Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Voorstellen tot werkelijkheid - Sjoerd van Tuinen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ger Groot<br />
Geweld<br />
50 – 51<br />
een conclusie die ik <strong>van</strong> harte zou omarmen. Maar ook dat onthutsende<br />
ideeën, hoe inopportuun ze ook mogen klinken, daarom nog niet onzinnig<br />
zijn. Want wat men <strong>van</strong> de zin <strong>van</strong> het geweld op zichzelf ook denken mag,<br />
betekenis hadden Oosterlings opmerkingen daarover wel. Een blik in zijn<br />
vuistdikke dissertatie Door schijn bewogen volstaat om iedere goede lezer<br />
daar<strong>van</strong> te overtuigen. graag laat die lezer zich daarbij dan gidsen door de<br />
uitvoerige zakenindex die onder dat hoofd ruim dertig verwijzingen geeft,<br />
op hun beurt weer onderverdeeld in een vijftiental subcategorieën als<br />
‘funderend’, ‘communicatief’, ‘structureel’, ‘oorspronkelijk’ en dan ook nog<br />
eens ‘oorspronkelijker’ geweld.<br />
deleuze & guattari, Foucault, derrida en in iets mindere mate lyotard<br />
zijn daarbij Oosterlings referenties – allen min of meer beïnvloed door<br />
zijn kroongetuige Bataille. ‘Volgens Bataille staat de mens zelfs uit naar<br />
het geweld, leeft hij <strong>van</strong> en in het zinloze geweld om juist zin, dat wil zeggen<br />
richting voor zijn handelen te scheppen’, zo schrijft hij op pagina 421.<br />
Een vijftigtal bladzijden later mogen ook die anderen hun stem laten horen<br />
in deze discussie om het zinscheppend-zinloze geweld: ‘Het Andere bij<br />
deleuze en Foucault als het verschil als zodanig blijkt bij derrida een gratuit<br />
geweld, even zinloos als zingevend, even waardeloos als waardescheppend’,<br />
zo vervolgt Oosterling. Waarna afsluitend de aartsvader <strong>van</strong> al deze<br />
denkers wordt gememoreerd: ‘Een analogie met nietzsches “daadkracht”<br />
dient zich aan’ (Oosterling 1996a: 472).<br />
Het is ontegenzeglijk wáár wat Oosterling hier, met zijn koor aan<br />
Frans nietzscheaanse stemmen, vaststelt: dat elke wet voortkomt uit een<br />
oorspronkelijk decreet dat, in een wereld vóór de wet, alleen maar kan wortelen<br />
in een geweld dat vervolgens zichzelf, mèt zijn eigen daad, letterlijk<br />
‘buiten de wet’ stelt. Of misschien moeten we zeggen: dat het geweld zichzelf<br />
wegmoffelt ónder de wet, waar<strong>van</strong> het <strong>van</strong>af dat ogenblik letterlijk èn<br />
figuurlijk de ‘onderstelling’ is.<br />
de eerste grens die getrokken wordt is nimmer legitiem: dat weet de<br />
filosofie al minstens sinds Rousseau. En dat geldt ook voor de grens tussen<br />
orde en chaos, wettig- en gewelddadigheid, of – om het in de termen <strong>van</strong><br />
het eerdere citaat te zeggen – het zelfde en het Andere. de paradox <strong>van</strong> de<br />
wet is dat zij het geweld verbant door het in zichzelf tegen zichzelf te keren<br />
en dit innerlijk schaakmat vervolgens als legitieme orde te verkopen. Alleen<br />
de filosofie herinnert nog aan de verborgen oorsprong. dan wordt, aldus<br />
Oosterling tegen het einde <strong>van</strong> Door schijn bewogen, ‘achter iedere stolling<br />
<strong>van</strong> de tijd [...] het zicht op een “oorspronkelijker” geweld vrijgemaakt, dat<br />
het heden uit zijn voegen tilt, ontwricht’ (Oosterling 1996a: 646).