Bruggen - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Bruggen - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Bruggen - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
12<br />
H O O FD S T U K 2 P E R IO D E TOT 1 9 4 0<br />
VOORSCHRIFTEN VOOR SPOORBRUGGEN<br />
De eerste <strong>voor</strong>schriften <strong>voor</strong> de belastingen van spoorbruggen verschenen in<br />
1877 en werden herzien en 1917. In 1938 wordt de belasting <strong>voor</strong> spoorbruggen<br />
opgenomen in <strong>het</strong> algemene Voorschrift <strong>voor</strong> <strong>het</strong> Ontwerpen en<br />
Vervaardigen van Stalen <strong>Bruggen</strong> (VOSB 1938). In deze periode zijn de<br />
<strong>voor</strong>geschreven belastingen op bruggen steeds hoger geworden. Het<br />
maximale gewicht van de locomotief is bij<strong>voor</strong>beeld van 50 ton in <strong>het</strong><br />
<strong>voor</strong>schrift van 1862 opgelopen tot 124 ton in de VOSB van 1963. De<br />
aslasten zijn in deze zelfde periode opgelopen van 11 ton naar 24 ton.<br />
De toelaatbare spanningen in een staalconstructie, een belangrijk aspect <strong>voor</strong><br />
de bepaling van <strong>het</strong> draagvermogen van een brug, ondergingen eveneens in<br />
de loop van deze periode grote wijzigingen. Vóór 1900 werd <strong>voor</strong> smeedijzer<br />
vrij algemeen een maximale spanning van 700kg/cm² (kilogram per<br />
vierkante cm) aangehouden. Voor de eerste staalsoorten waren de toelaatbare<br />
spanningen hoger en rond 1910 werd, afhankelijk van de overspanning,<br />
spanningen van 750kg/cm² tot 1150kg/cm² aangehouden. De grootte van<br />
deze spanningen was gebaseerd op een 5-voudige zekerheid ten opzichte van<br />
de treksterkte. Ook was uit proeven gebleken dat indien deze spanningen<br />
werden aangehouden er geen vermoeiing optrad.<br />
Voor geklonken constructies en <strong>het</strong> destijds <strong>voor</strong>komende treinverkeer<br />
voldeden deze toelaatbare spanningen. In de latere VOSB 1963 werden de<br />
nieuwe inzichten verwerkt, waarbij ook rekening werd gehouden met gelaste<br />
constructies.<br />
Bij de bepaling van de toelaatbare spanningen van op druk belaste staven,<br />
speelde een rol dat er aanvankelijk slechts geringe kennis aanwezig was<br />
betreffende <strong>het</strong> berekenen van op druk belaste staven. Aangezien op druk<br />
belaste constructies zonder waarschuwing kunnen bezwijken, werd tot ca<br />
1890 bij de berekening van de toelaatbare drukkracht een tienvoudige<br />
veiligheid aangehouden. In 1891 werden in Zwitserland door Tetmajer op<br />
uitgebreide schaal proeven genomen met op druk belaste staven. De<br />
resultaten hiervan leidden tot meer inzicht in <strong>het</strong> knikprobleem en de te<br />
hanteren veiligheidsfactor werd teruggebracht tot 5 à 6. In latere <strong>voor</strong>schriften<br />
werd <strong>het</strong> mogelijk door een verbeterd inzicht de veiligheidsfactor<br />
opnieuw te verlagen.<br />
VOORSCHRIFTEN VOOR DE BRUGGEN VOOR GEWOON<br />
VERKEER<br />
Voor de verkeersbruggen verschenen pas omstreeks 1920 meer algemene<br />
bepalingen <strong>voor</strong> de belasting. Daar<strong>voor</strong> waren <strong>het</strong> de beheerders van de<br />
bruggen die hun eigen belastingeisen formuleerden. Omstreeks 1920 werd<br />
uitgegaan van voertuigen met een maximaal gewicht van 14 ton. Voorts gold<br />
een gelijkmatig verdeelde belasting van 400kg/m¹ (kilogram per strekkende<br />
meter). In 1927 werd <strong>het</strong> eerste Rijkswegenplan vastgesteld door <strong>het</strong><br />
Parlement. Voor de realisering van de hierin <strong>voor</strong>komende bruggen werd in<br />
1928 een afzonderlijk <strong>Bruggen</strong>bureau opgericht.