Nota reacties en commentaar - Provincie Groningen

Inspreker Samenvatting zienswijze POV Commentaar en verwerking
5.5.16. Niet-agrarisch grondgebruik (artikel 4.25)
G24, O23 Lid 4 maakt een “ruimte-voor–ruimte”-regeling onmogelijk. Niet duidelijk is
waarom de provincie hier voor kiest. De gemeente is een groot voorstander
van een dergelijke regeling. Wanneer initiatiefnemers landschappelijk storende
elementen en/of niet passende functies saneren, gekoppeld aan een bestemmingsplanwijziging,
dan mogen in ruil daarvoor één of meer woningen
worden gebouwd op deze locatie of elders in het gebied. Aan de bouw van
deze woningen zijn voorwaarden gekoppeld. Er moet alleen worden gebouwd
op locaties waarbij de kwaliteit van het landschap intact blijft dan wel wordt
versterkt.
In de Nota Ruimte heeft het Rijk aan de provincies gevraagd om planologische
kaders op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied.
Daarvan kan een ”ruimte-voor-ruimte”-regeling onderdeel uitmaken.
Deze vraag zal in de Amvb Ruimte worden vertaald in een instructie aan
de provincies om in hun verordening regels te stellen omtrent de mogelijkheid
van vervanging van bestaande bebouwing door nieuwe bebouwing
leidend tot een substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak.
Een dergelijke regeling strekt ertoe te voorkomen dat gebouwen langdurig
leegstaan of verpauperen. Naast bestemmingswijziging en hergebruik
kan sloop van bestaande bebouwing en in ruil daarvoor - en ter financiering
daarvan - terugbouw van woningen welke per saldo leidt tot een
substantiële vermindering van het bebouwde oppervlak bijdragen aan
een vitale en kwalitatief hoogwaardige groene ruimte. Deze nieuwe bebouwing
hoeft niet op dezelfde locatie te worden gebouwd als waar de
oude bebouwing is gesaneerd. In de provinciale verordening dient onder
andere aangegeven te worden onder welke omstandigheden en in welke
gebieden een ruimte-voor-ruimte-aanpak aan de orde is.
O23
De regeling voor vrijkomende agrarische bebouwing is te beperkend en te
sterk gebonden aan de bestaande bebouwing.
De termijn, waarbinnen de provincies bij verordening regels of nadere
regels stellen, is bepaald op maximaal 9 maanden na de inwerkingtreding
van de AmvB Ruimte. In het kader van de tweede tranche van de provinciale
Omgevingsverordening zullen wij aan de opdracht van het rijk voldoen.
Wij willen in dat kader zorgvuldig onderzoeken of aan een “ruimtevoor-ruimte”-regeling
in onze provincie behoefte bestaat en zo ja, of een
dergelijke regeling mogelijk kan worden gecombineerd met regels omtrent
het (her)gebruik van vrijkomende bestaande bebouwing in het buitengebied.
Indien de behoefte aan een dergelijke regeling mocht blijken, dan zal in
dat verband tevens worden bezien of aanleiding bestaat om de bouw van
meer dan één compensatiewoning al dan niet ten laste te laten komen
van de nieuwbouwruimte als bedoeld in artikel 4.6.
Het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is erop gericht om
voor het landschapsbeeld waardevolle bebouwing zoveel mogelijk te
behouden. Daartoe worden ruime mogelijkheden voor hergebruik geboden.
Om te voorkomen dat de verschijningsvorm van deze bebouwing
wordt aangetast is bepaald dat functieverandering en daartoe noodzakelijke
verbouwing uitsluitend inpandig mogen plaatsvinden, behoudens
153