22.09.2013 Views

Voederbomen: een verrijking voor het rantsoen? - Praktijknetwerk ...

Voederbomen: een verrijking voor het rantsoen? - Praktijknetwerk ...

Voederbomen: een verrijking voor het rantsoen? - Praktijknetwerk ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

verschillende plantsoorten (Krause et al., 2001). De Van Soest methode is niet geschikt om de<br />

voederwaarde van tanninerijk voer vast te stellen, door de aanwezigheid van tannine-eiwit<br />

complexen in <strong>het</strong> substraat (Becker & Makkar, 1997; Makkar, 2003). Dit maakt <strong>het</strong> gebruiken van<br />

in vitro metingen niet geschikt om de werkelijke vertering vast te stellen bij tannine rijk voer<br />

(Becker & Makkar, 1997). Andere secundaire componenten dan tannine in houtachtige planten<br />

kunnen grotere invloed hebben op de vertering dan CT. Daarom moet bij onderzoek naar <strong>het</strong><br />

effect van tannine op de verteerbaarheid rekening gehouden worden met de invloed van andere<br />

secundaire stoffen (Didier, 2009; Hanson et al., 2000).<br />

4.2.7 Hydrolyseerbare tannine<br />

Hydrolyseerbare tannines (HT) kunnen giftig zijn en kunnen afgebroken worden in de pens door<br />

microben (Hanson et al., 2000; Makkar, 2003). De invloed van HT op de vertering beperkt zich<br />

tot <strong>het</strong> aantasten van pensmicroben (Cheek, 1998). In sommige houtachtige planten kan <strong>het</strong><br />

gehalte aan HT oplopen tot 200 g/kg ds (Reed, 1995). Vergiftiging van herkauwers door <strong>het</strong> eten<br />

van bladeren van de eik of eikels komt door de hoge concentratie HT (looizuur). De door de<br />

pens afgebroken HT wordt in <strong>het</strong> bloed opgenomen, hierdoor komen meer fenolen in <strong>het</strong> bloed,<br />

waarbij de lever onvoldoende capaciteit heeft om deze fenolen onschadelijk te maken, <strong>het</strong> dier<br />

wordt vergiftigd (Makkar, 2003).<br />

4.2.8 Tannine en de vertering bij geiten en koeien<br />

Geiten kunnen grotere hoeveelheden tannines en andere secundaire verbindingen onschadelijk<br />

maken dan grazers (El-Adawy et al., 2006). Dit komt waarschijnlijk doordat geiten hier tegen <strong>een</strong><br />

afweermechanisme hebben ontwikkeld als gevolg van veel secundaire verbindingen in hun<br />

<strong>rantsoen</strong> (Gilboa et al., 1996; Norton en Perez-Maldonado, 1996). Geiten zijn beter instaat om<br />

houtachtige planten van lage kwaliteit als voer te gebruiken dan koeien (El-Adawy et al., 2006).<br />

Geiten zijn intermediate feeders en zijn daarom selectiever in <strong>het</strong> eten van de plantdelen met<br />

hoge eiwitconcentraties en lage secundaire componenten van houtachtige planten, dan grazers<br />

(El-Adawy et al., 2006), zoals <strong>een</strong> koe. In de pens van de geit zijn bacteriën aanwezig die CT<br />

tolereren of afbreken, zoals Streptococcus caprins (Blackall et al., 1994). De aanwezigheid van deze<br />

bacteriën is afhankelijk van de conditie van de pens, waardoor de bacterie bij<strong>voor</strong>beeld niet bij<br />

koeien <strong>voor</strong>komt (Fructos et al., 2004).Speekseleiwitten bij geiten zijn instaat om aan grote<br />

hoeveelheden CT te hechten (Waghorn, 2008). Geiten zijn beter bestand tegen secundaire<br />

componenten dan andere herkauwers door de aanwezigheid van andere eiwitten in <strong>het</strong> speeksel<br />

(Capela et al, 2011). Door CT te voeren aan schapen en geiten werd de concentratie aan<br />

speekseleiwitten 4 keer zo hoog. Na 10 dagen tannine voeren was de concentratie<br />

speekseleiwitten even hoog als dat van browsers (0,4-0,7 mg/ml) (Capela et al, 2011). Bij geiten<br />

werd g<strong>een</strong> verschil in droge stof opname gevonden tussen <strong>rantsoen</strong>en met 6, 8 en 10% tannine<br />

(Barman et al., 2008). Hieruit kan geconcludeerd worden dat geiten <strong>rantsoen</strong>en met 10% CT even<br />

goed kunnen verdragen als <strong>rantsoen</strong>en met 6% CT. Dit sluit aan bij <strong>het</strong> gegeven dat bij <strong>een</strong><br />

<strong>rantsoen</strong> met 9% CT g<strong>een</strong> toxicologische reactie is gevonden bij geiten (Malechek et al, 1981).<br />

Omgevingfactoren hebben <strong>een</strong> grotere invloed dan de genetische aanleg van verschillende rassen<br />

geiten, om tanninerijke voedermiddel te gaan eten (Glassera et al., 2009). De aanpassing aan<br />

houtachtige <strong>rantsoen</strong>en wordt dus niet genetisch bepaald.<br />

29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!