maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
eel heeft misbruikt. Ook voor <strong>de</strong> daaruit<br />
voortvloeien<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> <strong>van</strong> X is hij<br />
aansprakelijk.<br />
2.9 Naar algemeen bekend is, heeft<br />
sexueel misbruik over <strong>het</strong> algemeen<br />
ernstige psychische gevolgen voor <strong>de</strong>geen,<br />
die misbruikt is. Dat klemt te<br />
meer, als dat misbruik plaats heeft gevon<strong>de</strong>n<br />
over een perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> enkele jaren<br />
en <strong>het</strong> een jeugdig slachtoffer betreft.<br />
De rechtbank acht <strong>het</strong> me<strong>de</strong> in<br />
verband hiermee aannemelijk, dat er in<br />
dit geval niet alleen psychische, maar<br />
ook psychosomatische gevolgen zijn<br />
(geweest) voor X. Alles overzien<strong>de</strong> zal<br />
<strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> smartengeld<br />
ex aequo et bono bepalen op<br />
ƒ 20.000,-. De gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wettelijke<br />
rente over dit bedrag, gerekend <strong>van</strong>af 1<br />
januari 1997, komt eveneens voor toewijzing<br />
in aanmerking.<br />
2.10 X heeft ƒ 6.976,85 gevor<strong>de</strong>rd wegens<br />
buitengerechtelijke kosten. In<br />
haar toelichting <strong>de</strong>elt zij mee, dat dit<br />
betreft beste<strong>de</strong> tijd tot aan <strong>het</strong> antwoord<br />
in conventie/eis in reconventie, te weten<br />
ruim 13 uur.<br />
O. heeft betwist, dat <strong>de</strong> raadsvrouw <strong>van</strong><br />
X dit aantal uren heeft besteed aan<br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n tot aan <strong>het</strong> opstellen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> conclusie <strong>van</strong> antwoord in conventie/eis<br />
in reconventie. X zal in verband<br />
met een en an<strong>de</strong>r een specificatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uren in <strong>het</strong> geding moeten<br />
brengen.<br />
2.11 De gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring voor<br />
recht zal wor<strong>de</strong>n toegewezen met dien<br />
verstan<strong>de</strong>, dat O. gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> scha<strong>de</strong><br />
als gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> sexueel misbruik<br />
door hem aan X te vergoe<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r op<br />
te maken bij staat en te vereffenen volgens<br />
<strong>de</strong> wet, voorzover die scha<strong>de</strong> niet<br />
reeds in dit vonnis is toegewezen.<br />
(...)<br />
3. De beslissing<br />
De rechtbank, recht doen<strong>de</strong><br />
in reconventie<br />
- bepaalt, dat X een specificatie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
door haar gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> buitengerechtelijke<br />
kosten in <strong>het</strong> geding brengt en verwijst<br />
daartoe <strong>de</strong> zaak naar <strong>de</strong> rol <strong>van</strong><br />
twee weken na uitspraak <strong>van</strong> dit vonnis;<br />
(...)<br />
- houdt ie<strong>de</strong>re ver<strong>de</strong>re beslissing aan.<br />
Eindvonnis 31 augustus 2000<br />
(...)<br />
2. De ver<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschil<br />
2.1 In conventie en in reconventie<br />
De rechtbank volhardt bij <strong>het</strong>geen is<br />
overwogen en beslist in haar tussen<br />
RECHTSPRAAK<br />
partijen gewezen tussenvonnissen <strong>van</strong><br />
25 <strong>maart</strong> 1999 en 23 <strong>maart</strong> 2000.<br />
2.2 In reconventie<br />
(...)<br />
Uit <strong>de</strong> door X overgeleg<strong>de</strong> producties<br />
en <strong>de</strong> door haar gegeven toelichting<br />
conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> rechtbank, dat <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
buitengerechtelijke kosten aan<br />
<strong>de</strong> dubbele re<strong>de</strong>lijkheidstoets <strong>van</strong> art.<br />
6:96, lid 2 sub b BW voldoen. De rechtbank<br />
zal <strong>de</strong>rhalve <strong>het</strong> ter zake gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
bedrag <strong>van</strong> ƒ 6.976,85 toewijzen.<br />
De wettelijke rente hierover zal wor<strong>de</strong>n<br />
toegewezen, <strong>van</strong>af <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> <strong>de</strong> eis<br />
in reconventie, te weten 16 <strong>april</strong> 1998.<br />
2.3. Als <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ongelijk gestel<strong>de</strong> partij<br />
zal O. in <strong>de</strong> proceskosten wor<strong>de</strong>n<br />
veroor<strong>de</strong>eld. Nu <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring in reconventie<br />
voortvloeit uit <strong>het</strong> verweer in<br />
conventie zal <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> tot op he<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> X in <strong>de</strong> reconventiegevallen<br />
proceskosten begroten op<br />
<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen,waarop zij volgens<br />
<strong>het</strong> normale liquidatietarief recht<br />
zou hebben.<br />
3. De beslissing<br />
In conventie<br />
1. wijst <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring af;<br />
