ben IK in beeld?

Bijlagen
Bijlage I 18 Vroege onaangepaste schema’s (Young, 1999, p.15-20)
1. Verlating/instabiliteit
De waargenomen instabiliteit of onbetrouwbaarheid van hen die beschikbaar zijn voor steun en
verbinding. Dit houdt het gevoel in dat belangrijke anderen niet in staat zullen zijn om emotionele
ondersteuning, verbinding, kracht of praktische bescherming te blijven geven, omdat ze emotioneel
instabiel en onvoorspelbaar zijn (bijv. woede-uitbarstingen), onbetrouwbaar of wisselend aanwezig;
omdat ze dreigen dood te gaan; of omdat ze de patiënt in de steek zullen laten ten gunste van een
beter iemand.
2. Wantrouwen/misbruik
De verwachting dat anderen je pijn zullen doen, misbruiken, vernederen, bedriegen, liegen,
manipuleren of gebruik van je zullen maken. Houdt gewoonlijk de perceptie in dat de pijn/schade
opzettelijk is toegebracht of het resultaat is van onrechtvaardige en extreme verwaarlozing. Dit kan
het gevoel omvatten dat men altijd in relaties met anderen beetgenomen wordt of ‘aan het kortste
eind trekt’.
3. Emotioneel tekort/emotionele deprivatie
De verwachting dat aan iemands behoefte aan emotionele ondersteuning door anderen niet op
voldoende wijze zal worden tegemoetgekomen.
De voornaamste vormen van emotioneel tekort zijn:
a. Tekort aan verzorging
Ontbreken van aandacht, affectie, warmte of gezelschap.
b. Tekort aan empathie
Afwezigheid van begrip, luisteren, zelfonthulling of wederzijds delen van gevoelens door anderen.
c. Tekort aan bescherming
Afwezigheid van krachtige leiding, richting geven of leiding door anderen.
4. Defect/schaamte
Het gevoel dat men defect is, niet gewenst, minderwaardig, of in belangrijke opzichten geïnvalideerd
of dat men niet beminnenswaard is voor belangrijke anderen, indien men met hen wordt
geconfronteerd. Dit kan inhouden overgevoeligheid voor kritiek, afwijzing en verwijt; overmatig
zelfbewustzijn, vergelijking met en onzekerheid rond anderen; of een gevel van schaamte met
betrekking tot iemands gepercipieerde/vermeende zwakheden.den kunnen inwendig zijn (bijv.
zelfzuchtigheid, woede-impulsen, onacceptabele seksuele verlangens) of uitwendig (bijv. niet
gewenste uiterlijke verschijning, sociale onhandigheid).
5. Sociale isolatie/vervreemding
Het gevoel dat men geïsoleerd is van de rest van de wereld, anders dan andere mensen of niet deel
uitmaakt van enige groep of gemeenschap.
6. Afhankelijkheid/incompetentie
De overtuiging dat men niet in staat is om zijn dagelijkse verantwoordelijkheden op een competente
wijze te hanteren zonder aanzienlijke hulp van anderen (bijv. voor zichzelf zorgen, dagelijkse