Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Voordien ging wat we ‘waarde’ en ‘waarheid’ noemen integraal op de wil<br />
terug. En die wil liet zich door niets of niemand gezeggen. Als er al gezag was,<br />
kwam dit <strong>van</strong> die nergens aan gebonden, <strong>van</strong> elke grond verstoken, volstrekt<br />
soevereine wil. zo was het voordat men zoiets als filosofie uitvond, voordat men<br />
waarheid, denken, wetenschap en al het andere verzon wat onze cultuur maakt<br />
<strong>tot</strong> wat ze is.<br />
Het oudste epos <strong>van</strong> Hellas draagt nog de sporen <strong>van</strong> die oude, prefilosofische<br />
‘moraal’. Achilles’ wrok om Agamemnons diefstal was niet ingegeven door<br />
een eis om rechtvaardigheid. Hij was gekrenkt in zijn wil en de enige genoegdoening<br />
bestond erin zijn wil te mogen meten met die <strong>van</strong> Agamemnon. In een gevecht<br />
op leven en dood, met open vizier. niet dat Achilles niet bang was voor de<br />
dood. dat was hij net als iedereen, maar hij wilde er niet bang voor zijn. Hij wilde<br />
niet bang zijn voor de angst. Want dan zou hij zijn wil ergens aan onderwerpen en<br />
het was nu juist zaak om, omgekeerd, alles aan die wil te onderwerpen, inclusief<br />
zijn doodsangst. daar komt een moraal die uitgaat <strong>van</strong> het primaat <strong>van</strong> de wil op<br />
neer: niet iets willen omwille <strong>van</strong> wat het is, maar enkel omdat je het wil. die wil<br />
heeft geen enkele grond tenzij zijn eigen grondeloze, zelfloze ‘zelf’. En als dingen<br />
een grond nodig hebben, dan is die enkel in dit soort wil te situeren.<br />
dit was de oude, prefilosofische moraal. Tot men op een gegeven moment<br />
over die wil is gaan spreken in termen <strong>van</strong> waarheid en waarde. Alsof iets waarde<br />
op zich heeft – alsof de waarheid op zich bestaat, en wij onze wil daaraan kunnen<br />
– en dus moeten aanpassen. Waarheid was nu niet langer wat men wilde dat waar<br />
was, met alle grilligheid <strong>van</strong> dien: nu eens dit, dan weer dat. Waarheid hield op<br />
een god te zijn die zichzelf kon tegenspreken, maar werd waarheid op zich, een<br />
waarheid wars <strong>van</strong> contradictie. Aan dit waarheidscriterium werd de wil onderworpen.<br />
Men vond een waarheid <strong>van</strong> de wil uit en decreteerde dat die naar deze<br />
waarheid te luisteren had. zo ontstond filosofie, wetenschap en denken in het<br />
algemeen.<br />
Het motief achter die omduiding was dus, eerder dan angst, angst voor<br />
de angst – angst voor de angstaanjagende grondeloosheid <strong>van</strong> de wil – en, daarmee<br />
samengaand, ressentiment tegenover al wie niet bang was voor die angst.<br />
doodsangst was voordien het grootse gevoel dat een mens de gelegenheid gaf<br />
het soevereine <strong>van</strong> zijn wil te ervaren en aan anderen te presenteren. gevoed<br />
door een geheime jaloersheid tegenover hen die dit grootse gevoel aankonden,<br />
vonden anderen – de meerderheid – het waarheidsdenken uit dat de dood <strong>tot</strong><br />
‘niet-zijn’ verklaarde en doodsangst wegredeneerde. Het degradeerde de angst<br />
voor de dood <strong>tot</strong> een angst voor ‘iets <strong>van</strong> niets’ en verving de wil die vroeger<br />
als ‘grond’ gold door de waarheid – de waarheid <strong>van</strong> het zijn dat is wat het is en<br />
daarom nooit niet-zijn kan zijn.