miljoen Zwitserse franc (nu bijna 3 miljard euro). Toch<br />
zou deze kwestie de Zwitsers blijven achtervolgen.<br />
Zwitserland benadrukte na de oorlog de onafhankelijkheid die het<br />
land ondanks de druk van de strijdende partijen had weten te bewaren.<br />
De Zwitserse politici onderstreepten bijvoorbeeld hun humanitaire<br />
inzet: toen de oorlog nog woedde hadden ze vluchtelingen<br />
Grüningers rehabilitatie<br />
Paul Grüninger stierf op 22 februari 1972. Vlak voor zijn<br />
dood erkende Yad Vashem, de officiële Israëlische staatsinstelling<br />
voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van<br />
de Holocaust en de redders van Joden, hem als een van<br />
de ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Zijn familie wilde<br />
hem vervolgens ook in Zwitserland rehabiliteren. Zeer<br />
behulpzaam hierbij was Stefan Kellers boek Grüningers Fall.<br />
Geschichten von Flucht und Hilfe (1993) waarin hij beschrijft<br />
hoe Grüninger te werk ging. In 1995 werd Grüningers veroordeling<br />
uit 1939 vernietigd en de erfgenamen kregen een<br />
schadevergoeding van 1,3 miljoen Zwitserse francs, te betalen<br />
door het kanton Sankt Gallen. In 1998 werd door zijn<br />
familie de Paul Grüninger Stichting opgericht die zich met<br />
subsidies, bijeenkomsten en door middel van een aanmoedigingsprijs<br />
inzet voor menselijkheid en moed. Sindsdien<br />
zijn er verschillende documentaires en een speelfilm aan<br />
hem gewijd.<br />
In februari 1945 mochten na een deal tussen het Hitlerbewind en een<br />
Zwitserse politicus 1200 Joden het concentratiekamp Theresienstadt verlaten.<br />
Joodse organisaties brachten de afkoopsom bijeen. Het Zwitserse<br />
Rode Kruis regelde opvang, onder andere in een gevorderde school in<br />
Sankt Gallen, waar ook burgers en reservisten meehielpen. De foto hiernaast<br />
van een maaltijduitdeling is in die school genomen, op 11 februari<br />
(US Holocaust Memorial Museum).<br />
opgevangen, na afloop hadden voormalige concentratiekampgevangenen<br />
in Zwitserse ziekenhuizen op krachten mogen komen en<br />
konden statenloos geworden oorlogsslachtoffers in Zwitserland terecht.<br />
Het hoofdredactionele commentaar in de Gazette de Lausanne<br />
benadrukte in 1951 dat Zwitserland de vuurproef had doorstaan:<br />
het had zich succesvol tegen de Duitse druk geweerd.<br />
Vanaf de jaren ’60 bekritiseerden wetenschappelijke publicaties,<br />
boeken en documentaires dat ideaalbeeld van neutraliteit en humaniteit<br />
echter steeds meer. In 1995 kwam dit tot een uitbarsting:<br />
toen spande het Joods Wereldcongres, een internationale federatie<br />
van Joodse organisaties, een proces aan tegen de Zwitserse banken<br />
UBS, Credit Suisse en Swiss Bank Corporation. Zij werden ervan<br />
beschuldigd dat ze nabestaanden de toegang verhinderden tot<br />
geld dat Joodse slachtoffers van de nazi-vervolging bij de banken in<br />
veiligheid hadden gebracht. Uiteindelijk kwam het tot een schikking<br />
waarbij de banken ongeveer twee miljard euro betaalden aan het<br />
Gribetz Plan ter ondersteuning van nabestaanden en slachtoffers<br />
van de holocaust.<br />
Een regeringscommissie onderzocht vervolgens de rol van Zwitserland<br />
tijdens de oorlog en concludeerde in 2002 onder meer dat<br />
het land te ver was gegaan in zijn economische relaties met nazi-<br />
Duitsland en dat het vluchtelingenbeleid fundamentele humanitaire<br />
principes had geschonden. Het imago van Zwitserland als strikt<br />
neutrale mogendheid en humanitair toevluchtsoord lag daarmee<br />
definitief aan diggelen.<br />
Ruud Stevens is historicus, gespecialiseerd in economische geschiedenis.<br />
VERDER LEZEN<br />
f G. Kreis, Switzerland and the Second World War, Routledge, 2014<br />
f N. Wylie, Britain, Switzerland, and the Second World War, Oxford<br />
University Press, 2003<br />
<br />
50<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Maakeenreisdoor<br />
degeschiedenis<br />
inHistoryland<br />
Wetenschap<br />
enplezier...<br />
gaansamenin<br />
Historyland!<br />
SCAN MIJ<br />
Ontmoet<br />
levensechte<br />
zeedieren<br />
uit de<br />
Oeroceaan.<br />
www.historyland.nl<br />
Bezoek Historyland, een museum en themapark op negen hectare binnen en<br />
buitengebied. Zie echte skeletten en oeroude fossielen van miljoenen jaren<br />
oud.Vergaap je aan dino’s, wisenten, mammoeten en een mosasaurus en zie<br />
lang uitgestorven oervissen je tegemoet zwemmen in de Oeroceaan.Wandel<br />
op het buitenterrein met Romeinenland, historische golfbaan, tanks uit de<br />
TweedeWereldoorlog (o.a.eenT34) en goudzoekersdorp.Wil je meer weten?<br />
Bezoek onze site www.historyland.nl<br />
Vantoennaarnu,vanjongnaaroud<br />
Ravenseweg 11c<br />
3223 LM Hellevoetsluis<br />
T 0181-744 171<br />
E info@historyland.nl
TENTOONSTELLING<br />
De verlaten stad<br />
Magnifieke Griekse tempels domineren het landschap van Paestum aan de baai<br />
van Salerno. In het Rijksmuseum van Oudheden komt de dynamische geschiedenis<br />
van de stad uit ca. 600 v.Chr. tot leven. Het is de afscheidstentoonstelling van<br />
conservator Ruurd Halbertsma. Hier geeft hij vast een voorproefje.<br />
De vlakte van Salerno ten zuiden van Napels was<br />
sinds de middeleeuwen onbewoond. Aanslibbing<br />
van rivieren had het land drassig gemaakt en<br />
malaria had de bewoners verdreven naar hoger<br />
gelegen woonsteden. Er werden alleen wat waterbuffels<br />
gehouden voor de productie van mozzarella. In de 18de<br />
eeuw trokken ingenieurs met hun apparatuur naar het zuiden en<br />
brachten de vlakte in kaart, in opdracht van de koning van Napels<br />
die plannen maakte om het gebied te draineren en er wegen aan<br />
te leggen. In het immense, onherbergzame gebied stuitten zij tot<br />
hun grote verrassing op een vrijwel intacte stadsmuur. Binnen de<br />
muur werd hun gevoel van vervreemding nog groter: er stonden<br />
drie grote antieke gebouwen, met imposante zuilen van bijna twee<br />
meter in doorsnee – een vergeten en verlaten stad was uit het niets<br />
opgedoemd. De ingenieurs keerden met hun verhalen, schetsen en<br />
tekeningen terug naar Napels en het nieuws bracht een stroom van<br />
oudheidkundigen en architecten op gang die deze bijzondere plek<br />
wilden bekijken. Geleerden bogen zich over de vraag welke plaats<br />
dit kon zijn. Op een laat-antieke wegenkaart (de Tabula Peutingeriana)<br />
kwam er maar één in aanmerking: in de vlakte van Salerno stond<br />
alleen Paestum aangegeven. Die naam kwam ook voor in teksten uit<br />
de oudheid – er was bij toeval een antieke stad herontdekt.<br />
Tempelruïne in Paestum, foto RMO.<br />
52<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
1<br />
2<br />
Het Griekse karakter van<br />
Poseidonia<br />
Grieken uit de legendarisch rijke en<br />
decadente plaats Sybaris stichtten<br />
omstreeks 600 v.Chr. een nieuwe<br />
stad op het westelijke Italische vasteland<br />
– zoals in die periode op allerlei plaatsen Griekse kolonies<br />
verschenen. De locatie van Poseidonia, ‘stad van Poseidon’, was<br />
goed gekozen: een min of meer rechthoekig kalkplateau aan een<br />
baai in een vruchtbaar gebied, dat doorsneden werd door kleine<br />
riviertjes die ontsprongen in de bergen ten oosten van de vlakte.<br />
Ten noorden van de rivier Silaris (nu de Sele) woonden Etrusken,<br />
in de bergen rondom de vlakte en verder naar het zuiden leefden<br />
Italische volken, waarvan de Lucaniërs de belangrijkste werden.<br />
Behalve de kolonisten uit Sybaris trok Poseidonia waarschijnlijk<br />
ook mensen uit de omgeving aan, en immigranten uit andere<br />
delen van Griekenland.<br />
De bewoners ontwikkelden zich nadat de hutten en tenten van<br />
de eerste fase vervangen waren door stadswoningen naar alle<br />
waarschijnlijkheid tot ‘Ackerbürger’, om een term van de Duitse<br />
socioloog Max Weber te gebruiken: burgers die een stuk land bezaten<br />
en bewerkten, maar in de stad woonden en daar deelnamen<br />
aan het stedelijke politieke en culturele leven.<br />
Het Griekse karakter stond voorop: omstreeks 550 v.Chr. verrezen<br />
twee machtige tempels voor de godin Hera, echtgenote van oppergod<br />
Zeus, een in de stad en een erbuiten, aan de Sele. Deze<br />
laatste moest de Griekse aanwezigheid in dit grensgebied markeren.<br />
Grote zandstenen reliëfs lieten de heldendaden van Heracles<br />
zien, aangevuld met andere hoogtepunten uit de Griekse mythologie<br />
en de Trojaanse Oorlog. Zo’n vijftig jaar later kwam er een<br />
tempel voor Pallas Athena, en rond 450 v.Chr. kwam de grootste<br />
tempel van de stad gereed, opnieuw aan Hera gewijd. Meer dan<br />
driekwart van de stad is nog niet opgegraven. Dit jaar is een kleine<br />
tempel aan de zeekant gevonden, die mogelijk van Poseidon is,<br />
maar dat wordt nog onderzocht.<br />
Andere gebouwen uit de Griekse periode zijn het ekklesiasterion<br />
en het heroön. In het ekklesiasterion werden politieke besluiten<br />
1. Bronzen votiefbeeldje, gewijd aan Athena, 500-475 v.Chr., uit Paestum.<br />
De inscriptie luidt: ‘Phillo, de dochter van Charmylides, wijdt een tiende<br />
(van de oogst) aan de godin Athena’. Collectie Staatliche Museen zu<br />
Berlin – Antikensammlung, inv. misc. 7429. © Foto Johannes Kramer.<br />
2. Wandschildering uit Lucaans graf (pleisterwerk op travertijn, 4de eeuw<br />
v.Chr., uit Tomba del 1937 Andriuolo, Paestum. Collectie Parco Archeologico<br />
di Paestum e Velia / Italian Ministry of Culture, 5007. © Foto:<br />
Massimiliano Marino.<br />
3. Marmeren fries met oorlogstrofeeën,1ste eeuw, uit Campanië. Collectie<br />
Staatliche Museen zu Berlin - Antikensammlung SK 958 a. © Foto: Johannes<br />
Laurentius.<br />
4. Marmeren beeld van Hera, eind 4de-begin 3de eeuw v.Chr., uit Heraheiligdom<br />
bij rivier de Sele, Paestum. Collectie Parco Archeologico di<br />
Paestum e Velia / Italian Ministry of Culture’, 226541. © Foto: Massimiliano<br />
Marino.<br />
genomen. Het bood plaats aan zo’n 1500 personen. In het heroön<br />
zou de mythische stichter van de stad begraven liggen. Er is<br />
geen lichaam in het gebouw gevonden, wel acht stuks bronzen<br />
vaatwerk waarin een cannabis-houdende stof werd aangetroffen.<br />
Welke rituelen hierbij hoorden, is in de nevelen der geschiedenis<br />
gehuld.<br />
Waarom was Hera zo populair? Ze was de beschermgodin van de<br />
vruchtbaarheid, van land én mens. In Poseidonia wordt zij vaak afgebeeld<br />
met een granaatappel in de hand, bij uitstek een symbool<br />
van fertiliteit. Andere beeldjes tonen haar als zogende moeder en<br />
als strijdende godin; zij had in Poseidonia kennelijk een scala aan<br />
taken die de gelovigen aan haar toevertrouwden. Naast Hera en<br />
Athena werd vlak buiten de stad ook Aphrodite vereerd, de godin<br />
3<br />
4<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 53
van de seksualiteit en verleiding. Poseidonia was, kortom, een stad<br />
van godinnen. De graven van de eerste generaties Griekse bewoners<br />
liggen buiten de stad en zijn opvallend sober. De bijgaven<br />
omvatten vaak niet meer dan een paar olieflesjes en er is tot nog<br />
toe maar één beschilderde tombe teruggevonden: de Tomba del<br />
Tuffatore (het Graf van de Duiker). De schitterende fresco’s verwijzen<br />
naar de levensstijl van moederstad Sybaris. Op aanligbedden<br />
genieten Griekse mannen van wijn, muziek en van elkaar. Op de<br />
dekplaat is een duiktoren te zien: een naakte jongeman die er<br />
zojuist is afgesprongen gaat in volle vaart het water tegemoet. Een<br />
verwijzing naar de geneugten van de jeugd? Of symboliseert zijn<br />
sprong de overgang van leven naar dood – het is immers een graf.<br />
Zeker weten doen wij het niet.<br />
Krijgerscultuur – Lucaniërs nemen het over<br />
Uit de loop van de 5de eeuw v.Chr. zijn wél rijkere graven aangetroffen,<br />
gevuld met versierd wijnservies en veel wapens. Hier<br />
lagen, gezien het type grafgiften, Lucaniërs die in Poseidonia<br />
woonden, waarschijnlijk als huurlingen. Tegen het einde van die<br />
eeuw heeft er volgens de Griekse geograaf Strabo een veldslag<br />
plaatsgevonden, waarbij de Lucaniërs de stad veroverden. Archeologen<br />
zien echter geen sporen van geweld, de machtswisseling zal<br />
in werkelijkheid geleidelijk en zonder militair geweld verlopen zijn.<br />
Feit is dat Poseidonia een Lucaanse stad werd, maar dat had geen<br />
zichtbare invloed op de materiële cultuur. De productie van Grieks<br />
aardewerk ging gewoon door, er werden nog steeds dezelfde terracotta<br />
votiefbeeldjes (geschenken aan de goden) gemaakt en in<br />
de tempels vereerde men de Griekse godinnen. De levensstijl van<br />
de Grieken beviel de Lucaniërs kennelijk goed. Op hun aardewerk<br />
in Griekse stijl staan ze afgebeeld zoals ze zichzelf graag zagen:<br />
niet als levensgenieters maar als dappere krijgers met versierde<br />
harnassen, in gevecht of terugkerend met oorlogsbuit.<br />
Ook in de Lucaanse grafschilderingen zien we deze thematiek. Een<br />
intrigerende scène – zie afbeelding 2 op p. 52 – laat een krijger te<br />
paard zien die verwelkomd wordt door een gesluierde vrouw. Aan<br />
het paard zijn twee krijgsgevangenen vastgebonden, met een<br />
woeste, onverzorgde haardos: blijkbaar moesten ze een ‘barbaarse’<br />
indruk maken. In de graven zijn ook afbeeldingen gevonden<br />
van de sportwedstrijden die ter ere van de overledene werden<br />
gehouden. Deze hadden een bloedig karakter: vuistvechters<br />
slaan er begeleid door fluitmuziek op los. Halfnaakte, gewapende<br />
strijders vechten met elkaar tot de dood er op volgt. Sommigen<br />
zien in deze ‘lijkspelen’ de voorlopers van de Romeinse gladiatorengevechten.<br />
Minder bloedig maar niet minder gevaarlijk waren<br />
de wagenraces. Daarbij hing een bestuurder in een klein karretje<br />
op twee wielen achter een tweespan woeste paarden.<br />
Romeinen aan de macht<br />
Poseidonia bleef tot de derde eeuw v.Chr. Grieks-Lucaans. Toen zegevierden<br />
de troepen van stadstaat Rome na bijna een eeuw van<br />
oorlogen tussen verschillende volken in Italië. Rome verwoestte<br />
vervolgens de Etruskische steden en ontnam de Griekse steden<br />
hun autonomie. Het Lucaans-Griekse Poseidonia werd in 273<br />
v.Chr. ingericht als een Romeinse stad, met een nieuwe – of eigenlijk<br />
gelatiniseerde – naam: Paestum. Er werd van alles afgebroken<br />
en een nieuw forum gebouwd, een vergaderzaal voor stadsraad<br />
en senaat (comitium en curia), een amfitheater en tempels voor<br />
Romeinse goden.<br />
Er is een citaat bewaard gebleven van de filosoof Aristoxenus<br />
van Tarente, die het lot van de Griekse cultuur in Italië treffend<br />
beschreef:<br />
Wij gedragen ons op dezelfde manier als de inwoners van Poseidonia,<br />
die aan de Tyrreense Golf wonen. Want het overkwam hen,<br />
terwijl zij van origine Grieks waren, dat zij totaal van hun oorsprong<br />
vervreemdden, Tyrreens of Romeins werden, van taal veranderden<br />
en al hun oude gebruiken verloren. Maar één Grieks festival vieren zij<br />
zelfs vandaag nog, [we weten niet welk, RED] waarop zij samenkomen<br />
en herinneringen ophalen aan hun oude naam en faam en aan hun<br />
gebruiken. Zij beklagen zich dan over al dat verlies en wanneer zij tranen<br />