2. veroor<strong>de</strong>elt O. in <strong>de</strong> proceskosten<br />
(...)<br />
In reconventie<br />
3. veroor<strong>de</strong>elt O. om aan X ten titel <strong>van</strong><br />
smartengeld ƒ 20.000,- en wegens buitengerechtelijke<br />
kosten ƒ 6.976,85,<br />
<strong>de</strong>rhalve in totaal ƒ 26.976,85 te betalen,<br />
vermeer<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> wettelijke rente<br />
over ƒ 20.000,- <strong>van</strong>af 1 januari 1997<br />
en over ƒ 6.976,85 <strong>van</strong>af 16 <strong>april</strong> 1998<br />
tot aan <strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r voldoening,<br />
4. verklaart voor recht dat O. jegens X<br />
onrechtmatig heeft gehan<strong>de</strong>ld en dat O.<br />
gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> aan X te vergoe<strong>de</strong>n<br />
na<strong>de</strong>r op te maken bij staat en te<br />
vereffenen volgens <strong>de</strong> wet, voorzover<br />
die scha<strong>de</strong> niet reeds in dit vonnis is<br />
toegewezen;<br />
5. veroor<strong>de</strong>elt O. in <strong>de</strong> proceskosten.<br />
(...)<br />
Nr. 1302(RN-kort)<br />
Hoge Raad<br />
8 september 2000<br />
Nr. C99/250HR, RvdW2000, 181C<br />
Mrs. Mijnssen, Heemskerk, Jansen,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>r Putt-Lauwers, <strong>de</strong> Savornin-<br />
Lohmann<br />
B, eiseres, advocaat mr. <strong>de</strong> Korte, tegen<br />
B (<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r), verweer<strong>de</strong>r in cassatie,<br />
advocaat mr. Groen.<br />
Seksueel misbruik; verjaring; overgangsrecht<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
Art. 310 lid 4 en 3:310 lid 1 BW<br />
Uitleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overgangsbepaling <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wet <strong>van</strong> 7 juli 1994 (in werking getre<strong>de</strong>n<br />
op 1 september 1994). Ter<br />
verbetering <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarige slachtoffers <strong>van</strong> ze<strong>de</strong>n<strong>de</strong>licten<br />
is in genoem<strong>de</strong> wet een<br />
nieuwe regeling gegeven voor <strong>de</strong><br />
strafrechtelijke en civielrechtelijke<br />
verjaring. Er is voor gekozen <strong>de</strong> civielrechtelijke<br />
termijn niet eer<strong>de</strong>r te<br />
laten eindigen dan <strong>de</strong> (nieuwe) strafrechtelijke<br />
verjaring. De overgangsregeling<br />
(art. 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet) houdt in<br />
dat <strong>de</strong> nieuwe verjaringstermijnen<br />
ook gel<strong>de</strong>n voor strafbare feiten gepleegd<br />
voor <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wet. Aan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> wetgever beoog<strong>de</strong><br />
overgangsregeling zou afbreuk<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan indien <strong>de</strong> (onherroepelijke)<br />
berechting <strong>van</strong> een<br />
eer<strong>de</strong>r gepleegd strafbaar feit <strong>het</strong> gebruikmaken<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> nieuwe in art.<br />
3:310 lid 4 BW neergeleg<strong>de</strong> verjaringsregime<br />
zou verhin<strong>de</strong>ren. Een<br />
eer<strong>de</strong>re strafrechtelijke afdoening<br />
staat dan ook, an<strong>de</strong>rs dan <strong>het</strong> Hof<br />
heeft geoor<strong>de</strong>eld, niet aan toepassing<br />
<strong>van</strong> art. 3 in <strong>de</strong> weg. De onmid<strong>de</strong>llijke<br />
werking <strong>van</strong> art. 3:310 lid 4 BW<br />
houdt echter niet in dat een civiele<br />
vor<strong>de</strong>ring tot scha<strong>de</strong>vergoeding, die<br />
is gebaseerd op strafbare feiten gepleegd<br />
voor <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
die regeling en die volgens <strong>de</strong> op dat<br />
tijdstip gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regels reeds - civielrechtelijk<br />
- was verjaard, zou<br />
herleven. Dit betekent dat indien <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring volgens <strong>het</strong> tot dan toe gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
recht reeds voor 1 september<br />
1994 zou zijn verjaard, geen beroep<br />
meer kan wor<strong>de</strong>n gedaan op art.<br />
3:310 lid 4 BW.<br />
In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige zaak heeft <strong>het</strong> Hof<br />
geen ondubbelzinnig uitsluitsel gegeven<br />
over <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> verjaringstermijn<br />
en heeft, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong><br />
overgangsregeling bij <strong>het</strong> nieuwe<br />
vier<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> art. 3:310 BW vereist,<br />
nagelaten vast te stellen of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
vor<strong>de</strong>ring niet reeds op 1 september<br />
1994 was verjaard. Het verwijzingshof<br />
zal dit alsnog dienen té<br />
doen, en zal bij die vaststelling in zijn<br />
oor<strong>de</strong>el moeten betrekken <strong>het</strong>geen<br />
omtrent <strong>het</strong> aan<strong>van</strong>gstijdstip <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verjaring door <strong>de</strong> Hoge Raad in zijn<br />
arrest <strong>van</strong> 23 oktober 1998, nr<br />
16567, NJ 2000,15 is overwogen.