Nota reacties en commentaar - Provincie Groningen

Inspreker Samenvatting zienswijze POP Commentaar en verwerking
3.1.2. Inleiding
G2
G1, G3,
G5, G9,
G11, G12,
G13, G16,
G21, G22,
G23, G24,
G27, G28,
L101, L147,
L155, I14,
I15, O23
Een verdubbeling van de planperiode doet meer recht aan het begrip
structuurvisie in de nieuwe Wro.
De manier waarop de provincie haar beleid vertaalt in verregaande
regulering middels de POV is niet in overeenstemming met de (sturings)filosofie
van de nieuwe Wro.
De verordening is te rigide en te centralistisch. Het gebruik van de
verordening biedt gemeenten te weinig mogelijkheden om zelf zaken
te regelen. Dat is in strijd met de uitgangspunten van de nieuwe Wro
en het gekozen principe moet daarom worden losgelaten of verruimd.
In voorkomende gevallen moet de provincie de verordening in goed
overleg met de gemeenten toepassen. Overlap van gemeentelijke en
provinciale regelgeving is ongewenst.
Wij hebben er opnieuw voor gekozen om één plan voor de fysieke leefomgeving te
maken, vanwege de voordelen die daaraan vast zitten. Met name een goede integratie
van beleid voor ruimtelijke ordening, waterhuishouding, milieu en mobiliteit en een
gelijktijdige vaststelling van deelplannen. Dit betekent echter wel dat het deelplan met
de kortste wettelijke planperiode maatgevend is voor de planperiode van het POP. Dat
is het milieubeleidsplan met een planperiode van 4 jaar en een éénmalige mogelijkheid
tot verlenging voor een periode van 2 jaar. Dit laat onverlet dat ons beleid waar nodig
een doorkijk geeft naar de periode daarna. Dat is bijvoorbeeld het geval bij woningbouw.
De nieuwe Wro gaat uit van het principe "decentraal wat kan, centraal wat moet ". Dat
principe hebben wij toegepast bij onze planvorming. Dat houdt in, dat wij voor onderwerpen,
die wij van provinciaal belang achten, zelf onze verantwoordelijkheid nemen
en die niet aan anderen overlaten. Dat kan betekenen dat we die onderwerpen in onze
POV hebben geregeld. Een voordeel daarvan is dat we daarmee als provincie aan alle
betrokkenen vooraf duidelijkheid en transparantie bieden. De aanpak zoals wij in het
POP en de POV hebben aangegeven past dus uitstekend binnen de uitgangspunten
van de nieuwe Wro.
N3 Instemming met vertaling van provinciaal belang in een verordening. Wij voelen ons hiermee gesteund in onze visie.
B21
B21
Welke middelen heeft de provincie om ervoor te zorgen dat de POV
wordt nageleefd?
Hoe kan de provincie haar doelen verwezenlijken voor al die onderwerpen
waarvoor zij gemeenten vraagt om rekening met die doelen
te houden.
Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt ons die instrumenten. Dat zijn
met name de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Voor de uitoefening
van deze wettelijke taak maken wij gebruik van toezichthouders. Dat zijn personen
die door ons als zodanig zijn aangewezen en daarom een aantal bijzondere bevoegdheden
hebben om overtredingen van geldende regels vast te stellen. Op basis van hun
rapporten nemen wij de beslissingen over handhaving.
Verder hebben wij op blz. 5 (derde alinea) van de ontwerp-POV aangegeven hoe wij
zullen reageren als gemeenten de bepalingen van de verordening onvoldoende laten
doorwerken in hun bestemmingsplan, projectbesluit of beheersverordening of als ze
onvoldoende rekening houden met bestuurlijke afspraken en convenanten.
Wij gaan ervan uit dat we bepaalde doelen met minder "harde" instrumenten zoals
bestuurlijk overleg, convenanten en subsidies kunnen bereiken. Zie de tabellen met
rollen en instrumenten in het POP.
12