hierover gestort hebben, gaan zij weer naar huis (Uit: Athenaeus,<br />
Deipnosophistae, 14, 632a).<br />
De Romeinen legden nieuwe wegen aan, meer in het binnenland,<br />
waardoor de kustplaats Paestum geïsoleerd raakte. De bewoners<br />
vonden een nieuwe bron van inkomsten: de rozenteelt. Rozenparfum<br />
werd het belangrijkste exportproduct van Paestum en vond<br />
zijn weg over heel Italië. In de tempels werden de oude godinnen<br />
(onder hun nieuwe Latijnse namen) onverminderd vereerd, maar<br />
de nieuwe Romeinse bewoners brachten andere rituelen met<br />
zich mee. Zo worden in de Romeinse votiefdepots veel terracotta<br />
beeldjes van kinderen gevonden en modellen van baarmoeders,<br />
bedoeld om vruchtbaarheid te vragen.<br />
In de loop van de 3de eeuw na Chr. begonnen de rivieren rond<br />
Paestum dicht te slibben en trad het water buiten de oevers. Het<br />
land werd drassig, de malariamug rukte op en de bevolking van de<br />
stad kromp. Piraten uit Noord-Afrika deden regelmatig aanvallen<br />
op de kust. Uiteindelijk werd de nederzetting in de 7de eeuw<br />
verlaten en vestigden de bewoners zich in een nieuwe stad, hoog<br />
in de heuvels rond de vlakte. Alleen de eenzame tempels en de<br />
stadsmuur stonden nog overeind...<br />
Ruurd Halbertsma is conservator Griekenland en Rome in het Rijksmuseum<br />
van Oudheden. Daarnaast werkt(e) hij in diverse functies aan de<br />
Universiteit Leiden.<br />
Wat is er te zien<br />
Op de tentoonstelling worden de godinnen van Paestum in<br />
alle aspecten getoond: beeldjes, votiefgeschenken en tempelornamenten.<br />
De luxe van de stad komt tot leven door het<br />
beschilderde aardewerk, de wierookvaasjes, het glaswerk en<br />
de munten. Uniek zijn acht complete grafwanden, beschilderd<br />
met Lucaanse grafrituelen en bloedige ‘lijkspelen’.<br />
PAESTUM. STAD VAN GODINNEN<br />
25 april t/m 25 augustus <strong>2024</strong><br />
Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 Leiden,<br />
071-5163163; www.rmo.nl<br />
<br />
54<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Durendale<br />
Durendale Militair-historische Reizen<br />
Ook dit jaar reizen wij weer naar de Slagvelden van de<br />
Eerste Wereldoorlog: Ieper (8-11 november),<br />
de Somme (10-13 oktober), Verdun (2-5 mei).<br />
Meer informatie over deze reizen op: www.durendale.nl<br />
Reis Verdun,<br />
Butte de Vauqois,<br />
Meuse-Argonne<br />
2 - 5 mei <strong>2024</strong><br />
Historische<br />
replica’s<br />
voor levende<br />
geschiedenis en<br />
educatie<br />
WWW.DURENDALE.NL<br />
praetoria.nl<br />
Alles over boeken<br />
11x<br />
per jaar<br />
Boordevol recensies,<br />
interviews, boekentips en<br />
het laatste boekennieuws.<br />
Alle boekengenres<br />
komen aan bod.<br />
Nu<br />
in de<br />
boekhandel<br />
Dubbeldikke zomereditie en<br />
2x de externe special BKJunior<br />
boekenkrant.com<br />
@boekenkrant<br />
@deboekenkrant<br />
Of neem nu extra voordelig een jaarabonnement,<br />
11 edities inclusief verzending, voor slechts € 24,95
Angst voor rabiës in de<br />
19 de eeuw<br />
‘Dolle hond!’<br />
Razernij, angsten, stuipen,<br />
krampen en verlamming<br />
gevolgd door een<br />
onvermijdelijke, pijnlijke<br />
dood: de symptomen van<br />
rabiës zijn afschuwelijk<br />
en waren in de 19de eeuw<br />
algemeen bekend. Een<br />
werkend geneesmiddel<br />
was er lang niet. En<br />
toen er eenmaal een<br />
effectieve vaccinatie<br />
beschikbaar was, stuitte<br />
die aanvankelijk op veel<br />
weerstand. Waarom? Guido<br />
van Hengel maakt duidelijk<br />
hoe de 19de-eeuwers<br />
tegen dolle honden en<br />
rabiës aankeken.<br />
hond!’ Iemand hoefde<br />
die woorden maar<br />
uit te spreken en de vrolijke<br />
wanorde op straat<br />
‘Dolle<br />
veranderde in grimmige<br />
paniek. Hollende mensen vormden<br />
samen een woedende massa. Ze grepen<br />
naar stokken of knuppels en zetten de<br />
achtervolging in op een schuimbekkende<br />
Hierboven en hiernaast: 19de-eeuwse prenten van mensen die een dolle hond of wolf van zich afhouden.<br />
of domweg zenuwachtige hond. Het volk<br />
schreeuwde, jouwde en jutte de hondenmeppers<br />
op, totdat er van het dier enkel<br />
nog een hoopje pulp over was. Dergelijke<br />
lynchscènes zijn verwerkt in meerdere<br />
19de-eeuwse rijmpjes en versjes, zoals in<br />
‘Hydrophobia’ (1831) van W.H. Harrison,<br />
waarin een hond achterna wordt gezeten<br />
met knuppels, hooivorken, spades en<br />
dorsvlegels: ‘Mad dog! Mad dog! How fast<br />
he runs/ with hundreds at his tail,/ Each<br />
with some murd’rous weapon arm’d/<br />
Club, pitchfork, spade or flail.’<br />
In de 19de eeuw was deze kreet misschien<br />
wel beruchter dan ‘Brand! Brand!’.<br />
Tijdens de industrialisatie groeiden de<br />
steden weliswaar met een duizelingwekkende<br />
vaart, maar doordat de grens met<br />
het platteland vervaagde, leefde ‘het<br />
dorp’ er – ondanks de dichte stedelijke<br />
bebouwing – nog voort. Net als in eerder<br />
eeuwen waren scharrelende zwerfhonden<br />
in westerse steden een alledaags<br />
verschijnsel. En niet alleen honden,<br />
ratten, meeuwen en mensen leefden er –<br />
net als nu – met elkaar samen, maar ook<br />
paarden (voor het transport) en biggen<br />
(voor het vlees en het verwerken van<br />
afval). Overdag klonk er gehinnik, geknor<br />
en gekukeleku, ’s nachts miauwden de<br />
Wellcome Collection, Londen.<br />
56<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
katers en huilden de honden. De dieren<br />
dienden als gezelschap, werkkrachten<br />
en voedsel, maar fungeerden ook als symbool<br />
en angstbeeld: ze waren alomtegenwoordig.<br />
Sommige deskundigen spreken<br />
in dit verband van de ‘antrozootische<br />
stad’ – de ‘mens en dier’-stad die tot in de<br />
eerste decennia van de 20ste eeuw bleef<br />
bestaan.<br />
In deze 19de-eeuwse grootstedelijke<br />
context kon de vrees voor het nog zo<br />
raadselachtige rabiësvirus omslaan in een<br />
razende angst voor alles wat dierlijk was.<br />
Sommige tijdgenoten beleefden misschien<br />
een pervers plezier aan de wilde<br />
klopjachten op dolle honden, anderen<br />
vroegen zich terecht af: hoe kunnen<br />
loslopende dieren en mensen in de stad<br />
vreedzaam en gezond samen leven?<br />
Hondenhiërarchie<br />
Rabiës is een heel oude ziekte: in tweeduizend<br />
jaar oude Mesopotamische<br />
wetten wordt al naar hondsdolheid<br />
verwezen en Aristoteles, Hippocrates en<br />
Ovidius schreven erover. De symptomen<br />
voedden de angst. Bij honden waren die<br />
al schrikbarend genoeg, maar wanneer de<br />
ziekte oversprong op mensen werden ze<br />
nog veel angstaanjagender: razernij, happen<br />
en blaffen, schelden en schreeuwen,<br />
een irrationele angst voor vocht (vandaar<br />
dat de ziekte bij mensen ook wel ‘hydrofobie’<br />
werd genoemd), gevolgd door een<br />
onvermijdelijke, pijnlijke dood. Je hoefde<br />
Musée Carnavalet, Parijs.<br />
niet zo bijgelovig te zijn om te denken<br />
dat de duivel bezit had genomen van<br />
dolle honden en mensen, of dat ze een<br />
metamorfose doormaakten tot weerwolf,<br />
vampier of andersoortige ondode – een<br />
oeroude angst.<br />
De symptomen waren dus al lang bekend,<br />
maar geneesheren en kwakzalvers<br />
steggelden over de oorzaken. Behalve<br />
naar de duivel en de weerwolf, wezen ze<br />
naar de droogte tijdens de ‘hondsdagen’<br />
(in juli en augustus) en de stand van de<br />
maan. Ook een worm die zich via het<br />
speeksel een weg naar de hersenen zou<br />
graven, voedselvergiftiging, en hondenmisbruik<br />
(door mensen) werden<br />
genoemd. Toen steden meer mensen én<br />
honden aantrokken, kwam daar het vermoeden<br />
bij dat de vieze straten en lucht,<br />
onzedelijkheid en zelfs moreel verval<br />
een rol speelden in de verspreiding van<br />
de ziekte. In 1873 gooide een journalist<br />
van de New Yorkse krant The Brooklyn<br />
Daily Eagle de honden en mensen uit de<br />
sloppenwijken op één hoop: ‘The great<br />
mass of dogs to the great mass of men<br />
and women in cities are nuisances, petty<br />
thieves, vicious assailants and quite an<br />
expense.’<br />
Straathonden werden zo ingezet voor<br />
sociale analyses. In Engeland, waar klassenverschillen<br />
van oudsher sterk zijn,<br />
werden ook de honden hiërarchisch<br />
gecategoriseerd. De zorgvuldig gefokte<br />
jacht- en schoothonden van de aristocratie<br />
en hogere middenklassen stonden<br />
ver boven de minderwaardig geachte<br />
bastaardstraathonden, die in achterbuurten<br />
leefden tussen arbeiders en<br />
bedelaars. Het verband tussen hondsdolheid<br />
en wreed volksvermaak was<br />
vervolgens snel gelegd: hanengevechten<br />
en ‘bullenbijten’ (met pitbulls) zouden<br />
met hun agressie en razernij wel eens<br />
direct kunnen bijdragen aan de verspreiding<br />
van de ziekte.<br />
De hondenhiërarchie kreeg in de loop<br />
van de 19de eeuw bovendien koloniale<br />
en racistische kenmerken. Onder invloed<br />
van Darwins evolutietheorie raakten<br />
de Engelsen geobsedeerd door ‘rassen’<br />
en hun zuiverheid of vermenging. Dat<br />
‘raszuivere’ honden geen hondsdolheid<br />
kregen, was natuurlijk omdat ze zelden<br />
buitenkwamen, laat staan dat ze op<br />
straat zwierven. Maar zo zag niemand<br />
dat. Net zoals de rauwe arbeiders uit de<br />
achterbuurten en de vreemde volkeren<br />
in het mondiale zuiden, moesten onzuivere<br />
bastaardhonden worden ‘geciviliseerd’.<br />
Of ze moesten verdwijnen; alleen<br />
zo konden ziektes worden voorkomen.<br />
<br />
HONDSDOLHEID<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 57
Hondenpenning<br />
Waar rabiës op het platteland hoofdzakelijk<br />
een kwestie was van landbouwbeleid<br />
en veterinaire controle, bedoeld om de<br />
schade voor boeren te beperken – de<br />
ziekte was ook voor koeien dodelijk –,<br />
zagen stadsbesturen hondsdolheid vooral<br />
als een probleem van publieke orde en<br />
hygiëne. Een eerste oplossing werd in<br />
veel landen, waaronder Engeland, gevonden<br />
in een toegespitste belasting met bijbehorende<br />
registratie. Ook in Nederland<br />
besloot minister Thorbecke in 1851 tot de<br />
invoering van een strikter gehandhaafde<br />
hondenbelasting met een hondenpenning,<br />
die moest zorgen voor een betere<br />
administratie. Het werd nu mogelijk om<br />
loslopende zwerfhonden op te pakken,<br />
vast te zetten en te vernietigen. En dat<br />
was nog relatief mild. Het kon draconischer:<br />
tijdens de zogeheten ‘era of canine<br />
madness’ in 1830, toen een uitbraak van<br />
rabiës in Londen meerdere slachtoffers<br />
maakte, opperden lokale politici om dan<br />
maar álle honden in de stad af te maken.<br />
Dit soort proefballonnetjes leidden<br />
direct tot verhitte ‘hondendiscussies’<br />
in de geschreven pers, die door toene-<br />
Gekooide honden met rabies in de School voor<br />
Diergeneeskunde van Maisons-Alfort, nabij Parijs<br />
(prent uit 1876).<br />
mende geletterdheid en technologische<br />
innovatie steeds meer mensen bereikte<br />
en bijdroeg aan de paniekerige sfeer.<br />
Naast de ‘serieuze media’ ontstonden<br />
er straatkrantjes die het vooral moesten<br />
hebben van vette, sensatiebeluste koppen:<br />
‘Dolle hond! Dolle hond!’. Clickbait<br />
avant-la-lettre. Vooral in die blaadjes<br />
deden dolle honden en hun belagers het<br />
goed. Maar de discussie werd voortgezet<br />
in meer serieuze bladen en waaierde daar<br />
uit naar aanverwante hondenproblemen.<br />
Zo wilden chique heren en dames dat er<br />
een einde kwam aan de onder arbeiders<br />
populaire, brute hondengevechten, en<br />
vonden anderen dat de hondenkarren uit<br />
het straatbeeld moesten verdwijnen. Volgens<br />
arme middenstanders en voddenrapers<br />
was dat dan weer oneerlijk: waarom<br />
zouden hondenkarren onethisch zijn, en<br />
paardenwagens niet?<br />
De methode-Pasteur<br />
De grootste controverse moest toen nog<br />
komen. Het idee dat rabiës niet door<br />
een gif werd veroorzaakt, maar door een<br />
virus was misschien niet nieuw, maar<br />
dat de ziekte kon worden genezen met<br />
in een laboratorium ontwikkelde vaccins<br />
was dat wél. De Franse microbioloog<br />
Louis Pasteur werkte vanaf 1880 aan de<br />
Ecole Normale Supérieure in Parijs aan<br />
een rabiës-vaccin, dat hij testte op onder<br />
andere konijnen en honden. Het virus is<br />
waarschijnlijk, voordat het bij de mens terechtkwam<br />
– net als het huidige Coronavirus<br />
– oorspronkelijk via vleermuizen op<br />
carnivoren overgesprongen – het is dus<br />
een zoönose. In 1885 zag Pasteur kans<br />
zijn vaccin te testen op de negenjarige<br />
Joseph Meister uit de Elzas, die kort daarvoor<br />
was gebeten. Hoewel Pasteur geen<br />
toestemming had om hem te injecteren,<br />
gaf hij de jongen gedurende tien dagen<br />
kleine doses van het rabiësvaccin om zijn<br />
immuniteit tegen het virus te stimuleren.<br />
Het kind overleefde. Deze overwinning<br />
zette niet alleen de hele medische wereld,<br />
maar ook de maatschappelijke discussie<br />
over rabiës op zijn kop.<br />
Pasteur oogstte veel lof en bewondering,<br />
en slachtoffers van hondenbeten uit heel<br />
Europa trokken naar Frankrijk om zich<br />
door Pasteur te laten helpen. Maar hij<br />
kreeg ook kritiek. Zijn wetenschappelijke<br />
methoden en observaties zouden niet<br />
deugen, en het testen op dieren (vivisectie)<br />
leidde bovendien tot ethische bezwaren.<br />
Zeker in Engeland waren de antivivisectionisten<br />
zeer fel. Ze verspreidden<br />
pamfletten en folders met beschrijvingen<br />
van weerzinwekkende taferelen: Pasteur<br />
tussen de stervende honden in krappe<br />
kooien, op zoek naar een nieuwe prooi<br />
58<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
De tweede mens die een inenting tegen rabiës<br />
kreeg, in oktober 1885, was een 15-jarige herder<br />
uit de Jura genaamd Jean-Baptiste Jupille. Hij<br />
had kinderen beschermd tegen een dolle hond<br />
en was toen zelf gebeten. Op de ingekleurde<br />
19de-eeuwse prent zien we Pasteur toekijken<br />
hoe een assistent het werk doet. Daarnaast een<br />
foto van een standbeeld van de heroïsche Jupille<br />
in het Institut Pasteur te Parijs.<br />
HONDSDOLHEID<br />
landen, of op de Balkan. Nog steeds<br />
sterven er wereldwijd zo’n 50.000 mensen<br />
per jaar aan rabiës, vooral in Zuid-Azië<br />
en Afrika. In de meeste andere delen van<br />
de wereld is het virus min of meer onder<br />
controle, al duikt het nog regelmatig op<br />
bij wilde dieren, zoals vossen en marters.<br />
Door klimaatverandering, de exploitatie<br />
van het platteland en door verdrijving,<br />
trekken echter steeds meer zoogdieren<br />
naar de stad, van vossen en wasberen<br />
tot wilde zwijnen. In 2012 voorspelde de<br />
virusdeskundige en wetenschapsjournalist<br />
David Quammen al dat er een tijdperk<br />
van epidemische zoönosen aankwam, en<br />
zijn voorspelling leek met de coronapanvoor<br />
wetenschappelijke marteling.<br />
Hij werd een symbool van<br />
dierenleed.<br />
Het valt op dat de autoriteit<br />
van de medische wetenschap,<br />
net zoals nu, sterk<br />
in twijfel werd getrokken.<br />
De keuze voor vaccinatie<br />
zou ‘subjectief’ zijn en tegenstanders<br />
meenden dat hete<br />
