Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Omslag Holland 2006/2 - Historische Vereniging Holland
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
78 De middeleeuwse stadspensionarissen van Haarlem en Leiden<br />
risschap verspreidde zich in dezelfde periode ook in niet-<strong>Holland</strong>se steden: Antwerpen stelde<br />
in 1468 een pensionaris aan, Leuven in 1503 en Maastricht in 1527. Evenals hun Vlaams<br />
collegae waren zij vanwege hun juridische onderlegdheid belast met de vertegenwoordiging<br />
van de stad op onder meer de dagvaarten; tegelijkertijd ondersteunden ze de stadsbestuurders<br />
in bestuurlijke en juridische zaken binnen de stad. 7 In Leuven splitsten deze taken zich<br />
en de stad benoemde vanaf 1559 een buiten- en een binnenpensionaris. 8<br />
In alle steden, binnen en buiten <strong>Holland</strong>, ontstond het pensionarisambt als afsplitsing van<br />
het klerk- of secretarisambt. Ook in Leiden was dat het geval. Toen Filips de Goede in 1447<br />
zijn chirurgijn mr. Jacob Coudet wilde aanstellen als opvolger van honorair-klerk mr. Jan<br />
Rosa, ging de stad hier succesvol tegen in beroep bij het Hof van <strong>Holland</strong>. De kandidaat van<br />
het stadsbestuur, mr. Reinier van Ethen, kon daardoor alsnog worden aangesteld. De formulering<br />
van zijn eed maakt duidelijk dat hij de taken van een pensionaris moest vervullen,<br />
ook al werd deze benaming nog niet gebruikt. 9 In Haarlem trad de secretaris in de Bourgondische<br />
tijd aanvankelijk op als adviseur van het gerecht. Secretaris mr. Lodewijk van der Heyde<br />
wordt in verschillende bronnen al als ‘pensionaris van Haarlem’ aangeduid. Toen de stad<br />
de zeggenschap over het klerkambt verloor in 1478, stelde het stadsbestuur mr. Steven Pietersz<br />
aan als de eerste officiële pensionaris. Op deze wijze kon de stad zelf bepalen wie als vertegenwoordiger<br />
van de stad optrad. Het pensionarisambt werd hierdoor – tijdelijk althans –<br />
strikt gescheiden van het secretarisambt; in de aanstellingsakte van de pensionaris werd expliciet<br />
vastgelegd dat alle schrijfwerkzaamheden waren voorbehouden aan de secretaris. 10<br />
De nauwe band met het secretarisschap was blijvend, want de taken van de pensionaris<br />
konden door de secretaris worden waargenomen. In Haarlem leidde dit tot de benoeming<br />
van mr. Lambrecht Jacobsz als pensionaris in 1536; tegelijkertijd bleef hij formeel de functie<br />
van stadssecretaris vervullen. In Leiden bezette mr. Jacob de Milde in 1553 een jaar lang<br />
beide functies. Na zijn dood in 1564 wilde de Leidse vroedschap een juridisch geschoolde<br />
secretaris aanstellen, maar dit was niet mogelijk omdat kandidaat mr. Gerard Melisz nog<br />
geen zeven jaar poorter was. Hij werd daarom als tweede pensionaris aangesteld en mr. Paulus<br />
Buys bleef de externe vertegenwoordiging voor zijn rekening nemen. 11<br />
Aanstelling, taken en bevoegdheden<br />
Na de aanstelling van de eerste pensionaris werd het ambt in Haarlem en Leiden vrijwel onafgebroken<br />
vervuld. Zo nu en dan liet de opvolging enige tijd op zich wachten, waardoor de<br />
7 H de Ridder-Symoens, ‘De universitaire vorming van de Brabantse stadsmagistraten en stadsfunktionarissen – Leuven en<br />
Antwerpen, 1430-1580’, Varia historica Brabantica 6-7 (1978) 21-126, aldaar 39-40, 104-105; en O. Moorman van Kappen,<br />
‘De indienstneming en het uit dienst treden van Maastrichts eerste pensionaris (1527-1530)’, De Maasgouw 102 (1984) 138-<br />
147.<br />
8 L. Wils, ‘Het stadspensionarisschap te Leuven’, Standen en Landen 9 (1955) 35-51, aldaar 38-39, 41; en vgl. R.C.J. van Maanen,<br />
‘De pensionaris als archiefvormer’, Nederlands archievenblad 90 (1986) 194-203, aldaar 195.<br />
9 Hugenholtz, ‘Clerc Leiden’, 233; Kokken, Steden en Staten, 178-178; P.J.M. de Baar, ‘Pensionaris en clerc van Leiden’ in: Genealogische<br />
bijdragen Leiden en omgeving 1 (1986) 16-20, aldaar 20; H. Brand, Over macht en overwicht. Stedelijke elites in Leiden<br />
(1420-1510) (Leuven 1996) 142-143; en over het stedelijke personeel in het algemeen: A. van Steensel, ‘Het personeel van<br />
de laatmiddeleeuwse steden Haarlem en Leiden, 1428-1572’, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis 9 (<strong>2006</strong>) ter perse.<br />
10 A. Greve, E. Lebailly en W. Paravicini, Comptes de l’argentier de Charles le Téméraire, duc de Bourgogne, Vol. 2 (Parijs 2002) nr.<br />
1026; Marsilje, ‘Haarlems klerkambt’, 191; Kokken, Steden en Staten, 174-175; en Archiefdienst van Kennemerland, Stadsarchief<br />
Haarlem (AVK, SAH), inv. nr. 158 (aanstellingsakte, 9 november 1478).<br />
11 AvK, SAH, inv. nr. 9, fol. 13r; en Regionaal Archief Leiden, Secretarie Archief I (RAL, SAI), inv. nr. 384, fol. 157v-158r<br />
(1564).