29.01.2015 Views

Voortgangsrapport 2010 - Vlaamse Landmaatschappij

Voortgangsrapport 2010 - Vlaamse Landmaatschappij

Voortgangsrapport 2010 - Vlaamse Landmaatschappij

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

3.2.2.3 Regionale verschillen in toestand en evolutie<br />

van de nitraatconcentratie in grondwater<br />

De metingen van het voorjaar van <strong>2010</strong> bevestigen het eerder vastgestelde<br />

verdelingspatroon van nitraatconcentraties in het freatische<br />

grondwater in Vlaanderen (Figuur 58 als bijlage). De situatie, bekeken<br />

op basis van nitraatmaxima per put, blijft verder stabiel voor gebieden<br />

met weinig nitraatverontreiniging zoals de Polders en het zuidelijke<br />

Netebekken. Ook voor de eerder als problematisch gerapporteerde<br />

zones met veel overschrijdingen (Hoogterrasafzettingen, zuidelijke<br />

heuvelstreken) zijn hooguit beperkte verbeteringen op te merken, zodat<br />

het overschrijdingspercentage op zoneniveau hoog blijft (tot meer<br />

dan 67% voor HHZ 23 op het niveau van de bovenste filter).<br />

Terwijl in Limburg en de zuidelijke heuvelstreken potentieel zeer<br />

kwetsbare zones aanwezig zijn - een sterke uitspoeling van nitraat<br />

naar het grondwater is hier niet verwonderlijk - heeft men in West-<br />

Vlaanderen eerder met minder kwetsbare lagen te maken. De hoge<br />

nitraatconcentraties in het ondiepe grondwater van West-Vlaanderen<br />

zijn het gevolg van een hoge stikstofinput in combinatie met zeer<br />

korte transportwegen (Figuur 58 als bijlage). Naast de potentiële<br />

kwetsbaarheid van watervoerende lagen spelen dus bemestingstoepassing<br />

en genomen beschermingsmaatregelen een rol bij de interpretatie<br />

van de meetresultaten.<br />

Ook klimatologische aspecten hebben een invloed. Afhankelijk van<br />

het jaarlijkse neerslagoverschot in combinatie met de bodemdoorlatendheid<br />

en evapotranspiratie-effecten kan dit in bepaalde gebieden<br />

tot een verschillende grondwateraanvulling leiden. In Zuid-Limburg<br />

zijn de infiltratiehoeveelheden in vergelijking met het noordelijke<br />

gedeelte van Vlaanderen eerder beperkt. Terwijl in de Noorderkempen<br />

de grotere hoeveelheid infiltrerend water bij het nitraattransport<br />

naar het grondwater tot verdunningseffecten leidt, komt het in Zuid-<br />

Limburg dus eerder tot een opconcentratie van nitraat in het percolatiewater<br />

en daarmee ook in het grondwater. Ondanks een eerder<br />

beperkte nutriënteninput in Zuid-Limburg kunnen dus de fysische<br />

randvoorwaarden hier geregeld tot overschrijdingen van de nitraatnorm<br />

leiden. Bovendien heeft men in dit gebied in het algemeen met<br />

langere transportwegen te maken, zodat de mogelijke effecten van<br />

een bijgestuurd mestbeleid pas met een grotere vertraging kunnen<br />

worden waargenomen.<br />

Figuur 59 (als bijlage) geeft de evolutie weer van de nitraatconcentraties<br />

op het eerste filterniveau voor de periode 2004-2009. Bij deze<br />

trendbepaling is alleen met meetpunten rekening gehouden die<br />

tijdens elk kalenderjaar werden bemonsterd. Globaal gezien wordt<br />

voor het merendeel van Vlaanderen op zijn minst een status quo situatie<br />

of een lichte daling van de nitraatconcentraties in het grondwater<br />

bereikt (groene + lichtblauwe kleur).<br />

Positief in deze context is de vastgestelde verbetering voor de grote<br />

zone van het dun Quartair dek op de Ieperse Klei (HHZ 32) in West-<br />

Vlaanderen en ook voor de zone van het Complex van de Kempen<br />

(HHZ 40). Telkens gaat het om zones met ondiepe, eerder smalle<br />

watervoerende lagen met in het verleden zeer intensieve bemestingactiviteiten.<br />

Kenmerkend voor de hier aanwezige watervoerende<br />

lagen zijn de korte stromingscycli met bijgevolg korte reistijden van<br />

het grondwater, zodat recentelijk genomen beschermingsmaatregelen<br />

in het kader van het mestbeleid hier blijkbaar reeds een<br />

meetbaar effect hebben. Een zeer sterke daling van de gemiddelde<br />

nitraatconcentraties kan daarentegen tot op heden nergens worden<br />

geregistreerd.<br />

Ook laat zich voor een beperkt aantal zones met gemiddelde concentraties<br />

boven 50 mg NO - 3 /l (HHZ 23, HHZ 76 en HHZ 10) nog altijd<br />

een lichte verslechtering van de situatie vaststellen. Voor HHZ 78<br />

komt het zelfs tot een sterke stijging van de nitraatconcentraties,<br />

weliswaar op een gemiddeld concentratieniveau beneden 50 mg<br />

NO - 3 /l. Voor de HHZ’s 23 en 76 moet men ervan uitgaan, dat langere<br />

reistijden en een beperkte beschikbare reductiecapaciteit in de<br />

sedimenten tot een effectvertraging leiden. Nitraat afkomstig van<br />

bemestingsactiviteiten uit het verleden wordt nog altijd aangevoerd<br />

en reeds opgeslagen nitraat in het grondwater kan slechts uiterst<br />

traag via reductie- en transportprocessen uit de watervoerende lagen<br />

worden verwijderd. Voor deze zones is het dus op het moment<br />

niet mogelijk te evalueren of de genomen beleidsmaatregelen volstaan<br />

om de waterkwaliteit voldoende te verbeteren. Dit moet uit<br />

de volgende campagnes blijken. De stijging voor de HHZ’s 10 en 78<br />

heeft eerder te maken met een beperkt aantal referentiemeetpunten<br />

in combinatie met vastgestelde ‘punctuele’ verslechteringen van<br />

de waterkwaliteit. Ook hier dient de verdere evolutie in het oog te<br />

worden gehouden, mogelijk op basis van detailanalysen.<br />

126<br />

3 MILIEUEFFECTEN

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!