stoombaden of zelfs rituelen<br />
met hondenhaar veel effectiever<br />
waren. Herkenbaar is<br />
het veelgebruikte argument<br />
dat politiek en media<br />
het gevaar van hondsdolheid<br />
alleen maar overdreven, opdat<br />
kwaadaardige laboranten het<br />
Pasteur-vaccin beter konden<br />
verspreiden en verkopen.<br />
De dierlijke stad<br />
Vaccinatie bleek een adequaat<br />
middel om rabiës te bestrijden,<br />
maar daarmee was de<br />
maatschappelijke discussie<br />
over de rondlopende<br />
straathonden nog<br />
niet afgelopen. De<br />
bezwering van het<br />
stadse hondengevaar<br />
vergde een grotere<br />
mate van overheidsingrijpen<br />
en maatschappelijke ordening die pas in<br />
de 20ste eeuw tot stand kwam. Loslopende<br />
honden kunnen functioneren<br />
als graadmeter van welzijn en welvaart<br />
van een samenleving. Wanneer gezinnen<br />
kleiner worden, arbeidsomstandigheden<br />
verbeteren en publieke hygiëne<br />
toeneemt, ruimen de zwerfhonden vrij<br />
snel het veld. Een van de eerste landen<br />
waar dat gebeurde en waar rabiës werd<br />
bedwongen, is Nederland. Toch verdwenen<br />
de straathonden in Europa nooit<br />
helemaal, zeker niet in gebieden waar<br />
staat en samenleving het bij vlagen zeer<br />
moeilijk hebben, zoals in mediterrane<br />
Musée Carnavalet, Parijs.<br />
demie in 2020 uit te komen. De antrozoötische<br />
stad is, kortom, nooit verdwenen.<br />
Nieuwe confrontaties tussen mens en<br />
dier zullen niet uitblijven.<br />
Guido van Hengel is schrijver en historicus.<br />
In 2021 publiceerde hij het boek Roedel (Van<br />
Oorschot), een geschiedenis van mensen en<br />
straathonden in voormalig Joegoslavië.<br />
VERDER LEZEN<br />
f Jessica Wang, Mad Dogs and Other<br />
New Yorkers. Rabies, Medicine and Society<br />
in an American Metropolis, 1840-1920,<br />
Johns Hopkins University Press, 2019<br />
f Ben Wilson, Stadsjungle. De natuur en<br />
stad van het stenen tijdperk tot de klimaatcrisis,<br />
Spectrum, 2023<br />
Foto Shutterstock.<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 59
Saga’s<br />
Kostuumontwerp uit 1876 van Carl Emil<br />
Doepler, voor het personage Waltraute<br />
in de opera Die Walküre van Richard<br />
Wagner. Het libretto was geïnspireerd<br />
door de IJslandse mythen en saga’s.<br />
Doepler hoort tot degenen die het idee<br />
gemeengoed maakten dat de oude<br />
Vikingen gehoornde helmen droegen.<br />
1<br />
Een succesvol IJslands<br />
exportproduct<br />
De wereldberoemde opera’s van Richard Wagner,<br />
J.R.R. Tolkiens boeken, Hollywood-kaskrakers over de<br />
dondergod Thor… ze zijn allemaal schatplichtig aan het<br />
literaire erfgoed van IJsland. Voor zijn nieuwste boek<br />
bracht Simon Halink dit unieke verhalenuniversum en zijn<br />
(internationale) impact in kaart. Hij gidst ons erdoorheen<br />
aan de hand van 5 vragen.<br />
Waar komen de IJslanders<br />
vandaan?<br />
Lang voordat de eerste Scandinavische<br />
‘landnemer’ (landnámsmaður) zich hier<br />
in de Vikingtijd vestigde, gingen er in Europa<br />
verhalen over een eiland in het hoge<br />
Noorden. In de 4de eeuw v.Chr. al maakte<br />
de Griekse geograaf Pytheas van Massalia<br />
melding van een Arctisch land dat hij<br />
Thule noemde. Waar dat precies was valt<br />
moeilijk te zeggen, maar de zomernachten<br />
waren er licht en het lag het op zes<br />
dagen zeilen vanaf de toen bekende kust<br />
van Noordwest-Europa.. Rond het jaar<br />
825 schreef de Ierse monnik en geograaf<br />
Dicuil over monniken die de zomer op<br />
Thule gespendeerd hadden, waar om<br />
middernacht genoeg zonlicht was om de<br />
luizen uit hun habijt te plukken.<br />
Of dat IJsland was? Dát Ierse monniken<br />
er op zeker moment van afwisten, staat in<br />
elk geval vast. Voordat de Scandinaviërs<br />
zich er vestigden, brachten zij er de zomermaanden<br />
door in contemplatie: in het<br />
12de-eeuwse Boek der IJslanders (Íslendingabók)<br />
beschrijft de IJslandse geleerde<br />
Ari Þorgilsson hoe de eerste landnemers<br />
hier Ierse monniken aantroffen. In het<br />
Boek van de landnames (Landnámabók)<br />
lezen we dat deze mannen Gods het eiland<br />
niet met heidense barbaren wensten<br />
te delen en daarom voorgoed vertrokken,<br />
met achterlating van enkele kerkklokken<br />
en bisschopstaven. Dicuil beklaagde zich<br />
over het feit dat de Noord-Atlantische<br />
eilanden, ‘onbewoond sinds de schepping<br />
van de wereld’, overspoeld werden<br />
door ‘Noordse bandieten’ en dat er geen<br />
christelijke kluizenaar meer te vinden<br />
was, alleen ‘ontelbaar veel schapen en te<br />
veel zeevogels.’<br />
Wie waren die ‘Noordse bandieten’, die<br />
zich vanaf de 9de eeuw permanent op<br />
het eiland vestigden? Volgens het gangbare<br />
verhaal, inmiddels gelogenstraft<br />
door archeologisch onderzoek, waren<br />
de allereerste IJslanders een Noorse<br />
boer genaamd Ingólfur Arnarson, diens<br />
vrouw Hallveig Fróðadóttir en hun huishouding.<br />
Ingólfur had het aan de stok<br />
gekregen met de machtige koning Harald<br />
Schoonhaar (ca. 850-932), die gezworen<br />
had zijn haar niet te kammen totdat hij<br />
heel Noorwegen onder zijn bewind had.<br />
2<br />
Om meer bloedvergieten te voorkomen, zo<br />
gaat het verhaal, besloot Ingólfur met zijn<br />
huishouding naar het westen te vertrekken.<br />
Hij kende de geruchten over een<br />
onbewoond eiland in het hoge Noorden<br />
en de mislukte pogingen tot kolonisatie<br />
(onder meer door ene Raven-Flóki, die het<br />
eiland ‘IJsland’ noemde). Ingólfur besloot<br />
dat hij zich daar wilde vestigen. Vanwege<br />
de stoom van de warmwaterbronnen in<br />
de baai waar hij landde, noemde Ingólfur<br />
zijn nieuwe thuishaven ‘Rookbaai’, oftewel<br />
Reykjavík. Hier begon hij rond het jaar 874<br />
met de bouw van een boerderij. Eeuwenlang<br />
gold dit als het officiële ‘geboortejaar’<br />
van de IJslandse natie, maar archeologen<br />
toonden aan dat er al enkele jaren eerder<br />
sprake was van bewoning in Reykjavík.<br />
Dicuil beklaagde zich erover dat de Noord-<br />
Atlantische eilanden overspoeld werden door<br />
‘Noordse bandieten’ en dat er geen christelijke<br />
kluizenaar meer te vinden was<br />
Waar gaan de IJslandse saga’s<br />
over?<br />
In de boerensamenleving die vervolgens<br />
in de vroege middeleeuwen vorm kreeg,<br />
ontbraken een vorstenhuis en adel.<br />
Rechtspraak en het politieke bestuur<br />
van de gemeenschap lagen vanaf 930 in<br />
handen van machtige hoofdmannen, de<br />
goðar (enkelvoud: goði), die iedere zomer<br />
op de ‘Parlementsvelden’ (Þingvellir) in<br />
het zuidwesten van IJsland bijeenkwamen<br />
voor de jaarlijkse volksvergadering<br />
(het Alþingi). Alle vrije mannen van het<br />
eiland mochten die bijwonen. Hoewel er<br />
landelijke wetgeving bestond, was er geen<br />
uitvoerende macht; de plicht om bijvoorbeeld<br />
een moord te vergelden lag bij de<br />
nabestaanden zelf.<br />
60<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
SAGA’S<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 61
Het feit dat er op IJsland geen politie en<br />
geen gevangenissen waren is een grote<br />
zegen geweest voor de wereldliteratuur.<br />
Het rechtsstelsel, gestoeld op eerwraak<br />
en eerbehoud, leidde namelijk al snel tot<br />
complexe familieverhoudingen en bloedvetes:<br />
eindeloze spiralen van geweld en<br />
conflict die de ruwe verhaalstof zouden<br />
vormen voor familiesaga’s, of saga’s van<br />
IJslanders. Die verhalen werden eerst<br />
mondeling overgeleverd: het woord saga<br />
betekent letterlijk ‘het gezegde’ of ‘het<br />
vertelde’. Ruim een eeuw nadat de IJslanders<br />
officieel overgingen op het christendom<br />
(het jaar 999 of 1000) ontstonden de<br />
eerste kloosters, werd het schrift geïntroduceerd<br />
en werden ook de oude verhalen<br />
opgetekend. Anonieme schrijvers gingen<br />
Ingólfur Arnarson, samen met zijn vrouw Hallveig<br />
Fróðadóttir en hun huishouden geroemd<br />
als de eerste IJslanders, maakte na zijn vertrek uit<br />
Noorwegen volgens het 12de-eeuwse Íslendingabók<br />
(Boek der IJslanders) de poten van zijn<br />
hoge houten troon los en gooide ze overboord<br />
toen IJsland in zicht kwam. Hij vertrouwde erop<br />
dat de god Thor de poten zou laten aanspoelen<br />
op de meest gunstige plek voor de vestiging. Op<br />
dit schilderij zien we hoe Ingólfur met zijn gevolg<br />
op die locatie aan land gaat (door Johan Peter<br />
Raadsig, 1850, via Wikimedia Commons).<br />
Waarom sloegen de Edda’s en<br />
3saga’s ook buiten IJsland zo aan?<br />
Wetenschappers schatten dat er meer<br />
dan 10.000 Oudijslandse handschriften<br />
geweest zijn, waarvan we er nu zo’n 1100<br />
kennen. Die manuscripten zijn deels<br />
ontdekt doordat Deense geleerden omstreeks<br />
1600 begonnen te beseffen dat ze<br />
een schat aan informatie bevatten over de<br />
oudste geschiedenis van Scandinavië. Denemarken<br />
was op dat moment verwikkeld<br />
in een machtsstrijd met rivaal Zweden<br />
en zette de verhalen in om de historische<br />
superioriteit van Denemarken te bewijzen.<br />
Verzamelaars maakten in opdracht<br />
van de Deense koning jacht op middeleeuwse<br />
handschriften en verscheepten<br />
er honderden naar Kopenhagen, waar<br />
ze onderzocht en vertaald werden. Deze<br />
eerste vertalingen waren niet altijd even<br />
secuur, en hebben tot enkele hardnekkige<br />
misverstanden geleid. Zo is de zinsnede<br />
‘takken van de schedel’, waarmee hoorns<br />
bedoeld werden, ten onrechte uitgelegd<br />
als bewijs dat de Viking dronk uit de scheer<br />
vooral in de 13de en 14de eeuw mee<br />
aan de haal en verweefden ze tot originele,<br />
epische, complexe verhalen in de<br />
volkstaal. De familiesaga’s vormen een<br />
uniek historisch genre, maar de harde<br />
zakelijkheid waarmee de gebeurtenissen<br />
beschreven werden, komt erg modern<br />
over. De oorsprong van die verteltrant<br />
wordt weleens gezocht in de geïsoleerde<br />
ligging van de IJslandse boerderijen,<br />
waardoor zelfredzaamheid van levensbelang<br />
was. Dat zou tot een individualistische<br />
levenshouding geleid hebben.<br />
Naast de familiesaga’s zijn ook verhalen<br />
overgeleverd over Scandinavische<br />
koningen, heiligen, bisschoppen, en de<br />
legendarische ‘voortijdsaga’s’. Bovendien<br />
werden op middeleeuws IJsland<br />
de Edda’s geschreven: de Proza-Edda<br />
(rond 1220 opgesteld door de geleerde<br />
hoofdman Snorri Sturluson, met veel<br />
informatie over de goden en hun beslommeringen)<br />
en de Poëtische Edda, een<br />
verzameling oude verzen grotendeels<br />
uit de heidense tijd, dus voor de 11de<br />
eeuw, met mogelijk een christelijk sausje<br />
eroverheen (de herkomst van de naam<br />
Edda is onzeker). Ze brengen legendarische<br />
helden voor het voetlicht, zoals Sigurður<br />
(Duits: Siegfried) de Drakendoder,<br />
en goden als Odin (Óðinn), de dondergod<br />
Thor (Þórr) en de vruchtbarheidsgodin<br />
Freyja, die in verschillende gedaanten<br />
ook in onze contreien werden vereerd.<br />
De ‘religie van het Noorden’ vormde geen<br />
monolithisch, netjes afgebakend geheel<br />
(zoals Snorri Sturluson ons wil doen geloven),<br />
maar eerder een onoverzichtelijke<br />
familie van cultussen, overtuigingen en<br />
praktijken. Iedere gemeenschap had haar<br />
eigen mythen.<br />
62<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
SAGA’S<br />
del van zijn vijanden.<br />
Ook in andere landen raakten geleerden,<br />
schrijvers en kunstenaars na de 17de<br />
eeuw in de ban van de Oudijslandse literatuur;<br />
vooral waar Germaanse talen gesproken<br />
worden (Scandinavië, Duitsland<br />
en het Verenigd Koninkrijk) ervoer men<br />
die als ‘nauw verwant’ aan de eigen cultuur.<br />
En ook hier ontstond de belangstelling<br />
vooral uit een behoefte aan versterking<br />
van de eigen positie: ditmaal hoopte<br />
men in de saga’s en de Edda’s sporen te<br />
vinden van de eigen Germaanse ‘authentieke<br />
volksgeest’. Die speelde een grote rol<br />
in het romantisch nationalisme dat in de<br />
19de eeuw opkwam, en dat ervan uitging<br />
dat elk volk een specifieke aard had die<br />
in het verleden was geworteld. Alleen,<br />
hoe vond je die bronnen? Jacob Grimm<br />
Links: de eenogige oppergod Odin (bij de<br />
Germanen: Wodan) gezeten op zijn acht-benige<br />
paard Sleipnir; geheel links de dood van<br />
Balder; illustraties uit een 18de-eeuws IJslands<br />
manuscript. Rechts: deze illuminatie komt<br />
uit het 14de-eeuwse manuscript van Flatey<br />
Flateyjarbók, de saga van de heilige Ólafur, koning<br />
van Noorwegen (995-1030). Flateyjarbók<br />
was een van de handschriften die op 21 april<br />
1971 terugkwamen naar IJsland. Op de foto<br />
hierboven arriveren Deense mariniers ermee<br />
(foto Gunnar V. Andrésson).<br />
legde daartoe met zijn broer Wilhelm<br />
onder meer een sprookjesverzameling<br />
aan, want in die oude volksverhalen<br />
klopte volgens hen de ziel van de natie.<br />
De IJslandse overlevering vond hij zeer<br />
bruikbaar voor zijn monumentale Deutsche<br />
Mythologie (1835), waarin hij het<br />
voorchristelijke wereldbeeld van de oude<br />
Germanen trachtte te reconstrueren. Om<br />
het gebrek aan historische bronnen over<br />
dat wereldbeeld goed te maken richtte hij<br />
zich tot de Scandinavische overlevering,<br />
waaruit hij gretig elementen leende om<br />
ze te ver-Duitsen en voor te stellen als<br />
onderdeel van de Germaanse cultuur.<br />
De componist Richard Wagner liet zich<br />
voor zijn ‘oer-Duitse’ werken, en vooral<br />
voor zijn operacyclus Der Ring des Nibelungen<br />
(première in 1876) inspireren<br />
door de goden- en heldenwereld van de<br />
Edda’s en saga’s, en door de nationalistische<br />
‘ver-Duitsing’ hiervan door Grimm.<br />
Wagners uiterst romantische interpretatie<br />
van dit materiaal heeft ons beeld van de<br />
Vikingen en hun cultuur bepaald; door<br />
zijn opera’s werd de gehoornde Vikinghelm<br />
gemeengoed, ook al hebben Vikingen<br />
die waarschijnlijk nooit gedragen.<br />
In de laat-19de-eeuwse Verenigde Staten<br />
werden saga’s eveneens populair, vooral<br />
de twee over Leifur Eiríkssons ‘ontdekking’<br />
van de Nieuwe Wereld – vlak na het<br />
jaar 1000 leidde hij een expeditie naar<br />
Markland (Labrador) en Vinland (Newfoundland).<br />
Er brak een ware ‘Viking<br />
hype’ uit onder WASP’s, White Anglo-<br />
Saxon Protestants. Ook zij werden vooral<br />
door de IJslandse verhalen geïnspireerd<br />
vanwege zorgen over hun eigen status:<br />
ze vreesden hun politieke, culturele en<br />
sociale dominantie kwijt te raken door<br />
de massale immigratie van katholieken<br />
en Joden uit Zuid- en Oost-Europa. Een<br />
rijzige, blonde Noord-Europeaan, die<br />
uit overtuiging christen was geworden<br />
en Amerika ontdekt had, paste beter bij<br />
het WASP-ideaalbeeld dan Columbus,<br />
een kleine, donkere en fel-katholieke<br />
Genuees. En nog mooier: de Europeanen<br />
waren dus al in de Vikingtijd op<br />
deze kusten geland, wat hen bijna net zo<br />
‘oorspronkelijk’ maakte als de inheemse<br />
bevolking, maar wel beschaafder én<br />
christelijk. Eiríkssons aanwezigheid op<br />
Amerikaanse bodem werd, kortom, aangegrepen<br />
