Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Versie 16-3-20<strong>10</strong>,<br />
fase drie, worden begeleid naar een functie buiten Defensie. Artikel 31a biedt hiervoor de<br />
grondslag. De genoemde begeleiding vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het<br />
DCEBD en kan onder meer vorm krijgen door het volgen van opleidingen, als bedoeld in<br />
artikel 16a. Het “van werk naar werk begeleiden” is het uitgangspunt. Dit legt een<br />
verantwoordelijkheid op de Defensieorganisatie voor een maximale inspanning. Daarom<br />
hebben afspraken over het volgen van opleidingen in het kader van de externe<br />
bemiddeling hetzelfde bindende karakter als loopbaanafspraken in het POP.<br />
Onderdeel I<br />
Artikel 39 heeft enkele redactionele wijzigingen ondergaan. Daarnaast is het tweede lid op<br />
punten gewijzigd. De grondslag om militairen die voor een bepaalde tijd bij het<br />
beroepspersoneel zijn aangesteld aan het einde van die bepaalde tijd te ontslaan, is<br />
vervallen. Het nieuwe onderdeel b is noodzakelijk omdat de mogelijkheid bestaat dat een<br />
militair niet met leeftijdsontslag gaat, maar tot zijn pensioengerechtigde leeftijd in werkelijke<br />
dienst blijft. In het nieuwe onderdeel i wordt voorzien in de ontslaggronden die<br />
samenhangen met de sturingsinstrumenten uit de artikelen 29 tot en met 29c.<br />
Een militair, die niet doorstroomt naar fase drie en ontslagen zal worden in verband met<br />
het bereiken van de maximum leeftijd voor functievervulling in fase twee of het bereiken<br />
van de maximum looptijd in rang (artikel 39, tweede lid, onder i, van het AMAR), wordt één<br />
jaar voor het beoogde ontslagmoment aangemeld bij het DCEBD voor begeleiding bij de<br />
overgang naar een betrekking op de civiele arbeidsmarkt (artikel 31a, eerste lid, van het<br />
AMAR). De situatie kan zich voordoen dat een dergelijke betrekking beschikbaar is en kan<br />
worden aanvaard voordat sprake is van het feitelijk ontslagmoment. De militair kan<br />
genegen zijn de betrekking te weigeren, omdat alsdan geen sprake zou zijn van een<br />
onvrijwillig maar vrijwillig ontslag met de mogelijke gevolgen vandien. Ook is het mogelijk<br />
dat de nieuwe werkgever de betrekking aan iemand anders gunt, omdat hij niet wil<br />
wachten tot de militair beschikbaar is. Het aanmerken als “FPS-ontslag” heeft tot gevolg<br />
dat de aan een onvrijwillig ontslag verbonden uitkeringsgevolgen ook hier van toepassing<br />
blijven en in voorkomend geval (bijvoorbeeld onvrijwillig ontslag binnen bepaalde termijn bij<br />
nieuwe werkgever) kunnen herleven. Dit wordt geregeld in het nieuwe achtste lid.<br />
Onderdeel J<br />
Artikel 40 heeft een terminologische aanpassing ondergaan, omdat het zijn van minister of<br />
staatssecretaris zich in zijn geheel niet verdraagt met het zijn van militair ambtenaar.<br />
Onderdelen K tot en met P<br />
De aanpassingen in artikel 47 zijn technisch van aard en zien op de verwijzingen naar<br />
artikel 39. Daarnaast zijn de artikelen 42, 126 en 140 vervallen, omdat de inhoud daarvan<br />
is opgenomen in de MAW1931.<br />
De wijziging van artikel 130 is een gevolg van de nieuwe hoofdstukindeling van het AMAR.<br />
Het vervallen van de artikelen 131 en 131a hangt samen met het verplaatsen van de<br />
inhoud van deze bepalingen naar de artikelen <strong>28</strong> en <strong>28</strong>b.<br />
De wijziging van artikel 138 behelst een wijziging in bevoegdheidstoedeling.<br />
Artikel II<br />
In het Akkoord Arbeidsvoorwaardenbeleid 2007-<strong>2009</strong> sector Defensie is afgesproken dat<br />
onder bepaalde voorwaarden bij een vrijwillig vertrek van een militair in fase drie in verband<br />
met een intensief uitzendverleden, loonsuppletie plaatsvindt bij aanvaarding van ander<br />
werk. De wijziging van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de<br />
NvT02001 AMAR-FPS 9322<br />
16-3-20<strong>10</strong> Pagina 18 van 19