INOS Jaarverslag 2010
INOS Jaarverslag 2010
INOS Jaarverslag 2010
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
16<br />
finAnciËn<br />
16.1<br />
finAncieel beleid<br />
Financieel beleid kan omschreven worden als het geheel aan activiteiten en de inrichting van de organisatie die ervoor zorgt<br />
dat financiële middelen zo worden ingezet dat zij in dienst staan van het onderwijsinhoudelijke beleid. Om te bewaken dat<br />
de juiste keuzes worden gemaakt bij de inzet van financiële middelen, dat de resultaten daarvan bewaakt worden en dat<br />
waar nodig de keuzes bijgesteld worden, heeft <strong>INOS</strong> een financiële Planning en Control cyclus ingericht. Figuur 1 laat zien<br />
dat gedurende het kalenderjaar er een volledige Plan, Do, Check en Act cyclus doorlopen wordt (PDCA cirkel). Dit proces<br />
herhaalt zich jaarlijks.<br />
Figuur 1<br />
Figuur 1<br />
Een belangrijk onderdeel van de Planning & Control cyclus is de financiële Meerjarenraming. Hierin wordt op basis van een<br />
inventarisatie van interne en externe ontwikkelingen gekeken hoe de begrotingen zich de komende vijf jaar zullen ontwikkelen.<br />
De Meerjarenraming vormt belangrijke informatie voor de Raad van Toezicht, het College van Bestuur en de directeuren<br />
bij het bepalen of en hoe er moet worden bijgestuurd. Jaarlijks vindt een analyse van het eigen vermogen plaats, waarbij<br />
gekeken wordt of nieuwe ontwikkelingen effect hebben op het eigen vermogen dat <strong>INOS</strong> nodig heeft om de toekomst van de<br />
organisatie te garanderen. Op verzoek van het ministerie van OC&W heeft de Commissie Don daar in 2009 onderzoek naar<br />
verricht. In een uitgebreide rapportage zijn er nieuwe richtlijnen bepaald. <strong>INOS</strong> heeft die richtlijnen in <strong>2010</strong> verder uitgewerkt,<br />
zodat ze ook voor onze organisatie goed toepasbaar zijn.<br />
Om die analyse te kunnen maken wordt het eigen vermogen gesplitst in een viertal bestanddelen. Een eerste deel van het<br />
eigen vermogen is de zogenaamde transactieliquiditeit. Dit is de hoeveelheid eigen vermogen die garandeert dat betalingen<br />
en ontvangsten makkelijk kunnen plaatsvinden. Het gaat bijvoorbeeld om het ontvangen van geld vanuit het ministerie, het<br />
betalen van salarissen en leveranciers. Een tweede deel van het benodigde eigen vermogen wordt gevormd door de financieringsliquiditeit.<br />
Het is het deel van het eigen vermogen dat nodig is voor de financiering van investeringen. Dit betreft<br />
bijvoorbeeld de aanschaf van meubilair, onderwijsmethodes of digitale schoolborden. Aangezien <strong>INOS</strong> bezig is met het<br />
wegwerken van achterstanden, lag het investeringsniveau hoger dan het niveau dat <strong>INOS</strong> op langere termijn nodig heeft.<br />
Belangrijk is dat daar voldoende voor wordt gereserveerd. Een derde onderdeel van het eigen vermogen wordt gevormd<br />
door de risicobuffer. Deze buffer zorgt ervoor dat tegenvallers tijdelijk opgevangen kunnen worden en dat er mogelijkheden<br />
zijn om organisatorische maatregelen te kunnen nemen als dat noodzakelijk blijkt.<br />
Deze denkwijze over het eigen vermogen is nieuw binnen het onderwijs. Pas sinds 2009 zijn er richtlijnen opgesteld, maar<br />
goed onderbouwde kengetallen en rekenmodellen zijn nog niet beschikbaar. <strong>INOS</strong> heeft daarom in <strong>2010</strong> geïnvesteerd in<br />
het zelf ontwikkelen van een model voor het bepalen van de benodigde risicobuffer. In dit model is eerst een inventarisatie<br />
gemaakt van alle risico’s die mogelijk binnen <strong>INOS</strong> kunnen optreden. Vervolgens is gekeken wat het mogelijke financiële<br />
gevolg van deze risico’s is en wat daarbij de kans is dat deze daadwerkelijk optreden. In het kader van de Meerjarenraming<br />
heeft <strong>INOS</strong> zich beperkt tot de risico’s die op stichtingsniveau relevant zijn. Vervolgens is bepaald welke risicobuffers voor<br />
<strong>INOS</strong> nodig zijn.<br />
In het eigen vermogen zitten als vierde bestanddeel nog de bestemmingsreserves. Dit zijn toezeggingen, die in het verleden<br />
gedaan zijn, maar die pas in de toekomst financieel effect hebben. Het grootste deel van de bestemmingsreserves wordt<br />
op dit moment gevormd door gespaarde BAPO-rechten. Mocht daar tot 2009 nog een aparte voorziening voor gecreëerd<br />
worden, sinds <strong>2010</strong> is dit niet meer toegestaan. <strong>INOS</strong> heeft ervoor gekozen deze rechten transparant als bestemmingsreserve<br />
op te nemen in het eigen vermogen. Zo wordt gegarandeerd dat de gespaarde rechten van medewerkers eenduidig terug te<br />
vinden zijn.<br />
<strong>INOS</strong> heeft op dit moment nog een beperkte vrije reserve. Deze vrije reserve is in de afgelopen jaren als gevolg van de implementatie<br />
van het Strategisch Meerjaren Beleidsplan afgebouwd (zie figuur 2). Dit is gedaan door extra investeringen in<br />
onderwijskwaliteit, innovatie, zorgstructuren, opzetten van een administratie organisatie en het wegwerken van achterstanden<br />
in onderhoud en onderwijshuisvesting.<br />
90 jaarverslag <strong>2010</strong> jaarverslag <strong>2010</strong> 91<br />
Financieel resulaat<br />
in euro x 1.000<br />
Figuur 2<br />
Ontwikkeling financieel resultaat <strong>INOS</strong> totaal<br />
2000<br />
1500<br />
1000<br />
500<br />
0<br />
-500<br />
-1000<br />
-1500<br />
-2000<br />
-2500<br />
2005 2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong> 2011 2012 2013<br />
begroot financieel resultaat totaal incl. financiële baten/lasten<br />
gerealiseerd financieel resultaat incl. financiële baten/lasten<br />
Heeft de Planning & Control cyclus zijn nut al in 2009 bewezen, in <strong>2010</strong> is de noodzaak om het model te hanteren nog<br />
groter. Een reeks aanzienlijke bezuinigingen is - met beperkte bekendmaking vooraf- door het ministerie doorgevoerd. De<br />
bezuinigingen in <strong>2010</strong> die gerelateerd worden aan Passend Onderwijs hebben laten zien dat de risicobuffers zoals die berekend<br />
zijn, zeer realistisch zijn. De grote stroom van aangekondigde, vertraagde dan wel versnelde, gewijzigde en vervolgens<br />
weer herziene veranderingen vanuit het ministerie, vraagt om een continue bijstellen van prognoses en acties. Er is wat dat<br />
betreft minder verschil tussen de financiële wereld in de onderwijssector en het bedrijfsleven dan menigeen zou denken.