als historische rechtvaardiging<br />
voor de onderdrukking van de oorspronkelijke<br />
bewoners.<br />
4<br />
Zijn de IJslandse handschriften<br />
nationaal of Scandinavisch<br />
erfgoed?<br />
In de 18de eeuw stelde de IJslandse<br />
geleerde Jón Ólafsson van Grunnavík<br />
nog dat iedere IJslandse saga samengevat<br />
kon worden met de frase bændur<br />
flugust á, wat zoveel betekent als ‘boeren<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 63
5<br />
vliegen elkaar naar de keel’. De samenstellers<br />
van sommige vroege saga-edities<br />
verontschuldigden zich er in de inleiding<br />
voor dat ze de lezer met dit barbaarse<br />
materiaal lastigvielen. Die minachting<br />
was ondenkbaar na de opkomst van het<br />
romantisch nationalisme en de buitenlandse<br />
fascinatie voor Oudijslandse<br />
literatuur. Sterker, toen werd die steeds<br />
vaker niet meer als IJslands maar als<br />
Scandinavisch of zelfs Germaans erfgoed<br />
bestempeld. IJslandse nationalisten zagen<br />
dit natuurlijk heel anders. Hun land<br />
was tot 1944 onderdeel van het Deense<br />
Koninkrijk, en om de culturele status van<br />
IJsland te verhogen benadrukten ze de<br />
typisch IJslandse sfeer en herkomst van<br />
de Edda’s en saga’s. Bepaalde sleutelverhalen<br />
(zoals de scheppingsmythe uit de<br />
Poëtische Edda, waarin het samenspel<br />
tussen vuur en ijs een centrale rol speelt)<br />
konden volgens hen alleen op het eiland<br />
van vulkanen en gletsjers ontstaan zijn.<br />
In de loop van de 20ste eeuw begon de<br />
gedachte te wringen dat de middeleeuwse<br />
handschriften, IJslands belangrijkste<br />
erfgoed, zich in Kopenhagen bevonden.<br />
Waarom moesten IJslanders naar Denemarken<br />
afreizen om over de wapenfeiten<br />
van hun voorouders te leren? Vooral na<br />
het uitroepen van de onafhankelijke IJslandse<br />
Republiek op 17 juli 1944 groeide<br />
de overtuiging dat de handschriften<br />
teruggehaald moesten worden: ‘Breng de<br />
manuscripten thuis!’ luidde de strijdkreet.<br />
De Denen wilden niet alle IJslandse<br />
teksten retourneren, maar Reykjaviks<br />
aanspraak op de ‘meest IJslandse’ teksten<br />
(zoals de familiesaga’s) viel moeilijk te<br />
ontkrachten. Na jaren onderhandelen en<br />
oeverloze discussies over de ‘IJslandsheid’<br />
van de handschriften werd in april<br />
1971 dan toch de eerste lading manuscripten<br />
met veel bombarie ingescheept.<br />
Welke rol speelt dit erfgoed in<br />
het IJsland van nu?<br />
‘Toen ik opgroeide, had iedereen bij ons<br />
het altijd over mensen die ik niet kende,’<br />
schreef Ólafur Ragnar Grímsson, oudpresident<br />
van IJsland, ooit: ‘en ik herinner<br />
me nog goed dat ik me, toen ik tien<br />
of elf was, opeens realiseerde dat al die<br />
mensen over wie iedereen het altijd had,<br />
al duizend jaar dood waren!’ Dit is tekenend<br />
voor de rol van de middeleeuwse<br />
Tolkien ca. 1916 (Wikimedia Commons).<br />
Tolkien<br />
De invloed van de saga’s en de Edda’s<br />
op The Hobbit (1937) en de trilogie<br />
The Lord of the Rings (1954-1955) van<br />
de Brit J.R.R. Tolkien is nauwelijks<br />
te overschatten. We herkennen het<br />
bezielde IJslandse universum dat<br />
uit verschillende werelden bestaat,<br />
waaronder de godenwereld Asgaard,<br />
de elfen- en reuzenwereld en de<br />
mensenwereld Midgaard (Middle<br />
Earth bij Tolkien). Ook ontleende hij<br />
zijn vervloekte ring aan de IJslandse<br />
mythen, en de namen van zijn<br />
protagonisten (zoals Frodo, Gandalf<br />
en Gimli). Tolkien doceerde als<br />
hoogleraar aan de Universiteit van<br />
Oxford onder andere Oudijslands en<br />
kende de middeleeuwse IJslandse<br />
literatuur dus goed. Ook nam hij voor<br />
zijn kinderen een IJslandse au pair<br />
in dienst en oefende hij zijn IJslands<br />
door met haar over volksverhalen en<br />
saga’s te kletsen. Als liefhebber van<br />
deze werken verafschuwde hij het<br />
schaamteloze misbruik dat de nazi’s<br />
ervan maakten in hun verering van<br />
de oude Germanen,<br />
literatuur in het IJsland van vandaag. De<br />
Sagatijd (ca. 930-1050) leeft niet alleen<br />
voort in vele standbeelden in de openbare<br />
ruimte, maar ook in de IJslandse<br />
taal, die doorspekt is met spreekwoorden<br />
ontleend aan de oude handschriften. Zo<br />
staan voetballers bijvoorbeeld vlak voor<br />
de wedstrijd te ‘bijten in de randen van<br />
hun schilden’, zoals dat Vikingstrijders<br />
betaamt.<br />
Vlak voor de financiële crisis van 2008<br />
werd het buitenlandse succes van<br />
IJslandse bedrijven en banken zoals<br />
Landsbanki nog toegeschreven aan de<br />
Vikingmentaliteit die IJslandse ondernemers<br />
met de paplepel ingegoten zouden<br />
hebben gekregen. De ‘superioriteit’ van<br />
de IJslandse zakenman viel te verklaren<br />
uit de normen en waarden van de<br />
Vikingtijd, en de eeuwenlange strijd om<br />
te overleven. Hierdoor zou de wilskracht<br />
van de IJslandse zakenman nou eenmaal<br />
sterker zijn dan die van de concurrentie.<br />
Toen de crisis, overigens mede veroorzaakt<br />
door diezelfde ‘business-Vikingen’ –<br />
denk aan de online spaar-optie Icesave –,<br />
eenmaal was uitgebroken werd dit zelfverheerlijkende<br />
beeld enigszins bijgesteld.<br />
Er waren eerder ook al IJslanders<br />
geweest die de nationale cultus rond<br />
Vikingen en saga’s afwezen. Zo betreurde<br />
kunstenaar Birgir Andrésson het dat men<br />
bij IJslandse cultuur uitsluitend aan de<br />
plaggenboerderijen en saga´s lijkt te denken,<br />
en modernere uitingen daarbinnen<br />
van minder belang geacht worden. De<br />
schrijver en Nobelprijswinnaar Halldór<br />
Laxness haalde zich de woede van veel<br />
landgenoten op de hals door in zijn<br />
roman Gerpla (1952) de bewierookte sagahelden<br />
neer te zetten als brute moordenaars<br />
van vrouwen en kinderen. Hij wilde<br />
laten zien dat de ‘heldendaden’ waarop<br />
veel IJslanders zo trots waren vaak niet<br />
onderdeden voor de wreedheid die men<br />
in Europa kortgeleden nog aan den lijve<br />
had moeten ondervinden.<br />
Desondanks vormen de mythen en saga’s<br />
nog steeds de ruggengraat van een eigentijds<br />
zelfbeeld, en blijft dat verre verleden<br />
hier, meer dan elders in Europa, van<br />
vitaal belang voor het heden.<br />
Simon Halink<br />
is historicus en<br />
verbonden aan de<br />
Fryske Akademy. Hij<br />
woont in Reykjavik.<br />
Van hem verscheen<br />
De Viking vanbinnen.<br />
Over IJslanders<br />
en hun verhalenwereld<br />
(Noordboek,<br />
2023).<br />
<br />
64<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Historizon<br />
Historizon organiseert<br />
reizen, dagtochten en<br />
lezingen met historische<br />
onderwerpen.<br />
Kijk voor deze reis over de<br />
Franse tuinen in juni <strong>2024</strong><br />
en andere programma’s<br />
op: www.historizon.nl<br />
Of vraag de brochure aan.<br />
Historizon<br />
Postbus 3<br />
3900 AA Veenendaal<br />
Info@historizon.nl<br />
Tel +31 88 6360200<br />
Franse<br />
tuinen<br />
De mooiste tuinen met<br />
historische bijdragen en<br />
filosofische inzichten van<br />
Barbara Moerman.<br />
Zesdaaagse reis naar tuinen en<br />
landgoederen in Noord-Frankrijk.<br />
Van kasteeltuinen tot paleizen en<br />
van een functioneel arboretum<br />
tot utopische socialistische<br />
denkbeelden verwerkt in een<br />
commune-woonblok.<br />
Tijdens deze reis bezoeken we<br />
onder meer de tuin en het paleis<br />
in Versailles, Chateau Villandry en<br />
de tuinen van Monet in Giverny.<br />
tijdvoortijdschriften.nl<br />
Voor<br />
iedereen een<br />
tijdschrift!
19DE EEUW<br />
Amerikaanse<br />
roofridders<br />
Ondernemers waren in de 19de eeuw de aanjagers van de Amerikaanse<br />
economie. Een klein aantal werd puissant rijk en kreeg ongekende macht en<br />
invloed. Tegelijkertijd veroorzaakten ze grote maatschappelijke misstanden,<br />
maar het imperium van deze ‘Robber Barons’ begon eind 19de eeuw te<br />
wankelen, laat Ruud Stevens zien.<br />
Roofzuchtige ondernemers verdelen de Verenigde Staten onder elkaar (uit Puck, 8 februari 1882; Cornell University Library).<br />
Het grondgebied van de Verenigde Staten was kort<br />
na de Onafhankelijkheidsoorlog (1776-1783) nog<br />
beperkt tot een lange strook land aan de Atlantische<br />
Oceaan. Maar dat zou niet lang zo blijven: halverwege<br />
de 19de eeuw reikten de VS tot de Stille Oce-<br />
aan aan de andere kant van het continent. In rap tempo werden<br />
talloze spoorlijnen en kanalen aangelegd om al deze nieuwe<br />
gebieden te ontsluiten. In 1869 kwam de eerste transcontinentale<br />
spoorverbinding tot stand, tussen 1871 en 1900 verviervoudigde<br />
het aantal spoormijlen tot ruim 270.000 kilometer. Een<br />
66<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Boven: cartoon getiteld The Bosses of the Senate, waarop Robber Barons de<br />
politici in Washington in hun greep hebben (uit Puck, 23 januari 1889).<br />
Rechts zien we een spotprent (Puck, 30 januari 1884) van John ‘Honest’ Kelly<br />
(1822-1886), wiens middle name ironisch opgevat dient te worden: hij werd<br />
verdacht rijk in de tijd dat hij als Boss de Democratisch Partij in New York<br />
City beheerste. Het onderschrift van de cartoon luidt: ‘ik heb de combinatie<br />
[van de kluis vol omkoopgeld], what are you going to do about it?’. Ook<br />
op plaatselijk niveau wisten ondernemers en bestuurders elkaar namelijk<br />
te vinden. Met donaties in de partijkas en andere douceurtjes ‘kochten’<br />
aannemers, winkeliers en toeleveranciers van bijvoorbeeld bouwmateriaal<br />
contracten en andere voordelen, bijvoorbeeld dat de sheriff af en toe een<br />
oogje dichtkneep. Dat lukt natuurlijk alleen als de eigen kandidaten bij<br />
de verkiezingen op het pluche belandden of konden blijven. Om dat te<br />
bewerkstelligen mobiliseerden wijkmedewerkers van de ‘political machine’<br />
bij elke verkiezing de achterban; dat waren gewone mensen die in ruil voor<br />
hun stem baantjes kregen bij de betrokken ondernemers of op het stadhuis,<br />
of geholpen werden bij het vinden van huisvesting.<br />
razendsnelle industrialisatie was mogelijk door de overvloed aan<br />
natuurlijke grondstoffen en de constante toevoer van goedkope<br />
arbeidskrachten: miljoenen immigranten uit Europa en China<br />
kwamen hun geluk beproeven. Kleine plaatsjes, dorpen eigenlijk,<br />
groeiden binnen korte tijd uit tot grote steden. In Chicago bijvoorbeeld<br />
woonden in 1830 krap honderd mensen, in 1890 waren het<br />
er meer dan één miljoen.<br />
Fortuinen<br />
De productie in fabrieken nam snel toe en zo werden de VS in de<br />
tweede helft van de 19de eeuw de grootste economie ter wereld.<br />
Dit was mogelijk gemaakt door investeringen van ambitieuze<br />
ondernemers in voor de industrialisatie belangrijke sectoren als<br />
spoorwegen, olie, katoen, staal, banken...<br />
De ondernemers verdienden er fortuinen mee en velen etaleerden<br />
deze nieuwe rijkdom zonder enige gêne. Ze bouwden grote<br />
stadsvilla’s en luxueuze buitenhuizen en voor de laatste mode<br />
winkelden ze geregeld in Parijs. Ook hielden ze extravagante<br />
danspartijen. Bradley Martin en zijn vrouw Cornelia bijvoorbeeld,<br />
uit een geslacht van kooplieden en bankiers, organiseerden in<br />
1897 een bal waarvoor het interieur van het Waldorf-Astoria Hotel<br />
werd omgetoverd tot een replica van het paleis van Versailles.<br />
Anderen betaalden de prijs voor deze buitensporige weelde.<br />
Werknemers maakten lange dagen onder gevaarlijke omstandigheden<br />
en kregen weinig betaald. Ondertussen stegen de<br />
prijzen razendsnel omdat ondernemers hun concurrentie de<br />
nek omdraaiden en vervolgens konden vragen wat ze wilden.<br />
Olietycoon John. D. Rockefeller maakte bijvoorbeeld afspraken<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 67
met een aantal spoorwegmagnaten, met als resultaat dat<br />
zijn concurrenten veel hogere prijzen voor het vervoer van<br />
olie moesten betalen. Die hadden uiteindelijk vaak geen<br />
andere keus dan zich door Rockefeller te laten overnemen.<br />
Op die manier verkreeg hij een monopolie:<br />
zijn Standard Oil had in 1879 bijna 90 procent van<br />
de Amerikaanse markt in handen.<br />
Dat het bij alle voorspoed voor sommige ondernemers<br />
en investeerders, voor vele anderen allesbehalve<br />
een gouden eeuw was, bleef niet onopgemerkt. Schrijvers<br />
en journalisten haalden de hebzuchtige, egoïstische ondernemers<br />
steeds vaker over de hekel als misdadigers die<br />
zich verrijkten ten koste van anderen. De naam voor dit<br />
tijdperk ontleenden historici aan het boek The Gilded Age.<br />
A Tale of Today (1873) van Mark Twain en co-auteur Charles<br />
Dudley Warner. Gilded betekent verguld: de rijkdom van<br />
de Robber Barons verhulde als een laagje bladgoud de<br />
corruptie waarmee hun fortuin vergaard was. Hun aanval<br />
inspireerde weer andere romanschrijvers. Amerikaanse<br />
kranten gebruikten daarnaast steeds vaker de kwalificatie<br />
Robber Barons voor de grote ondernemers,<br />
fabrikanten en bankiers. De benaming gaat terug<br />
op de middeleeuwse Duitse Raubritter (roofridders),<br />
die reizigers hoge en zelfs illegale tol lieten<br />
betalen op de Rijn en de wegen die hun land<br />
doorkruisten.<br />
De Commodore slaat toe<br />
Cornelius Vanderbilt had in 1859 de twijfelachtige eer om als eerste<br />
zo te worden bestempeld, in een artikel in de New York Times.<br />
‘Roofridder Vanderbilt’ begon als zestienjarige in 1810 met een<br />
pontje tussen Staten Island en Manhattan. Twintig jaar later was<br />
hij al aardig op weg zijn eigen scheepvaartimperium te bouwen,<br />
wat hem de officieuze titel ‘Commodore’ opleverde, de hoogste<br />
rang binnen de Amerikaanse marine. Die ‘titel’ beklijfde. Net als<br />
Rockefeller drukte Vanderbilt zijn concurrenten uit de markt, maar<br />
dan door veel lagere prijzen te hanteren voor het vervoer van<br />
goederen en personen dan zijn concurrenten. Veel van zijn rivalen<br />
moesten als gevolg daarvan de handdoek in de ring gooien.<br />
Halverwege de 19de eeuw richtte de Commodore zijn pijlen op<br />
de spoorwegen. Vanderbilt nam bestaande lijnen over en deinsde<br />
ook nu niet terug voor spierballenvertoon. Zo liet hij in 1867 zijn<br />
oog vallen op de New York Central Railroad. Dit was een cruciale<br />
verkeersader tussen de plaats Buffalo, de poort naar het Middenwesten,<br />
en Albany, de hoofdstad van de staat New York aan<br />
de rivier de Hudson. De ‘Central’ had bovendien aansluiting op<br />
Vanderbilts eigen Hudson River Railroad tussen Albany en New<br />
York City die parallel aan de rivier liep.<br />
Vanderbilt greep zijn kans toen de Hudson bevroor in de winter<br />
van 1867, en het vervoer van goederen en personen erover<br />
onmogelijk werd. Nu was Vanderbilts spoorlijn de enige optie om<br />
snel tussen Albany en New York te reizen, ook voor de klanten van<br />
de Central op weg naar of komend vanuit Buffalo. Maar Vanderbilt<br />
hield zijn treindeuren gesloten voor vracht en passagiers van<br />
de Central. Die oost-westverbinding werd nu waardeloos, en de<br />
Central kon niet anders dan zich laten overnemen. Zulke vijande-<br />
