NEM 1, februari 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 1, februari 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
NEM 1, februari 2005 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
esteed aan hoe verschillende typen leergangen ‘cultuur’ opvatten en aanbieden.<br />
Ten slotte wordt gesproken over het nut van contrastiviteit (lange tijd een vies<br />
woord in het vreemdetalenonderwijs) in het verwerven van culturele competentie.<br />
Alice van Kalsbeek is verantwoordelijk <strong>voor</strong> de tweede module, die wat mij<br />
betreft het beste uit de verf komt. Deze module houdt zich bezig met de relatie<br />
tussen taal, cultuur en denken. Hier wordt een definitie van het begrip ‘interculturele<br />
competentie’ gepresenteerd. De module gaat onder meer in op wat de<br />
integratie van taal en cultuur betekent <strong>voor</strong> de onderwijspraktijk. Ook hier<br />
komen culturele verschillen en overeenkomsten aan bod.<br />
De laatste module, van Christine van Baalen, richt zich op het normen- en<br />
waardenaspect van cultuur, en het socialisatieproces dat de vreemdetaalleerder<br />
doormaakt. Hierbij komen zaken als taalconventies, routines en beleefdheidsstrategieën<br />
aan de orde. Daarnaast wordt in deze module aandacht besteed aan<br />
de zogenaamde Natuurlijke Semantische Metataal (NSM), een verzameling van<br />
zo’n zestig ‘universele’ begrippen die gebruikt kan worden om vrijwel elk<br />
concept te definiëren en de definities van vergelijkbare concepten in verschillende<br />
talen te vergelijken.<br />
NSM is een interessant gegeven, dat in dit boek redelijk helder wordt<br />
uitgelegd. Toch denk ik dat de gemiddelde docent, om er in de onderwijspraktijk<br />
ook echt wat mee te kunnen, meer training nodig zou hebben. Wat dat betreft<br />
was het misschien beter geweest om het in dit boek buiten beschouwing te laten,<br />
en er apart aandacht aan te besteden in een andere publicatie.<br />
Mijn enige andere punt van kritiek betreft het feit dat de cursus zich vrij<br />
expliciet lijkt te richten op docenten die niet-moedertaalsprekers van het Nederlands<br />
zijn. Zie bij<strong>voor</strong>beeld dit citaat uit de inleiding:<br />
Het begrip ‘intercultureel’ verwijst hier naar de positie van de vreemdetaaldocent<br />
als intermediair tussen verschillende talen en culturen (de eigen taal en cultuur,<br />
de ‘vreemde’ taal en cultuur en cultuur van de studenten) (11).<br />
Ook in een aantal taken komt dit vrij duidelijk naar voren, bij<strong>voor</strong>beeld bij de<br />
taak gerelateerd aan de tekst over ‘leuk’ en ‘lekker’: ‘1. Zijn er culturele equivalenten<br />
van “leuk” en “lekker” in je eigen taal?’ (40).<br />
Nu heb ik als moedertaalspreker wellicht meer cultureel inzicht, maar na<br />
negen jaar in het buitenland is mijn kennis vermoedelijk niet meer helemaal upto-date,<br />
en bovendien is deze nogal eenzijdig (mijn kennis van de Vlaamse<br />
cultuur is nog steeds tamelijk beperkt). Ook lijkt het me niet juist om te veronderstellen<br />
dat iemand automatisch in staat is leerders te onderwijzen in interculturele<br />
competentie, enkel en alleen omdat hij/zij in een bepaalde cultuur is<br />
opgegroeid. Ik vermoed echter dat de auteurs het niet helemaal zo bedoeld<br />
hebben, en dat het eerder een kwestie van formulering is. Het doet verder aan de<br />
inhoud niets af; ook ik heb – zonder trainer! – veel van deze cursus geleerd, en<br />
kan hem daarom van harte aanbevelen.<br />
– Miranda van Rossum<br />
82