grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
grondslagen van de quantummechanica - Universiteit Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
34 HOOFDSTUK III. DE POSTULATEN<br />
5. Projectiepostulaat (discreet geval). Als er een meting aan het fysisch systeem in toestand<br />
|ψ〉 <strong>van</strong> fysische grootheid A wordt verricht, die correspon<strong>de</strong>ert met een operator A met een<br />
discreet sprectrum, en <strong>de</strong> meting levert eigenwaar<strong>de</strong> a i ∈ R op, dan is het systeem direct na <strong>de</strong><br />
meting in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> eigentoestand:<br />
|ψ〉 <br />
P a i<br />
|ψ〉<br />
‖P ai |ψ〉‖ .<br />
(III.3)<br />
De eerste drie postulaten verbin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> (onge<strong>de</strong>finieer<strong>de</strong>) begrippen ‘fysisch systeem’, ‘toestand’<br />
en ‘grootheid’ met wiskundige begrippen. De laatste twee postulaten leggen vast hoe toestan<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r tijd veran<strong>de</strong>ren<br />
Ad 1 Het toestandpostulaat impliceert dat systemen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> |ψ〉 zich in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> fysische<br />
toestand bevin<strong>de</strong>n. Langs welke metho<strong>de</strong> die toestandsvector |ψ〉 geproduceerd is, is hierbij niet <strong>van</strong><br />
belang. Ook het feit dat twee systemen beschreven door <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> |ψ〉 vervolgens bij meting verschillen<strong>de</strong><br />
uitkomsten kunnen geven (hetgeen volgens het meetpostulaat is toegestaan) is geen re<strong>de</strong>n om<br />
hun toestand als verschillend aan te merken. Het is echter omgekeerd niet zo dat ie<strong>de</strong>r tweetal verschillen<strong>de</strong><br />
eenheidsvectoren ook verschillen<strong>de</strong> toestan<strong>de</strong>n representeren. Men neemt gewoonlijk aan<br />
dat vectoren die slechts een fasefactor e iθ (θ ∈ R) schelen, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> fysische toestand voorstellen<br />
(zulke vectoren vormen een eenheidsstraal, Eng.: unit ray), omdat ze <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kansver<strong>de</strong>lingen op<br />
meetuitkomsten vastleggen.<br />
Ook <strong>de</strong> bewering dat alle eenheidsvectoren <strong>van</strong> H fysische toestan<strong>de</strong>n beschrijven hoeft in het<br />
algemeen niet waar te zijn. Merk op dat <strong>de</strong> verzameling <strong>van</strong> eenheidsvectoren buitengewoon groot<br />
is. Zelfs voor een <strong>de</strong>eltje in één ruimtelijke dimensie is <strong>de</strong> Hilbertruimte oneindig-dimensionaal.<br />
Daarnaast blijken bepaal<strong>de</strong> typen <strong>van</strong> superposities <strong>van</strong> toestan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> natuur niet voor te komen,<br />
bijvoorbeeld superposities <strong>van</strong> toestan<strong>de</strong>n met verschillen<strong>de</strong> lading (electrisch, baryonisch, etc.), of<br />
<strong>van</strong> toestan<strong>de</strong>n met geheel- en halftallige spin. Men kan <strong>de</strong>ze superposities in <strong>de</strong> theorie verbie<strong>de</strong>n<br />
door zogeheten superselectieregels in te voeren. De eis dat voor i<strong>de</strong>ntieke <strong>de</strong>eltjes alleen toestan<strong>de</strong>n<br />
zijn toegestaan die symmetrisch of antisymmetrisch zijn on<strong>de</strong>r permutatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes is een voorbeeld<br />
<strong>van</strong> zo’n superselectieregel. De klasse <strong>van</strong> toegelaten toestan<strong>de</strong>n valt bij <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong><br />
een superselectieregel uiteen in een directe som <strong>van</strong> <strong>de</strong> eigenruimten <strong>van</strong> <strong>de</strong> superselectie-operator:<br />
H = ⊕ j=1<br />
H j . (III.4)<br />
Binnen één <strong>de</strong>rgelijke <strong>de</strong>elruimte H j — een coherente sector genaamd — zijn superposities <strong>van</strong><br />
alle toestan<strong>de</strong>n toegelaten. In afwezigheid <strong>van</strong> superselectieregels vormt <strong>de</strong> gehele Hilbertruimte één<br />
coherente sector. Dan is het superpositiebeginsel algemeen geldig, dat zegt dat voor ie<strong>de</strong>r tweetal<br />
toestan<strong>de</strong>n |ψ〉 en |φ〉 <strong>de</strong> lineaire combinatie a|ψ〉 + b|φ〉, met |a| 2 + |b| 2 = 1, ook een toestand<br />
voorstelt. Omdat <strong>de</strong> natuur kennelijk superselectieregels oplegt (die soms afleidbaar zijn uit symmetrieën,<br />
zoals eerst door Wick, Wightman en Wigner in 1955 afgeleid), geldt het superpositiebeginsel<br />
slechts per coherente sector. Superposities <strong>van</strong> vectoren uit verschillen<strong>de</strong> coherente sectoren correspon<strong>de</strong>ren<br />
niet met een fysische toestand en dit noopt tot een navenante herformulering <strong>van</strong> het<br />
toestandpostulaat. Wat samengestel<strong>de</strong> fysische systemen betreft, zeggen we dat het systeem in een<br />
verstrengel<strong>de</strong> toestand is d.e.s.d.a. <strong>de</strong> toestandsvector niet factoriseerbaar is. In het gedachtenexperiment<br />
<strong>van</strong> EPR speelt zo’n verstrengel<strong>de</strong> toestand <strong>de</strong> hoofdrol. Schrödinger (1935b) liet als eerste