Sigarenreclame uit ca. 1920, waaruit waardering voor Carnegies rol<br />
als financier van het Vredespaleis in Den Haag blijkt. De reputatie<br />
van de Robber Barons verbeterde in de 20ste eeuw. Dat kwam onder<br />
meer omdat ze aan het eind van hun leven veel van hun geld aan<br />
goede doelen gaven. Carnegie bijvoorbeeld stichtte ook musea,<br />
bibliotheken en onderzoek instituten. Rockefeller gaf geld aan<br />
universiteiten, medische centra en natuurparken. Daarnaast werd<br />
duidelijk dat niet alle grote ondernemers misbruik van hun werknemers<br />
maakten en ze soms zelfs beter betaalden dan voor die tijd<br />
gebruikelijk was. Ook werden de Robber Barons steeds meer gezien<br />
als ‘captains of industry’, kundige zakenlieden die het fundament<br />
hadden gelegd voor de moderne Amerikaanse economie.<br />
lijke overnames maakten Vanderbilt uiteindelijk schatrijk. Bij zijn<br />
overlijden in 1877 liet hij een vermogen van 100 miljoen dollar na,<br />
ongeveer 2,7 miljard euro in onze tijd.<br />
De explosieve groei van het Amerikaanse spoorwegnetwerk bood<br />
nog veel meer ondernemers grote kansen; vaak ging dat gepaard<br />
met corruptie. Het beruchtste voorbeeld is de Union Pacific Railroad,<br />
die onder een andere naam een eigen bouwbedrijf optuigde<br />
om een deel van het traject van de First Transcontinental Railroad<br />
tussen Utah en Iowa aan te leggen. Het was voor de buitenwereld<br />
niet duidelijk dat de eigenaren van het spoorbedrijf ook de baas<br />
waren van het bouwbedrijf. Dat besteedde de werkzaamheden<br />
weer uit en diende vervolgens rekeningen in bij Union Pacific<br />
Railroad voor bijna het dubbele van de werkelijke kosten. Het<br />
spoorbedrijf betaalde dat met leningen van de overheid en geld<br />
van investeerders. Het verschil verdween in de zakken van de<br />
68<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
eigenaren. Om onderzoek naar het bedrijf te voorkomen, politieke<br />
beslissingen te beïnvloeden en de financiële voordelen te krijgen<br />
die Washington toekende aan bouwers van spoorwegen, kochten<br />
de eigenaren invloedrijke Congresleden om.<br />
Vakbond vs. Carnegie<br />
De Robber Barons behaalden ook grote winsten door vakbondsactiviteit<br />
in hun fabrieken te voorkomen zodat ze werknemers<br />
konden uitbuiten en afdanken als ze niet meer nodig waren.<br />
Andrew Carnegie bijvoorbeeld volgde deze strategie. Hij was op<br />
zijn twaalfde met zijn ouders uit Schotland naar de VS gekomen,<br />
was begonnen als arbeider in een katoenspinnerij en had zich<br />
opgewerkt tot hoofdinspecteur van een spoorwegmaatschappij.<br />
Hij investeerde in spoorwegen en vooral in toeleveranciers zoals<br />
producenten van locomotieven en bruggen. Gezien de grote<br />
vraag naar staal in deze branche ging hij zich daarop toeleggen,<br />
en met succes: eind 19de eeuw domineerde de Carnegie Steel<br />
Company de staalindustrie.<br />
Mede door technische innovaties nam de productiviteit in zijn<br />
fabrieken toe met 800 procent, maar dat gebeurde ook doordat<br />
bijna alle vakbondsactiviteit er de nek om was gedraaid:<br />
vakbondsleden werden ontslagen en vervangen door andere<br />
arbeiders. In 1892 dreigde hetzelfde te gebeuren in Carnegies<br />
fabrieken in Homestead (Pennsylvania), die hij enige jaren tevoren<br />
had overgenomen. Hier werkten leden van de Amalgamated<br />
Association of Iron and Steel Workers. De vakbond en zijn leden<br />
pikten het niet dat Carnegie uit kostenoverwegingen de lonen<br />
wilde verlagen en riepen een staking uit die door zowel leden als<br />
niet-leden werd gesteund. Carnegie gaf daarop de manager van<br />
de fabriek de vrije hand in het oplossen van de crisis. Die zette<br />
grof geschut in: hij ontzegde ook hier de stakers toegang tot de<br />
fabriek, huurde (bewapende) particuliere beveiligers in, nam<br />
stakingsbrekers aan en verlaagde meteen ook de lonen met 25<br />
procent. Duizenden stakers en hun familie bestormden en bezetten<br />
daarop de fabriek, waarbij zeven arbeiders omkwamen en ook<br />
enkele beveiligers. Op verzoek van de manager greep uiteindelijk<br />
de staatsmilitie van Pennsylvania in. Vakbondsleiders belandden<br />
in de gevangenis en de vastberadenheid van de stakers maakte<br />
plaats voor zorgen om het bestaan: velen wilden toen het erop<br />
aankwam toch graag hun baan terug en stemden in met werkdagen<br />
van 12 uur én het lagere loon.<br />
Bijna 10 procent voor de People’s Party<br />
De staking in Homestead werd neergeslagen maar was toch een<br />
teken aan de wand. Werknemers gingen zich – net zoals in andere<br />
westerse landen – steeds beter organiseren en eisten vaker betere<br />
betaling en arbeidsomstandigheden. De Amerikaanse Federatie<br />
van Arbeid (AFL), een in 1886 gestichte overkoepelende organisatie,<br />
speelde een centrale rol bij de oprichting van vakbonden,<br />
hun financiering en de organisatie van stakingen en boycots. Ook<br />
boeren lieten steeds vaker van zich horen. Door de trek naar het<br />
Westen was er steeds meer landbouwgrond beschikbaar gekomen<br />
en nam het aantal boeren toe. Dit had overproductie en<br />
dalende prijzen voor landbouwproducten tot gevolg. De boeren<br />
werden ook nog eens uitgeknepen door onbetrouwbare tussenhandelaren<br />
en spoorwegbedrijven, waarvan ze afhankelijk waren<br />
voor het vervoer van hun gewassen. Banken weigerden krediet te<br />
verstrekken voor broodnodige investeringen. Het plattelandsleven<br />
was hardvochtig en vol armoede en ontberingen.<br />
Ook de boeren trokken daarom steeds meer gezamenlijk op. In de<br />
Granger Movement bijvoorbeeld, die inzette op begrenzing van<br />
spoortarieven, en in de Greenback Labor Party die ijverde voor<br />
uitbreiding van de geldhoeveelheid – dan zouden de opbrengsten<br />
van boeren toenemen omdat dan de inflatie stijgt. In 1892<br />
ging deze partij op in de People’s Party, die zelfs meedeed met de<br />
presidentsverkiezingen en bijna 10 procent van de popular vote<br />
behaalde: veel mensen vonden ook dat de rijke industriëlen te<br />
veel macht hadden en dat dit ten koste ging van de kleine bedrijven,<br />
boeren en arbeiders.<br />
President Roosevelt<br />
De protesten en pogingen om politiek een vuist te maken, hadden<br />
echter niet het gewenste effect en echte verandering liet<br />
nog op zich wachten – totdat grote economische tegenspoed de<br />
zaken op scherp stelde. Financiële crises en perioden van groei<br />
hadden elkaar gedurende de Gilded Age voortdurend afgewisseld,<br />
maar in 1893 brak een jarenlange depressie uit. Een faillissement<br />
van een spoorwegmaatschappij veroorzaakte een dominoreactie,<br />
waardoor veel andere bedrijven, banken en beurzen ook<br />
ten onder gingen. Miljoenen raakten hun inkomen kwijt, velen<br />
ook hun onderdak.<br />
Veel Amerikanen hadden genoeg van de corruptie, monopolies<br />
en sociale misstanden. Journalisten, schrijvers en fotografen<br />
speelden hierbij een belangrijke rol omdat zij de corruptie en<br />
maatschappelijke wantoestanden in zorgvuldige rapportages aan<br />
het licht brachten. Theodore Roosevelt omarmde toen hij tussen<br />
1901 en 1909 president was uiteindelijk de progressieve beweging<br />
die met dit groeiend georganiseerd verzet was ontstaan. Hij<br />
nam het initiatief tot wetten die de vrijheid van Robber Barons<br />
aan banden legden en een einde maakten aan de hardvochtige<br />
laissez faire-economie.<br />
De enorme macht van het grote kapitaal bracht ook<br />
de Amerikaanse boeren in het nauw. Ze werden<br />
afhankelijk van grote banken, onbetrouwbare<br />
spoorwegbedrijven en tussenhandelaren. Eduard<br />
van de Bilt vertelde eerder in <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> hoe deze<br />
19de-eeuwse boeren zich verenigden in de Granger Movement<br />
om hun eigen positie te verbeteren en de macht van de monopolisten<br />
te breken. Verder lezen? Scan de QR-code of ga naar https://<br />
geschiedenismagazine.nl/boerenverzet-in-19de-eeuws-amerika<br />
Ruud Stevens is historicus, gespecialiseerd in economische geschiedenis.<br />
VERDER LEZEN<br />
f T.J. Jackson Lears, Rebirth of a nation. The making of modern<br />
America, 1877-1920, Harper Perennial, 2009<br />
f Richard White, The republic for which it stands. The United States<br />
during Reconstruction and the Gilded Age, 1865–1896, Oxford University<br />
Press, 2017<br />
<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 69
MET<br />
RECEPT<br />
WAT DE POT SCHAFTE<br />
Eten volgens de seizoenen: vroeger kónden de<br />
mensen niet anders. Culinair historicus Charlotte<br />
Kleyn laat zien hoe ze daarmee omgingen.<br />
Aardappelverhalen<br />
Het is de tijd van de nieuwe aardappels. Wat zouden<br />
we zonder die glorieuze alleskunners doen? Zachtjes<br />
geprakt in jus of saus, goudbruin uit het frituurvet,<br />
gepoft uit het kampvuur: de aardappel doet het allemaal<br />
met verve. En dan te bedenken dat de Europeanen<br />
er heel lang niet aan durfden. Hoewel, is dat echt zo?<br />
De aardappel komt uit de Andes in Zuid-Amerika en wordt daar<br />
al duizenden jaren gegeten en verbouwd. Tot eind 15de eeuw<br />
kenden Europeanen de knol dus niet. Vervolgens duurde het nog<br />
een kleine twee eeuwen voordat die in Europese kookboeken verscheen.<br />
Er gaan veel verhalen rond over de moeizame introductie<br />
van de aardappel in onze streken. Men zou bang zijn geweest<br />
voor de giftige eigenschappen van de pieper, die zelfs lepra zou<br />
veroorzaken. Machtige mannen moesten zwaar geschut inzetten<br />
om het volk ervan te overtuigen dat het nieuwe gewas voedzaam<br />
en gezond was. Zo zou de Pruisische koning Frederik de Grote<br />
(1712-1786) een veldje met aardappelplanten overdag hebben laten<br />
bewaken door soldaten, zodat de bevolking dacht dat het zeer<br />
waardevolle planten waren en ze ging stelen zodra de bewakers<br />
naar huis vertrokken. Je hoort precies hetzelfde verhaal met de<br />
Franse apotheker en aardappelpromotor Antoine-Augustus Parmentier<br />
(1737-1813) in de hoofdrol. Én een soortgelijke vertelling<br />
over de Griekse politicus Ioannes Kapodistrias (1776-1831).<br />
Museum Plantin-Moretus, Antwerpen.<br />
De eerste aardappelrecepten<br />
Vanaf eind 18de eeuw verschijnen recepten voor aardappels<br />
in Nederlandse kookboeken, een aanwijzing dat<br />
de elite ze ook begint te omarmen. In het Volkoomen<br />
Neerlandsch kookkundig woordenboek voorgesteld in de<br />
friesche keukenmeid en verstandige huishoudster (1772) van<br />
Catharina Zierikhoven staat bijvoorbeeld een recept voor<br />
gestoofde aardappelen met uien, room, boter, nootmuskaat,<br />
peper en zout. In Nieuwe vaderlandsche kookkunst<br />
(1794) is er al meer variatie. De lezer leert de knollen te<br />
stoven, bakken, koken en een aardappelsalade te maken<br />
met uien en boter of azijn en ‘boomolie’ (olijfolie). De aardappel<br />
gaat zelfs in een pudding, met citroen, kaneel en<br />
suiker, geserveerd met roomsaus. In de 19de eeuw wordt<br />
de aardappel als de belangrijkste leverancier van calorieën<br />
voor de Nederlanders onmisbaar.<br />
Aardappelplant, illustratie uit ca. 1588.<br />
Het verhaal lijkt voor het eerst opgetekend in een biografie over<br />
Parmentier, geschreven door zijn protegé Julien-Joseph Virey.<br />
Wellicht is het waar, en is het vervolgens een eigen leven gaan leiden.<br />
Hoe dan ook, in Feeding the People. The politics of the potato<br />
(2020) laat historica Rebecca Earle zien dat boeren die inmenging<br />
van goedbedoelende koningen en apothekers helemaal niet<br />
nodig hadden. In Noordwest-Europa zaten zij veel eerder aan de<br />
aardappels dan de hogere klassen. Niet gek: de aardappel is makkelijk<br />
te verbouwen – je hebt geen paard en ploeg nodig –, groeit<br />
70<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
op arme gronden, verdraagt slecht weer en levert per hectare drie<br />
keer zoveel calorieën op als graan. In Zeeuws-Vlaanderen aten<br />
boeren en soldaten tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) al<br />
aardappels, die verbouwd werden in tuintjes en op akkers. In 1736<br />
bepaalde het provinciale bestuur van Zeeland dat over aardappels<br />
belasting moest worden betaald: tegen die tijd aten de Zeeuwen<br />
er dus al veel van. Vanuit het zuiden verspreidde de aardappel zich<br />
naar de noordelijke provincies. Ook in andere delen van Europa<br />
kreeg de pieper rond die tijd voet aan de grond, al was er in<br />
tarwe-producerende gebieden minder behoefte aan dan in onze<br />
streken.<br />
Hoe zit het dan met die verhalen? Volgens Earle geven ze aan<br />
dat de elite zich in de loop van de 18de eeuw steeds meer ging<br />
interesseren voor het dieet van de lagere klassen. De bevolking<br />
groeide flink en er waren veel oorlogen en voedseltekorten.<br />
Voedselopstanden lagen dus voortdurend op de loer. De aardappel<br />
was veel makkelijker te verbouwen dan tarwe, en vormde<br />
zo een goede aanvulling of alternatief. Aardappelpromotors als<br />
Parmentier, die vele essays schreef over de aardappel, moesten<br />
vooral leden van hun eigen klasse overtuigen. Want de boeren?<br />
Dat waren allang aardappeleters.<br />
Charlotte Kleyn is culinair historica en journalist. Ze publiceerde onder<br />
andere het boek Trek, eten onderweg, toen en nu. Daarnaast is ze conservator<br />
<strong>Geschiedenis</strong> van de Voeding bij het Allard Pierson.<br />
Antoine Parmentier, bezig met een<br />
aardappel (detail 19de-eeuwse<br />
prent, Wikimedia Commons).<br />
De Fransen eren aardappelpromotor Antoine-Augustin Parmentier nog altijd<br />
met straatnamen, standbeelden én twee populaire gerechten. Potage parmentier<br />
is een aardappel-preisoep en doodeenvoudig te maken door gelijke delen<br />
aardappel en het wit en groen-wit van prei samen te koken in gezouten<br />
water en alles vervolgens te pureren met een flinke klont boter of scheut<br />
room erdoor. Hachis parmentier is een gehaktschotel met aardappelpuree.<br />
Wij maken hem vleesloos met linzen.<br />
Hachis Parmentier met linzen<br />
Ingrediënten voor 4 personen:<br />
• 3 eetlepels olijfolie<br />
• 3 sjalotten, gesnipperd<br />
• 2 knoflooktenen, fijngesneden<br />
• 2 winterpenen, in kleine blokjes<br />
• 600 gram gekookte linzen (zelf koken? Neem 300 gram droge linzen)<br />
• 1 blik gepelde tomaten à 400 ml<br />
• 100 milliliter witte wijn<br />
• zwarte peper<br />
• 1 kilo kruimige aardappels, geschild<br />
• 50 gram boter + extra<br />
• 200 milliliter hete melk<br />
• Nootmuskaat<br />
• 50 gram oude Goudse kaas of comté, geraspt<br />
• 50 gram paneermeel of panko<br />
Verwarm de olijfolie en bak de sjalotten, knoflook en winterpeen onder een deksel<br />
zacht. Voeg de linzen, tomaten en wijn toe en laat afgedekt 30 minuten zachtjes<br />
pruttelen. Breng op smaak met zout en zwarte peper.<br />
Kook ondertussen de aardappels gaar en stamp ze met de boter en melk tot<br />
smeuïge puree. Breng op smaak met zout, nootmuskaat en peper.<br />
Verwarm de oven voor op 200 graden. Vet een springvorm of ovenschaal in met<br />
boter. Verdeel de linzensaus over de bodem en verspreid de kaas erover. Dek af<br />
met de puree, bestrooi met het paneermeel en leg er wat vlokjes boter op. Zet 20<br />
