Brieven aan DarwinGerard Bodifeesbrief aan DarwinIN 1859 PUBLICEERDE CHARLES DARWIN ZIJN OPHEFMAKENDE BOEK ON THEORIGIN OF SPECIES. 150 JAAR LATER WIL DE UNIEVRIJZINNIGE VERENIGINGEN, GEÏNSPIREERD DOOR HAAR VRIJZINNIG-HUMANISTISCH GEDACHTEGOED, DIT IN DE SCHIJNWERPERS PLAAT-SEN. HET GEHELE JAAR 2009 DOOR KAN JE IN IEDERE <strong>UVV</strong>-INFO DE CORRESPONDENTIE LEZEN TUSSEN DARWIN, AAN DE HAND VANEEN AANTAL BRIEVEN GESELECTEERD UIT ZIJN ENORME BRIEFWISSELINGSOEUVRE, EN HEDENDAAGSE SCHRIJVERS, WETENSCHAPPERS…Letter 3206Darwin, C. R. to Wedgwood, F. J. - 11 July 1861Torquay July 11Some one has sent us `Macmillan'; and I must tell youhow much I admire your Article; though at the same timeI must confess that I could not clearly follow you in someparts, which probably is in main part due to my not beingat all accustomed to metaphysical trains of thought. Ithink that you understand my book perfectly, and that Ifind a very rare event with my critics. The ideas in thelast page have several times vaguely crossed my mind.Owing to several correspondents I have been led lately tothink, or rather to try to think over some of the chiefpoints discussed by you. But the result has been with mea maze -something like thinking on the origin of evil, towhich you allude. The mind refuses to look at this universe,being what it is, without having been designed; yet,where one would most expect design, viz. in the structureof a sentient being, the more I think on the subject, theless I can see proof of design. Asa Gray and some otherslook at each variation, or at least at each beneficialvariation (which A. Gray would compare with the raindrops which do not fall on the sea, but on to the land tofertilize it) as having been providentially designed. Yetwhen I ask him whether he looks at each variation in therock-pigeon, by which man has made by accumulation apouter or fantail pigeon, as providentially designed forman's amusement, he does not know what to answer;and if he, or any one, admits [that] these variations areaccidental, as far as purpose is concerned (of course notaccidental as to their cause or origin); then I can see noreason why he should rank the accumulated variationsby which the beautifully adapted woodpecker has beenformed, as providentially designed. For it would be easyto imagine the enlarged crop of the pouter, or tail of thefantail, as of some use to birds, in a state of nature,having peculiar habits of life. These are the considerationswhich perplex me about design; but whether you willcare to hear them, I know not.Torquay, 11 Juli 1861Iemand heeft ons een exemplaar van Macmillan’sMagazine bezorgd en ik wilde u absoluut feliciteren met uwartikel; hoewel ik eigenlijk ook moet toegeven dat ik u nietoveral even goed kon volgen, maar dat is ongetwijfeld voornamelijktoe te schrijven aan mijn eigen gebrek aan ervaringmet metafysisch redeneren. Volgens mij begrijpt u mijnboek perfect -iets wat van mijn critici jammer genoeg maarzelden kan worden gezegd. De ideeën die u op de laatstepagina bespreekt zijn meermaals vaagweg bij mij opgekomen.Verscheidene correspondenten hebben mij er de laatstetijd toe gebracht na te denken -of beter gezegd: proberenna te denken- over enkele van de belangrijkste punten die uaanhaalt. Het heeft mij danig in de war gebracht -zoietsals nadenken over de oorsprong van het kwaad, waar u opalludeert. Ons verstand weigert het universum te aanschouwenzoals het is zonder het als ontworpen te ervaren;en toch, net daar waar men ontwerp het meest zou vermoeden-bijvoorbeeld in de structuur van een zelfbewustwezen- des te meer ik daarover nadenk, des te minderbewijs ik zie van ontwerp. Asa Gray en enkele anderenzien iedere