grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
16 HOOFDSTUK II. HET FORMALISME<br />
De geadjungeer<strong>de</strong> A † <strong>van</strong> een operator A is ge<strong>de</strong>finieerd door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vergelijking:<br />
〈ψ|A † |φ〉 = 〈φ|A|ψ〉 ∗ voor alle |φ〉, |ψ〉 ∈ H. (II.20)<br />
OPGAVE 3. Laat zien dat voor <strong>de</strong> matrixvoorstelling in een orthonormale basis geldt: (A † ) ij =<br />
A ∗ ji .<br />
Ie<strong>de</strong>re operator op een eindig-dimensionale vectorruimte heeft een unieke geadjungeer<strong>de</strong>, Er geldt<br />
ver<strong>de</strong>r dat<br />
(cA) † = c ∗ A † en (AB) † = B † A † (II.21)<br />
(A + B) † = A † + B † en (A † ) † = A . (II.22)<br />
Een operator B heet een inverse <strong>van</strong> A als<br />
AB = BA = 11 ;<br />
(II.23)<br />
waarin 11 <strong>de</strong> eenheidsoperator is, d.w.z. <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke afbeelding op H: 11|ψ〉 := |ψ〉 voor alle |ψ〉 ∈<br />
H. We noteren voor B in dat geval A −1 , omdat <strong>de</strong> inverse, als hij bestaat, uniek is. Maar niet ie<strong>de</strong>re<br />
operator bezit een inverse. Voorbeeld (in <strong>de</strong> Hilbertruimte C 2 ):<br />
( ) 0 1<br />
. (II.24)<br />
0 0<br />
Het spoor <strong>van</strong> een operator A (Eng.: trace) is ge<strong>de</strong>finieerd als volgt:<br />
TrA :=<br />
N∑<br />
〈γ i |A|γ i 〉 (II.25)<br />
i=1<br />
waarin |γ 1 〉, . . . , |γ N 〉 een willekeurige orthonormale basis is en N := dim H.<br />
OPGAVE 4. Laat zien dat TrA onafhankelijk is <strong>van</strong> <strong>de</strong> keus <strong>van</strong> <strong>de</strong> orthonormale basis.<br />
Het spoor heeft <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> eigenschappen:<br />
TrA † = (TrA) ∗ , en dus: A = A † =⇒ TrA ∈ R ,<br />
Tr(bA + cB) = b Tr A + c Tr B .<br />
Tr AB = Tr BA .<br />
(II.26)<br />
OPGAVE 5. Bewijs <strong>de</strong> drie beweringen in (II.26).<br />
We zetten <strong>de</strong> voornaamste soorten operatoren op een rijtje. Een operator A heet normaal als hij<br />
commuteert met zijn geadjungeer<strong>de</strong>:<br />
[A, A † ] := AA † − A † A = 0<br />
(II.27)<br />
(waarin 0 eigenlijk <strong>de</strong> ‘nul-operator’ is: die beeldt alle vectoren af op <strong>de</strong> nulvector 0 ). Een operator<br />
heet zelf-geadjungeerd (of Hermitisch) als hij i<strong>de</strong>ntiek is aan zijn geadjungeer<strong>de</strong>:<br />
A † = A .<br />
(II.28)