minuten in de oven tot de bovenkant een mooi korstje heeft.<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 71
BOEKEN<br />
FENNEKE SYSLING<br />
Tokiotribunaal<br />
Gary J. Bass, Het Tokiotribunaal. De<br />
geboorte van het modern Azië (Amsterdam,<br />
2023) Hollands Diep, 895 blz., € 49,99<br />
Op 3 mei 1946 begon in Japan het Tokiotribunaal,<br />
dat recht moest spreken over de<br />
Japanse oorlogsmisdadigers. Na ruim twee<br />
jaar werden er zeven ter dood veroordeeld,<br />
onder wie de Japanse premier Hideki Tojo.<br />
Zestien anderen kregen levenslang.<br />
Waar het proces van Neurenberg een haast<br />
heilige status kreeg, schrijft de Amerikaanse<br />
politicoloog Gary Bass, werd het<br />
Tokioproces een bron van verbittering en<br />
onenigheid. Bass beschrijft het tribunaal als<br />
een mondiale krachtmeting, waar rechters<br />
en advocaten uit elf verschillende en<br />
onderling zeer verdeelde landen - westerse<br />
mogendheden maar ook de Filipijnen, India<br />
en China - het eens moesten worden. Dat<br />
lukte nauwelijks. De rechters bleven kibbelen,<br />
en ook de verdediging betwijfelde<br />
steeds de legitimiteit van het tribunaal.<br />
Een van de zwaktes van het proces was het<br />
racisme. De Amerikanen hadden in de oorlog<br />
de Japanners genadeloos neergezet als<br />
inferieur en konden daar moeilijk van loskomen;<br />
Japanners zagen hun beschaving<br />
juist als superieur aan het westen en aan de<br />
zuidelijke Aziatische rassen. Ze geloofden<br />
niet dat de geminachte westerlingen een<br />
eerlijk proces konden organiseren.<br />
Een andere zwakte was alles wat buiten<br />
de rechtbank werd gelaten. Dat waren<br />
bijvoorbeeld de medische misdaden van<br />
de Japanse Unit 731, waar kennis over biologische<br />
oorlogsvoering uit voortkwam die<br />
de VS en de Sovjet-Unie maar al te graag<br />
voor zichzelf wilden houden. Maar vooral<br />
moest keizer Hirohito op de troon blijven<br />
om Japan stabiel te houden. De rechters en<br />
aanklagers moesten zich soms in bochten<br />
wringen om hem buiten schot te houden.<br />
In het vonnis leek het alsof ‘de militaire<br />
extremisten een vredelievende keizer zo<br />
gek hadden gekregen hun daden goed<br />
te keuren’. Ook andere geledingen van de<br />
samenleving zoals niet-militaire elites en<br />
grote bedrijven, bleven toen en later buiten<br />
schot.<br />
Een derde probleem was kolonialisme.<br />
De meeste rechters kwamen uit koloniale<br />
grootmachten - Groot-Brittannië, Frankrijk,<br />
Nederland - die het met elkaar eens waren<br />
dat hún kolonialisme rechtmatig was maar<br />
dat van Japan niet. Die houding leidde tot<br />
botsingen, bijvoorbeeld met de rechter uit<br />
het in 1947 onafhankelijk geworden India,<br />
Radhabinod Pal, die zich moedig tegen<br />
het westerse kolonialisme uitsprak. Ook de<br />
Nederlandse rechter, Bert Röling, krijgt een<br />
pluim van Bass omdat hij de legitimiteit van<br />
het tribunaal aan de orde durfde te stellen.<br />
Het Tokiotribunaal is goed geschreven en<br />
goed beargumenteerd, maar het is ook dik.<br />
Dat komt, aldus Bass, onder andere door de<br />
uitvoerige documentatie van het proces:<br />
alleen al het rechtbankverslag was 49.858<br />
bladzijden. Maar het komt ook doordat de<br />
auteur inzet op een mondiale aanpak terwijl<br />
hij tegelijk de details van de rechtbank<br />
geeft: een zenuwachtige getuige, de geur<br />
van hout en boenwas. En door een omslachtige<br />
opzet in drie delen (aanloop, verloop<br />
en vonnissen) waardoor hij drie keer<br />
de oorlogsmisdaden moet behandelen<br />
waar het proces over ging. Nota bene: voor<br />
voetnoten was geen plek meer, die moet je<br />
lezen op de website van de uitgever.<br />
Misleiding<br />
Remco Raben en Peter Romijn,<br />
m.m.v. Maarten van der Bent en Anne<br />
van Mourik, Talen van geweld. Stilte,<br />
informatie en misleiding in de Indonesische<br />
onafhankelijkheidsoorlog, 1945-<br />
1949 (Amsterdam 2023), Amsterdam<br />
University Press, 590 blz., € 39,99<br />
Het onderzoeksproject naar de<br />
Indonesische dekolonisatie blijft<br />
maar boeken opleveren. In Talen<br />
van geweld gaan de auteurs in op de<br />
manieren waarop het ‘norm-overschrijdende’<br />
geweld in de onafhankelijkheidsoorlog<br />
- inmiddels door dit<br />
project volop aangetoond - werd verzwegen,<br />
met eufemismen omfloerst<br />
en gesouffleerd naar de media. Raben<br />
schreef enigszins zelf-ondermijnend<br />
in de NRC dat het project, dat zich<br />
vooral baseerde op die verhullende<br />
Nederlandse bronnen, een tamelijk<br />
zinloze historische exercitie is gebleven,<br />
maar voor wie geïnteresseerd is<br />
in de mechanismen die geweld onzichtbaar<br />
kunnen maken, is dit boek<br />
toch wel degelijk interessant.<br />
72<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Wereldgeschiedenis<br />
Lumumba’s kies<br />
Stuart A.<br />
Reid, Het Congo<br />
complot. De CIA,<br />
de koude oorlog<br />
en de moord op<br />
premier Lumumba<br />
(Amsterdam<br />
2023), Nieuw<br />
Amsterdam, 623<br />
blz., € 35,99<br />
Stuart Reid begint<br />
zijn verhaal<br />
met een kies. Lumumba, de eerste premier<br />
van Congo nadat het onafhankelijk van<br />
België was geworden, werd vermoord in<br />
1961. Een politieman werkte zijn lijk weg,<br />
maar hield het gebit. Zijn dochter erfde een<br />
kies, maar moest die recent afstaan aan de<br />
politie.<br />
Reid, redactiechef van Foreign Affairs met<br />
een soepele pen, schrijft gelukkig niet<br />
alleen over Lumumba’s dood, maar zet<br />
hem levendig neer als postbode, bierverkoper<br />
en soms wispelturige premier. Reids<br />
verhaal is wel erg gericht op de VS en de<br />
CIA, die Lumumba dood wilden hebben, en<br />
leunt minder op Belgische bronnen.<br />
Reid stelt kritisch vast dat de VS nauwelijks<br />
een reden hadden om de moord op<br />
Lumumba te beramen. Hij was niet echt<br />
anti-Amerikaans en de VS hadden weinig<br />
in Congo te zoeken: het was geen strategische<br />
bedreiging, ze hadden er geen<br />
handelsbelangen en de meeste mineralen<br />
die je er vond, hadden de VS zelf ook. De<br />
verklaring ligt volgens Reid in een overschatting<br />
van het Sovjetgevaar, en ‘de<br />
arrogantie van de macht’. Zo werd Congo<br />
een blauwdruk voor latere Amerikaanse<br />
inmenging in andere landen.<br />
De plannen van de CIA-huurmoordenaars<br />
(zoals gif in tandpasta ) mislukten echter.<br />
Lumumba werd uiteindelijk vermoord<br />
door Congolese rivalen, met de hulp van<br />
de Belgen. De kies waarmee het verhaal<br />
begon, bleek geen rol meer te kunnen<br />
spelen in het strafrechtelijk onderzoek dat<br />
Lumumba’s dochter aangespannen had en<br />
werd teruggegeven aan zijn kinderen. Het<br />
lichaamsdeel ligt nu in zijn door Chinezen<br />
ontworpen mausoleum in Kinshasa.<br />
Olie-familie<br />
Jeroen Koch, De Kesslers. Een<br />
familiegeschiedenis in olie en staal<br />
(Amsterdam 2023), Boom, 496 blz.,<br />
€ 32,50<br />
Historicus Jeroen Koch schreef<br />
op verzoek van de Kesslers hun<br />
familiegeschiedenis, een geschiedenis<br />
van economisch succes in olie<br />
en staal, en van maatschappelijk<br />
succes dat volgde. Ondernemer<br />
August Kessler boorde aan het eind<br />
van de 19de eeuw met behulp van<br />
het kapitaal van zijn vrouw naar olie<br />
in Nederlands-Indië en stond aan<br />
de wieg van Shell, zijn zoon werkte<br />
bij Hoogovens. Met het nieuwe<br />
vermogen arriveerde de familie in<br />
de hogere burgerij, en Koch geeft<br />
een mooi inkijkje in die wereld van<br />
ambitie, connecties, weldoenerij en<br />
luxeproducten. De Kesslers produceerden<br />
de olie en staal voor auto’s,<br />
en reden er vervolgens ook graag in,<br />
uiteraard met chauffeur.<br />
Zuid-Azië<br />
Joya Chatterji, Schaduw rond het middaguur.<br />
De geschiedenis van Zuid-Azië in de<br />
twintigste eeuw (Amsterdam 2023), Spectrum,<br />
895 blz., € 59,99<br />
Grote politieke idealen, maar ook wat in<br />
huiskamers bediscussieerd werd; agrarische<br />
politiek, maar<br />
ook over wat<br />
bij gezinnen<br />
van verschillende<br />
kastes<br />
op het menu<br />
stond: dit is<br />
zowel een<br />
politieke als<br />
een culturele<br />
geschiedenis<br />
van Zuid-Azië<br />
die het grote<br />
verhaal in de<br />
kleine gebeurtenissen wil laten zien. Een<br />
ambitieus en veelomvattend maar goed<br />
leesbaar boek.<br />
Zuid-Azië in de 20ste eeuw, dat betekent<br />
een halve eeuw Brits India en een halve<br />
eeuw India, Pakistan en Bangladesh. Drie<br />
landen die hun eigen natie en identiteit<br />
hebben bevochten maar die, en dat is Chatterji’s<br />
belangrijkste these, vanwege hun<br />
vergelijkbare ontwikkeling tegelijkertijd<br />
een eenheid zijn gebleven. In alle drie de<br />
landen leerden inwoners via ‘onderwijs,<br />
pressie en intimidatie’ wat voor burgers ze<br />
moesten zijn en wie de vijand was, veelal<br />
met geweld tot gevolg.<br />
Chatterji maakt grote thema’s zoals ‘de<br />
staat’ tastbaar door te schrijven over de<br />
personen die de staat belichaamden, zoals<br />
de Britse districtsofficier. Schijnbaar moeiteloos<br />
gaat ze vervolgens van de staat naar<br />
de Indiase keuken, met een verhaal over<br />
yoghurtrijst, ghee, Biryani en ongelijkheid.<br />
De brahmanen, een hogere kaste, wilden<br />
liever niets weten van de ongezonde<br />
veestapels en straatarme koeherders die de<br />
yoghurt voor hun yoghurtrijst produceerden.<br />
Tegenover hun rijke keuken stonden<br />
de eetgewoonten van de ‘onaanraakbare’<br />
dalits: voor hen geen yoghurt of ghee, geen<br />
curries of groenten maar honger, elke dag.<br />
Het maakt dit een heel menselijke geschiedenis<br />
van de regio, die elke lezer nieuwe<br />
dingen zal bijbrengen.<br />
Fenneke Sysling is universitair docent aan<br />
het Instituut voor <strong>Geschiedenis</strong>, Universiteit<br />
Leiden.<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 73
DJOEKE VAN NETTEN<br />
Gewone Amsterdammers<br />
Bob Pierik, Zo veel leven voor de deur. Een<br />
geschiedenis van alledaags Amsterdam in de<br />
zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam<br />
2023) Meulenhoff, 253 blz., € 26,99<br />
Een boek dat de straat op gaat. We ontmoeten<br />
‘de gewone Amsterdammer’, belooft<br />
historicus Bob Pierik in zijn inleiding. Bij<br />
nader inzien blijkt die gewone Amsterdammer<br />
trouwens helemaal niet altijd gewoon:<br />
we zijn getuige van allerlei fascinerende<br />
ontmoetingen in de 17de- en 18de-eeuwse<br />
straten, steegjes, havens, deuropeningen en<br />
stadsmuren. Op basis van het archief van de<br />
secretaris van de hoofdofficier schetst Pierik<br />
een anekdotisch en zeer leesbaar beeld van<br />
ruzies en conflicten in de vroegmoderne<br />
stad. Aan het eind noemt Pierik zorg, geluk<br />
en vriendschap: vast ook in Amsterdam te<br />
vinden, maar niet in de door hem bestudeerde<br />
bronnen. Die komen namelijk uit een<br />
soort politiearchief, wat maakt dat het beeld<br />
dat van vroegmodern Amsterdam blijft<br />
hangen nogal negatief is. Er werd geklaagd,<br />
geroddeld, geschreeuwd, gescholden,<br />
geslagen, gevochten en verkracht. Desondanks<br />
(of juist daardoor?) is dit boek zeer<br />
de moeite waard. Er zijn waarschijnlijk geen<br />
bronnen waarin we zo dicht op het dagelijks<br />
leven van de Amsterdammers komen; hun<br />
boodschappen, werk, huishoudens, vervoersmiddelen<br />
en<br />
seksleven (oftewel<br />
hun ‘vleselijke<br />
conversatie’, zoals<br />
het in de bronnen<br />
heet). Op<br />
andere gebieden<br />
is het boek juist<br />
helemaal niet<br />
eenzijdig, onder<br />
meer door het<br />
presenteren van<br />
vele verhalen over<br />
mannen én vrouwen. Die laatste waren in<br />
Amsterdam ook in de meerderheid, en dat<br />
komt hier – in tegenstelling tot veel andere<br />
geschiedschrijving over deze periode –<br />
mooi naar voren. Pierik toont hoe de realiteit<br />
een levendig contrast vormde met bijvoorbeeld<br />
de huwelijksadviezen van Cats en de<br />
huiselijke schilderijen van Vermeer.<br />
Door middel van overzichtelijke kaartjes en<br />
verwijzingen naar het huidige Amsterdam<br />
zijn de verhalen voor iedereen die de stad<br />
een beetje kent goed te plaatsen. Een uitgebreid<br />
kleurenkatern in het midden biedt<br />
vele afbeeldingen waarop ik bij wijze van<br />
spreken met duim en wijsvinger zou inzoomen.<br />
Wat wél kan, is met een QR-code het<br />
onderliggende proefschrift (in academisch<br />
Engels) raadplegen en – nóg leuker – een<br />
stadswandeling maken. Pierik beschrijft een<br />
mooie route van zo’n anderhalf uur, met een<br />
groot aantal verwijzingen naar de personen<br />
uit het boek.<br />
Tromps vlaggenschip<br />
Graddy Boven, Aemilia. Vlaggenschip van Maarten Tromp<br />
(Zutphen 2023) WalburgPers Lanasta, 88 blz., €22,99<br />
Origineel en goed uitgewerkt idee: niet<br />
een zeeslag of een zee-‘held’ centraal stellen,<br />
maar een schip. Maritiem historicus<br />
Graddy Boven volgt de Aemilia vanaf de<br />
bouw in 1632 in Rotterdam tot haar sloop<br />
twee decennia later in Napels. Hoewel<br />
er veel omheen wordt verteld, over bijvoorbeeld het leven<br />
aan boord en de admiraliteit in de 17de eeuw, blijft de Aemilia<br />
constant centraal staan en dat is fijn voor de lezer. Een belangrijk<br />
deel van het boek beslaat de zeeslag bij Duins in 1639, maar ook<br />
daarvoor en daarna overleefde dit schip verschillende zeeën,<br />
bemanningsleden en tegenstanders. Het boek heeft een fijn<br />
vierkant formaat en is zeer rijk geïllustreerd, maar oogt door<br />
de vele kleine afbeeldingen en grote variatie aan lettertypes,<br />
-groottes en kleurgebruik soms wat rommelig.<br />
Verboden liefde<br />
Bert Koene, Hoop van u te dromen. De<br />
verboden liefde van jonkvrouw Maria van<br />
Wassenaer (Zutphen 2023) Walburg Pers,<br />
126 blz., €20,-<br />
Als het verhaal van Maria van Wassenaer<br />
(1618-ca. 1655) een film was geweest, was<br />
het te ongelooflijk voor woorden geweest.<br />
De bronnen tonen echter hoe het er in<br />
de 17de eeuw daadwerkelijk aan toe kon<br />
gaan. Maria wilde – onder haar stand –<br />
trouwen met ene Wolf Saltzer en haar familie<br />
deed alles om dat te voorkomen. Maria<br />
werd zonder proces meermaals gevangengezet,<br />
in verschillende huizen, kastelen en<br />
zelfs op een schip. Toch wist zij met Wolf<br />
contact te houden (we lezen over brieven<br />
geschreven met haar eigen bloed) en<br />
meerdere keren te ontsnappen. Het leidde<br />
tot rechtszaken in zowel Holland als Gelre.<br />
Op basis daarvan en het familiearchief<br />
heeft Bert Koene op zeer lezenswaardige<br />
wijze het verhaal van Maria’s verboden<br />
liefde geconstrueerd. Voor wie wil weten<br />
hoe het afloopt: lees Hoop van u te dromen.<br />
Of kijk uiteindelijk de film, de basis voor<br />
een script ligt klaar.<br />
74<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
VROEGMODERNE GESCHIEDENIS<br />
Geniale koopman<br />
Alice Boots en Rob Woortman, Een<br />
geniale koopman. Dirk van Os en de invloed<br />
van Zuid-Nederlanders op de Amsterdamse<br />
geldmarkt (Zutphen 2023) Walburg Pers,<br />
351 blz., €29,99<br />
