13.09.2013 Views

Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars

Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars

Documentatiebundel deel 2 - Contrast :::. Law Seminars

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtskundig Weekblad 2011-12 | nr. 10 | 5 november 2011<br />

eel te hebben. 14 Mits het gezamenlijke marktaan<strong>deel</strong><br />

van de betrokken ondernemingen beneden bepaalde<br />

drempels blij – 25% voor O&O-overeenkomsten,<br />

20% voor specialisatieovereenkomsten –, 15 en mits zij<br />

geen harde kern-beperkingen of andere speci ek uitgesloten<br />

beperkingen bevatten, worden deze overeenkomsten<br />

geacht verenigbaar te zijn met art. 101, derde<br />

lid, VWEU, zonder dat een meer diepgaande toetsing<br />

aan het mededingingsrecht vereist is.<br />

Los van de twee groepsvrijstellingen voorzag de<br />

Commissie eveneens in een reeks horizontale richtsnoeren<br />

waaruit ondernemingen inspiratie konden<br />

putten om uit te maken of en wanneer bepaalde types<br />

overeenkomsten, zoals standaardiseringovereenkomsten<br />

en inkoopovereenkomsten, al dan niet de<br />

toets met de artikelen 101, eerste lid en 101, derde lid,<br />

VWEU doorstonden.<br />

Einde 2008 besloot de Commissie tot een grondige<br />

herziening van de voornoemde instrumenten. Rechtstreekse<br />

aanleiding hiervoor was de naderende vervaltermijn<br />

van de geldende groepsvrijstellingen. 16 De<br />

Commissie maakte van deze gelegenheid gebruik om<br />

niet alleen de twee verordeningen, maar ook de horizontale<br />

richtsnoeren aan te passen op grond van haar<br />

eigen recente ervaringen en de evoluties in de Europese<br />

rechtspraak. Belangrijk Leitmotiv hierbij was de<br />

wens om de richtsnoeren gebruiksvriendelijker te maken<br />

en zodoende de rechtszekerheid te versterken.<br />

Dat de Commissie hierbij niet over één nacht ijs<br />

ging, mag blijken uit de grootschalige consultatie die<br />

op het getouw werd gezet. Van december 2008 tot januari<br />

2009 voerde de Commissie een consultatieronde<br />

uit om van diverse betrokken actoren feedback<br />

te verkrijgen rond de sterktes en zwakten van de bestaande<br />

instrumenten. 17 In een tweede fase (mei-juni<br />

2010) werden de ontwerpteksten aan een bijkomende<br />

14 Verordening nr. 2658/2000 van de Commissie betre ende de toepassing<br />

van artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten,<br />

Pb. 2000, L 304/3 en Verordening nr. 2659/2000<br />

van de Commissie betre ende de toepassing van artikel 81, lid 3,<br />

van het EG-Verdrag op groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten,<br />

Pb. 2000, L 304/7. Voor de eerste versie van de twee<br />

groepsvrijstellingen, zie: Verordening nr. 417/85 van de Commissie<br />

betre ende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag<br />

op groepen specialisatieovereenkomsten, Pb. 1985, L 53/1 en Verordening<br />

nr. 418/85 van 19 december 1984 betre ende de toepassing<br />

van artikel 85, lid 3, van het EEG-verdrag op groepen onderzoeks- en<br />

ontwikkelingsovereenkomsten, Pb. 1985, L 53/5.<br />

15 Cf. art. 4 Verordening 1217/2010; art. 3 Verordening 1218/2010.<br />

16 Beide groepsvrijstellingen waren geldig tot 31 december 2010. De<br />

nieuwe vrijstellingen (i.e. Verordening 1217/2010 en Verordening<br />

1218/2010) traden in werking op 1 januari 2011 (met een overgangsregeling<br />

voor reeds van kracht zijnde overeenkomsten) en vervallen<br />

op 31 december 2022.<br />

17 De reacties zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/competition/<br />

consultations/2009_horizontal_agreements/index.html.<br />

464<br />

publieke consultatie onderworpen. 18 Na doorvoering<br />

van de nodige aanpassingen werden de nale teksten<br />

op 14 december 2010 goedgekeurd. Hieronder behandelen<br />

wij bondig enkele belangrijke wijzigingen in de<br />

richtsnoeren.<br />

B. De Horizontale Richtsnoeren (2010)<br />

1° Algemeen<br />

Zoals hierboven aangestipt, beogen de Richtsnoeren<br />

ondernemingen een houvast te bieden bij de beoordeling<br />

van de verenigbaarheid met art. 101 VWEU van<br />

bepaalde samenwerkingsovereenkomsten gesloten<br />

met (potentiële) concurrenten. Kort gesteld tracht de<br />

Commissie door de uitvaardiging van de Richtsnoeren<br />

uiteen te zetten hoe zij in concrete gevallen problematische<br />

en schadelijke samenwerking tussen concurrenten<br />

onderscheidt van e ciëntieversterkende<br />

samenwerking. Zij bespreekt daarbij vijf overeenkomsten<br />

die tot stand komen in het raam van een normale<br />

bedrijfsvoering: O&O-overeenkomsten; productieovereenkomsten;<br />

aankoopovereenkomsten; commercialiseringsovereenkomsten<br />

en ten slotte standaardiseringsovereenkomsten.<br />

Voorafgaandelijk dient te worden aangestipt dat<br />

art. 101 VWEU niet van toepassing is op contractuele<br />

afspraken tussen entiteiten die <strong>deel</strong> uitmaken van<br />

één en dezelfde economische eenheid. Dit volgt uit<br />

het zogenaamde Parker Pen-arrest waarin het Hof van<br />

Justitie van oor<strong>deel</strong> was dat tussen een moedermaatschappij<br />

en haar dochtermaatschappij die samen een<br />

«economische eenheid» vormen waarbinnen de dochter<br />

over geen enkele zelfstandigheid beschikt om haar<br />

marktgedrag te bepalen, geen overeenkomst kan worden<br />

gesloten die bekritiseerbaar is op grond van het<br />

mededingingsrecht. 19 Concreet hee deze rechtspraak<br />

tot gevolg dat samenwerkingsovereenkomsten aangegaan<br />

tussen entiteiten die samen één economische<br />

eenheid uitmaken (bijvoorbeeld tussen een moedervennootschap<br />

en een dochtervennootschap waarover<br />

18 De reacties (ca. 120) zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/competition/consultations/2010_horizontals/index.html.<br />

19 HvJ 24 oktober 1996, Viho Europe t/ Commissie, zaak C-73/95,<br />

Jur. 1996, I, 5457, rechtsoverweging 49. In de ontwerpversie van de<br />

Richtsnoeren oor<strong>deel</strong>de de Commissie dat ook een overeenkomst die<br />

wordt gesloten tussen een volwaardige joint venture en een moedermaatschappij<br />

de mededinging niet zou kunnen beperken in de zin van<br />

art. 101 VWEU. Op deze stelling van de Commissie kwam – terecht<br />

– veel kritiek, daar niet zonder meer kan worden aangenomen dat een<br />

volwaardige joint venture over geen enkele zelfstandigheid beschikt<br />

om autonoom haar marktgedrag te bepalen; dit moet steeds feitelijk<br />

worden nagegaan. De Commissie hee daarom besloten dit denkspoor<br />

te verlaten bij de uitvaardiging van de de nitieve versie van de<br />

Richtsnoeren (vergelijk punt 11 van de ontwerpversie met punt 11 van<br />

de de nitieve versie van de Richtsnoeren).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!