Nota reacties en commentaar - Provincie Groningen

Inspreker Samenvatting zienswijze POP Commentaar en verwerking
Voor het hanteren van de SER-ladder gaan wij ook uit van het niveau van de regio. Wij
vinden dat bij afstemming en planning van nieuwe bedrijfslocaties de afweging gemaakt
moet worden op het niveau van de huidige samenwerkingsverbanden (d.w.z.
Oostbog (inclusief Pekela), Oldambt CV/BV, Eemsdelta, Regio Groningen-Assen en de
Veenkoloniën).
I14, I15 Indien het beleid betekent dat lokale bedrijven naar de kernzones
moeten worden verplaatst, dan zijn de gestelde voorwaarden voor
bedrijfsverplaatsing (blz 141) eerder beperkend dan stimulerend
Het faciliteren van de bundeling van economische activiteiten mag
niet ten koste gaan van de natuurlijke uitbreidingsbehoefte van ondernemers
op locaties buiten de economische kernzone
Bedrijven buiten de kernzones moeten meer groeimogelijkheden
krijgen in eigen kern. Dit is essentieel voor een vitaal en leefbaar
platteland. De ruimte voor vestiging van bedrijvigheid in het buitengebied
is vrij beperkt.
Het beleid betekent niet dat lokale bedrijven naar de kernzones moeten worden verplaatst.
Allereerst is er een mogelijkheid om te bezien of ter plaatse uitbreiding kan
plaatsvinden. Voor solitaire bedrijven in het buitengebied kan onder voorwaarden een
maximale uitbreiding van 20% plaatsvinden. Tenslotte, als uitbreiding ter plekke niet
mogelijk is, kan het bedrijf worden verplaatst
Verder is op dit moment de voorraad aan bedrijventerrein in de vorm van harde en
zachte (zoekgebieden) plannen ruim voldoende voorraad om de vraag aan bedrijventerrein
te kunnen bedienen, zowel op lokaal niveau als binnen de economische kernzones.
Indien blijkt dat dit niet voldoende is, kan voor de verplaatsing van een bedrijf een
beroep worden gedaan op artikel 4.8, lid waarbij onder voorwaarden een uitbreiding
van een bestaand terrein buiten het zoekgebied is toegestaan.
I15
Een verbod op nieuwe bedrijventerreinen is niet acceptabel en doet
geen recht aan de dynamische ontwikkeling van de provincie. De
aanname dat de gereserveerde ruimte voor bedrijventerreinen voldoende
is en hetgeen over de behoefte en het aanbod van bedrijventerreinen
is opgenomen, is onvoldoende. Hetgeen wordt aangegeven
over harde en zachte plannen in onvoldoende concreet.
De toepassing van de SER-ladder betekent niet dat de ontwikkeling van bedrijventerreinen
volledig tot stilstand komt. Verder is op dit moment de voorraad aan bedrijventerrein
in de vorm van harde en zachte (zoekgebieden) plannen ruim voldoende voorraad
om de vraag aan bedrijventerrein te kunnen bedienen, zowel op lokaal niveau als
binnen de economische kernzones.
Wij hebben voor de bepaling van de voorraad bedrijventerreinen ons gebaseerd op
gegevens uit de landelijke database bestand bedrijventerreinen (IBIS).
Op grond daarvan gaan wij nu uit van de volgende beschikbare hoeveelheid bedrijventerreinen
(exclusief zeehaventerrein) per 1 januari 2008:
Harde plannen Zachte plannen Totaal
Economische kernzones 369 ha. 395 ha. 764 ha.
Overig provincie 106 ha. 12 ha. 118 ha.
Totaal provincie 475 ha. 407 ha. 882 ha.
Voor het bepalen van de behoefte tot 2020 hanteren wij de "historische uitgifte"-
methode. De marktbehoefte wordt berekend volgens de volgende formule:
aantal jaren waarover de behoefte wordt berekend x de gemiddelde uitgifte van de
laatste 10 jaar. Om voldoende flexibiliteit in het aanbod van bedrijventerreinen te houden
hanteren wij nog een 'ijzeren voorraad' voor de economische kernzones van 3 tot 5
maal de gemiddelde jaaruitgifte.
70