Er zijn van die mensen van wie het je<br />
verbaast dat er nog geen biografie van<br />
was – op het moment dat je die biografie<br />
in handen hebt. Dirk van Os (1556-1615) is<br />
zo iemand. Schrijversechtpaar Alice Boots<br />
en Rob Woortman (die overleed vlak na het<br />
uitkomen van dit boek), leverde eerder een<br />
biografie van Anton de Kom af en belicht<br />
hier weer een fascinerende man die allerlei<br />
epochemachende ontwikkelingen meemaakte,<br />
of, sterker nog, daarvan zelf aan de<br />
wieg stond. Net als veel andere kooplieden<br />
trok Van Os van Antwerpen naar Amsterdam.<br />
Daar was hij betrokken bij de Compagnie<br />
van Verre, die de eerste Hollandse<br />
reizen naar Oost-Indië eropuit stuurde, en<br />
vervolgens bij de VOC. Later was het Van Os<br />
die zorgdroeg voor de inpoldering van de<br />
Beemster. Niet alleen werd hij zelf schatrijk<br />
van deze business, mede dankzij hem is het<br />
aandelensysteem, papier dat geld waard is,<br />
ontstaan, en zo is hij te beschouwen als een<br />
van de vaders van het kapitalisme. Voor de<br />
uitwassen daarvan: uitbuiting en slavernij,<br />
hebben de auteurs af en toe oog, maar het<br />
boek heeft toch een hoog ‘zo deed men dat<br />
Polderkaarten<br />
toen nou eenmaal’-gehalte. Wat dat betreft<br />
heeft deze biografie een volledig ander<br />
perspectief dan die van De Kom. Hoewel<br />
het niet een volledig nieuw inzicht is,<br />
benadrukt Een geniale koopman ten eerste<br />
terecht dat de Zuid-Nederlanders niet alleen<br />
in aantallen en met geld de Hollandse<br />
economie versterkten, maar vooral ook<br />
met hun expertise. Ten tweede wordt hier<br />
eens te meer duidelijk dat de Amsterdamse<br />
elite in de 17de eeuw echt niet zo tolerant<br />
was, ook niet voor protestantse Antwerpse<br />
import met kennis en kapitaal.<br />
Een geniale koopman beschrijft niet alleen<br />
Van Os’ levensloop, maar schetst ook<br />
uitgebreid zijn omgeving. Dit heeft zowel<br />
het voordeel dat er een rijk beeld ontstaat<br />
van met name Antwerpen, Amsterdam en<br />
de Beemster in deze periode, als het nadeel<br />
dat Van Os soms wel erg ver naar de achtergrond<br />
verdwijnt.<br />
Wim Renkema, Marc Hameleers en Peter van der Krogt, Polderkaarten. De<br />
gedrukte kaarten van waterschappen en polders tot 1870 (Leiden/Boston 2023) Brill, Hes&De<br />
Graaf, 900 blz., €201,65<br />
Niet goedkoop, maar daar krijg je veel voor terug. Een scriptie uit<br />
1984 die uitgroeide tot een prachtige uitgave in de Explokart-serie.<br />
Dit onderzoeksprogramma produceerde al verschillende kloeke<br />
bibliografieën van kaarten en atlassen. Dit deel omvat meer dan<br />
duizend gedrukte Nederlandse polderkaarten. Het grote formaat<br />
en de heldere vormgeving nodigen uit tot lezen én kijken. Leuk<br />
voor wie in zo’n polder woont, en een uitnodiging voor veel meer<br />
historisch onderzoek naar waterschappen, polders en hun visuele<br />
representatie.<br />
Opstand<br />
tegen Spanje<br />
Piet Boon, Maximiliaan de Hénin-Liétard,<br />
graaf van Boussu (1542-1578). Van koninklijk<br />
stadhouder tot naaste medewerker van Oranje<br />
(Hilversum 2023) Verloren, 408 blz., €39,-<br />
De titel van dit boek heeft veel woorden<br />
nodig voor iemand die meestal kortweg<br />
Boussu (ook wel Bossu) wordt genoemd;<br />
hij staat bekend als de admiraal in Spaanse<br />
dienst die in 1573 de Slag op de Zuiderzee<br />
verloor van de watergeuzen. Er blijkt veel<br />
meer te vertellen. Na zijn gevangenschap<br />
loopt Boussu over en komt in dienst van Willem<br />
van Oranje. Wat een verrader, dacht ik,<br />
maar dat is niet hoe Piet Boon hem neerzet.<br />
Die laat juist zien hoe Boussu een trouwe<br />
medewerker en medestander van Oranje<br />
werd. Dit boek leest soms wat moeizaam<br />
door de vele namen, plaatsen en jaartallen,<br />
maar laat voor geïnteresseerden mooi<br />
genuanceerd zien hoe het werkte voor én<br />
achter de schermen in de eerste jaren van<br />
de Nederlandse Opstand tegen Spanje.<br />
Schotse<br />
prinses<br />
Nadine Akkerman, De hartenkoningen.<br />
Het leven van Elizabeth Stuart (Amsterdam<br />
2023) Querido Facto, 536 blz., €37,99<br />
Toen ik Nadine Akkerman interviewde (<strong>Geschiedenis</strong><br />
<strong>Magazine</strong> 2022/3), vroeg zij zich<br />
af of een uitgever het zou zien zitten haar<br />
biografie van Elizabeth Stuart op de Nederlandse<br />
markt te brengen. Gelukkig heeft<br />
Querido Facto het aangedurfd en is er nu<br />
een fijne Nederlandse vertaling van Akkermans<br />
spannende, mythes-doorbrekende,<br />
doorwrochte verhaal over deze Schotse<br />
prinses die even koningin was van Bohemen<br />
en vervolgens lange tijd in Den Haag<br />
een levendige hofhouding voerde. Een van<br />
de invloedrijkste vrouwen in Europa in de<br />
eerste helft van de 17de eeuw.<br />
Djoeke van Netten doceert geschiedenis<br />
aan de Universiteit van Amsterdam.<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 75
HENK SLECHTE<br />
De kleine Napoleon<br />
‘Wist u ervan?’<br />
Hans Redeker, Herman Willem Daendels 1762-1818. De kleine<br />
Napoleon (Soesterberg 2023) Aspekt, 232 blz., €24,95<br />
De Hattemse regentenzoon Herman<br />
Willem Daendels was 19 toen in 1781<br />
in Nederland de patriottentijd begon.<br />
Als student raakte hij overtuigd<br />
van het gelijk van de patriotten, die<br />
de bestuurlijke almacht bestreden<br />
van de Oranje-stadhouder (hem<br />
verleend in het Regeringsreglement<br />
van 1750). Daendels ondervond die<br />
macht toen de stadhouder in 1785<br />
niet hem benoemde als opvolger<br />
van zijn vader, schepen van Hattem,<br />
maar een orangist. Daendels accepteerde<br />
dat niet en bij het conflict dat<br />
volgde – Redeker karakteriseert het<br />
in zijn spannende biografie als ‘oorlog in Hattem’ – voerde Daendels<br />
de patriotten aan. Hij werd naar Frankrijk verbannen en kreeg een<br />
leidende rol bij voor Nederland ingrijpende gebeurtenissen in de<br />
Bataafse en de Franse tijd. Hij richtte in Frankrijk het Bataafse Legioen<br />
op dat in 1795 met het Franse leger de Republiek binnenviel,<br />
en hij voerde in 1798 met anderen twee staatsgrepen uit die leidden<br />
tot de eenheidsstaat én de Staatsregeling, de eerste grondwet.<br />
In 1807 volgde de aanstelling – door koning Lodewijk Napoleon –<br />
tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij maakte van het<br />
eilandenrijk, dat tot dan toe door handelscompagnie de VOC was<br />
bestuurd, een centraal bestuurde kolonie van de staat.<br />
Napoleon lijfde in 1810 Nederland in bij het Franse keizerrijk, riep<br />
Daendels in 1811 terug en nam hem in 1812 als divisie-generaal<br />
mee op de veldtocht naar Rusland. Koning Willem I wilde vervolgens<br />
de lastige Daendels liefst ver van Nederland hebben en benoemde<br />
hem in 1815 tot gouverneur van de Nederlandse gebieden<br />
aan de Goudkust in Afrika (nu Ghana). Daendels maakte van deze<br />
bescheiden bestuurlijke functie geen succes. Hij overleed in 1818<br />
op het kasteel van St. George d’Elmina en is daar ook begraven.<br />
In zijn epiloog geeft Redeker een interessant overzicht van wat historici<br />
over de man geschreven hebben. De meesten noemen hem<br />
een krachtige en moedige persoonlijkheid. Willem Frijhoff zowel<br />
als J.J.P. de Jong vinden net als Redeker dat Daendels de geschiedenis<br />
van Indië een nieuwe wending gaf, door de introductie van de<br />
nieuwe liberale opvattingen over het politieke en economische<br />
koloniale beheer.<br />
Redekers boeiende biografie over deze invloedrijke figuur die ten<br />
onrechte is vergeten, geeft een verhelderende context, maar een<br />
boek over iemand die op zoveel plaatsen actief is geweest en met<br />
veel verschillende mensen contact had, heeft een index op persoons-<br />
en geografische namen nodig. En jammer dat de illustraties<br />
geen bijschriften hebben.<br />
Walter Kempowski, Heeft u Hitler gezien?<br />
(Amsterdam 2023) Alfabet, 332 blz., €24,99<br />
De Duitse schrijver<br />
Walter Kempowski<br />
(1929-2007) vroeg<br />
in 1970, ten behoeve<br />
van een roman<br />
die tussen 1938<br />
en 1945 speelde,<br />
aan 500 Duitsers of<br />
ze Hitler wel eens<br />
hadden gezien.<br />
Hij publiceerde dit<br />
unieke document<br />
in 1973, met als<br />
enige context<br />
beroep en leeftijd<br />
van de respondenten. Tot dan toe was het geijkte<br />
antwoord op iedere vraag naar de oorlog: Wir<br />
haben es nicht gewusst. Omdat de publicatie veel<br />
reacties opriep, herhaalde Kempowski zijn aanpak<br />
met de vraag die nog niemand had durven<br />
stellen: ‘Wist u ervan?’ – doelend op de Holocaust.<br />
Vaak volgde eerst een ontkennend of twijfelend<br />
antwoord, maar kwam daarna wat men zich<br />
echt herinnerde, soms met een eigen mening of<br />
reacties die men zich uit zijn eigen omgeving nog<br />
voor de geest kon halen. Dat leidde in 1979 tot de<br />
publicatie van de antwoorden op beide vragen,<br />
wederom alleen voorzien van beroep en leeftijd.<br />
Kempowski benadrukte dat dit geen representatief<br />
opinieonderzoek was, maar de stand van<br />
het bewustzijn van de jaren ’70. De bundeling<br />
uit 1979 kwam onlangs uit in het Nederlands,<br />
voorzien van een verhelderend voorwoord van<br />
Roxane van Iperen. Zij vertelde in 2018 in de<br />
roman ’t Hooge Nest de geschiedenis van haar<br />
huis in Naarden, waar twee Joodse zusjes en een<br />
Duitser vanaf februari 1943 een verzetscentrum<br />
en toevluchtsoord voor onderduikers runden.<br />
Ze legt uit dat het Kempowski als eerste lukte de<br />
Duitsers over de oorlog te laten praten door niet<br />
naar een beladen begrip als schuld te vragen<br />
maar alleen naar het leven toen, en de antwoorden<br />
ook zonder toelichting te publiceren.<br />
Daardoor maakte hij het volgens haar voor veel<br />
Duitsers mogelijk ook op de vraag Wist u ervan?<br />
een eerlijk antwoord te geven.<br />
76<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Moerasvolk_converted Alle pagina's 21-06-23 16:32<br />
IN DE BOEKWINKEL<br />
Kettingrokende koning<br />
Sally Bedell Smith, George VI en<br />
Elizabeth. Het huwelijk dat de Britse<br />
monarchie redde (Amsterdam 2023)<br />
Nieuw Amsterdam, 671 blz., €42,99<br />
Koning George VI (1895-1952),<br />
een achterkleinzoon van koningin<br />
Victoria, nam in 1936 de Britse<br />
troon over van zijn oudere broer<br />
Edward VIII. Edward moest aftreden<br />
omdat hij wilde trouwen met<br />
Wallis Simpson, een Amerikaanse<br />
die bezig was met haar tweede<br />
scheiding. George VI was bescheiden<br />
en introvert, en stotterde. Hij<br />
werd verliefd op Elizabeth Bows Lyon (1900-2002) die eerst drie<br />
jaar zijn aanzoeken afwees maar in 1923 toch met hem trouwde.<br />
Het werd een warm huwelijk, waaruit twee dochters voortkwamen,<br />
Margaret en Elizabeth. De ondertitel van dit boek benadrukt<br />
hoe belangrijk George’s bereidheid om Edward op te volgen<br />
was, en dat het elkaar aanvullende koningschap van George en<br />
Elizabeth in de Tweede Wereldoorlog de aangetaste reputatie van<br />
de monarchie herstelde. George bekommerde zich om gevluchte<br />
vorsten zoals koningin Wilhelmina. Hij haalde haar in mei 1940<br />
van het station en bracht haar naar Buckingham Palace; ze was<br />
volgens de koning ‘nogal overstuur en had geen extra kleding bij<br />
zich’. George en Elizabeth lieten zich veel zien in Londen toen dat<br />
tijdens de Blitz in de late zomer van 1940 hevig te lijden had onder<br />
de Duitse bombardementen. George had ook intensief contact<br />
met Winston Churchill.<br />
De kettingrokende koning had last van stress en leed aan longkanker,<br />
maar stierf in 1952 aan een hartstilstand, veroorzaakt door<br />
trombose. Dochter Elisabeth volgde hem op (en overleed ook in<br />
het harnas, in 2023). Bedell Smith heeft een zorgvuldige, leesbare<br />
en toegankelijke biografie geschreven, die meeslepend toont wat<br />
het huwelijk van George en Elizabeth zo bijzonder maakte, en hoe<br />
hun persoonlijkheden zich ontwikkelden en elkaar aanvulden in<br />
de abdicatiecrisis en de oorlog. Belangrijke bronnen zijn de correspondentie<br />
en de dagboeken van het koningspaar en van hoffunctionarissen,<br />
waaruit veel en interessant wordt geciteerd.<br />
Moerasvolk<br />
Jan Oord, Het Moerasvolk. Het dagelijks<br />
leven in Wieden, Weerribben, en de Friese<br />
Laagveenmoerassen van 1700 tot heden<br />
(Harderwijk 2023) Uitgeverij Gopher, 316<br />
blz., €22,50<br />
Giethoorn is al een kleine eeuw een toeristische<br />
trekpleister in de Kop van Overijssel,<br />
en de nabijgelegen Weerribben en Wieden<br />
zijn sinds enige jaren een nationaal park.<br />
Jan Oord beschrijft de economische en sociale<br />
geschiedenis van dit ooit arme veenen<br />
moerasgebied aan de hand van de<br />
geschiedenis van zijn familie. In Giethoorn<br />
werd turf gestoken als brandstof voor<br />
bedrijven in steden. Vanaf de 17de eeuw<br />
gebeurde dat grootschalig door verveners<br />
met turfmakers als vaste arbeiders. Voor<br />
het losse werk kwamen jaarlijks mensen<br />
uit Groningen en Westfalen – we zouden<br />
ze nu arbeidsmigranten noemen. Onder<br />
hen was in 1695 Jacob Oort, wiens nazaten<br />
sinds de invoering van de Burgerlijke Stand<br />
in 1811 Oord heten. Hij werd turfmaker, en<br />
zijn nakomelingen leefden en werkten drie<br />
eeuwen in de turf- en rietgebieden in de<br />
Wieden, de Weerribben en Zuid-Friesland.<br />
Oord noemt hen het Moerasvolk. Hij<br />
vertelt onder meer over de invloed van het<br />
klimaat op het sociale leven in de dorpen,<br />
en op het landschap. Zoals de Hoogeweg<br />
in de Weerribben, een dijkje dat steeds<br />
opgehoogd moest worden om te zorgen<br />
dat het begaanbaar bleef. Hier stonden de<br />
armoedige huisjes van de turfarbeiders, en<br />
woonde van 1858 tot 1956 ook de familie<br />
Oord. Nu staan er vrolijke vakantiehuizen.<br />
Oord behandelt het dagelijks leven in de<br />
Van oorsprong behoren de Weerribben en de Wieden in<br />
het noorden van Overijssel en de veenweidegebieden in<br />
brede context van het zuiden grote van Friesland gebeurtenissen<br />
tot het hetzelfde aaneengesloten<br />
moerasgebied. Door de turfwinning waren die moerassen<br />
eeuwenlang een belangrijke energieleverancier.<br />
die de economische<br />
De landschappelijke<br />
en dus<br />
verschillen<br />
ook<br />
tussen<br />
de<br />
die gebieden<br />
sociale<br />
zijn in<br />
de laatste 300 jaar veroorzaakt door mens, gedreven door<br />
situatie in dit gebied tegenstrijdigheden veranderden, als hebzucht enerzijds tegenover zoals liefde<br />
voor de natuur aan de andere kant.<br />
de veepest (1741-1750), Dit boek vertelt de de geschiedenis landbouwcrisis<br />
van de mensen die tussen<br />
1700 en 2000 deze moerasgebieden hebben bewoond en die,<br />
net als wij vandaag, gebukt gingen onder natuurrampen,<br />
(1870-1880), de economische pandemieën, veeziektes, energiecrises, crisis oorlogen, bovenmatige (1929-<br />
inflatie en plotseling toenemende armoede.<br />
Het verhaal van een volk dat moest leven met uiterst<br />
1940), de oorlogen de ontwikkeling van<br />
gebrekkige voorzieningen op gebieden als onderwijs,<br />
gezondheidszorg en openbaar vervoer.<br />