variatie, of tenminste iedere voordelige variatie(die A. Gray zou vergelijken met de regendruppels dieniet in zee vallen, maar op het land en dat zo vruchtbaarmaken) als het resultaat van goddelijke voorzienigheid.Wanneer ik hem echter vraag of hij iedere variatie van derotsduif, die de mens door accumulatie heeft omgevormd toteen kropduif of een pauwstaartduif, ziet als goddelijk voorzienom de mens te plezieren, moet hij mij het antwoordschuldig blijven. Mocht hij -of iemand anders- toegeven datdeze variaties het resultaat zijn van toeval, voor zover wehet hebben over hun <strong>nu</strong>t (uiteraard niet wat hun oorzaak ofoorsprong betreft), zie ik geen enkele reden waarom hij degeaccumuleerde variaties die hebben geleid tot de prachtigaangepaste specht wel aan goddelijke voorzienigheid zoutoeschrijven. Men kan zich namelijk makkelijk indenkendat een grotere krop of een mooie staart voor vogels van enig<strong>nu</strong>t kan zijn in het wild, voor specifieke behoeften. Dit zijnde overwegingen bij ontwerp die mij versteld laten staan;maar of u ze zult willen horen, weet ik niet.✱Vertaald door Nils Van den Bergh, moreel consulent CMD Turnhout42 MAART-APRIL 2009
Zeer geachte Heer Darwin,0p de dag dat uw brief hier aankwam, trok een hevig onweer over deze streek. De zomer isbroeierig geweest tot hiertoe en ik moet bekennen dat het water uit de hemel me deugd deed. Enmij niet alleen. Het groen in de tuin fleurt weer op, het gras staat er terug fris bij. Natuurlijk kwamde gedachte in me op dat de natuur toch goed geregeld is. Water is het onmisbare element voorhet leven en het wordt door de natuur zelf uit de zeeën gehaald, gezuiverd en zo kwistig over hetland uitgegoten dat de dorre grond een vruchtbare bodem wordt. Het is wonderlijk. Maar ik moestook denken aan onze goede vriend Asa Gray die er wel van overtuigd is dat de natuur goed ontworpenwerd, maar die ook eerlijk genoeg is om toe te geven dat de efficiëntie niet perfect is. Wanttenslotte valt de meeste regen volkomen <strong>nu</strong>tteloos weer in de zee. Wat een verkwisting vanenergie.In uw brief verbaast u er zich over dat veel mensen tot het besluit komen dat aan de natuur eendoelbewust ontwerp ten grondslag ligt. U wijst dat denkbeeld af en het voorbeeld dat u geeft,overtuigt me volkomen. De spontane veranderingen die optraden in de wilde rotsduif zijn door demens gebruikt om sierduiven te kweken. Nu deze dieren bestaan, zou het toch niet redelijk zijn tebeweren dat de oorspronkelijke variaties in de wilde duif optraden met het oog op het ontstaanvan sierduiven. Het is door de selectie dat deze dieren tot stand kwamen, niet als gevolg van eendoelgerichte verandering. In dit geval gebeurde de selectie door de mens, maar in de natuurgebeurt zij door de natuur zelf. Dat de specht zo goed is aangepast aan zijn leefwijze in het bos,is alleen maar het resultaat van willekeurige veranderingen, waaruit de natuur selecteerde. Deveranderingen die gunstig waren voor de specht bevorderden zijn kansen tot overleving en voortplantingen konden zo blijven bestaan, de andere verdwenen vanzelf van het toneel. Dat begrijpik. Dat is ook wat ik las in uw boek.Zonder het <strong>nu</strong> met u oneens te willen zijn, zou ik toch willen wijzen op een paradox. Uit uw theorievolgt dat de natuur niet tot stand gekomen is va<strong>nu</strong>it een voorafgaand ontwerp dat doelbewust werduitgevoerd. De natuur werkt niet doelgericht, maar door middel van blinde variaties en onvermij -delijke selecties. Maar het kan niet ontkend worden dat de mens wel doelgericht handelt. Het huiswaarin ik woon, is door een architect ontworpen en door werklieden gebouwd, en deze mensen haddenMAART-APRIL 2009 43