Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars
Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars
Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
EUR-Lex - 61995J0007 - NL<br />
van het Reglement voor de procesvoering, volgt dat een hogere voorziening duidelijk moet<br />
aangeven, tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij<br />
is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek staven.<br />
Een hogere voorzienig die, zonder zelfs maar een argument te bevatten dat specifiek tegen het<br />
bestreden arrest is gericht, slechts de reeds voor het Gerecht aangevoerde middelen en<br />
argumenten - met inbegrip van die welke waren gebaseerd op door het Gerecht uitdrukkelijk<br />
verworpen feiten - herhaalt of letterlijk overneemt, voldoet niet aan dit vereiste. Een dergelijke<br />
hogere voorziening beoogt immers in werkelijkheid slechts een nieuw onderzoek van het bij<br />
het Gerecht ingediende verzoek, iets waartoe het Hof niet bevoegd is.<br />
Een hogere voorziening kan slechts worden gebaseerd op middelen inzake schending van<br />
rechtsregels, met uitsluiting van iedere feitelijke beoordeling. Het Gerecht is bij uitsluiting<br />
bevoegd om de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van<br />
hetgeen het heeft vastgesteld, voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken, en om die<br />
feiten te beoordelen. Het Hof is evenwel ingevolge artikel 168 A van het Verdrag bevoegd,<br />
toezicht uit te oefenen op de wijze waarop het Gerecht de feiten juridisch heeft gekwalificeerd<br />
en daaraan rechtsgevolgen heeft verbonden.<br />
9 In het kader van een hogere voorziening is het Hof, evenals ten aanzien van de vaststelling<br />
van de feiten, in beginsel niet bevoegd om de bewijzen te onderzoeken die het Gerecht tot<br />
staving van die feiten in aanmerking heeft genomen. Wanneer die bewijzen regelmatig zijn<br />
verkregen en de algemene rechtsbeginselen en regels van procesrecht inzake de bewijslast en<br />
de bewijsvoering zijn geëerbiedigd, staat het enkel aan het Gerecht te beoordelen, welke<br />
waarde moet worden gehecht aan de hem voorgelegde bewijzen. Die beoordeling vormt dus,<br />
behoudens in het geval van een verkeerde opvatting van die bewijzen, geen rechtsvraag die<br />
als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof.<br />
10 Ofschoon de gemeenschapsrechter in het algemeen een volledig onderzoek instelt naar de<br />
vraag, of aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag is voldaan,<br />
dient hij zich bij de toetsing van een ingewikkelde economische beoordeling zijdens de<br />
Commissie te beperken tot de vraag, of de procedurevoorschriften in acht zijn genomen, of de<br />
motivering afdoende is, of de feiten juist zijn weergegeven en of er geen sprake is van een<br />
kennelijke onjuiste beoordeling dan wel van misbruik van bevoegdheid.<br />
11 Een middel dat voor het eerst in hogere voorziening voor het Hof wordt aangevoerd, moet<br />
niet-ontvankelijk worden verklaard. Zou het een partij worden toegestaan in dat kader een<br />
middel aan te voeren dat zij niet voor het Gerecht heeft aangevoerd, dan zou haar in feite<br />
worden toegestaan om bij het Hof, waarvan de bevoegdheid inzake hogere voorziening<br />
beperkt is, een geschil aanhangig te maken dat een ruimere strekking heeft dan het geschil<br />
waarvan het Gerecht kennis heeft genomen. In hogere voorziening is het Hof dus enkel<br />
bevoegd om de beoordeling door het Gerecht van de voor hem bepleite middelen te<br />
onderzoeken.<br />
12 Tegen een overeenkomst die niet tot doel heeft de mededinging te belemmeren, kan<br />
slechts worden opgekomen wegens de gevolgen die zij heeft. In dat geval moeten de<br />
mededingingsbelemmeringen die eruit zouden kunnen voortvloeien, worden beoor<strong>deel</strong>d tegen<br />
de achtergrond van de mededinging binnen het feitelijke kader waarin zij zich zonder de<br />
litigieuze overeenkomst zou afspelen.<br />
Ingevolge artikel 85, lid 1, van het Verdrag is een dergelijke beoordeling niet enkel beperkt tot<br />
de werkelijke gevolgen, doch moet zij eveneens rekening houden met de potentiële gevolgen<br />
van de overeenkomst voor de mededinging op de gemeenschappelijke markt. Een<br />
overeenkomst ontkomt evenwel aan het verbod van artikel 85 wanneer zij de markt slechts in<br />
zeer geringe mate beïnvloedt.<br />
De omstandigheid dat de Commissie niet in staat is het bestaan van een reële<br />
mededingingsbelemmering aan te tonen, heeft derhalve geen gevolgen voor de beslechting<br />
van het geschil over de betrokken overeenkomst.<br />
13 De criteria coördinatie en samenwerking, die voorwaarden zijn voor onderling afgestemde<br />
feitelijke gedragingen, houden allerminst in dat er een werkelijk "plan" moet zijn opgesteld,<br />
maar dienen te worden verstaan in het licht van de in de verdragsbepalingen inzake de<br />
mededinging besloten voorstelling, dat iedere ondernemer zelfstandig moet bepalen welk<br />
beleid hij op de gemeenschappelijke markt zal voeren en welke condities hij zijn klanten zal<br />
bieden.<br />
Deze eis van zelfstandigheid sluit weliswaar niet uit, dat de ondernemer gerechtigd is zijn<br />
beleid intelligent aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag van de concurrenten aan<br />
te passen, doch staat onverbiddelijk in de weg aan enigerlei al dan niet rechtstreeks contact<br />
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:61995CJ0007:NL:H...<br />
Page 2 of 18<br />
23/04/2012