de veenderij. Maatschappelijke Dat verhaal wordt verteld aan verande-<br />
hand van een<br />
familiegeschiedenis; een familie die tot in de 20ste eeuw de kost<br />
moest verdienen met het winnen van turf en het telen van riet.<br />
ringen als de Schoolstrijd in de 19de eeuw,<br />
en politieke zoals de opkomst van het<br />
socialisme met Domela Nieuwenhuis die<br />
in het veengebied stakingen (1886-1890)<br />
veroorzaakte, hebben ook een grote rol. En<br />
natuurlijk de gevolgen van de komst van<br />
de fiets, trein en auto voor de infrastructuur<br />
en de bewoners. Deze sociaaleconomische<br />
maar ook topografische geschiedenis is<br />
Het Moerasvolk<br />
Jan Oord<br />
interessant voor de huidige bewoners,<br />
maar zeker ook voor toeristische bezoekers.<br />
Het is daarom jammer dat dit boek, behalve<br />
plattegronden, geen afbeeldingen heeft<br />
die duidelijk maken wat Oord indringend<br />
beschrijft, zoals de Hoogeweg, maar ook<br />
veel andere opvallende verschillen tussen<br />
toen en nu.<br />
Het Moerasvolk<br />
Het dagelijks leven in Wieden, Weerribben<br />
en de Friese Laagveenmoerassen<br />
Jan Oord<br />
van 1700 tot heden<br />
Henk Slechte is historicus en publicist.<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 77
AGENDA<br />
Haags Historisch Museum<br />
Roelant Savery’s Wonderlijke Wereld<br />
t/m 20 mei <strong>2024</strong>, Mauritshuis, Plein 29 Den Haag, 070-<br />
3023456; www.mauritshuis.nl<br />
‘Twee paarden en hun begeleiders’ 1628<br />
Stedelijke collectie, Abby Kortrijk<br />
Bloemen, dieren, landschappen en mensen: niets was de kunstenaar<br />
Roelant Savery te moeilijk. De keizer van Oostenrijk, Rudolf<br />
II, hoorde van zijn talent en nodigde hem in 1604 uit om in Praag<br />
als hofkunstenaar te komen werken. Ruim tien jaar lang legde<br />
Savery het natuurschoon in Rudolfs land vast. Aan het hof leerde de<br />
kunstenaar ook allerlei exotische bloemen kennen die de keizer liet<br />
kweken. Dat inspireerde hem tot het schilderen van het eerste Nederlandse<br />
bloemstilleven: eerst sobere, maar later leverde hij bonte,<br />
volle vazen af. De keizer verzamelde ook dieren, in zijn volières,<br />
‘Löwenhof’, fazantentuin, hertenkamp en stallen. Daarnaast bezat<br />
hij een collectie opgezette exemplaren. Genoeg inspiratie voor<br />
Savery. In 1615 vestigde de kunstenaar zich in Utrecht. Zijn werk<br />
leverde helaas te weinig op en hij ging failliet; in 1638 moest hij zijn<br />
huis verkopen. Een jaar later overleed hij.<br />
Kinderen van de<br />
Haagse School<br />
Spelen, werken, overleven t/m 20 mei <strong>2024</strong>,<br />
Museum Panorama Mesdag, Zeestraat 65 Den<br />
Haag, panorama-mesdag.nl<br />
Van lieflijke kinderportretten<br />
tot schrijnende taferelen<br />
van kinderarbeid, zoals ‘Het<br />
Lucifermeisje’ (1890) van<br />
Floris Arntzenius, hierboven<br />
te zien: door de ogen van<br />
Haagse Schoolschilders als<br />
Hendrik Willem Mesdag,<br />
Suze Robertson, Jozef<br />
Israëls, de gebroeders Maris<br />
en tijdgenoten als Thérèse<br />
Schwartze en Barbara van<br />
Houten krijgt de bezoeker<br />
een unieke inkijk in de leefwereld<br />
van kinderen tegen<br />
het einde van de 19e eeuw.<br />
Barbie<br />
t/m 8 september <strong>2024</strong>, Stedelijk Museum<br />
Almelo, Prinsenstraat 13 Almelo, 0546-<br />
816071; www.stadsmuseumalmelo.nl<br />
Barbie wordt 65! Sinds haar geboorte in 1959<br />
heeft ze flink wat veranderingen ondergaan. Zo<br />
ging ze altijd met de mode mee: van minirok<br />
in de jaren ’60, disco-kleding in de jaren ’70,<br />
schoudervullingen in de jaren ’80, tot naveltruitjes<br />
in de jaren ’90. Met het nieuwe<br />
millennium werden haar vormen ronder<br />
en kreeg ze een fris kapsel en andere makeup.<br />
Al vroeg oefende ze ‘typisch mannelijke’ beroepen<br />
uit zoals astronaut (1965) en autocoureur. In 2016 werd<br />
ze de eerste vrouwelijke president van Amerika. In 1968<br />
kreeg ze een Afro-Amerikaans vriendinnetje Christie,<br />
in 1980 verscheen ze zelf in een Afro-Amerikaanse en<br />
Latina versie, er kwam een Barbie in een rolstoel en in<br />
2016 lanceerde fabrikant Mattel een lijn van poppen<br />
in vier verschillende lichaamsvormen, zeven<br />
huidskleuren en verschillende haarstijlen.<br />
‘African Goddess’ Barbie.<br />
78<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
JENNA THE<br />
Susanna<br />
Van middeleeuwen tot #MeToo, t/m 23 maart 2025, Museum Gouda,<br />
Achter de Kerk 14 Gouda, 0182-331000; www.museumgouda.nl<br />
Wikimedia Commons.<br />
Als de jonge Susanna op een warme<br />
dag in een afgesloten tuin een bad<br />
neemt, wordt ze belaagd door twee<br />
wellustige en machtige rechters.<br />
Susanna weigert hun avances. Dat<br />
laten de mannen niet op zich zitten<br />
en ze beschuldigen haar van ontrouw.<br />
Susanna ontkent, maar tevergeefs: ze<br />
wordt voor het gerecht gesleept. Dit<br />
zou zomaar een recent misbruikverhaal<br />
kunnen zijn, maar het is al eeuwenoud:<br />
in de Bijbel, de Thora en Duizend-eneen-nacht<br />
kwam het al voorbij. De<br />
meeste bekendheid kreeg ‘Susanne en<br />
de Ouderlingen’ door de vele schilderijen<br />
die ervan zijn gemaakt, zoals het<br />
hier afgedrukte van Artemisia Gentileschi<br />
uit 1610. Het verhaal over recht en<br />
onrecht werd een vehikel voor sensueel<br />
vrouwelijk naakt, een moralistische<br />
waarschuwing of zelfs een antisemitische<br />
karikatuur.<br />
Gouden Vrouwen<br />
Frankische schatten thuisgebracht t/m 7 december <strong>2024</strong>,<br />
Stadsmuseum Rhenen, Markt 20 Rhenen, 0317-612077;<br />
www.stadsmuseumrhenen.nl<br />
In 1951 deden archeologen op de Donderberg te Rhenen een bijzondere<br />
ontdekking: ze vonden flonkerende sieraden met edelstenen<br />
uit India, munten, prachtig bewerkte gespen, delicaat glaswerk,<br />
huisraad en wapens. Het bleek de grootste begraafplaats van de<br />
vroege middeleeuwen (350-800 na Chr.) in Nederland. De gevonden<br />
objecten waren geschenken die mannen, vrouwen en kinderen<br />
meekregen voor een leven in het hiernamaals. Ze behoorden tot<br />
de Franken en leefden zo’n 20 generaties lang op de Utrechtse<br />
Heuvelrug. Aan de geschenken is te zien dat dit niet enkel een mannenwereld<br />
vol bloeddorstige strijders was. De Franken hadden een<br />
verfijnde cultuur en rijke denkwereld waarin vrouwen meetelden.<br />
Zij konden aanzien en macht verwerven en waren managers van<br />
huis, voorraad en grond. De bodemvondsten zijn nu eigendom<br />
van de nationale archeologische collectie bij het Rijksmuseum van<br />
Oudheden (RMO) in Leiden, maar zijn weer even ‘thuis’ in Rhenen te<br />
zien. Iedereen die in zijn achternaam het woord Frank heeft, krijgt<br />
gratis entree.<br />
Frans Hals<br />
t/m 9 juni <strong>2024</strong>, Rijksmuseum, Museumstraat 1<br />
Amsterdam, 020-6747000; www.rijksmuseum.nl<br />
Voor de komst van de fotografie was het niet zo makkelijk<br />
om vrolijke gezichten vast te leggen. De meeste<br />
Westerse portretschilders vermeden de lach, behalve<br />
Frans Hals (1582/1584-1666). Hij wilde zo overtuigend<br />
mogelijk een levend mens weergeven. En daar hoorden<br />
ook glimlachjes en schaterlachen bij. Door snelle<br />
penseelstreken wist hij beweeglijkheid te creëren, zodat<br />
de geportretteerden net echt leken. Zo’n vijftig van de<br />
grensverleggende schilderijen van Frans Hals zijn nu samengebracht.<br />
Mét<br />
hun achtergrond:<br />
Malle Babbe (ca.<br />
1640, zie afbeelding)<br />
bijvoorbeeld<br />
moet een<br />
bekend figuur in<br />
de straten van<br />
Haarlem zijn<br />
geweest.<br />
Gemäldegalerie, Berlijn.<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong> 79
Het Spoorwegmuseum viert een feestje!<br />
Het Maliebaanstation bestaat namelijk<br />
150 jaar. In een mooie tentoonstelling<br />
gaat het museum uitgebreid in op de<br />
historie van dit monumentale station.<br />
Nieuwsgierig naar wat er allemaal<br />
gebeurd is of wie er werkten?<br />
Ontdek het in de verschillende<br />
ruimtes van het station.<br />
TENTOONSTELLING<br />
25 APR<br />
T/M 1 NOV
© Peter Clark<br />
WOLVEN IN<br />
DE WINTER<br />
Wolven in de winter van Dan Jones is<br />
een rauwe en tegelijkertijd humoristische<br />
verbeelding van het middeleeuwse<br />
militaire bestaan enbrengt de veertiende<br />
eeuw heel dichtbij. Het is het tweede<br />
deel in de Crécy trilogie.<br />
9789401919920 | € 24,99<br />
DE ESSEX DOGS IS<br />
AFGEPRIJSD VAN<br />
€ 24,99 NAAR € 15,-<br />
T/M 10 JUNI <strong>2024</strong> www.omniboek.nl<br />
Alle informatie in deze advertentie is onder voorbehoud.
VOLGEND NUMMER<br />
Japanse troepen op Rabaul, januari 1942.<br />
Jan van Schaffelaar springt, 1482.<br />
De Maas, 17de eeuw.<br />
Wikimedia Commons.<br />
Rijksmuseum Amsterdam.<br />
Museum Rotterdam.<br />
VOLG ONS OP<br />
FACEBOOK<br />
WWW.FACEBOOK.COM/<br />
GESCHIEDENISMAGAZINE<br />
Op de Facebookpagina van <strong>Geschiedenis</strong><br />
<strong>Magazine</strong> vindt u onder meer historisch nieuws<br />
en complete artikelen uit eerdere jaargangen<br />
van <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>.<br />
Snel liken dus.<br />
De Kokoda-trail WO II<br />
Voorjaar 1942: de Japanse opmars vordert<br />
gestaag, maar om Australië te bezetten<br />
heeft Japan onvoldoende mankracht.<br />
Stafchef en minister van Oorlog generaal<br />
Tojo besluit daarom zoveel mogelijk eilanden<br />
in de wijde omtrek van Australië te<br />
veroveren, om zo het continent volledig te<br />
isoleren. Een van de plekken waarop zijn<br />
troepen slaags raken met de geallieerden<br />
is de Kokoda-trail, midden in het tropische<br />
oerwoud van Nieuw Guinea.<br />
De beroemde sprong<br />
Jan van Schaffelaar sprong in 1482 van de<br />
toren in Barneveld…maar waarom ook<br />
weer? En maakt het voor zijn roem uit dat<br />
hij behalve keuterboer ook huursoldaat<br />
was, en plunderde om rond te komen? Jans<br />
sprong past in de Hoekse en Kabeljauwse<br />
Twisten die woedden tussen 1345 en 1492.<br />
Die staan bekend als een onbegrijpelijk<br />
verhaal, maar er valt wel degelijk een lijn in<br />
te ontdekken.<br />
Razendsnelle opkomst<br />
Rotterdam<br />
Fascinerend, dat moet het aanzicht van<br />
Rotterdam rond 1700 zijn geweest voor<br />
opvarenden van de handelsschepen die<br />
naderden vanaf de Maas: een woud van<br />
masten voor de statige koopmanshuizen<br />
aan De Boompjes, op de achtergrond de<br />
handelsbeurs en de Laurenskerk. Een imposant<br />
panorama. Maar heel recent. Hoe<br />
kan het dat Rotterdam binnen een eeuw<br />
de tweede stad van de Republiek werd?<br />
facebook<br />
GESCHIEDENIS<br />
Nummer 3, april-mei <strong>2024</strong>, jaargang 59<br />
Hoofdredactie Dr. Marianne L. Mooijweer<br />
Redactie dr. Erika Kuijpers, dr. Sven Meeder, dr. Bram<br />
Mellink, prof.dr. Onno van Nijf, dr. Diederik Smit<br />
Eindredactie Merel Klein<br />
Online-redactie Ianthe van Beuningen<br />
Aan deze uitgave werkten mee: Herman Clerinx,<br />
Femke Deen, Ruurd Halbertsma, Simon Halink, Maarten<br />
Hell, Guido van Hengel, Charlotte Kleyn, Merel<br />
Leeman, Djoeke van Netten, Marco Middelwijk, Daan<br />
Nijssen, Ronald Prud’homme van Reine, Henk Slechte,<br />
Ruud Stevens, Marijn Stolk, Fenneke Sysling, Jenna<br />
The, Theo Toebosch, Ivo van de Wijdeven.<br />
Klantenservice en abonnementen<br />
Voor vragen over abonnementen en<br />
(na)bestellingen van boeken en oude nummers:<br />
Ten Brink Abonnementenservice<br />
Postbus 1064, 7940 KB Meppel<br />
(085) 01 60 077<br />
geschiedenis@tenbrinkuitgevers.nl<br />
Redactieadres<br />
Huis ter Heideweg 13<br />
3705 MA Zeist<br />
redactie@geschiedenismagazine.nl<br />
www.geschiedenismagazine.nl<br />
Ontwerp & Vormgeving<br />
FIZZ | Digital Agency - www.fizz.nl<br />
Druk<br />
Veldhuis Media BV, Meppel<br />
Distributie<br />
VMBpress, www.vmbpress.nl<br />
Uitgever<br />
Spiegel historiael BV in samenwerking met Virtùmedia<br />
Pepijn Dobbelaer, tel (030) 6920677<br />
pdobbelaer@virtumedia.nl<br />
Marketing & samenwerkingen<br />
Tamara van Dijk, (030) 3072247<br />
tvandijk@virtumedia.nl<br />
Rob van der Linden, (030) 3031295<br />
rvanderlinden@virtumedia.nl<br />
Advertenties<br />
Paul Revier, (030) 693 38 22<br />
previer@virtumedia.nl<br />
Abonnementen<br />
<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> verschijnt 8 keer per jaar.<br />
Prijs jaarabonnement Nederland: € 72,95 (bij machtiging;<br />
€ 76,90 per factuur). Binnen Europa € 82,30.<br />
Buiten Europa € 85.40 Studentenabonnement binnen<br />
Nederland: € 38,95. Abonnementsgeld dient bij<br />
vooruitbetaling te worden voldaan. Abonnementen<br />
kunnen per nummer ingaan en worden automatisch<br />
verlengd, tenzij een maand voor het verstrijken van<br />
de abonnementsperiode bericht van opzegging is<br />
ontvangen.<br />
Opzeggingen worden onzerzijds schriftelijk of<br />
via mail bevestigd.<br />
© <strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong>. Niets uit deze uitgave<br />
mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd<br />
en/of openbaar worden gemaakt zonder voorafgaande<br />
schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
ISSN 1872-0625<br />
<strong>Geschiedenis</strong> <strong>Magazine</strong> is de voortzetting van<br />
Spiegel Historiael, opgericht in 1966.<br />
www.geschiedenismagazine.nl<br />
WWW.GESCHIEDENISMAGAZINE.NL<br />
82<br />
GESCHIEDENIS MAGAZINE • nr 3 APRIL-MEI <strong>2024</strong>
Romeinse<br />
villa’s<br />
in Limburg<br />
25.04 T/M 25.08.<strong>2024</strong><br />
Met dank aan:<br />
Partners:
Herman de Liagre Böhl<br />
Connie Patijn<br />
(1908-2007)<br />
Netwerker in<br />
Buitenlandse Zaken<br />
ISBN 9789464550917, 164 blz.,<br />
€20,–<br />
Maarten Faas<br />
Nederlands laatste<br />
ontdekkingsreiziger<br />
Philips Christaan Visser<br />
(1882-1955)<br />
ISBN 9789464550924, 232 blz.,<br />
€27,–<br />
Cees Huisman<br />
Pierre Chevallier<br />
1760-1825<br />
Predikant met<br />
vergezichten tussen<br />
Verlichting en Réveil<br />
ISBN 9789464550313, 272 blz.,<br />
€29,–<br />
Meindert van der Kaaij<br />
Een eenzaam<br />
staatsman<br />
Dirk de Geer (1870-1960)<br />
ISBN 9789087042936, 518 blz.,<br />
€49,–<br />
Hans Straver<br />
Wilhelm Leonard<br />
Ritter 1799-1862<br />
Schrijver in Indië<br />
ISBN 9789464550528, 298 blz.,<br />
€35,–<br />
Een selectie uit onze<br />
biografieën: van<br />
Patijn, Visser, De Geer,<br />
Ritter, Drucker, Draak,<br />
Chevallier en Coornhert<br />
Uitgeverij Verloren<br />
Torenlaan 25, 1211 JA<br />
Hilversum 035-6859856<br />
verloren.nl<br />
Alle boeken zijn te bestellen<br />
bij de uitgever of via de<br />
boekhandel.<br />
Ruben Buys<br />
Voor mens, volk en<br />
vaderland<br />
Leven en werk van Dirck<br />
Volckertsz Coornhert<br />
(1522-1590).<br />
Een biografie<br />
ISBN 9789464550245, 208 blz.,<br />
€23,–<br />
G.J. Veerman<br />
De halfbroer van Dolle<br />
Mina of: de biografie<br />
van ‘een edel mensch’<br />
Mr. Hendrik Lodewijk<br />
Drucker, 1857-1917<br />
ISBN 9789464550481, 303 blz.,<br />
€30,–<br />
Willem Gerritsen<br />
Verhalen van de<br />
drakendochter<br />
Leven en werk van<br />
Maartje Draak (1907-1995)<br />
ISBN 9789087047696, 304 blz.,<br />
€29,–